Tags
; Adriaan Elias Hope, Bosbeek, graven Heren van Heemstede, H.J.Wesseling, Hartekamp, Henry Philip Hope, praalgraf Temse, Slot Heemstede, Willem Hekking Jr.
HISTORISCHE OPMERKELIJKHEDEN HEEMSTEDE
1.OPSCHRIFTEN OP LUIFELS, UITHANGBORDEN E.D.

Tekening van de ‘graftombe van J.J.Rousseau’ (naar Ermenonville) op het Keukenduin aan de zuidzijde van het landgoed Meer en Berg te Heemstede op een tekening uit circa 1810 (Noord-Hollands Archief)
Opschrift op gefingeerde graftombe en lijkkist: het graf van Rousseau op ‘Keukenduin’ bij Meer en Berg Heemstede: ‘Schuins over het Manpad vond men vroeger het graf van Rousseau, een heel schilderachtig plekje, zoo genoemd omdat het eenige gelijkenis had met “het populieren-eiland” te Ermenonville. ’t Was een vijvertje te midden van ’t begroeide duin, waarin een landtong uitstak met berken en populieren beplant. Onder deeze boomen had de eigenaar, Jacob Abraham van Lennep, de neef en vriend van Cornelis van Lennep (1), een lijkbus geplaatst; en op het voetstuk las men dit opschrift:
“Eh! Qui n’a pas pleuré quelque perte cruelle!”
Maar nu was de lijkbus, wat den vorm betrof, juist niet bijzonder gelukkig uitgevallen en had weleens den spotlust van den laatstgenoemden opgemerkt. Eens gebeurde het, dat baldadige knapen haar van het voetstuk en aan stukken smeten, en nu schreef C.v.L. op één der scherven:
“Zie hier het deerlijk overschot
Van een gebroken oliepot”.

Houtsnede uit 1859 van Soeka Brenti ofwel Keukenduin met ‘graf van Rousseau’ na vernieling op Meer en Berg in Heemstede nabij Bennebroek
Zijn neef deed de bus vervangen door een antieke vaas, waarop dansende Staters en Nimfen waren gebeiteld. Het contrast, dat dit opleverde met het opschrift op het voetstuk, gaf aanleiding dat C.v.L. er nevens schreef:
“Zie ’s werelds wisselvalligheden:
Men lacht omhoog; men schreit beneden.”
De eigenaar liet daarop het basreliëf overpleisteren, maar nu kwam er een derde opschrift van dezelfde hand:
“Hoe schielijk snelt, helaas! Alle aardse vreugde heen;
Het lachen is voorbij: het weenen blijft alleen.”
In 1862 is deze plek geheel veranderd, en nauwlijks meer te herkennen.
(1)Mr.J.van Lennep, Leven van Mr.C.van Lennep, blz. 291.
Glasschrift bij herberg Rustenburgh in den Hout:
“’t Is gewis twee vrouwen billen konnen meer lokken
Als alle kloosters klocken
Laatste vrij luijen
Datze haar moer bruijnen” Bij mij Jan Cornelisz/Koster te Rarep.

‘Kwade’ herberg Rustenburgh ofwel het Bokje in de Haarlemmerhout. Ets door Jan Vincentszoon van der Vinne, circa 1700.
Bron: Jeroen Jeroense (ps. van Hieronymus Sweerts). Koddige en ernstige Opschriften op Luifels, Wagens, Glazen, Uithangborden en andere Tafereelen. 1682.

