Tags
Hirsch & cie, Jan van Vlijmen, Land en Spaarnzicht, Meer en Berg, Paul van Vlissingen, Rhodius, Sally Berg, Sylvain Kahn, vastgoedfraude, vinkenbanen, Zeerust, Zuiderkruis

“HET GRAF VAN ROUSSEAU” EN DE VILLA “SOEKA BRENTIE”

“Soeka Brentie” in het Keukenduin (1), na afbraak en nieuwbouw in 1888 Dennenheuvel genoemd.
Op een uithoek van de hofstede “Meer en Berg”, schuin tegenover Huis te Manpad aan de oostzijde van de Herenweg in het destijds zogeheten “Keukenduin” tegenover landgoed het Manpad, is de villa “Soeka Brentie” (2) gebouwd in de vorm van een chalet door Jan David Zocher jr.voor de industrieel Paul van Vlissingen (1797-1876). Op 14 januari 1863 verkocht de heer L.M.Beels van Heemstede aan Paul van Vlissingen een strook grond beplant met iepenbomen gelegen op de hoek van de Prinsenlaan/Haagse Straatweg, in eigendom van Dirk de Vos, kadastraal Sectie C no. 811. Uit de nalatenschap van de heer Beels 31 december 1859 en opgemaakt door notaris De Booy te Haarlem. F.Allan schreef in zijn uitvoerige geschiedenis van Haarlem en omgeving, na Huis te Manpad te hebben verlaten: ‘Hoe schilderachtig ligt dáár aan onze linkerhand, op het Keukenduin (dus noemt men die hoogte en hare naaste omgeving), de villa “Soekabrentie”, waarvan de eerste steen op den 11den Juli 1863 gelegd werd door den eigenaar, den Heer P. van Vlissingen.’ [deel 2, 1877, Van Vlissingen was toen al het jaar daarvoor overleden].

Op 20 november 1867 is Soeka Brentie verkocht aan de industrieel H.Munzebroek voor ƒ 32.800,-.

Dat grote herenhuis is reeds een kwart eeuw na de bouw afgebroken toen elders in het bos de villa “Dennenheuvel” + tuinmanswoning aan de Kadijk (1888) is gebouwd. In 1902 werden aan de zuidzijde van het landgoed een koetshuis met stal, koetsierswoning en pomphuis toegevoegd.

Helaas ontbreekt een afbeelding van het oorspronkelijke huis Soeka Brenti. Voornoemde Paul van Vlissingen was oprichter van de Amsterdamsche Stoomvaart Maatschappij en van een machinefabriek, het latere “Werkspoor”. P.H.Witkamp berichtte in het tijdschrift “Nederlandsch Magazijn” van 1863: ‘(…) Geen nood echter, zoo lang Holland mannen bezit als de wakkere Paul van Vlissingen, de eerste nijvere in ’t nijver Amsterdam. Soeka Brentie is zijne stichting, en door hem toebetrouwd aan de leiding van den verdienstelijken tuin-architect Zocher, belooft het een sieraad te worden in Heemsteê’s lustwarande. Moge Soeka Brentie – rust na arbeid – voor den stichter een werkelijk soeka brentie zijn!’ De houten tuinmanswoning in Chaletstijl aan de Kadijk op nummer 29 dateert eveneens uit 1863 en heeft de tand des tijds doorstaan. Vier jaar later werd er aan de zuidkant een paardenstal aangebouwd.

Dat Paul van Vlissingen voor een Indische naam koos is goed verklaarbaar. Hij begon zijn loopbaan bij de administratie van het Indische leger. In 1821 had de gouverneur-generaal van Soerakarta hem benoemd tot assistent-resident, waarbij hij de opdracht kreeg een studie te maken van taal, zeden en gewoonten van de Javanen en tevens een systeem te ontwerpen om het Javaanse lettertype geschikt te maken voor de drukpers. Daarbij wist Van Vlissingen het aantal lettertekens dat tot die tijd 14.600 bedroeg terug te brengen tot 325. De stempels voor een Javaanse drukkerij zijn destijds gesneden door de firma Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem. In 1868 vestigde de Amsterdamse industrieel zich definitief in zijn nieuwe buitenhuis Soeka Brentie te Heemstede. Om onbekende redenen verhuisde hij al na korte tijd naar een pand aan de overkant van de Herenweg, genaamd Manpadshoek, dat hem beter leek te bevallen. Na zijn overlijden is het aangekocht door A.Haak (overleden in 1885). In 1890 is Manpadhoek wederom geveild en in bezit gekomen van mr. van Gigch, bekend advocaat in Amsterdam, tevens gemeenteraadslid.en ten slotte in 1894 vanwege vertrek naar elders van de eigenaar de inboedel. In 1894 kwam het pand met omliggende terreinen in handen van bloemisterij C.G.van Tubergen. Uiteindelijk is de villa in 1935 gesloopt om plaats te maken van enkele nieuwe villa’s, zoals ‘Zuiderkruis’.





Genealogische informatie Paul van Vlissingen (1796-1876) Zoon van Cornelis van Vlissingen en Maria Fentener. Huwde met Maria Jacoba Blanck, uit welke echtverbintenis twee kinderen: zijn geboren 1) Huberta Gerarda van Vlissingen en 2) Paulus Cornelis van Vlissingen. Loopbaan: assistent-boekhouder aan het Departement van Oorlog in Den Haag 1819; 1e luitenant-adjunct-inspecteur bij de administratie van het Oost-Indisch leger in Java 1819-1821; 2e assistent-resident van Soerakarta 1821-1823; lid van de Firma van Vlissingen, wijnhandel te Amsterdam 1823-1825; directeur-oprichter van de Stoombootdienst Amsterdam-Harlingen 1825-1858; directeur-oprichter van de Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen, firma Van Vlissingen & Dudok van Heel 1827-1853; directeur-oprichter van de Amsterdamsche Stoomboot-Maatschappij 1858-1868. Naar hem is een straat en een school in Amsterdam vernoemd.

De vader van Paul van Vlissingen was koopman te Amsterdam, zijn grootvader was eigenaar van een kalkbranderij annex steenbakkerij te Utrecht. De handelszaken van zijn vader gingen ten onder in de tijd van de Franse overheersing, waarna kort daarop de vader overleed. Twee jaar na de dood van zijn vader, in 1815, vinden we Paul van Vlissingen in Den Haag waar hij in dienst van het Departement van Oorlog opklimt van tweede klerk tot assistentboekhouder. Na hier vier jaar gewerkt te hebben vertrekt hij naar Ned.Oost-Indië nog maar 21 jaar oud. Daar wordt hij in 1821 benoemd tot tweede assistent-resident van Soerakarta en maakt als zodanig een studie van de inlandse zeden en gewoonten. Daarbij ontwikkelt hij een systeem om de Javaanse taal in een beperkt aantal karakters in druk weer te geven. Van 1822 tot 1824 werden deze naar zijn aanwijzingen vervaardigd bij de lettergieterij van de Haarlemse firma Joh. Enschede en Zonen. Voor dit werk ontving Van Vlissingen in 1825 de onderscheiding van Ridder der orde van de Nederlandse Leeuw. (inf. Diederik Mooij). Overleden in 1876 op Manpadshoek aan de Herenweg in Heemstede is hij op de algemene begraafplaats aan de Kleverlaan te Haarlem, begraven in een familiegraf evenals zijn echtgenote, zoon Paulus Cornelis van Vlissingen (1829-1906) en diens echtgenote Walborg Dzwernitska Egidius (1831-1913).











