Tags
Ampzingstraat, Graadt van Roggen, Kunst zij ons Doel, Laurens Costerstraat, Meesterlottenlaan, Rode Dorp, Veldheer, W.O.J.Nieuwenkamp
HET RODE DORP IN HAARLEM ALS KORTSTONDIGE KUNSTENAARSKOLONIE EIND 19de EEUW / ‘Minuscuul Montmartre’ in de Meesterlottenlaan in de jaren 1910-1930
Begin mei 2000 publiceerde Cees van Steijnen een bijdrage in Beschreven Bladen, tijdschrift van bibliofielen grafisch genootschap ‘Het Beschreven Blad’. Getiteld: ‘Op zoek naar “Het Rode dorp’, het Haarlemse “Quartier Latin” Als reactie hierop zond ik hem na verder onderzoek twee schrijvens van 6 mei 2002 en 3 maart 2001 met een aantal aanvullingen.
Het Quartier Latin wordt wel het intellectuele hart van Parijs genoemd. Gelegen in het vijfde en zesde arrondissement rond het Panthéon waar zich in het verleden kunstenaars en letterkundigen hebben gevestigd, maar vooral bekend was en is als studentenwijk. Situering van o.a. de internationale boekhandel Shakespeare & Co, museum Cluny, gewijd aan de Middeleeuwen, Sorbonne universiteit en wetenschappelijke bibliotheek St. Geneviève. Overigens geldt als centrum van beeldend kunstenaars in Parijs vooral Montmartre in het 18e arrondissement. Gelegen nabij de ‘Sacré Coeur basiliek, bekend als een wijkje waar talrijke kunstenaars hebben gewoond en gewerkt, tot in onze tijd. Befaamd geworden zijn vooral Pisarro, Toulouse-Lautrec, Vincent van Gogh (1887), Henri Matisse en Pablo Picasso.
Het Rode Dorp in Haarlem in de Geschiedschrijverswijk, deel uitmakend van het Houtvaartkwartier
Eind 19e begin 20ste eeuw zijn nieuwe huurhuizen merendeels gebouwd door zogeheten coöperatieve woningbouwverenigingen met een particulier bestuur (1). Aan de Leidsevaart ligt de nieuwe r.k. Bavo Basiliek ofwel Koepelkathedraal. Met de bouw van voornoemd Godshuis naar een ontwerp van Joseph Cuypers is aangevangen in 1895 en de uiteindelijke voltooiing vond eerst plaats in 1930. Een paarhonderd meter verwijderd in het toenmalig kale polderlandschap met weilanden zijn in 1894-1895 twee straten met huizen aangelegd: de Lourens Costerstraat (2) en Ampzingstraat Dit minibuurtje kreeg in de volksmond de benaming van ‘Het Rode Dorp’. Pas later volgde bebouwing in de omgeving, zoals bijvoorbeeld de Schreveliusstraat in 1905 en Karel van Manderstraat in 1914. De wijk wordt tegenwoordig aangeduid met ‘Geschiedschrijversbuurt’ (3), met woningbouw in 1913, 1926, 1928, 1929, 1931-1932, 1935-1936 (3). Ten slotte deel uitmakend van het zogeheten Houtvaartkwartier.
Woningbouwvereniging van de twee genoemde straten heette ’Ons Belang’. Op 17 november 1893 opgericht met als doelstelling: ‘ambtenaren en daaraan gelijkstaande personen eigen woningen te verschaffen’. Voor die tijd kan men spreken van luxe arbeiderswoningen in Oudhollandse stijl met rode bakstenen, houten dakkapellen en aan de achterzijde een tuin.
De huur bedroeg van 14 huizen 325 gulden en van 38 overige panden 200 gulden ’s jaars. Reeds op 13 juli 1893 heeft architect M.A.Poel, kantoor houdende in de Koningstraat 8, een bouwvergunning aangevraagd. Het college van Burgemeester en Wethouders toonde zich in eerste instantie minder gelukkig met de keuze van het te bebouwen terrein, omdat het nogal ver van de Leidsestraat lag, wat extra kosten zou betekenen voor riolering en bestrating. Uiteindelijk is de gemeentelijke vergunning toch verleend, onder voorwaarde dat het polderbestuur waartoe de gronden behoorden geen bezwaar zou maken. Eind 1893 is met de bouw aangevangen door aannemer G.L.Zandvoort en al op 8 september 1894 kon het bestuur van ‘Ons Belang’ berichten dat de bestrating was voltooid en de meeste woningen door de leden van haar vereniging waren betrokken. De gemeenteraad ging accoord met de naam Lourens Costerstraat, maar verving de voorgestelde naam van Schreveliusstraat ten gunste van Ampzingstraat. Bij raadsbesluit van 1904 toen het gebied verder werd bebouwd en is een belendende straat alsnog vernoemd naar de Haarlemse rector, humanistdichter en historicus Cornelius Schrevelius die leefde van 1572 tot 1649. Zie bijlagen.