Titelblad van Koddige en ernstige opschriften…door Jeroen Jeroense, 1682
Beroepsaanduiding op rijm: de bleeker.
Aan de Heeren-Zandvaart, onder Heemstede, schreef eens een lid van de Kamer Trouw moet Blijcken met krijt op een schutting:
‘Loop je rechts of loop je links, het is zeker
Je komt altijd terecht bij een bleeker’.
Bron: J.van Lennep en J.ter Gouw. Het boek der opschriften. 1869.
Twee Heemsteedse luifelschriften:
‘Hier verkoop men lake, serge en grijne fijn
Ook garen en zij daar zij me genaait moeten zijn”.
Bron; Jeroen Jeroense. Koddige en ernstige opschriften etc. 1862.
Te Heemstede zag men weleer aan een luifel een Kat en een Muis geschilderd. met dit onderschrift:
‘Heemsteê is wel schoon
Maar Haarlem spant de kroon’.
Jeroense, deel II, bladzijde 121.
Jacob van Lennep en Jan ter Gouw, in: De uithangtekens in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd, eerste deel 1867 tekenen hier bij aan: ‘Niemand begreep wat die kat en muis met Haarlem en Heemstede te maken hadden. En zij hadden ook niets gemeen; onder die beide diertjes had weleer een ander onderschrift gestaan, doch dat, als meer onderschriften een weinig aanstootelijk was. Een nieuwe bewoner had het uit laten strijken, doch de onschuldige diertjes laten staan, en er een nieuw rijm van eigen maaksel onder gezet.”
Ten slotte nog een pikant opschrift bij een kwade herberg in de Hout:
‘De Waard van dit Huijs heet Jan Cod
Die hem meent uijt te zuijpen, geen sot
Want hij heeft zelfs veel waarden bescheten
Men moet geen verken stront leeren eten.’
(Bron: Jeroense, deel II, bladzijde 48.
2. Te Heemstede op het Huis

Mogelijk via zijn grootvader verworven zijn door tekenaar Willem Hekking jr. verscheidene wapens uit de wapenzaal van het Slot in Heemstede na afbraak in 1810 in het Oude Doolhof opgeslagen en door hem getekend. Later zijn deze via het Etnografisch Museum in het Historisch Museum Amsterdam terecht gekomen. Bovenstaande tekening van de wapenverzameling in het Oude Doolhof dateert uit circa 1845.Marianne Eisma bericht in haar uitgave ‘David en Golith’en het Oude Doollhof (1996) dat uiteindelijk toch weer het meeste uit Heemstede verloren ging, nochtans niet de schildpadschilden met het wapen van de Heren van Bennebroek.
‘Dit huis werd in den jare 1460 opgebouwd, door Jan, Heer van Heemstede, nadat vorige sloten, in 1394, op last van Hertog Aelbrecht (uit wraak over den moord aan Aleid van Poelgeest bedreven, en waaraan de toen levende Heer van Heemstede medeplichtig was), en in 1404, door de Haarlemmer Kabeljauwschen waren omgehaald. Het werd, met de Heerlijkheid, in 1472 overgedragen aan Lodewijk van Brugge, Heer van Gruithuizen, Stadhouder van Holland, door wiens overdracht in 1486 aan Roeland le Febure – die Hedwig, dochter van bovengenoemden Jan van Heemstede, in huwlijk had, – de Heerlijkheid aan het oude stamhuis terugkeerde. In 1554 ging zy door verkoop in andere handen, tot dat zy in 1620, met Bennebroek vereenigd, gekocht werd door Adriaan Pauw. Het slot, gestadig vergroot en verbeterd, was wellicht het fraaiste, dat in Holland was aan te wijzen. Ik herinner my nog flaauw de prachtige standbeelden, waarmede het voorportaal prijkte, de keurig gebeitelde opschriften en wapenborden, en de groote zaal, die een waar arsenaal bevatte van middeleeuwsche rustingen en handwapenen: ’s Zomers alle Zondagen, als ik mijn grootvader naar Heemstede ter kerke reed, uit het geboomte zag oprijzen, door sloopers handen wreedaardig werd vernield. Nimmer ging de verwoestende hand van het Vandalisme op meer barbaarsche wijze te werk dan te dezer gelegenheid. ’t Is waar, de liefde voor de middeleeuwsche gedenkwaardigheden was toen nog niet, als later, ontgloeid, en de gevolgen der treurige beroeringen, welke men had doorgestaan, en waarvan men het eind nog niet voorzag, maakte de ingezetenen huiverig om hun geld aan kuriositeiten te besteden, en deed zelfs de slooping van het kasteel van Heemstede schier onopgemerkt plaats hebben; – doch hier traden nog bovendien de verkoopers, door hun slordigheid en onoplettenheid, hun eigen belang ten voeten. Fraaie marmerstenen met Grieksche inschriften, door een der Pauwen uit de Levant meegebracht, en welke mijn vader aan den rentmeester van ’t slot gelast had voor hem te koopen, werden voor een spotprijs aan steenkoopers weggeworpen: lansen en degens, waarvan de scheeden en gevesten van louter goud waren, gingen voor oud yzer weg; in een woord, ’t was of men zich had toegelegd, hier alles wat waarde had, te versmijten. Het eenige wat mijn vader van de geheele verkooping bekwam, was een schildery, een Vaandrig voorstellende, en voor welke hy, geloof ik, acht gulden betaalde, en welke Vaandrig, hangende in de kamer waarin ik sliep, my alle alle mogen by ’t ontwaken met norsche blikken aanzag en een heimelijke angst inboezemde. Wat van hem geworden is, weet ik niet. In de kerk te Heemstede prijkt nog altijd de sierlijke graftomber van het geslacht van Pauw, en de vogel die boven zijn blazoen de vederen uitspreidt, stond nog boor weinige jaren op de koepel der kerk te Bennebroek, welke bevallige koepel thans vrij onhandig in een alledaagsch torentje veranderd is.’ (mr. Jacob van Lennep als toelichting op een dichtregel uit het gelegenheidsvers van Vondel: ridderlijk bancket voor den heer Adam van Lockhorst en joffer Kornelia Pauw- 1858).
3. Niet bloeiende appelbomen
‘De ervaaren Amsterdamse Heelmeester Swagerman heeft ons geleerd, dat er te Heemstede, eene byzondere soort van Appelboomen is, die wel vruchten geeft, welke Hy my heeft laaten zien, maar die nooit bloeit. Wel komen er kleine Bloembladeren aan denzelven, maar zy gaan nimmer open: de vrucht wordt er egter in gevormd; doch de geslooten Bloem geen Stuifmeel van anderen ontvangen hebbende, zyn de Zaaden onvruchtbaar, des deeze soort van Boomen niet dan door looten is voort te planten.’ (J.F.Martinet, in: Katechismus der Natuur; derde deel, blz. 371. Amsterdam, Johannes Allart, 1778).
4.Krankzinnige eigenaar van Bosbeek, Adriaan Elias Hope, in zijn zomerhuis Bosbeek opgesloten