Na de dood van Paul van Vlissingen richtte dr. Busken Huet uit Haarlem de ‘buitenplaats’ Manpadshoek in als gezondheidscentrum (sanatorium) voor welgestelde dames die volstrekte rust behoefden. Dankzij de ideale ligging, de schitterende omgeving en de afzondering was het voor dat doel een perfecte locatie. Een oude beschrijving van het sanatorium luidt: ‘Rondom in heerlijk groen schier verscholen, omringd door een tuin, vol schaduwrijke plekjes, is het een toonbeeld van rust en vrede en kalmte die naar lichaam en geest vermoeiden behaaglijk en weldadig aandoet en Manpadshoek niet ten onrechte als een rustoord bestempelen.’ Na sluiting werd Adrianus Haak uit Amsterdam de nieuwe eigenaar. Na overlijden van hem en zijn vrouw voor enige tijd de Amsterdamse advocaat en procureur mr. L. van Gigh.












Uit de bouwmap, bewaard bij de gemeente Heemstede (NH-Archief) blijkt dat het college van Burgemeester en Wethouders op 18 mei 1889 vergunning gaf aan de Haarlemse bloembollenkweker C.G.van Tubergen “het buitenverblijf Manpadshoek, gelegen aan de Rijksstraatweg te wijzigen”. Na aankoop van Manpadshoek [Herenweg 11] in 1894 gebruikte Van Tubergen de omliggende gronden voor uitbreiding van de productie. Het naastliggende pand, Herenweg 13, fungeerde als bloembollenschuur. In 1912 gaf G.C.van Tubergen aan tuinarchitect Cornelis Springer opdracht een nieuw ontwerp te maken voor de tuin. Een tekening daarvan wordt bewaard in de bibliotheek van de Landbouwuniversiteit Wageningen, maar het ontwerp werd nooit uitgevoerd. Op 25 januari 1919 is C.G.van Tubergen overleden en is het kwekerijbedrijf voortgezet door de familie Hoog. In 1913 staat daar als bewoner van het huis bloemist P.Eldering vermeld, die hier tot 1922 verbleef, waarna de weduwe Goemans er tot 1925 woonde. Een volgende eigenaar J.J.Schretlen, verzocht in dat jaar toestemming om de serre te wijzigen en een nieuw hek met afscheiding om het perceel te plaatsen alsmede twee stenen pijlers. B. en W. berichtte op 2 april 1925: ‘Wij verzoeken u in verband met bovenstaand verzoek tevens te wijzigen op het plan ter verbetering van den Heereweg, dat tot plaatsing van bedoeld hek tevens vergunning moet worden gevraagd aan de Commissaris der Koningin in deze provincie’. In 1932 verhuisde Schretlen naar de Herenweg 158. Begin 1934 staat H.W.Aurik als bewoner in het bervolkingsregister. In datzelfde jaar werd Manpadshoek gesloopt. De fundamenten bleven nog lang liggen en zijn pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw opgeruimd. In 1935 werd makelaar Willem Olivier eigenaar van het perceel. Op 18 augustus vroeg hij als directeur van de N.V. Bouw Maatschappij Union, Heemsteedse Dreef 90, vergunning tot het bouwen van een nieuwe villa met garage. De vrijstelling betrof het bouwen op meer dan 10 meter van de straat. De bouwkosten werden geraamd op 12.000 gulden (en dat in de crisisjaren!). De ontwerptekeningen zijn tussen juni en augustus 1935 vervaardigd door de architecten Gerard Stap en W.J.C.Olivier. Bij een omnummering is het adres Herenweg 11 door de gemeente Heemstede gewijzigd in 13. Op 15 juli 1974 is de kap van het pand Zuiderkruis door een uitslaande brand verwoest. Bij het blussen werd de Heemsteedse brandweer geholpen door de vrijwillige brandweer Bloemendaal. In die periode zijn op verzoek van R.Jetten plannen ontwikkeld door architect Bats uit Bennebroek om op dezelfde plaats en iets zuidelijker van Herenweg een dubbel woonhuis te bouwen. De gemeente verleende geen medewerking vanwege de aanwezigheid van zeldzame planten (natuurgebied). In plaats daarvan is de villa met de naam Zuiderkruis in 1975 herbouwd, met als eigenaar de heer C.A.Oud, later verhuisd naar Vogelenzang. In 1989 werd het woonhuis gerenoveerd onder architectuur van ir.P.van Duijn, in opdracht van de nieuwe eigenaar Tenrikyo Chinzei Nederland [Tenrikyo is van oorsprong een Japanse levensbeschouwelijke organisatie met ongeveer twee miljoen leden van wie naar schatting ongeveer 500.000 buiten Japan. Het Nederlandse kantoor is tegenwoordig gevestigd op het adres Glipperweg 23 Heemstede]. Omstreeks 2005 was het pand Zuiderkruis eigendom van organisatiebureau Bos en Partners b.v. en is opnieuw verbouwd. In 2016 is het kavel nogmaals doorverkocht, toen door eigenaar Edwin van Lambaart, voormalig televisie- en theaterproducent bij Stage Entertainment van Joop van den Ende, tegenwoordig directeur van Holland Casino, voor een bedrag van ongeveer 1.5 miljoen euro aan het management adviesbureau ‘Zuiderkruis Consultancy’.