Betekenis van benaming het Rode Dorp
Rode Dorp is geen officieel toponiem, maar in een tiental gemeenten in ons land voorkomend als de benaming van een wijk of buurtschap. De oorspronkelijke betekenis gaat terug naar de rijkswerkinrichting Veenhuizen. Volgens Harrebomée werd voorts de cellulaire gevangenis bij het Leidseplein in Amsterdam ook ‘rode dorp’ ofwel ‘rooie dorp’ genoemd omdat daar voor de sloop huizen stonden met rode daken. Voor de meeste zogeheten ‘rode dorpen’ in ons land, zoals in Baarn, Gouda, Den Haag , Alphen aan den Rijn [sinds sloop van de oude huizen uit 1920 in 2020 vindt nieuwbouwplaats voor 172 huurhuizen met rode bakstenen en rode daken] , Breukelen, Hilversum, Amsterdam-Slotermeer Zaandijk [‘Rode Buurt’] etc. was sprake van door sociale (socialistische) woningbouwverengingen gebouwde arbeiderswoningen. In Velsen als voorbeeld zijn de huizen destijds gebouwd voor werknemers van papierfabriek Van Gelder.
Anders ligt het voor wat betreft het Rode Dorp als buurtschap in Weststellingwerf, en wijken in Deventer en Elburg. Die zijn zo genoemd vanwege de rode pannendaken. In Haarlem is de naam ontstaan vanwege de gebruikte rode bakstenen.
Februari 2000 bezocht voornoemde Cees van Steijnen(CvS) een tentoonstelling ‘De eerste kunstenaars in Bergen (NH) rond 1900’ met de kunstschilders Job Graadt van Roggen en diens vriend Jaap Veldheer, die als eersten begin 1900 zich in Bergen hebben gevestigd, als beginners van een kunststroming, de Bergense School. Voordien waren de twee genoemde kunstenaars gevestigd in het ‘Roode Dorp’ midden in het groene polderland niet ver van de Leidsevaart. Voor die tijd royale woningen, met afwisselende trapgevels, en in de gevel een steen ‘anno’ jaarsteen 1893’’. Uit door Van Steijnen geraadpleegde woonkaarten 1895-1898 blijkt dat vijf bestuursleden van ‘Ons Belang hier een huis hadden betrokken, onder wie onder-voorzitter F. Hage, in het dagelijks leven tekenaar en secretaris. Verder secretaris P.Klok, die werkman als beroep opgaf. De 18 met naam genoemde bewoners hadden diverse beroepen, van loopknecht en broodverkoper tot boekhouder, veetegenwoordiger, stadsopzichter, onderwijzer en muzikant.
Een Haarlems ‘Quartier Latin’ ?
Het is dankzij twee artikelen dat de benaming ‘Quartier Latin’ op bescheiden wijze zijn intrede deed, namelijk als gevolg van 1) een artikel in ‘De Hollandsche Revue’ onder redactie van Frans Netscher met een ‘Karakterschets”, gewijd aan Jaap Veldheer, 1906, en 2) een karakterschets over W.O.J.Nieuwenkamp, in jaargang 1907 met ook de nodige gegevens betreffende ‘’t Roode Dorp’.

