


(www.FotoHeemstede.nl onder evenementen: Slag bij Manpad = weblog van Vincent Martin)



Op zaterdag 3 juli 2021 is door kolonel Hans van Dalen en Willem Plink, majoor der cavalerie b.d. en sinds 2014 luitenant-titulair, een bloemenkrans gelegd bij de gedenknaald aan de Herenweg in aanwezigheid van o.a. Axel Rosendahl Huber, Jacques Vincken, jonkheer J.J.Boreel uit Velsen. Voorts jonkheer Van Lennep, een nazaat van de stichter van het monument professor David Jacob van Lennep (1774-1853), die het monument in 1817 als eigenaar van Huis te Manpad oprichtte, vervaardigd door Dirk Doeglas. Tevens is 3 juli een boek gepresenteerd onder de titel: ‘Gaspard van der Noot; ritmeester van het Geuzenleger’, met een bijdrage van Michel Braekman en samengesteld door W.Plink, H.van Dalen en Axel Rosendahl Huber. Daarin wordt de ruiterij vanaf 1572 van het Staatse Leger, begin van de cavalerie beschreven. De eerste vaan (compagnie) ruiters kwam 12 december 1572 tot stand onder leiding van Wouter van Mathenes, alias Enckhuysen (opgeheven in 174). Voor de tweede van ruiters van Gaspard van de Zuidnederlander Gaspard van der Noot dateert, dankzij een commissie van de prins van Oranje, op 22 mei 1573. In de opdracht van de prins staat letterlijk: ‘Ende voorts al te doen dat een goet ende vroom Capiteyn ende ritmeester toestaat ende behoort te doen’. Deze vaan werd ingezet bij het mislukte ontzet van Haarlem in de nacht van 9 op 10 juli 1573 in de Haarlemmerhout, destijds gelegen in het ambacht Heemstede. In diverse Nederlandse en Spaanse bronnen, zoals brieven, dagboeken e.d. wordt vooral de tapperij ‘Het Dronckemanshuijsje’ genoemd, waaromheen de veldslag plaatsvond. Daarbij kwamen aan Nederlandse zijde, grotendeels uit onervaren vrijwilligers bestaande – waaronder de jonge advocaat Johan van Oldenbarnevelt, die het strijdtoneel tijdig kon ontvluchten – minstens 700 soldaten om, waaronder de commandant Gijsbracht van Bronckhorst, heer van Batenburg, en ritmeester van de cavalerie Gaspard van der Noot, heer van Carloo. Op 13 juli 1573 zijn op bevel van Don Fadrique Alvarez de Toledo, zoon van de al even meedogenloze hertog van Alva, honderden Haarlemmers vermoord, waaronder – opgehangen op de Grote Markt – stadscommandant Wigbolt Ripperda (1). Ook de Spanjaarden leden verliezen en werden voor het eerst in een slag rond Alkmaar van 21 augustus- tot 8 oktober 1573 verslagen, reden waarom nog altijd gesproken wordt van ‘Van Alkmaar de victorie’.
(1) In de Doelen te Haarlem Ripperda op 3 december 1572 de schutters en burgers opgeroepen ‘tot de uiterste snick adems, ja tot den laatsten druppel uwer bloed voor de vrijheid van uw stadt, als u te werpen in de Spaansche slavernij en moedwil’.





Nota Bene. In het Biographisch Woordenboek van A.J.van der Aa (1852-1878) is onder Noot, Jasper of Kasper van der. een fout geslopen. Daarin staat vermeld op basis van Groen van Prinsterer, T VIII, p.280, dat hij als here van Carlo zich in 1583 met enige troepen te Bonn bevond. Dat betreft echter een andere telg uit het riddermatig geslacht van der Noot.
Nota Bene: 24 januari 2020 berichtte W.L.Plink de volgende ontwikkeling, leidend tot een herziening: ‘Axel Rosendahl Huber heeft nog eens contact opgenomen met het Koninklijk Huisarchief omdat de aan Van der Noot verleende commissie niet duidelijk was ten aanzien van andere mogelijke commissies. En zo waar er kwam nog een andere commissie verleend door de Prins van Oranje op 12 december 1572 aan Wouter van der Mathenes, alias Enckhuijsen voor het oprichten van een vaan ruiters ter ondersteuning van de heer Van der Mark, graaf van Lumey. Dus Gaspard van der Noot is niet de eerste ritmeester. Maar omdat hij met een aantal ruiters wel de eerste gesneuvelde ritmeester is blijven we de herdenking omstreeks 10 juli wel volhouden. Niet voor de eerste ritmeester der geuzen maar voor de eerst gesneuvelde ritmeester en een onbekend aantal van zijn ruiters’ . [De heer Willem Plink bericht nog dat de nieuwe gegevens aanleiding zijn om 12 december 1572 te beschouwen als de oprichtingsdatum van de Nederlandse cavalerie]
Herdenking van de Slag bij het Manpad in 1573 en in het bijzonder Gaspard van der Noot als eerste gesneuvelde ritmeester der cavalerie
Precies 444 jaar nadat de zogeheten Slag bij het Manpad plaatshad, heeft op 10 juli 2017 voor de eerste keer een bescheiden herdenking plaatsgehad met het leggen van een bloemstuk bij de gedenknaald aan de Herenweg, hoek Manpadslaan in Heemstede. Dat gebeurde door de kolonel der cavalerie J.H. van Dalen, sinds 2015 commandant van het Joint ISTAR Commando en het Regiment Huzaren van Boreel. Initiatiefnemer is de heer W.L. Plink, luitenant-kolonel titulair der cavalerie .