Twee van de 3 kinderen van John Hope: Thomas en de 1-jarige Adriaan Elias, met rechts een Schots neefje John Hope. Schilderij door W.J.Laquy (1738-1798) in bezit van de hertog van Newcastle
De van oorsprong uit Schotland afkomstige John Hope die met zijn neef Henry Hope eigenaar was van het in Amsterdam gevestigde internationale bankbedrijf Hope & Co kocht in 1767 de hofstede Groenendaal in Heemstede aan van mr. David van Lennep. In het jaar dat hij stierf 1784 kocht hij bovendien de nabijgelegen buitenplaats Bosbeek aan van de weduwe van mr. Lieve Geelvinck. In de zomermaanden werd het buiten bewoond door John Hope’s weduwe, de uit Rotterdam afkomstige Philippina Barbara van der Hoeven. Het echtpaar had drie nog minderjarige kinderen, Thomas, Adriaan Elias en Henry Philip. Formeel zijn de laatste twee in 1790 eigenaar geworden, van het intussen samengevoegde buiten Bosbeek-Groenendaal. Volwassen geworden is het bankiershuis voortgezet door Thomas Hope (1769-1831) en Henry Philip. Hope (1774-1839). De middelste zoon Adriaan Elias Hope (1772-1834) werd vanwege zijn onvoorspelbaar en vreemd gedrag uitgekocht – makelaar David
![Portret dat afkomstig is uit de theekoepel van Groenendaal [restant van het vroegere grotendeels afgebroken herenhuis] en waarvan wordt verondersteld dat toenmalig eigenaar Adriaan Elias is afgebeeld](https://ilibrariana.files.wordpress.com/2016/11/hope.jpg?w=529&h=627)
Portret dat afkomstig is uit de theekoepel van Groenendaal [restant van het vroegere grotendeels afgebroken herenhuis] en waarvan wordt verondersteld dat toenmalig eigenaar Adriaan Elias is afgebeeld (foto J.H.Heerkens Thijssen, RKD]
Berck is hem als vertrouwenspersoon toegevoegd – en kon over een bedrag van 3.200.000 gulden beschikken. Hij bezat ook een huis aan de Keizersgracht en bracht de zomermaanden bij voorkeur door op zijn buiten.
Bijlage: testament Adrian Elias Hope uit 1794 (Notarieel Archief Amsterdam)
Evenals zijn vader was Adrian Elias Hope een liefhebber van kunst en kocht hij in 1813 bij Christie’s in Londen antieke marmora, Etruskische en Griekse vazen en andere kunstvoorwerpen. Het park Bosbeek, van welke buitenplaats hij in 1802 alleenstaand eigenaar is geworden, verfraaide hij met o.a. twee reusachtige ‘potten’, vazen, een rustbank van walvisribben, een schelpenhuisje, met op een stenen voet het beeld van een zeenimf en dolfijn aan de voeten. De uitzichttoren, de zogeheten Belvedere, is niet zoals vroeger verondersteld in opdracht van Adrian Elias Hope gebouw d, maar door de volgende eigenaar broer Henry Philip Hope en in 1838 ontworpen door John Thomas Hitchcock. Via een tuinbaas is het verhaal overgeleverd dat Adrian Elias hij als voorbeeld van zijn niet normaal gedrag soms met een paraplu met baleinen maar zonder stof door het bos liep. In 1824 kocht hij de plaatselijke herberg ‘Het Bonte Paard’ en zijn bezit omvatte 49 morgen en 325 roeden. Intussen zijn de geestelijke vermogens van deze Hope kennelijk steeds verder aangetast. In de volksmond werd hij door zijn tweede voornaam te verbasteren ‘Malle Jas’ genoemd. Zijn vreemde gedrag was een ergernis van zijn familie, in het bijzonder voor zijn broer Henry Philip die wisselend in Engeland en in Nederland vertoefde. In krankzinnige toestand is Adriaan Elias – volgens de archieven door of op last van zijn familie’ op Bosbeek opgesloten en op 16 september 1834 levenloos aangetroffen.