Uit 1863 dateert behalve de villa Soeka Brentie eveneens de houten tuinmanswoning in chaletstijl aan de Kadijk op nummer 29, vier jaar later in zuidelijke richting uitgebreid met een paardenstal. Dat Paul van Vlissingen voor een Indische naam koos is overigens niet vreemd. Hij begon zijn carrière bij de administratie van het Indische leger. In 1821 had de gouverneur-generaal van Soerakarta hem benoemd tot assistent-resident, waarbij hij de opdracht kreeg een studie te maken van taal, zeden en gewoonten van de Javanen en tevens een systeem te ontwerpen om het Javaanse lettertype geschikt te maken voor de drukpers. Daarbij wist Van Vlissingen het aantal lettertypes dat tot die tijd 14.600 bedroeg terug te brengen tot 325. De stempels die nodig waren voor een Javaanse drukkerij zijn destijds gesneden door de firma Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem. In Amsterdam ontwikkelede hij zich tot een succesvol industrieel met de bouw van stoommachines en stoomschepen. van 1855 tot 1861 was hij bovendien gemeenteraadslid in de hoofdstad. In 1868 vestigde de Amsterdamse industrieel in ruste zich definitief in zijn nieuwe buitenhuis “Soeka Brentie” te Heemstede De naam Soekabrentie als buitenhuis kont een aantal keren voor in de roman ‘Lidewyde’ (2 delen 1868, herdruk 1981) van Conrad Busken Huet (3). Om onbekende redenen verhuisde hij al na korte tijd naar een ander pand aan de overzijde van de Herenweg, genaamd “Manpad(s)hoek”, dat hem beter leek te bevallen. Allan noemt eveneens in zijn historie van Haarlem en omgeving (deel 2, 1877) Paul van Vlissingen als bewoner van laatstgenoemd buiten nabij de Manpadslaan. De pionier van de Hollandse stoomvaart was toen echter al op 2 april 1876 op bijna 77-jarige leeftijd in dit woonhuis overleden.
(1) “Keukenduin” was ook de naam van een wildernisse tussen Voorhout en Teylingen. In dat dicht beboste gebied leefde veel wild. De via jacht gevangen konijnen, hazen, patrijzen e.d. waren in vroeger tijd bestemd voor de keuken en huishouding van het Slot Teylingen.
(2) Soeka Brenti(e) is een Maleis woord voor “Rust na Arbeid” , soms wel vertaald als “Rust wat”. Ook in Baarn was bevond zich aan de Molleruslaan een villa met de aam “Soeka Brentie’.
(3) In ‘Brieven van E.J.Potgieter aan Conrad Busken 1861-1868 schrijft hij in een 13 oktober 1864 gedateerd schrijven: ‘‘sGravenweert, klassieker nagedachtenis, ’s Gravenweert, lieve vrienden! heeft in de vloersteenen van de vestibule zijner villa te Oosterbeek Salve! doen griffelen, en verzuimt niet zijnen gasten opmerkzaam te maken, van welk een hoogen graad van beschaving deze wijze te ontvangen bij de Ouden getuigt, “Echte humaniteit” enz. komt dan op de proppen. Ik heb er allen eerbied voor, maar het minder deftige maleische Soeka Brentie! houd eens eventjes op! – wees zo goed in te komen! – och toe, ga zoo niet voorbij, heeft toch ook iets innemends, vooral wanneer de Oudgasten U verzekeren, dat geen der drie vertalingen het hartelijk gulle Soeka volkomen teruggeeft. Hoe jammer dat wij geen Maleisch verstonden, anders hadden wij Van Vlissingen verzekerd dat hij Soeka Brentie met regt voor zijn alleraardigst buiten zetten kon (…)’. In de roman ‘Lidewyde’schrijftt de auteur (Busken Huet) o.a.: ‘“Soekabrenti, bij M… Augustus 1868′ (…) Het park dat mij omringt, is geene eigenlijk gezegde buitenplaats, maar de breed aangelegde tuin van eene villa, geen twintig minuten van de stad verwijderd. Den vreemden nam van Soekabrenti dankt die villa aan een oost-indisch miljonair, die haar eenige jaren geleden hier heeft doen bouwen en van wiens chinesche vrouw even als van hem zelven ik u bij gelegenheid kurieuze ankdoten vertellen zal. Thans is zij het eigendom van – dat zal ik u zeggen. Gij zult dan meteen weten wie mijn gastheer is, hoe mijne gastvrouw heet, waarom ik niet mijn oom gebleven ben, te A., en welke zaken ik te M. te verhandelen heb.’
Bijlage: De inrijpoort van Land- en Spaarnzicht (Binnenweg) staat nu aan de Herenweg Land- en Spaarnzicht was een kleine 18e eeuwse buitenplaats aan de Binnenweg in Heemstede, die midden 19de eeuw eigendom was van de toenmalige burgemeester Jan Dólleman; gelegen aan de Binnenweg tussen de huidige Cloosterlaan en de Spaarnzichtlaan. Het verwaarloosde pand werd ten slotte afgebroken om in 1908 plaats te maken voor een nieuw herenhuis van bollenkweker Jan van den Berg. Vermoedelijk is toen een nieuwe toegangspoort geplaatst, met twee pilaren van baksteen met een hardstenen dekplaat, met aan de ene zijde de uitgehouwen woorden ‘Land en’ en de andere kant ‘Spaarnzicht’.

Op foto’s uit 1934 en 1939 is één van de pilaren nog te zien. In 1938 is het pand door het rijk gekocht met het oog op de bouw van een nieuw postkantoor. Voor ook dit pand is gesloopt is het o.a. in gebruik geweest als Christelijk Militair Tehuis en daarna als kleuterschool. Pas na de Tweede Wereldoorlog afgebroken en na een houten noodgebouw werd op 7 september 1959 het postkantoor geopend. Na sluiting daarvan is daar een winkel van Rivièra Maison gevestigd.

Een lege lijkbus op piëdestal als kopie van het graf van Rousseau in Ermenonville

Vanaf 1791 tot aan zijn overlijden was Jacob Abraham van Lennep (1752-1828) eigenaar van Meer en Berg. Uit 1730/1732 dateerde het formele ofwel Franse tuinontwerp van Daniel Marot. In 1794 zijn de restanten in diens opdracht tot de in zwang zijnde Engelse landschapsstijl getransformeerd door tuinarchitect Jan David Zocher senior. In dat idee paste in de keukenduinen een nabootsing van het “Graf van Jean Jacques Rousseau” in het park van Ermenonville uit 1778 te realiseren.

In een natuurlijk vijvertje van het Keukenduin temidden van het begroeide duin, waarin een landtong uitstak met overhangende treurwilgen, berken en een spar beplant, is een gefingeerde urn ofwel “lijkbus” geplaatst , die het op het zogeheten populiereneiland van Ermenonville (tussen Parijs en Arras) in herinnering moest brengen (1). De Heemsteedse situatie is getekend door F.A.Milatz en bij Adriaan Loosjes als titelvignet gebruikt voor zijn boek “Hollands Arkadia of de wandelingen in de omstreken van Haarlem”, (1804). In een tweede wandeling laat Loosjes één van de hoofdpersonen, Cornelis, zeggen:
“Rousseau, een Fransch wijsgeer van grooten naam, die door zijn bevallige en stoutse schrijfwijze de aandacht van geleerden in ongeleerden had opgewekt, op het Buiten van den Marquis Girardin, een zijner grootste hoogachters gestorven zijnde, liet deze zijn overschot, op een Eilandje in die lustplaats, Ermenonville geheten, begraaven. Op dat Eilandje eerst het Populieren-Eilandje daarna Elysium genoemd, heeft dezelfde Marquis een witte marmeren Graftombe doen oprichten met de Lijkbus van de Overledenen… Daar nu de plaats [te Heemstede], welke het Graf van Rousseau hier genoemd wordt, in het kleine vrij wat overeenkomst heeft, met dat Eilandje, heeft dezelve dien naam niet onaartig gekreegen.’
Nadat de bus op zekere dag door baldadige knapen van haar voetstuk aan stukken was gesmeten is deze in het Heemsteedse Keukenduin vervangen door een antieke vaas, waarop dansende saters en nimfen waren gebeiteld. De grootvader van schrijver Jacob van Lennep: Cornelis van Lennep schreef ooit op één van de scherven
‘Zie hier het deerlijk overschot
Van een gebroken oliepot’.
Teneinde het verlies tengevolge van vandalisme te markeren zou zijn oom Jacob Abraham – volgens dezelfde Jacob van Lennep – op het voetstuk de volgende regel hebben aangebracht:
‘Eh! Qui n’a pas pleuré quelque perte cruelle?’
Cornelis van Lennep, bewoner van Huis te Manpad, zou hiernaast geschreven hebben:
‘Zie ’s waerelds wisselvalligheden:
Men lacht omhoog; men treurt beneden.’
Ten slotte zou diens neef, vriend en buurman J.A.van Lennep het basreliëf hebben overgepleisterd met het een nieuw opschrift:
‘Hoe schielijk snelt, helaas! Alle aardsche vreugde heen;
Het lachen is voorbij: het weenen blijft alleen.’
De berken rond de vijver zijn bij de hevige Pinksterstorm van 1860 ten dele omgewaaid evenals voornoemde vaas die zwaar geschonden bleek. De hoge spar werd omgehakt. Eén jaar voordien had J.H. Morrien van de restanten een tekening vervaardigd, die als houtgravure verscheen in “Nederlandsch Magazijn”, 1863. In het Noord-Hollands Archief (locatie Jansstraat 40, Haarlem) bevinden zich behalve de krijttekening van Milatz tevens een krijt- en penseeltekening van C.van Heurn (1807) en een krijttekening uit 1810. Voorts beschikt de topografische atlas van het archief een potloodtekening uit circa 1863 van de omgevallen tombe van Rousseau op het Keukenduin. De schrijver-criticus Conrad Busken Huet vermeldde “Soekabrenti” in zijn roman “Lidewijde” (1861). In 1877 noteerde Allan dat de aanleg intussen totaal was veranderd en van de lijkbus slechts enkele brokstukken resteerden. Over het huis lezen we bij J.Craandijk in zijn “Gids voor Haarlem en omstreken” (1893): ‘Op een hoogte ligt het nieuwgebouwde huis van Soeka Brenti, thans Dennenheuvel, meer uitgestrekt, in dicht bewassen terrein.’ Na de afbraak van Soeka Brentie en bouw elders in het bos op een duin van Dennenheuvel is de benaming geleidelijk Keukenduin verdwenen. Bij een grote brand op de buitenplaats Dennenheuvel in 1901 gingen stal, koetshuis en koetsierswoning verloren.