Het zijn feitelijk Veldheer, Nieuwenkamp en Graadt van Roggen geweest die ten aanzien van het ‘Rode Dorp’ schreven van een ‘Quartier Latin’ als kunstenaarskolonie. Overgenomen door kunstcriticus Jan Veth.
Van een tiental kunststenaars overigens voornamelijk grafici/illustratoren is bekend dat zij – veelal slechts enkele jaren – in de Laurens Costerstraat dan wel Ampzingstraat woonachtig waren. De meesten waren lid van kunstenaarsvereniging ‘Kunst Zij Ons Doel’ in het Waaggebouw waar men i of 2 keer per week ’s avonds bij petroleumlicht naar model schilderde. Min of meer regelmatige bezoekers van het ‘Rode Dorp’, maar daar niet gewoond, waren de etser Pieter Dupont (die was gehuwd met Frederike Vaarzon Morel), tekenaar Jan Jansen en de Haarlemse tekenaar, schrijver en schimmenspelontwerper Ko Doncker. De beeldhouwer Jan Bronner had een atelier in de omgeving (Phoenix-terrein), later overgenomen door de beeldhouwer Theo van Reijn.
De benaming ‘Quartier Latin is aangewend door kunsthistoricus Aart van der Kuijl (5) , die deze term heeft overgenomen van Ype Koopmans (6).
Natuurvorser Jan P.Strijbos schreef in hoofdstuk 6 ‘De kunstnijverheidsschool, Ko Doncker, Chris Lebeau’ in zijn als boek bij Schuyt uitgeven levensverhaal ‘Vogelvrij, mensen en tijden die ik gekend heb’, 1976, op pagina 63: ‘De Haarlemse kunstlievenden zochten elkaar op en gingen bij elkaar wonen. Zo ontstond er een kleine kring van nieuwlichters in de Laurens Costerstraat aan de Leidsevaart, een straat die toen nog geheel geïsoleerd lag en meestal ‘Het Roode Dorp’ genaamd werd. De kunstschilder Frits Jansen kwam er wonen en de beide broeders Adriaan en Anton Smits hebben er een tijdje gewoond. Ko Doncker kwam er vaak over de vloer en Chris Lebeau kwam de gelederen versterken. Ook de tekenaar Jan Jansen, een broer van Frits behoorde tot de gasten, die er vaak lang bleven toeven. Jan Jansen was gehandicapt door zijn volslagen doofheid, maar hij kon goed liplezen. Frits Jansen schilderde vele jaren later de achtergronden voor het Heimans Diorama in Artis, Dat was het landschap van de Muyen op Texel, een weergaloos mooi duingebied met het element van het water en moerassige duinvlakten met de weelde van een soortgelijke flora en fauna’. Voor ons jongens was het een heerlijke periode’. . (…) In de periode dat ik op de Kunstnijverheidsschool te Haarlem zijn lessen volgde – zijn vader J.P.Strijbos (sr.) was als docent aan de kunstopleiding verbonden HK – kwam Chris Lebeau regelmatig bij ons thuis. Hij woonde toen in de Laurens Costerstraat, waar zoals gezegd meer kunstbroeders waren gehuisvest’ (pagina 73).

In dit verband kunnen als veelal jonge en kortstondige bewoners eind jaren negentig van de vorige eeuw in de Laurens Costerstraat en Ampzingstraat de volgende kunstenaars worden genoemd:
(Job) Johannes Mattheus Graadt van Roggen (1867-1959 ), is behalve in Haarlem werkzaam geweest in een tiental andere plaatsen, o.a. Bloemendaal en verder in Brugge, Barbizon, Bretagne en Venetië. Zijn ouderlijk huis was van 1892 tot 1900 in Bloemendaal, maar hij vertoefde in de Costerstraat, waar hij in een atelier samenwerkte met Nieuwenhuis. De vader van Graadt van Roggen was vermogend, reden waarom de artistieke zoon zich in 1902 een Van der Steur-villa, genaamd ‘De Berkenhoeve’ in Bergen kon permitteren, waar hij tot aan het eind van zijn leven bleef wonen. Graadt van Roggen was voornamelijk etser en houtsnijder
Jacobus Gerardus (Jaap) Veldheer (1866-1954 ). Geboren in Haarlem. Zijn ouderlijk huis stond in de Gedempte Oudegracht 41. Na verhuizing naar Den Haag kwam hij terug in de Lourens Costerstraat. Op 25 augustus 1900 is hij uitgeschreven en na zijn huwelijk met A.C.van de Pol vertrokken naar Bergen NH. Illustrator van veel boeken. Houtsnijder, etser, lithograaf. Het is aan Veldheer en Nieuwenkamp te danken dat omstreeks de vorige eeuwwisseling de houtsnijkunst nieuw leven is ingeblazen. Hun beider boek ‘Hollandsche steden aan de Zuiderzee’ uit 1897 is nog altijd een meesterwerk. Hij was lid en enige tijd bestuurslid van de Vereeniging tot Bevordering der Grafische Kunst te Haarlem, die hem in 1947 bij zijn 80ste verjaardag tot erelid benoemde.