Op verzoek van Prins Willem van Oranje-Nassau is op 22 mei 1573 een vaan (= compagnie) ruiters in het leven geroepen door Gaspard van der Noot, heer van Carloo, nabij Brussel. Als ritmeester vocht Van der Noot in de Haarlemmerhout mee met circa 200 ruiters onder algehele leiding van baron Bronckhorst van Batenburg. Vanaf 8 juli Opgetrokken met ruim 4000 man is het leger van de Prins, die overigens zelf niet aanwezig was, via Noordwijkerhout en Sassenheim richting Haarlem getrokken. De Spaanse troepen lagen in de Haarlemmerhout, nabij het huidige Eindenhout [de voormalige herberg het Dronckemanshuisje – vóór het gevecht een voor de Spaanse soldaten een verboden etablissement – en Uittenbos (1). Het Hollandse leger bestond voor een groot deel uit burgervrijwilligers uit Zuid-Hollandse steden, variërend van chirurgijns tot bakkers. Zij waren weliswaar gemotiveerd voor de strijd maar feitelijk geen partij voor de getrainde en gedisciplineerde Spaanse legermacht, aangevuld met Duitse en Engelse huursoldaten In totaal sneuvelden minstens 700 , mogelijk 800 man, merendeels leden van het Staatse leger, inclusief Batenburg en Van der Noot als bevelhebber van de ruiterij. De lijken zijn begraven in diepe kuilen in de Haarlemmerhout ter hoogte van de Spanjaardslaan en directe omgeving. In opdracht van de prins van Oranje zijn na het fiasco van Haarlem geen burgers meer als legersoldaten in de strijd tegen de Spanjaarden ingezet
(1) O.a. mr.Willem Janszoon Verwer, schepen in de plaatselijke vroedschap van Haarlem, heeft een dagboek bijgehouden van het Beleg van Haarlem vanaf maart 1572, in 1973 uitgegeven in opdracht van de Vereniging Haerlem. Over 9 en 10 juli 1573 noteerde hij onder meer: ‘Op desselfden nachts van 9 Juli was den Prinsen regiment onder opperste Veldtheer Batenburg al heel dicht bij de stadt, ja enijghe waren al in den Houdt of bosch, daer den graef van Eversteijn regiment lach. Maer overmits, dat die Spaensche ruijters bij herberg het Droncken huijsjen al gereedt stonden, zo en hebben des Prinsen volck haer teijcken, zoe zij de stadt gescreven hadden, niet mogen volbrengen. Want het was geseijt, dat zij het Droncken huijsgen voors. aen brandt gesteecken souden hebben, waerop die van der stadt letten ende passen souden, omme dan uijt te vallen, twelck niet gedaen en is. Waerdoer des Prinsen volck den nederlaech gecregen ende haer meeste volck verlooren hebben, soodat die heer van Batenburch [ende van Carloo] daarmede ghesleten ende doot gebleven is met veel meer andere burgers van Haerlem als Dirrick Themesen van die 7 capiteijnen van der stadt, Nicolaes Borritsz. Adriaen Gerritsz.Janeeffsz, lutenant, Willem Aeriaensz. moutmaker, Gerrit Verlaen, Claes Verlaenenzoon, die secretarius vander stadt etc.(…)’.