DENNENHEUVEL EN BLOEMENOORD

Volgens tuinhistorica dr. Lucia Albers zijn de slingerpaden en de meer dan 2 eeuwen oude beuken en eiken daarlangs in het Hoogland tegen het eind van de 18de eeuw beplant. Naar zij vermoedde als overbos van het Huis te Manpad, maar dat moet volgens mij zijn als eigendom van Jacob Jacob Abraham van Lennep van het buiten Meer en Berg. Het oudste ontwerp zou van J.D.Zocher senior zijn, een kaart of plattegrond van het ontwerp is voor zover bekend niet bewaard gebleven.

De kasteelachtige villa Dennenheuvel is in 1888 in opdracht van M.J.Tiele – vermogend geworden in Ned.Oost Indië – gebouwd onder architectuur van E.Scheltema (Haarlem) en Johannes Wolbers (Heemstede). Op 11 april 1888 werd de eerste steen gelegd door Maria Tiele, de latere kunstenares uit het Gooi. Omdat Tiele in 1889 weer naar Indië vertrok verkocht hij de buitenplaats van jonkheer Ernst Hendrik van Loon (2).







Vervolgens kwam het in bezit van (weduwe) Marlof (1902) (weduwe) Vrouwe A.C.M. Lucassen-van Benthem van den Berg (periode 1905-1915) (3), en Hirsch-vennoot A.S.Berg (4).

—–
Na diens overlijden kwam Dennenheuvel via een veiling in 1925 in bezit van F.R.U. Rhodius Bunge die 121.100,- betaalde,



Sinds de Tweede Wereldoorlog is het niet meer bewoond door de familie Rhodius nadat deze zich in het als logeerhuis gebouwde “Bloemenoord” had gevestigd.
Dennenheuvel werd in 1977 met 3 hectare verkocht. Het enorm grote pand bevond zich in een desolate staat en is uiteindelijk gesloopt, teneinde plaats te maken voor het in 1987/1988 opgetrokken (gelijknamige) appartementencomplex, ontworpen door de Heemsteedse architect W.J.Vercouteren.



Wat nog resteert is het vroegere koetshuis/stal/koetsierswoning op de hoek van de Herenweg en Prinsenlaan, in 1902 gebouwd onder architectuur van J.Bakker. Dat pand is tegenwoordig een gemeentelijk monument.






(1) In Ermenonville bestaat de tombe en lijkbus nog altijd, echter zonder de stoffelijke resten van de Franse wijsgeer en pedagoog, die overgebracht zijn naar het Pantheon in Parijs.

(2) Eigenaar jonkheer Ernst Hendrik van Loon was lid van het bankiershuis Hope & Co, geboren op 28 april 1863 in Amsterdam, zoon van de vermogende jonkheer Hendrik Maurits Jacobus van Loon en Louise Catharine Antoinette Borski. Hij trouwde op 9 juli 1889 in Den Haag met barones Schimmelpenninck van der Oye, geboren op 24 oktober 1868 in ‘s-Gravenhage, dochter van mr. Willem Assueer Jacob baron Schimmelpenninck van der Oye en jonkvrouw Cornelia Maria Steengracht. In datzelfde jaar kocht hij Dennenheuvel van de bouwheer M.J.Tiele. Uit het huwelijk zijn twee kinderen bekend, geboren op 15 februari 1891 in Heemstede (huize Dennenheuvel) en jonkvrouw Antoinette Cornelie van Loon, geboren op 5 juni 1893 te Haarlem. Het huwelijk is in 1904 ontbonden. Jonkheer Ernst (Hendrik) van Loon is na Dennenheuvel gaan wonen op het adres Florapark 56 te Haarlem. Hier deed hij zich kennen als een groot liefhebber van windhondenrennen waaraan hij ook meedeed. Hij hertrouwde 9 september 1913 in Frankfurt am Main met Albertine Marie van Hangest barones d’Yvoy. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. Ernst van Loon kocht in 1913 het huis Lange Voorhout 28 in Den haag (nu de Zweedse ambassade) welke hij tot 1930 in zijn bezit had. In 1932 verhuisde hij naar landgoed Klein Avegoor te Ellecom. Jonkheer Ernst Hendrik van Loon is op 3 mei 1944 overleden in ‘s-Gravenhage. [Met dank voor genealogische informatie aan Ewoud Linthorst Homan].

(3) Mevrouw Adriana C.M.Lucassen-van Benthem van den Berg is op 13-1-1916 overleden en begraven op de Algemene Begraafplaats in Heemstede.
(4) A.S.Berg was oprichter en directeur van het internationale modehuis Hirsch en liet in 1920 ‘Bloemenoord’ bouwen door de Heemsteedse aannemer J.Verheus na een aanbesteding ten bedrage van 59.863 gulden. Architecten van het vierkante logeerhuis waren A.Jacot en August H. Zinsmeister. Bloemenoord werd voorzien van centrale verwarming en bevatte o.a. een prachtige, kostbare badkamer met Romeins bad en mooie hal. Bij de nieuwe villa is een fraaie rotstuin aangelegd. Voor 1920 was in het laagland al een geometrische tuin aanwezig met terrassen ter overbrugging van het niveauverschil met het hoger gelegen Dennenheuvel. In 1925 was Leonard Springer bij de tuinaanleg van Dennenheuvel betrokken, in opdracht van de nieuwe eigenaar F.R.U.Rhodius, gehuwd met Sophie Bunge. Albert Sally Berg, geboren op 16 januari 1857 is op 16 juni 1924 op Dennenheuvel overleden. Hij werd gecremeerd en zijn as werd overgebracht naar zijn geboorteplaats Warburg in Westfalen. Berg was aanvankelijk in dienst van Modemagazijn Maison Hirsch te Brussel van 1873 tot 1882 en vervolgens van 1882 tot zijn overlijden in 1924 directeur van de firma Hirsch & Co te Amsterdam. In 1912 kwam het grote winkelcomplex van Hirsch & Cie aan het Leidseplein in Amsterdam gereed. In die periode stichtte hij ook een parfumeriefabriek in Neuilly sur Seine. Sally Berg liet een aanzienlijk vermogen na, waarvan een deel bestemd was voor het familiefonds (‘Berg Stichting’, gesticht in 1911) en een ander deel ten goede kwam aan verschillende joodse en andere sociale organisaties.