In enkele kranten verscheen september 1834 bovenstaand berichtje van het overlijden van Adriaan Elias Hope.
Na het overlijden van Adrian Elias Hope heeft plaatsvervangend vrederechter Barend Zwarter de hofstede Bosbeek-Groenenendaal verzegeld. Het grote aantal kamers en het vele meubilair etc. zorgden voor een lange lijst met te verzegelen bezittingen.
Genoemde broer Henry Philip Hope is automatisch eigenaar geworden, die het landgoed overigens liet beheren door een rentmeester.

Afbeelding met mogelijk Henry Philip Hope (?), maar gelet op de voorstelling moet eerder worden gedacht aan diens broer Adriaan Elias Hope.

Scan van deel artikel over een Hope-portret, uit: Heerlijkheden, nummer 120, april 2004, p. 82 [83–85]
6. Graftombe voor schijndoden

Bouw van een grafkelder voor schijndoden. Uit Javabode van 19-7-1883, tevens gepubliceerd in talrijke andere bladen.
6a. Vervaardiging van lijkkist ter beveiliging van de gevolgen van schijndood :

Deel van artikel over de vervaardiging van een doodskist ter beveiliging van de gevolgen van schijndood door aannemer-timmerman W.A.van Amstel uit Heemstede. (bericht uit o.a. Nieuwe Tilburgsche Courant van 16 juni 1907)

W.A.van Amstel in Heemstede vervaardigde in zijn timmerfabriek te Heemstede lijkkisten ter beveiliging tegen de gevolgen van een schijndood (advertentie uit de Gooi en Eemlander van 2 oktober 1907)

Constructie van een kist ten behoeve van schijndode
7. Wonderlijke geboorte van een baby met twee hoofden
‘Te Heemstede is in den afgelopen nacht een dood kind met twee hoofden ter wereld gebracht. De beide hoofden bevinden zich naast elkander op de schouders en zijn met het aangezicht naar dezelfde zijde gekeerd. De kraamvrouw is naar omstandigheden vrij welvarend. De heeren W.F.van Loenen te Heemstede en K.F.van Maas, te Haarlem, accoucheurs, verleenden assistentie’. (Haarlem’s Dagblad, 15 november 1887)

Gravure van een kind met twee hoofden door Hendrik Goltzius
.
8. Een merkwaardige boom in Heemstede