Willem Ferdinand Abraham Vaarzon Morel (1868-1955 ). Was leerling van de Kunstnijverheidsschool in Haarlem. Reisde veel in Europa. Was kunstschilder, etser, lithograaf. In 1896 verscheen als fraaie boekuitgave: ‘Herinnering aan het bloemen-corso, 12april 1896. Haarlem, de erven Bohn met 17 platen van W.F.A.J.Vaarzon Morel en bijschriften van Jan Feith.

Wijnand Otto Jan van Nieuwenkamp (1874- 1950). Zijn vader was koopman/reder en het gezin verhuisde in 1882 naar Haarlem, woonachtig Parklaan 71, vervolgens in de Jansstraat 22, daarna Ripperdastraat 11, ten slotte vanaf 1892 Parklaan 73 (later 101). De zoon zat op het Stedelijk Gymnasium aan het Prinsenhof, maar tekende liever dan te studeren. In 1894 sloot hij zich laan bij K.Z.O.D. huurde een bovenverdieping van het huis aan de Laurens Costerstraat 15. Op 2 april 1896 schreef hij aan zijn zuster Anna: ‘In deze straat zijn al vijf van dezelfde huisjes door kunstbroeders, waaronder Morel, Veldheer en Crop bewoond. Leerling van de Kunstnijverheidsschool. In 1896 tot december 1897 huurder van het pand Lourens Costerstraat 1. 5. (later 17)Kleinzoon W.O.J.Nieuwenkamp schrijft in de biografie over zijn gelijknamige grootvader o.a. : ‘Intussen hebben de vrienden in de Laurens Costerstraat niet alleen voor kale luizen en arme schooiers uitgescholden, maar ook door menigeen als zeer rood gezien, het heel gezellig samen. Wanneer ze bij elkaar op bezoek gaan, en dat is dikwijls, klimmen ze voor het gemak over de schuttingen tussen de tuintjes en W.O.J., onbetwist de beste klimmer, is voor allen de schoorsteenveger’. Nieuwenkamp zwierf vanaf 1901 op zijn woonboot met atelier ‘De Zwerver’ door Nederland. die eerst enige tijd in het Spaarne lag. ‘Op de laatste dag van september 1902 verhuist de familie Nieuwenkamp van Heemstede naar Amsterdam (..) Maar al bij de derde brug in Haarlem hebben ze een aanvaring met het brugdek. Een paar planken worden gekraakt en ze moeten wachten tot de schade hersteld en aan de gemeente betaald is’. Woonde van 1910 tot 1920 in Edam. Reisde veel, ook naar Noord-Afrika, Ned. Oost-Indië en Brits Indië. Etser en houtsnijder. Vooral bekend als illustrator. Over Nieuwenkamp is in 2023 een uitvoerige monografie verschenen (7) In brieven van 2 april en 20 juni 1896 aan zijn vriendin Anna schrijft hij over 5 kunstenaars die zich in de Laurens Costerstraat gevestigd hebben met wie hij ’s avonds ‘verbazend gezellig een tochtje fietst’, te weten Vaarzon Morel, Veldheer, Graadt van Roggen, Crop en Savrij – allen lid van K.Z.O.D. Begin maart fietste hij met Graadt van Roggen naar Monnikendam om daar te tekenen. Ze logeerden in het Doelenhotel. Er werd ook op 23 juni 1897 een fietstocht naar Dordrecht gemaakt, ‘ieder met een koffer op de bagagedrager’.

Henry Savrij Voluit: Hendrik Martinus Frederik George Savrij (*1871-1942) Zoon van de bekende landschap- en veeschilder H.Savrij sr. Bracht veel tijd door met zijn kunstmakkers Nieuwenkamp en Veldheer. Bezocht als stof voor zijn studies de duinen achter Kraantje Lek en de terreinen Elswout van de faailie van der Vliet. Vóor 1898 in de Costerstraat woonachtig vertrok hij naar München en vestigde zich in 1903 als kunstschilder in Haarlem. Werkzaam ook in Alkmaar en Zuid-Limburg. Schilderde landschappen.