‘Albert Sally Berg werd in 1857 in Warburg (Sauerland/Duitsland) geboren. Hij was één van acht kinderen uit het tweede huwelijk van de textielkoopman Salomon Berg met Sophie Wittgenstein. Uit het eerste huwelijk met Sarah Levy had hij lal vier kinderen, maar van de in totaal 12 kinderen stierven er drie jong. De familienaam Berg nam de gootvader van Sally in 1807 aan, bij de stichting van het koninkrijk Westfalen en de gelijktijdige emancipatie der joodse inwoners ervan. Vier van de zonen richtten net als hun vader een textielhandel op. Lucas, Josef en Max in Warburg/Neustadt. Sally beproefde zijn geluk in Brussel, waar hij als vijftienjarige leerling kwam te werken in het modehuis van Leo Hirsch. Daar klom hij op tot directeur haute couture. Tijden zijn opleiding had hij Sylvain Kahn leren kennen, waarmee hij bevriend raakte en plannen ontwikkelde een eigen modehuis op te richten. Op een dienstreis had Berg vastgesteld dat Amsterdam een uitstekende vestigingsplaats voor zo’n modehuis zou zijn. Met medewerking van hun werkgever Leo Hirsch openden zij in november 1882 aan het Leidseplein in Amsterdam Maison Hirsch & Cie, een kopie van de zaak van Hirsch, met door Leo Hirsch verschaft startkapitaal, bedrijfsconcept en -naam, maar overigens voor volledige verantwoordelijkheid van Berg en Kahn.

Dat zij een juiste keuze hadden gemaakt bewees het succes van hun zaak. Binnen een half jaar begonnen de uitbreidingen, die twintig jaar aanhielden tot zij in 1912 een nieuw gebouwd pand openden – ontworpen door architect A.Jacot – op dezelfde plek op de hoek van Leidseplein en Weteringschans. De gehanteerde formule kwam er op neer dat er couturemodellen werden ontworpen, waarvan de klanten een op hun maten toegesneden kopie konden laten maken. Buiten dat werd het assortiment elk jaar verder uitgebreid met bijvoorbeeld kinderkleding, lingerie, corsetten, hoeden, schoenen en andere accessoires en kwam er zelfs een schoonheidssalon intern. Nadat beide firmanten in 1895 het modehuis Drecoll in Wenen hadden gekocht bemoeide Kahn zich steeds meer met de leiding van Drecoll en nam Berg de algehele leiding van de vestiging in Amsterdam over. Wel bleef hij zich als couturier met de ontwerpen voor alle vestigingen bemoeien. Daarbij werd hij terzijde gestaan door Marguerite von Wagner-Besançon, die eerder in Amsterdam in dienst getreden was. In 1902 openden Kahn en Berg een vestiging van Drecoll in Parijs en vertoonde Kahn zich nog minder in de vestiging in Amsterdam. Berg kon niet beschuldigd worden van zelfgenoegzaamheid. Hij had een grote rol in het ontwerpen van couture voor alle vestigingen van de gezamenlijk ondernemingen, zonder daar ooit uitdrukkelijk zijn naam aan te verbinden. In dezelfde periode als de opening van Hirsch & Cie in Amsterdam (1912) opende Berg ook een parfumeriefabriek in het walhalla van de parfum: Neuilly sur Seine. Sally Berg bleef ongetrouwd en overleed als een zeer vermogend man op 16 juni 1924 op zijn landgoed Dennenheuvel te Heemstede. Hij werd gecremeerd en zijn as werd overgebracht naar Warburg.’



==========













Eigenaar sinds 1999 van Bloemenoord, vastgoedman Jan van V. Zie o.a.: Vasco van der Boon en Gerben van der Marel. De vastgoedfraude; miljoenzwendel aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven. Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2009; De Ontknoping; de vastgoedfraude voor de rechter (vervolgdeel). Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2012. De val van vastgoedmiljonairs. In: Koud Bloed; True crime magazine, nr. 10, 2010.

(Citaat uit: Vasco van der Boon en Gerben van der Marel. De ontknoping; de vastgoedfraude voor de rechter, 2012, pagina 384)



Anno 2016 wordt het landgoed Bloemenoord, Kadijk 28 in Heemstede te koop aangeboden via Christie’s International Real Estate in Aerdenhout. Vraagprijs bedraagt 4.675.000 euro. Het landgoed omvat o.a. een hoofdgebouw uit 2001), garage (2004), oranjerie (2004), zwembadhuis (2004) en tennisbaan (2007). Kavelgrootte: 41.580 vierkante meter. (FUNDA)