Het pand Rozenburg op de hoek van de Zandvoortselaan en de Heerenweg met mevrouw Veronica Preijde en een andere dame (haar moeder) en achter de vrouwen de opmerkelijke treurbeuk.
Onder de merkwaardige boomen bekleedt voorzeker eene voorname plaats de ruim honderdjarige bruine beuk in den tuin van den Haagschen straatweg bij de Zandvoortsche Laan, die de aandacht van alle voorbijgangers trekt en waarschijnlijk zijn wedergade in Nederland niet heeft. De geschiedenis van dezen boom is nauw samengeweven met die van de forma op welker terrein hij staat, de welbekende bloemisterij en zaadhandel genaamd “Rozenburg” opgericht in de jare 1760 door de heer Johannes Rosenkrantz, geboortig uit het dorp Waveren, landgraafschap Hessen. In bovengenoemd jaar belast zijnde door den heer Gualth. Petr. Boudaen, alstoen eigenaar van het landgoed “Elswout” te Overveen, met veranderingen in den aanleg van den buitenplaats, kocht hij tegelijkertijd twee warmoezierstuinen aan de Zandvoortsche Laan, met het doel aldaar eene bloemisterij te vestigen en deze hoofdzakelijk voor de bloembollencultuur in te richten. Deze bloemisterij werd door hem als tuinbouwkundige zeer fraai, volgens de regelen van den toen in zwang zijnde stijl aangelegd, welke aanleg zelfs in lateren tijd nog geroemd werd en waaronder ook behoorde de nu nog bestaande verschillende oude boomen, welke van den Haagschen straatweg af grootendeels te zien zijn en onder welke bijzonder uitmunt de beuk, waarvan wij hier een korte beschrijving laten volgen. Het is de zwartbladige beuk (Fagus sylvatica folatropurpureis), op den onderstam van eenen gewonen beuk zgn. geplakt en die in de loop der tijden de volgende reusachtige afmetingen verkreeg: hoogte 18 M., omtrek van den stam, op 1 meter hoogte uit den grond gemeten, 4.60 M., diameter der vlucht op twee zijden (overkruis) gemeten over den geheelen boom 33,50 M. In Juni 1875 gemeten was de diameter zijner vlucht 26 meter, en deze is alzoo in 18 jaar met 7,50 meter verlengd. Het is werkelijk een imposant gezicht, wanneer men zich onder de laag op den grond nederhangende takken van deezen fraaien boom bevindt, onder welks lommer men aan ronde om den stam geplaatste tafels zeker een 300 gasten zou kunnen vereenigen. Een in de nabijheid van dezen beuk staande even oude en evenzeer bezienswaardige kurkeik (quercus suber) werd, jammer genoeg, den 20sten Mei ll. gedurende een hevig onweder derwijze door den bliksem getroffen, dat de stam, geheel gespleten en van den bast ontdaan, voor voortleving hopeloos verloren ging. De heer Johannes Rosenkrantz, de stichter der zaak en planter van deze merkwaardige boomen, overleed den 18de Juli 1795 en werd opgevolgd door zijnen zoon Johannes, destijds eervol bekend als taalkundige en botanist, vervolgens door zijnen neef Johannes Stegerhoek, overleden den 7den October 1853, en deze door zijnen meesterknecht |Jacob Preijde, welke reeds bij den laatsten Rosenkrantz werkzaam was en na zijn overlijden, op den 6den October 1877, opgevolgd is geworden door zijne drie kinderen, waarvan nu nog één, de heer G.Preijde, deze bloemisterij en zaadhandel blijft voortzetten’ (uit: Oprechte Haarlemsche Courant van 5 juni 1893)