Michel Duco Crop (1863-1905) Hij woonde vanaf voorjaar 1895 tot 1900 op het adres Lourens Costerstraat 5. Als oudste van de jonge kunstenaars en leraar gold hij een verbindende factor van een vriendenclub van jonge, aankomende kunstenaars. In 1898 is Crop gehuwd met de gefortuneerde Liede Tilanus. Architect Jan Stuyt kreeg opdracht een villa in Aerdenhout-Bloemendaal ‘Onder Beuken’, Tramweg 15 te bouwen. Gaf als beroep op: kunstschilder en leraar (decoratie) aan de Kunstnijverheidsschool. In 1900 uitgeschreven naar Den Haag en in 1905 aan ‘een vreselijke ziekte’ overleden (8), blijkt een Krankzinnigengesticht te zijn. DeSierkunstenaar leeft voort als ontwerper van versieringsmotieven van cretones voor de katoenfabriek Van Vlissingen in Helmond, aanwezig in het Nederlands Textielmuseum in Tilburg.

Joris Johannes Christiaan (Chris) Lebeau (1878-1945) Kunstschilder, sierkunstenaar en kunstnijveraar Woonde vanaf 1901 in de Ampzingstraat 20 als onderverhuurder In 1905 verhuisde hij tijdelijk naar Antwerpen. In november 1943 door de Duitsers gearresteerd en 2 april 1945 in concentratiekamp Dachau omgekomen.


Willem George Frederik Jansen (1871-1949) Geboren in Harlingen. Verhuisde naar Haarlem waar hij in het huis Laurens Costerstraat 3 woonde (adresboek 1901-1903). Leerde daar collega-kunstenaars kennen. Kees de Raadt schrijft in zijn biografie over Ko Doncker: ‘Een ander gezin waar Ko Doncker graag verbleef, was dat van kunstschilder W.G.F. (Willem) Jansen (1871-1949), De uit Harlingen afkomstige Jansen had een technische opleiding gevolgd. Hij was werkzaam op de Werf Conrad aan het Noorder Buiten Spaarne en woonde in de Lourens Costerstraat (9). Begon als decorateur (plateelschilder), Voorts kunstschilder in de trant van de Haagse School en etser. Overleden in Blaricum.
J.Berenbak, Ampzingstraat 85 Haarlem – niet doorgebroken kunstschilder