De slag aan het Manpad, bedoeld als ontzet van de stad, vond plaats grondgebied dat juridisch ressorteerde onder de ambachtsheer van Heemstede, zijnde Vincent van Lockhorst, en was beslissend. De Spaanse veldmaarschalk met Julian Romero zo’n 4.000 soldaten was te sterk voor de Hollanders. Weliswaar verloor Romero bij een cavaleriebestorming een oog.

In de volgende dagen moest Haarlem het beleg dat al op 3 december 1572 was begonnen,op 13 juli opgeven. De Spaanse troepen onder leiding van Don Fadrique/ Frederik (zoon van de gevreesde landvoogd Alva) trokken vanuit Huis te Kleef de stadswallen binnen en zij executeerden de verdedigers, waaronder Ripperda, en burgemeesters van Haarlem. Door zwaard, kogels, galgetouw en verdrinking stierven tussen de 2.000 en 2.500 mensen. Een deel van de Spaanse troepen werd naar Alkmaar gedirigeerd, maar op 8 oktober 1573 vertrokken zij plotseling, mede omdat men eerder bij Haarlem al veel verliezen had geleden. In en rond Alkmaar leden de Spanjolen grote verliezen en men zeht sindsdien ‘Van Alkmaar begon de Victorie’. Het ontzet van Leiden zou nog tot 3 oktober 1574 duren, welke historische gebeurtenis nog jaarlijks in oktober met haring en wittebrood wordt herdacht. 15 december verliet de Spaanse generaal en gouverneur Alva de Nederlanden na een mislukte campagne die aan meer dan 15.000 Nederlanders het leven heeft gekost. Haarlem is pas op 8 oktober 1675 van de Spaanse onderdrukkers bevrijd. Zoals bekend is de definitieve vrede met aartsvijand Spanje pas in 1648 te Munster getekend, waarbij de toenmalige Heer van Heemstede Adriaan Pauw een essentiële rol heeft gespeeld.

In Haarlem herinnert de Spanjaardslaan, oorspronkelijk Lindenlaan genoemd, aan de Spaanse belegering, waarbij gesneuvelde soldaten zijn begraven op het vroegere ‘Spanjaardsveld’. Het lis de intentie dat een herdenking bij de gedenknaald In Heemstede jaarlijks op 10 juli wordt herhaald.

Niet slechts om de eerste gesneuvelde ritmeester en zijn ruiters maar tevens alle omgekomen mannen te gedenken. Verder wordt door de heren Plink en Rosendahl Huber verzamelde documentatie omgewerkt naar een in 2019 te verschijnen publicatie

HERDENKING OP 8 JULI 2018 BIJ GELEGENHEID VAN HET SNEUVELEN VAN RITMEESTER GASPARD VAN DER NOOT, HEER VAN KARLOO, EVENALS VAN COMMANDANT WILLEM VAN BATENBURG EN CIRCA 700 MANSCHAPPEN PRECIES 445 JAAR GELEDEN (foto’s mevrouw Rosendahl Huber)



=========


De tekst luidt: ‘Ter eere van Witte van Haemstede, grave Floriszoon van Holland, en van de brave burgers van Haarlem, die met hem de vreemde mannen langs dit pas verdreven door XXIV April MCCC!!!!; ten ter eere van hen, die tot ontzet van Haarlem bij dit Mannepad hun leven waagden, den VVV Julij MBLXXIII’
In 1851 is de gedenknaald bezocht door Prins Alexander (zoon van Koning Willem III). In zijn biografie: ‘Het leven van mr.Jacob van Lennep’ schrijft jhr.dr.M.F.van Lennep daarover: ‘ (…) De 11de November 1851, de dag voor den aanvang der werkzaamheden in het duin bestemd, brak aan. Jacob van Lennep had tot den Koning de bede gericht, dat de elfjarige Prins van Oranje, die destijds met zijn Gouverneur, den heer De Casembrood, zich op school te Noorthey bevond, de eerste spade in den grond zou steken en de Koning had die beide welwillend toegestaan. Op dien dag dan werd de Prins, vergezeld door genoemden Goeverneur, door Jacob van Lennep van het station Vogelenzang afgehaald, eerst naar ’t Manpad gebrcht, waar hem de vrouw des huizes en hare dochters opwachtten, en vervolgens naar het gedenckteekn op den hoek der Manpadslaan bezichtigd te hebben, naar (…) Mariënduin ging’. (1).
(1) Amsterdam, P.N.van Kampen & Zoon, 1909, deel II, pagina 48.