Nog een foto van de bruinrode beuk. De boom moest wijken vanwege de aanleg van een parkeerterrein. In het huis ‘Rozenburg’ van de familie Rosenkrantz, vervolgens Preijde, was tweede helft van de vorige eeuw een antiekzaak ‘Dare to be different’ gevestigd en tegenwoordig geeft her ruimte aan een financieel administratiekantoor.
9.Opmerkelijke bootconstructie op Berkenrode gefabriceerd, vervaardigd door de heer T.van Wickevoort Crommelin te Heemstede-Berkenrode. De boot bestond uit twee cylinders met lucht gevuld, bij wijze van twee grote beschuitbussen, op een afstand van 1.25 meter en door een dek aan elkaar bevestigd. De lengte was 5.50 meter. De voortbeweging geschiedde dankzij een oude Peugeot-motor van ongeveer 15 H.P. De boot had een diepgang van niet meer dan 20 centimeter. De het Van Wickevoort Crommelin zit op deze foto zelf aan het stuur en verwachtte veel van zijn uitvinding, maar voor zover bekend is het bij deze ene proefboot gebleven (Oprechte Haerlemsche Courant, 6 december 1909).
10. Een schaking op de Hartekamp
’s Winters wonen de Verschuers in Amsterdam. In de laatste groentemand, die van de Hartekamp gaat naar het Amsterdamse huis, zitten nog net de maartse viooltjes en de verse spinazie. Als het gaat aprillen trekken we naar buiten en blijven er, totdat gestookt moet worden in oktober. Het paar krijgt twee kinderen, een zoontje Bernard, dat al sterft op zijn zevende jaar. Als de vader op eenennegentig jaar zijn sterfuur nadert, dan zal hij zacht prevelen: “Nu ga ik naar Bernardje…”Het dochtertje, de kleine Mathilde Agathe wordt dan een eenzame in het grote huis in Amsterdam en in het nog grotere Hartekamp. Ze leest graag en veel, speelt piano en viool, De ouders laten hun dochter uitgaan, zoals de mondaine entree van een achttienjarige werd genoemd, niet in Amsterdam maar in Den Haag. Toentertijd Hofstad van Koningin Sophie. Haar moeder is dame du palais, haar vader kamerheer in buitengewone dienst. Ze hebben een eigen loge in de schouwburg; diners, recepties, bal na bal moeten het nodige koloriet geven aan de jonge-meisjesjaren ban het freuletje van de Hartekamp. Een rijke héritière. Een attaché aan de Oostenrijkse-Hongaarse legatie, Maximilian, Graf von Spaur wil zijn kansen eens wagen. Als het balseizoen ten einde is, vraagt Spaur aan vader Van Verschuer om de hand van zijn enige dochter. De vader wijst hem af. Spaur vertrekt uit Den Haag en uit het land. Uiterlijk is het geval afgedaan. Innerlijk begint het op gang te komen. Max is de zoon van een voortvarende moeder. In vroeger dagen had gravin von Spaur in Rome, niemand minder dan Paus Pius XI helpen vluchten uit het bedreigde Vaticaan. Als een wakkere kloeken had ze de tengere Pio Nono in haar reiskoets verborgen onder de vleugels van haar crinoline. Se non è vero, è ben trovato. Het is een vroege herfstdag in 1861 op de Hartekamp. De kamenier, in de ochtend, bericht dat de slaapkamer van de freule verlaten is, in een opkamertje zijn sporen van haastige ontvluchting. Schaking? Zelfmoord? De vijver wordt gedregd. Her is de eeuw van het diep fatsoen en vader Van Verschuer zegt tegen burgemeester Van Lennep van Heemstede – als de dreggers tevergeefs halen: “Ik had haar liever uit den vijver opgehaald”. Op Berkenrode wonen de Van Wickevoort Crommelins, ze nemen geen blad voor de mond en zeggen: “Zij is er vandoor.” Te paard en te voet gaat men de omtrek, het land en ten slotte ook het buitenland afzoeken. Na vier dagen van ondraaglijke spanning komt een telegram naar de Hartekamp. Het meldt dat Max en Mathilde, met Max’ moeder, de wat te gladde gravin von Spaur, in Dover zijn gesignaleerd. Om kort te gaan. Drie maanden later heeft een burgerlijk huwelijk plaats op het eiland Wight. De oude Verschuers trachten met niet te ontwortelen liefde en wijsheid gedaan te krijgen, dat nog een kerkelijke inzegening zal volgen, het mag geen “run-away”-aangelegenheid worden. De ouders Van Verschuer reizen naar Parijs, ontmoeten daar de jonggetrouwden die er kerkelijk, doch katholiek natrouwen. Een jaar later klimt de taaie Anne marie Van Verschuer in haar reiskoets, die rolde richting Wenen. Haar dochter moet bevallen. De moeder heeft een hooghartig woord gesproken waarin ver nog de echo weerklinkt van haar hooghartig antwoord in heel vroeger jaren aan Anton Reinhard Falck: “Ne se brouille pas avec moi qui veut”. Henriëtte T.L.de Beaufort. Wat doen herinneringen? Bespreking van boek ‘Honderd jaar Hartekamp’ door jonkheer F.J.E.van Lennep. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 16 maart 1957’ (1).