Concluderend kan in navolging van Cees van Steijnen worden bericht dat sprake is geweest van een vriendengroep van jonge kunstenaars die allemaal voor korte tijd in het Rode Dorp woonachtig zijn geweest, veelal lid waren van Kunst Zij Ons Doel. In 1891 waren dat al Crop, Graadt van Roggen, Savrij en Veldheer, in 1893 is Willem Vaarzon Morel voorgesteld als werkend lid en Nieuwenkamp volgde in 1894.
NOTEN
(1)Naast ‘Ons Belang’(1893) voor de Laurens Costerstraat en Ampzingstraat fungeerden tussen 1885 en 1910 de volgende coöperatieve bouwverenigingen in de Spaarnestad (met jaar van oprichting) : 1) de Volharding (1885) , 2) de Voorzorg (1886) , 3) de Vooruitgang (1886), 4) ‘Helpt elkaar (1887), 5) des Werkmanslust (1889), 6) Eigen Haard (1890), 7) de Toekomst (1890), 8) Wilhelmina (1894), 9) de Eendracht (1894), 10) Door Eendracht saamgebracht (1895), 11) Ons Genoegen (1896), 12) Koningin Emma (1896), 13) Nut door Spaarzaamheid (1896), 14) Kennemerland (1897), 15) Sint Joseph (1897),16) Onder Ons (1897), 17) Zevenhuizen (1898), 18) Ons Doel en Streven (1899), 19) Rust na Arbeid (1901), 20) Ons Verlangen (1901), 21) Het Vliegend Wiel, 22) Eensgezindheid (1903), 23) Onderling Belang (1904),24) de Vriendschap (1904), 25 ) Verbetering zij ons Streven (1905), 26) de X (1906), 27) Ebenhaëser (1906), 28) Samenwerking (1910). Verder kunnen nog worden genoemd: de Volharding, die tussen 1874 en 1184 woningen bouwde aan de Papentorenvest, Oostvest, Glasblazersstraat, Dijkstraat en Oranjestraat; de Toekomst, Ons Tehuis; Concordia en Houtlust. Bron: Jaarboekjes voor de stad Haarlem 1894 en 1911.
(2)Ten aanzien van de voornaam van Coster(straat) is wisselend zowel Lourens als Laurens gebruikt.
(3)Gesitueerd tussen Westergracht, Pijlslaan en Leidsevaart bevat de Geschiedschrijverswijk de volgende straten: Van Oosten de Bruijnstraat, Allanstraat, Schreveliusstraat, Lourens Costerstraat, Ampzingstraat, Jan van Zurenstraat, Karel van Manderstraat, Adriaan de Jonge straat. Daaromheen liggen nog nabij de Westergracht: Callierstraat, Cuijpersstraat en Emmaplein; en nabij de Pijlslaan: Zonnebloemstraat, Dahliastraat, Anjelierstraat, Jasmijnstraat, Resedastraat, Papaverstraat en Seringenstraat
(4)Informatie via CvS afkomstig van Bart Uittenhout
(5)Aart van der Kuijl, Kunst Zij Ons Doel, 175 jaar wel en wee van een Haarlemse kunstenaarsvereniging. 1996.
(6)Ype Koopmans. H.A.van den Eijnde 1869-1939 . Assen, Drents Museum, 1994. De auteur schrijft op pagina23 ‘(…) Verder was er in een buitenwijk in zuidwest Haarlem, aan de overzijde van de Leidse Vaart,het zogenaamde Rode Dorp, waar zich in de tweede helft van de jaren negentig een kleine artiestenkolonie had gevestigd. Onder hen waren vooral grafici. Als Jaap Veldheer (18566-1954), Wijnand Nieuwenkamp (1874-1950) en de sierkunstenaar Michel Duco Crop (1863-1901), die ook lid waren van KZOD en daar exposeerden. Met enige overdrijving werd het Rode Dorp wel het Haarlemse “Quartier Latin” genoemd. De jonge katholieke architect Jan Stuyt (1868-1934) – even secretaris van KZOD – had er zich eveneens geïnstalleerd en onderhield contacten et de groep. Stuyt wasin deze tijd hoofdopzichter bij de bouw van de nieuwe Bavo aan de Leidsevaart’.
(7)W.O.J.Nieuwenkamp alles voor de kunst. Samengesteld door Cary Venselaar. LM Publishers, 2019. Met dank voor attendering door drs. J.P.Teengs
(8)K. Sluitermans. Herinneringen aan de Haarlemsche School voor Kunstnijverheid. In: Elsevier’s Geïllustreerd Maandblad, 1905.

(9)Kees de Raadt, ‘Ko Doncker 1874-1917 tekenaar – schrijver – schimmenschuiver’ (Haarlem. Lenie Peetoom, 1994), Pagina 14.