Tekening Jan van V. door Guérain



JAN VAN V. is het kunstje nog niet verleerd. Merijn Rengers, in NRC.nl van 6 juli 2016:
‘De veroordeling van Jan van V. tot zeven jaar blijft in stand, bepaalde de Hoge Raad. De hoofdschuldige van de vastgoed-zaak blijft in zijn woonplaats Heemstede bezig met het (her-)ontwikkelen van vastgoed. Het nieuwe huis van Jan van V., sinds dinsdag de hoofdschuldige in de vastgoedfraudezaak rond Bouwfonds en Philips Pensioenfonds, kijkt uit over een veld vol bloemen. Vroeger was het een bollenschuur, grenzend aan de percelen van de vermaarde Dahliakweker Geerlings – die na de oorlog neerstreek op de Heemsteedse zandgronden, vlak achter de duinen. De oude bollenschuur “met flauw hellend zadeldak” is gesloopt, en vervangen door een bijna afgebouwd woonhuis, met “metselwerk penanten in lichte steen”. Er zijn volop ramen, en in het dak van “vlakke leipan” zijn zonnepanelen verwerkt, zo staat in de verslagen van de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit Heemstede, van ruim een jaar geleden. Nu nog woont de oud-Bouwfondsdirecteur dertig meter verderop op landgoed Bloemenoord, in een van de weg afgeschermde roze villa met zwembad en tennisbaan. Daar viel de FIOD op 13 november 2007 binnen. De zaak-Klimop, de grootste actie van de opsporingsdienst ooit, was begonnen. Vier auto’s, schilderijen, zelfs de trouwringen van het echtpaar Van V. werden meegenomen door de opsporingsdienst. Vandaag, krap negen jaar later, zijn de veroordelingen van de verdachten definitief geworden. Van V. moet zeven jaar de cel in, zijn medeverdachten drie tot vier jaar. Alleen zijn aangetrouwde oom Nico Vijsma is de dans ontsprongen. Vijsma, de meest kleurrijke figuur in de vastgoedfraude, overleed begin 2004. Zijn rol als metgezel van Jan, en inspirator en mental coach van betrokken vastgoedondernemers is breed uitgemeten en geromantiseerd in de boeken, het toneelstuk en de film over de zaak. Dat de familie Van V. binnenkort naar de overkant van de straat kan verhuizen, is te danken aan aannemer Klaas de Leeuw, grootaandeelhouder van bouwbedrijf Van Wijnen. Jan van V. werkte tot 2007 innig samen met deze grote bouwer. In een keur aan bouw- en vastgoedprojecten in Nederland en Duitsland. De 74-jarige De Leeuw, een van de rijkste mannen van Friesland, leende Jan van V. in januari en oktober 2015 in twee tranches in totaal 1 miljoen euro, zo blijkt uit gegevens van het Kadaster. Zonder deze financiële injectie had Van V. zijn nieuwe huis niet kunnen bouwen. Banken doen geen zaken meer met hem, en Rabo Bouwfonds en het Philips Pensioenfonds laten hem met rust. Begin juni legden zij, ondanks een eerdere mega-schikking – opnieuw beslag bij hem voor 1,4 miljoen euro. Zijn advocaat Willem Koops wil er weinig over kwijt. “Wellicht effectbejag”, zegt hij. over de recente beslagen. Bij Van Wijnen weten ze niet waarom hun grootaandeelhouder en commissaris De Leeuw Van V. 1 miljoen euro leende. Een woordvoerder van de bouwgigant zegt dat het “een privé-kwestie” betreft. Op kantoor bij Mûzel BV in Heerenveen, het bedrijfje van De Leeuw dat de leningen verstrekte, wordt de telefoon niet opgenomen. De leeuw blijkt “in Portugal, onbereikbaar voor commentaar.” Het was Jan van V. zelf, die samen met architect René Onsia op 5 november 2014 verscheen bij de gemeente Heemstede om zijn plannen voor nieuwbouw op de plek van de bollenschuur toe te lichten, zo staat het in de verslagen. Bij die gelegenheid vertelde hij over het plan om zijn landgoed Bloemenoord – dat op FUNDA te koop staat voor bijna 4,7 miljoen euro – te herontwikkelen tot “toplocatie voor seniorwoningen”, gericht op “het hoge segment van de natiuonale en internationale seniorenmarkt.” “Het onderhoud van een landgoed is voor een enkele particulier zelden op te brengen”, staat in het plan dat het bedrijfje Sincere Investments namens hem indiende bij de gemeente, is Jan van V. ten voeten uit. Als projectontwikkelaar was hij tot zijn aanhouding een meester in het oprekken van de mogelijkheden van bouwprojecten. Sincere Investments is gevestigd in Hoofddorp, en deelt een kantoor met twee andere bedrijven die in het verleden van Van V. waren,. De huidige eigenaar Gert Oorschot zegt dat er nog niets beslist is over de plannen met Bloemenoord. Hij heeft “weinig zin om antwoord te geven” op vragen over zijn relatie met Jan van V. Simon van V, de broer van Jan, heeft de afgelopen jaren Jans positie als projectontwikkelaar overgenomen. Simon, die geldt als de charmante maar minder berekenende versie van zijn broer, werd na de invallen in 2007 uitgebreid aan de tand gevoeld door de FIOD. Hij kreeg onder meer vragen over de betrokkenheid van zijn bedrijf Valens BV bij de vastgoedfraude. Simon werd niet Vervolgd, week uit naar Zwitserland, en timmert sindsdien met zijn gelijknamige Zwitserse bedrijf Calens Entwicklung AG (“meerwaarde door ervaring en competentie”) aan de weg. De Zwitserse website van Valens rept over zeven grote vastgoedprojecten – drie in Zwitserland en vier in Nederland. Simon van V. wil geen enkele toelichting geven. De Nederlandse projecten komen in ieder geval uit de koker van zijn broer Jan. Twee kantoorpanden op Simon Valens-website zaten in 2006 in een grote vastgoedcarrousel die onderdeel uitmaakte van het Klimop-onderzoek, en een derde (het hoofdkantoor van Electrabel in Zwolle) werd eind 2008 gebouwd naar ontwerp van de vanuit de VS werkende Nederlandse architect Renée Steevensz – met wie Jan van V. veel samenwerkte. De tot woning getransformeerde bollenschuur van Jan van V. was wel erg stedelijk en van de weg afgekeerd, vond de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit Heemstede in eerste instantie. Maar na drie vergaderingen, en evenzovele adviezen en bevindingen stemde de commissie uiteindelijk in met een “verzachting’ van de tot twee meter hoge “ommuring aan de naar de straat gerichte zijde.” “Om de hoek aan de voorzijde van het perceel wordt een plantenbak van60 centimeter hoog geplaatst”, schreef de commissie op 21 mei 2015 in haar laatste rapport, en ging accoord met de bouwplannen.’

VINKERSHUISJE VAN DE VOORMALIGE VINKENBAAN

Kadijk 28 A en 29 Het voormalig tuinmanshuis en vinkershuisje (Uit Monumenten van Heemstede; een keuze uit de parels van de Heerlijkheid. VOHB, 2004, pagina 46)

Vervolg uit: Monumenten van Heemstede, 2007, pagina 47. In tegenstelling tot de tuinmanswoning is het vinkenhuisje niet opgenomen op de Provinciale lijst van beschermde monumenten (enkel augustus 1987 op de concept-lijst én op een overzicht van de VOHB/HVHB).
Het historische vinkenhuisje uit begin 19e eeuw van Dennenheuvel/Bloemenoord op een recente foto, gelegen in het zuidwestelijk deel van het terrein van Bloemenoord. Citaat uit concept Provinciale Monumenten Heemstede (1987): ‘In de herfst trekken grote zwermen vinken van hun buitenverblijf in Scandinavië via het Nederlandse kustgebied naar hun winterverblijf in Engeland en Ierland. De jacht op deze vogels was vooral in de 18e en 19e eeuw een geliefde bezigheid van de bewoners van de buitenplaatsen van Zuid-Kennemerland. Voor boeren en tuinders was het een vorm van broodwinning. De vogels werden verkocht voor consumptie als zang/lokvogel. De eigenlijke baan was een rechthoekig stuk grond, ongeveer 17 meter lang en 5 meter breed, dat aan één lange en één korte zijde met struikgewas begroeid was. Aan de andere korte zijde stond de vinkershut, van waaruit men uitzicht op de baan had. De netten lagen opgerold aan weerszijden van de baan en konden door een vernuftige techniek door de man in de hut gelijktijdig toegehaald worden… De grote vraag was nu, hoe men de overvliegende vinken er toe krijgen kon om naar beneden te komen, zich eerst op de struiken naast de baan en daarna op de baan zelf neer te zetten. Men gebruikte daartoe vinken in de kooien, die door hun gezang hun soortgenoten lokken moesten. daar men ontdekt had, dat blinde vinken meer en beter zingen fan ziende, had men de lokvinken van hun ogen beroofd. Om te lokken waren er ook nog de roervinken. Die waren met een touwtje aan de poot vastgebonden aan de roerlijnen. De lijnen, één langs de baan en een andere rechthoekig daarop het veld in, hingen slap, maar konden door de man bij de roerpaal recht getrokken worden. Dan begonnen de vastgebonden vogels te fladderen en lokten daarmee de overvliegende zwerm. Drie roervinken moesten telkens vernieuwd worden, want ze vlogen zich heel gauw dood… Het zou tot 1912 duren, voordat het gebruik van blinde vinken en roervinken bij wet verboden werd. in Zuid-Kennemerland zijn, voor zover bekend, uitsluitend op Bloemenoord in Heemstede en aan de Duinwyckweg in Bloemendaal houten vinkenhuisjes bewaard gebleven. Een stenen vinkenhuisje bevindt zich voorts in de duinen van de Amsterdamse Waterleiding ten zuiden van de Oranjekom. Behalve op Leyduin ‘Zeerust’ tussen Heemstede en Bloemendaal-Vogelenzang [van het Huis te Manpad, gelegen tussen Vogelenzangseweg en Leyweg] en Dennenheuvel hebben in het verleden ook vinkenbanen gelegen op o.a. Woestduin (grens Bloemendaal-Vogelenzang /Heemstede), de Dageraad (Bennebroek), Huis te Vogelenzang en de Hartekamp. Bij laatstgenoemde hofstede op de overplaats ten tijde van eigenaar mr.George Clifford, 1727-1760, dus ook toen Carolus Linnnaeus tussen 1735 en 1737 daar werkzaam was als lijfarts en hortulanus. Op een kaart uit 1731, vervaardigd door landmeter Ch.Gebhard is de ‘Finkebaan’ ingetekend tussen de blekerij van Gerrit Bossu en het duin met koepel in de overtuin van de Hartekamp ten oosten van de Heerenweg. In een bijschrift staat o.a.: Verder “sal de heer Cliffort ook het huijsje ten eijnde der Laan op de Vier en Sestich maet van de heerenwech staen, hebbende agter sig zeeven en twintigh Roeden tot aen de uijtwateringh tusschen de vinckeban en de droogbergh van Gerrit Bossu (…)”. Uitvoerige informatie over de Hollandse vinkenbanen met een hoofdstuk over de vinkersfamilie Van Lennep heeft Ignaz Matthey in zijn boek (dissertatie) ‘Vincken moeten vincken locken; vijf eeuwen vangst van zangvogels en kwartels in Holland.’ Hilversum, uitgeverij Verloren, 2002.