Graaf Maximilian Joseph Karl Friedrich Graf zu Spaur und Flavon (1834-1896) die Mathilde Agathe Barones Van Verschuer 6 september 1861 schaakte/ontvoerde

Foto uit 1893 met een familietafereel op de Hartekamp. Van links naar rechts: baron Barthold Arnold van Verschuer (1809-1901), kleinzoon Charles (Karl) (1862-1914) , diens echtgenote Henriëtte (Gräfin von Wickenburg) (1863-1942), achterkleindochter Mädi (=Mathilde) Spaur (*1891), A.M.Barones van Verschuer-Brants ((1817-1901), kleindochter Anna (1866-11916) en kleinzoon Volkmar (1864-1914).. Jonkheer (rans) J.E.van Lennep schrijft in zijn boek over de Hartekamp dat hij als tienjarige een picknick meemaakte op de heuvel en koepel van de Hartekamp met uitzicht op de Haarlemmermeer en omringd door het hertenkamp. Hij was daar op uitnodiging van de familie Van Verschuer-Brants. Ook o.a. de Zwitserse kinderjuffrouw van Mädi was daarbij aanwezig, evenals de kinderen van de families Van Lennep en Van wickevoort Crommelin, verder de meisjes Van Zuylen van Nyevelt die bij hun grootmoeder Deutz van Lennep op Meer en Berg logeerden.
- Mathilde Agathe Barones van Verschuer, geboren in 1841 overleed in 1872. In 1861 is hij gehuwd met Maximilian Joseph Karl Friedrich Graf zu Spaur und Flavon (1834-1896). Uit hun huwelijk zijn drie kinderen geboren: 1) Karl Theodor Maximilian August Graf zu Spaur und Flavon (1862-1914), 2) Volkmar Barthold Jaroslaw Georg Graf zu Spaur und Flavon (1864-1904) en 3) Anna Theresa Maria Elisabeth Gräfin zu Spaur und Flavon (1866-1916).

In 1961, een eeuw na het gebeuren, is nagespeeld een film gemaakt van de schaking op de Hartekamp in 1861.

Nog een filmbeeld van nagespeelde schaking op de Hartekamp (Panorama, 7-10-1961)

Sinds 1368 is het kasteel Valer eigendom van de adellijke familie der graven von Spaur zu Flavon und Valer.Gelegen in de Italiaanse Dolomieten, Zuid-Tirol, Tassullu, Trentino. Het slot is thans door de nazaten van Maximilian zu Spaur en Agathe Mathilda van Verschuer (Maximilian, geboren in 1967), Alexander, geboren in 1969) en Leopoldine, geboren in 1943) te koop gezet voor een bedrag van 31 miljoen euro

Eén de 80 kamers in kasteel Valer, Trentino, het kasteelcomplex omvat 7,5 hectare

Een van de twee kapellen in kasteel Valer (foto Heidemarie Schwatlo)
============================================
Begraafplaatsen van de Heren en Vrouwen uit het adellijk geslacht van Heemstede [via stamvader uit Holy/Hoylede bij Vlaardingen: van Gerrit van Heemstede (ov. 1375) tot Jan van Heemstede III (ov. na 1472). Na een onderbreking via Lodewijk van Brugge, ambachtsheer van Heemstede van 1472 tot 1486) via erfdochter Hadewych van Heemstede, dochter van Jan van Heemstede III, die was getrouwd met de Vlaming Roeland le Fevre (de Fevere), zich noemende van Heemstede, van 1486 tot 1553 in bezit van dit geslacht.