BIJLAGEN



Een tweede ‘minuscuul Quartier Latin’ causu quo ‘Montmartre’: de MEESTERLOTTELAAN in de jaren 1910-1930 op de grens van Heemstede en Haarlem
Journalist en literair criticus J.E.Dinaux (1901-1950) schrijft in het boek ‘Levend verleden’ (1981) over de Meesterlottelaan in het eerste tot derde decennia. Gelet op het aantal bewoners met een artistieke achtergrond spreekt hij over een ‘Haarlems Montmartre’. Daarnaast wordt o.a. in het boek ‘Deugd boven geweld (…) ‘De Meester Lottelaan aangeduid als ‘ het “Quartier Latin” van Haarlem, waar het wemelde van de ateliers. Deze buurt aan de rand van de Hout was zo geliefd bij de kunstenaars, dat ze er zelfs een eigen expositieruimte hadden, ”het Masker”.’. Tot 1927 ressorteerde de straat nog onder Heemstede, doch in dat jaar is Heemstede-Noord (Bosch en Vaart, Zuiderhout, groot deel Haarlemmerhout) bij Haarlem geannexeerd.
De componist-pianist Hans de Bock was een zoon van kunstschilder Théophile de Bock. Citaat uit publicatie van Dinaux: ‘(..) Aan concerten was hij nog niet toe. Wel gaf hij af en toe recitals in de intieme kring van artiesten, die neergestreken waren in enkele onbewoonbaar verklaarde huisjes aan de Haarlemse Meesterlottelaan, een wat kromlopend straatje aan de toenmalige zuidgrens van de stad, vlak bij de Hout. Het schildersechtpaar Herman en Johanna Kruyder had er destijds een atelier gehad tijdens hun beider werkzaamheid aan de Kunstnijverheidsschool en nu was dit hoekje, dat met onze rijkelijk aanwezige fantasie best voor een minuscuul Montmartre kon worden gehouden, een uniek kunstcentrum. Vrij afgezonderd schilderde er de al wat oudere Wolvekamp, die er schrikwekkend bleek en magertjes uitzag doordat hij toen gedurig met zijn ingewanden sukkelde; Pieter van Gelder, de oprichter van “Het Masker”, werkte er aan zijn marionettentheater; Guus Gussenhoven (1) was met veel verve in de weer met zijn palet, Jan Voskuil (2) schreef er aan zijn kunstkritieken in Elseviers Maandblad.(…) Artistieke bijeenkomsten werden georganiseerd, waarbij temidden van geëxposeerde schilderijen, Pieter van Gelder zijn zelfgemaakte , op teksten van Otto van Tussenbroek (3) bespeelde, begeleid door Hans de Bock met geïmproviseerd pianospel (…) Een klein jaar – en daarmee was het Haarlemse Montmartre historie geworden. Wel bleef Wolvekamp zich in zijn atelier achter zijn ezel verschansen, maar Gussenhoven gaf palet en penseel eraan, behalve misschien nog in enkele vrije uren’.
Naast bovengenoemde personen kunnen nog worden genoemd de beeldhouwer Hendrik van den Eijnde (1869-1930) (4). Ten slotte Willem van Meurs als kunsthandelaar (in 1979 in Bloemendaal overleden).
Meest befaamd tot in onze tijd is de kunstschilder Herman Kruyder (1881-1935) geworden. Die was getrouwd met de kunstenares Jo Kruyder-Bouman,. Beiden met een atelier aan de Meesterlottelaan 16, tot 1919 toen het echtpaar naar de Achterweg in Heemstede verhuisde en de kunstschilder Gerard H. Wolvekamp de voormalige woning annex atelier van Kruyder betrok betrok.


In het standaardboek ‘Deugd boven geweld; een geschiedenis van Haarlem, 1245-1995’. Hilversum, Verloren, 1995, 690 pagina’s, is op bladzijde 601 bijna een hele pagina gewijd aan de Meesterlottelaan, weliswaar wat eenzijdig de nadruk wordt gelegd op de veelzijdige ontwerper en kunstenaar Pieter van Gelder (1902-1984) met atelier ‘Het Gele Uiltje’.


Aan het zogenaamde ‘Haarlemse Montmartre’ is door Job Steynen (1876-1950) een sleutelroman gewijd ‘De Muzenkeuken’ (193) waarin talrijke Haarlemse kunstenaars, speciaal van de Meesterlottenlaan, bedekt ter sprake komen.
NOTEN
(1)George Gussenhoven (1899-1996) Haarlem schilder, (pen)tekenaar en aquarellist.
(2)Jan D. Voskuil. Kunstcriticus, schrijver van kunstenaarsbiografieën Overleden in 1994
(3)Otto van Tussenbroek (1882-1957) graficus, monumentaal kunstenaar. Was van 1818-1923 directeur van het Kunstnijverheidsmuseum in Haarlem. Zijn echtgenote Ella van Tussenbroek-Naeff (1898-2001) was evenals haar man bevriend met talrijke kunstenaars en bezitter van een waardevolle kunstcollectie, waarvan een deel via schenking in de collectie het Frans Museum is opgenomen.


(4)Omdat het atelier, een voormalig koetshuis, van Van den Eijnde in de Meesterlottelaan te klein werd en hij financieel interessante opdrachten verwierf, zoals van het Scheepvaarthuis te Amsterdam, is in opdracht van de beeldhouwer een grote atelierwoning in 1921-1922 gebouwd aan de Willem van der Veldekade te Heemstede.

Van de hierboven beschreven kunstenaars komen de volgende personen voorin ‘|Verzaneld; collectie moderne kunst Frans Halsmuseum Haarlem 65‘, een uitgave van het Frans Halsmuseum, Haarlem, 1999. Samengesteld door Jan Torringa en Mabel Hoogendonk:
H.A.VAN DEN EIJNDE
J.N.GRAADT VAN ROGGEN;
JO KRUYDER KRUYDER-BOUMAN;
HERMAN JUSTUS KRUYDER;
CHRIS LEBEAU;
W.G.J.NIEUWENKAMP;
H.M.SAVRIJ;
J.G.VELDHEER