Illustratie vinkenbaan in Leyduin van het Huis te Manpad (Van Lennep) uit boek van Ignaz Matthey.

Het vinkenhuisje in Bloemendaal aan de Duinwijckweg. Dat behoorde oorspronkelijk bij de vinkenbaan van de hofsteden Veen en Duin (1741-1773) en Wildhoef (1788-1894).

Herbouwd en hersteld vinkershuisje van Zeerust van de familie van Lennep, dat van 1856 tot 1912 [toen de vinkerij werd verboden] in gebruik is geweest. Op de voorgrond een replica van de balustrade waarachter de vinker op de uitkijk stond. (locatie Heemstede-Vogelenzang bij de Oranjekom van de Amsterdamse Waterleiding Duinen.






DE HUIZEN “MANPADSHOEK” EN “ZUIDERKRUIS”
In het midden van de 19de eeuw is de villa “Manpadshoek” gebouwd. Deze was gesitueerd aan de Herenweg ten noorden van de Manpadslaan, nabij de plaats waar zich tegenwoordig het huis “Zuiderkruis” bevindt, Herenweg nummer 13 (voorheen 11). Na de dood van Paul van Vlissingen was het dr. Busken Huet uit Haarlem die de “buitenplaats” Manpadshoek als gezondheidsoord inrichtte voor welgestelde dames die volstrekte rust behoefden. Dankzij de ideale ligging, de schitterende omgeving, en de afzondering was het voor dat doel een perfecte locatie. Een oude beschrijving van het sanatorium doet dat inderdaad geloven. ‘Rondom in heerlijk groen schier verscholen, omringd door een tuin, vol schaduwrijke plekjes, is het een toonbeeld van rust en vrede en kalmte, die den naar lichaam en geest vermoeide behaaglijk en weldadig aandoet en Manpadshoek niet ten onrechte als een rustoord stempelen.’ In 1891 werd Manpadshoek bewoond door mr. L.W. van Gigch, bekend advocaat en raadslid in Amsterdam en had een inbraak plaats. Omstreeks 1894 kocht de bekende Haarlemse bloembollenkwekerij Van Tubergen het buitenverblijf Manpadshoek, Herenweg 11. De omliggende gronden werden gebruikt voor uitbreiding van de productie. Het naastliggende pand, Herenweg 13, fungeerde als bloembollenschuur. In 1912 gaf C.G.van Tubergen aan tuinarchitect Cornelis Springer opdracht een ontwerp te maken voor een reorganisatie van de tuin [tekening aanwezig in bibl. Landbouwuniversiteit Wageningen]. Omdat vanaf 1911 als nieuwe eigenaar bloemenkweker P.J.Eldering staat vermeld (die van de gemeente vergunning kreeg een autogarage bij het perceel te bouwen) is de uitvoering niet doorgegaan. Blijkens de bouwmap aanwezig bij de gemeente Heemstede (sector Wonen) gaf het college van B. en W. op 18 mei 1889 vergunning aan C.G.van Tubergen ‘het buitenverblijf “Manpadshoek”, gelegen aan de Rijksstraatweg, te wijzigen.’ C.G.van Tubergen jr. overleed 25 januari 1919 waarna het bedrijf werd voortgezet door de familie Hoog. Tot 1922 was de heer P.M.J.Eldering en vervolgens woonde hier tot 1925 de weduwe Goemans. Een volgende eigenaar J.J.Schretlen verzocht in dat jaar toestemming de serre te wijzigen. Tevens verzocht hij plaatsing van een nieuw hek met afscheiding om het perceel alsmede twee stenen pijlers. B. en W. berichtte op 2 april 1925 ‘Wij verzoeken u in verband met bovenstaand verzoek tevens te wijzigen op het plan ter verbetering van den Heereweg, dat tot plaatsing van bedoeld hek tevens vergunning moet worden gevraagd aan de Commissaris der Koningin in deze provincie.’ In 1932 verhuisde Schretlen naar het adres Herenweg 158. Begin 1934 staat nog H.W.Aurik als bewoner in het bevolkingsregister, in welk jaar Manpadshoek werd gesloopt. De fundamenten bleven nog lang liggen en zijn pas in de jaren tachtig opgeruimd. In 1935 werd makelaar Willem Olivier eigenaar van het perceel. Op 18 augustus vroeg hij als directeur van de N.V. Bouw Maatschappij Union, Heemsteedse Dreef 90, vergunning tot het bouwen van een nieuwe villa annex garage. De vrijstelling betrof het bouwen op meer dan10 metervan de straat. De bouwkosten werden geraamd op 12.000 gulden (crisisjaren!). De ontwerptekeningen zijn tussen juni en augustus 1935 vervaardigd door de architecten Gerard Stad en W.J.C.Olivier. Bij een omnummering is het adres Herenweg 11 door de gemeente gewijzigd in 13. 15 juli 1974 is de kap van het pand tengevolge van een uitslaande brand verwoest. Bij het blussen door de Heemsteedse brandweer verleende vrijwillige brandweer Bloemendaal assistentie. In die periode zijn op verzoek van R.Jetten plannen ontwikkeld door architect Bats, Bennebroek om op dezelfde plaats en iets zuidelijker van Herenweg 13 een dubbel woonhuis te bouwen. De gemeente verleende nochtans geen medewerking vanwege de aanwezigheid van “zeldzame planten” (Natuurgebied). In plaats daarvan is de villa met de naam “Zuiderkruis” in 1975 herbouwd met als eigenaar de heer C.A.Oud, tegenwoordig woonachtig in Vogelenzang. In 1989 vond een renovatie van het woonhuis plaats – onder architectuur van ir. P.van Duijn – op verzoek van de nieuwe eigenaar Tenrikyo Chinzei Nederland (2). Momenteel is het pand “Zuiderkruis” eigendom van organisatiebureau Bos en Partners b.v. en vindt opnieuw een verbouwing plaats.
(1) Van het bloembollenterrein van de firma C.G.van Tubergen jr. aan de Manpadslaan is een foto opgenomen in het boek “Bloeiende Bedrijvigheid” (Haarlem, 2002, bladzijde 67).