Afbeelding naar het noorden van de Janskerk in Haarlem waar Gerrit van Heemstede een Heemsteedse kapel voor hem en zijn nageslacht liet bouwen met grafkelder [de vierde en hoogste uitspringende dakopbouw aan het eind)] Via bewaard gebleven gegevens uit het memorieboek zijn slechts 9 personen met naam bekend van wie de stoffelijke overschotten in een kist in de grafkelder ter aarde zijn besteld (foto Jan-Willem Scholten)

Ingang naar de Heemstede-kapel op een tekening van H.J.Wesseling uit 1925
Hendrik Jan Wesseling (1881-1950) woonde zijn hele leven in Haarlem. Hij was kunstschilder, tekenaar, etser, decoratieschilder en illustrator. Leerling van Frans Loots. Lid en bestuurder van kunstenaarssociëteit Kunst Zij Ons Doel (KZOD) in Haarlem

Foto van het bestuur van Kunst Zij Ons Doel in 1922. Gefotografeerd in de tentoonstellingszaal van het Waaggebouw (huisvesting van KZOD). Van links naar Rechts: Hendrik van Borssum Buisman, Johan Post, Reinier Heiloo, Henri Boot, Anton Koster, Hessels (zaalknecht, staande), Adriaan Miolée, HENDRIK JAN WESSELING, Jan Wiegman en Herman Heuff.

Pastoor H.A.V. IJzermans, geportretteerd door H.J.Wesseling in 1932 (pastorie Bavokerk, foto Theo Out)

Hendrik Jan Wesseling. Schilderij in acrylverf van boerderij aan een vaart nabij Haarlem(Noord?)

Hendrik Jan Wesseling: het bloemenmeisje. olieverfdoek

Serie schetsen van landhuizen die na de annexatie van Heemstede aan Haarlem toevallen, zoals Eijndenhout en Leeuw en Hooft, getekend door H.J.Wesseling (Haarlem’s Dagblad 1926)
Portretten van de Haarlemse sierkunstenaar Mathé van der Weiden uit 1911 (1890-1963) en zijn zuster Alijda uit 1917 door H.J.Wesseling.

Pentekening van H.J.Wesseling uit 1931. De binnenplaatsje van het Hofje van Heeithuijsen

Na opening grafkelder Heemstede in 1976 (foto Martin Busker)

foto uit 2007 met restanten van botten en schedels aangetroffen onder de Heemstede-kapel van de Janskerk

Artikel over opening van de grafkelder der Heemstede kapel, uit het Haarlems Dagblad van 15 september 1976

De Onze Lieve Vrouw kerk in Temse bij Antwerpen waar de in 1517 overleden Hadewych van Heemstede en haar echtgenoot Roeland le Fèvre zijn begraven

Praalgraf van Roeland le Fevre (die een hoge baan vervulde als thesaurier van Vlaanderen) en zijn echtgenote Hadewych van Heemstede in Temse.

Het bronzen hoofd van Hadewich van Heemstede in het graf te Temse

Vooraanzicht van het praalgraf van Roeland le Fevre van Heemstede en Hadewych van Heemstede, in 1517 begraven in de O.L.V.kerk van Temse (Roeland le Fevre was tevens heer van Temse, vandaar) Bovenaan het wapen van Le Fevre en aan beide zijden het heraldisch wapen van Heemstede

Een zoon van Roeland le Fevre en Hadewych van Heemstede: Engelbert(us) van Heemstede vervulde een hoge geestelijke functie. Hij is in 1510 benoemd tot proost (deken en kapittel, zoveel als hoofd van de St.Servaaskerk) in Maastricht. Engelbertus van Heemstede is in 1539 overleden en in de crypte van de Sint Servatius begraven onder een grote steen met inscriptie. Vernielingen zoals ook van de ornamenten hebben plaatsgehad tijdens de secularisering in de Franse Tijd.
=======================================================================
Wordt vervolgd
———————
Komende bijdragen:

Heemsteê’s Kookboek
-Heemstee’s kookboek van Vrouwe H.l.Dólleman geboren Thierry de Bye
-Librariana 2016
De naam van de villa Soeka Brentie (in huidig Indonesisch Suka Berhenti; suka = plezier, genot; berhenti = o.a. rusten) betekent zoiets als Rust-Lust, zoals Sukabumi (Soekaboemi) zoiets als Liefde voor de aarde (eigen land/grond) betekent. Vgl. in het Frans de voor villa’s geliefde naam Mon Repos…