(2) Tenrikyo is een wereldwijde – Japanse – sekte ofwel levensbeschouwelijke organisatie met ongeveer twee miljoen leden, waarvan naar schatting ongeveer 500.000 buiten Japan. Het Nederlandse kantoor is thans gevestigd op het adres Glipperweg 23, Heemstede.
De inrijpoort van “Land- en Spaarnzicht” (Binnenweg) staat nu aan de Herenweg
“Land- en Spaarnzicht” was oorspronkelijk een kleine buitenplaats uit de 18e eeuw, die midden 19e eeuw eigendom was van toenmalig burgemeester Jan Dólleman. Het verwaarloosde pand werd ten slotte afgebroken om in 1908 plaats te maken voor een nieuw herenhuis van bollenkweker Jan van den Berg. Vermoedelijk is toen een nieuwe toegangspoort geplaatst, bestaande uit twee pilaren van baksteen opgetrokken en met een hardstenen dekplaat, met aan de ene zijde “Land en” en de andere kant “Spaarnzicht” uitgehouwen. Op een foto uit 1934 is één van de pijlers nog voor het huis te zien. In 1938 is het pand door het rijk gekocht met het oog op de bouw van een nieuw postkantoor. Voor de afbraak is het o.a. in gebruik geweest als Christelijk Militair Tehuis, distributie- kantoor (tijdens W.O.II) en nadien kleuterschool. Pas na de Tweede Wereldoorlog is het pand afgebroken en na een houten noodgebouw werd op 7 september 1959 het huidige postkantoor geopend.
In 1996 “ontdekte” wijlen de heer H. de Waal uit Bennebroek bij toeval dat deze toegangszuilen zich thans bevinden bij de ingang van het pand op de Herenweg 13 met de inscripties “Land en Spaarnzicht” aan de binnenzijde. Daarvan werd in aflevering 89 van HeerlijkHeden (blz. 121) melding gemaakt. De nu wit geschilderde zuilen bevatten aan beide zijden van de straatkant het opschrift “Manpadshoek”. Toen de heer Oud omstreeks 1975 eigenaar werd van Zuiderkruis stond de inrijpoort daar reeds. Mogelijk is deze entree in of kort na 1938, toen “Manpadshoek” al was gesloopt en “Land en Spaarnzicht” niet meer particulier bezit was, verhuisd van de Binnenweg naar de Herenweg en is de naam “Manpadshoek” als een herinnering aan het geruïneerde huis op de pijlers toegevoegd.
Hans Krol
(1) In 1867 is de villa Soeka Brentie op een veiling in de Brakke Grond te Amsterdam geveild voor ƒ 32.800,-. Eigenaar werd H.Munzebrock, directeur van de Nederlandsche Suikerrafinaderij. Hij is in 1877 gearresteerd vanwege faillissementsfraude. In 1888 is na afbraak van de villa het nieuwe Dennenheuvel gebouwd.
Bijlagen







HAGENDUIN EN DE OVERPLAATS VAN DE HARTEKAMP







Bijlage: herinneringen door Ivo Weyel. kleinzoon van Sylvain Kahn aan het landhuis Dennenheuvel in Heemstede (Joodse Huizen; verhalen over vooroorlogse bewoners. Deel 5, p.56-63)



========

(NRC-Handelsblad, 6 mei 1988)
Interessant om te lezen over de geschiedenis van Dennenheuvel. Zelf doe ik onderzoek naar het Amsterdamse modehuis Hirsch en momenteel lees ik het testament en de necrologieën van A.S. Berg, die op deze plek is overleden in 1924. Nu heb ik eindelijk een beeld bij dit gebouw. Jammer (maar wel begrijpelijk, gezien de grootte en de staat van verval) dat het is afgebroken.
Bedankt voor reactie, mochten in het Hirsch-archief toevallig nog gegevens over Dennenheuvel te voorschijn komen houd ik mij aanbevolen..
Geachte heer Krol,
met interesse heb ik uw uitgebreide artikel omtrent het Keukenduin en de later daaruit voortgekomen buitenplaatsen gelezen. Momenteel ben ik bezig met een cultuurhistorisch onderzoek naar buitenplaats Bloemenoord. Een van de curiositeiten in het terrein is het door u zogenoemde ‘vinkenhuisje’. Ik was benieuwd of u een bron en datering kunt geven van de foto van dit bouwwerkje in bovenstaand artikel. Ik kan het niet terugvinden. En waarop baseert u zelf de conclusie dat het een vinkenhuisje betreft? Heeft u wellicht meer informatie of kent u vergelijkbare bouwwerkjes? Helaas is het mij nog niet gelukt meer gegevens te achterhalen. Het is opmerkelijk dat het gebouwtje in geen enkele oude verkoopadvertentie of veilingboekje is genoemd, of evenmin op topografische of kadastrale kaarten vermeld staat.
Met vriendelijke groet,
Caroline Brouwer,
SB4 Bureau voor Historische Tuinen, Parken en Landschappen
Caroline, uitvoerige informatie over Dennenheuvel, inclusief Bloemenoord, Soeka Brentie en het vinkenhuisje, is gebaseerd op het Concept-register Provinciale monumenten Noord-Holland. Haarlem, Provinciaal Bestuur, augustus 1957, pagina’s 12-26. Indien niet beschikbaar kan ik eventueel een scan sturen van de bladzijden 12, 15, 16 en 21 die specifiek over het vm. vinkenhuisje gaan. Opmerkelijk is dat Ignaz Matthey in zijn standaardwerk over vijf eeuwen van zangvogels en kwartels in Holland, de vinkenbaan van Dennenheuvel in dit verband uitsluitend noemt in een voetnoot op pagina 356. In het NHA kan ik volgende week nakijken of nog verdere informatie aanwezig is. Wat me verder opvalt is dat op de kaart van de buitenplaats Dennenheuvel onder Heemstede, in verband met veiling van 12 augustus 1903 in Hotel van den Berg, aanwezig in Bibliotheek Landbouwhogeschool Wageningen (stempel) het zogeheten vinkenhuisje onvermeld is. Mvg, Hans Krol jlpmkrol@hotmail.com NB In verkoopadvertentie in De Telegraaf van 30-11-1901 wordt de vinkenbaan van landgoed Meer en Berg (tegenwoordig weiland?) nog wel vermeld.