In zijn dichtwerk Rusticatio Manpadica’ (1796) heeft David Jacob van Lennep de Hollandse troepen bezongen die helaas door de vijand, de Spaanse belegeraars van Haarlem, helaas zijn verslagen. Hij beschreef dot relaas van de slachting als volgt [in een vertaling van letterkundige Adriaan Loosjes}:
Nu egter ligt uw heir om HAARLEM geslagen,
Doch Neêrland schiet te hulp aan d’ingesloten vest.
’s Lands jeugd, wier hal geen juk eens dwinglands kan verdragen,
Schoolt zaam uit stad van ’t half verheerd gewest.
Gij hadt o BARNEVELD! ook Wapens aangetoogen (1)
Met roem vergrootte gij dien uitgelezen stoet,
Fier breekt men ’t leger op, met HAARLEM lot brwogen,
Wiens schreijend beeld het hart in ’t krijgsvuur blaken doet.
Reeds rukt de bende voort na heuvelachtige oorden,
waar zich de krijgskunst ligt met hinderlagen dekt,
Sie waren ’t , die ook ’t hart van HOLLANDS jeugd bekoorden,
Beef, Spanjaard! – maar helaas! de list is uitgelekt.
De list is uitgelekt. Terug, terug getreden,
ô Eedlen! of gij snelt den dood in d’open mond,
Wijkt, of de weg ter vlucht is allen afgesneden,
Reeds om uw handvol slaat een heirmagt in ’t rond.
Het paardevolk rukt aan (2) – de dood waart in deez’ streeken,
Maar SPANJE ziet, hoe hier ’t getal geen schrik veerspreidt,
;t Ziet wel het goed geluk, geen moed deez’ bende ontbreken.
Getuig weêr, MANNEPAD! der Vaadren dapperheid.’ (3)
(1) Johan van Oldenbarneld behoorde bij de Hollandse troepen en wist zich tijdig in veiligheid te brengen.
(2) De cvalerie stond onder leiding van ritmeester Caspar van der Noot
(3) Uit: Adriaan Loosjes, Hollands Arcadia, 8-4, pagina 276.

=============================================================










In zijn ‘Rusticatio Manpadica’ heeft D.J.van Lennep ook Johan van Oldenbarnevelt bezongen – in vertaling aldus:
‘Ja Mannepad verheft uw kruin, trots ’s Gravenhaghe.
Het bloed van Barneveld heeft eens uw erf besproeid.
Dat wij Castilie, rijk in goud, zijn krijgsmagt wage,
Terwijl het ketens smeedt, in Nederland verfoeid:
Ja Philips, dat stad bij stad voor uwe wreedheid buige,
Zet vrij uw eigen volk het slagtmes op den strot.
Vergeefs woedt uwe drift: dat blijder dag getuige
Van vrijheids zegepraal. Wat streedt gij tegen God?
Nu echter ligt uw heir om Haarlems wal geslagen,
Doch Neêrland schiet te hulp aan d’Ingesloten vest.
s Lands jeugd, wier hals geen juk eens dwinglands kan verdragen,
Schoolt zaam uit stad bij stad van ’t half verheerd gewest,
Gij hat, o Barneveld! ook wapens aangetogen
Met roem vergrootte gij dien uitgelezen stoet.
Fier breekt men ’t leger op, met Haarlems lot bewogen (…)
Het paardevolk rukt aan – de dood waart in deez’ streken,
Maar Spanje ziet, hoe hier ’t getal geen schrik verspreidt,
’t Ziet wel het goed geluk, geen moed deez’ bende ontbreken.
Getuig weêr, Mannepad! der Vaadren dapperheid enz. ‘

(1) Enige publicatie over het beleg van Haarlem; -P.C.Hooft. Nederlandsche Historiën; het beleg van Haarlem. Met afzondelijke inleiding en toelichtingdoor H.Godthelp en A.J.Schneiders. Amsterdam, Meulenhoff, 1949; -J.van de Capelle. Het beleg en de verdediging van Haarlem 1572-1573. 3 delen. Schoonhoven, van Nooten, 1843, herdruk Haarlem, Nobels, 1886. [en later nogmaals herdrukt door D.Bolle in Rotterdam]; – Willem janszoon Verwer: Memoriaelbouck; dagboek van gebeurtenissen te haarlem van 1572-1581. Van aantekeningen, noten en index voorzien oor drs.J.J.Temminck. Uitgegeven voor de Vereniging ‘Haerlem’. Haarlem, Schuyt, 1973; – Fr.de Witt Huberts: Haarlem’s heldenstrijd. (met 90 afbeeldingen) Den Haag, Oceanus, 1943. (tweede druk 1944); – Men sagh Haerlem bestormen…Uitgegeven ter gelegenheid van de herdenking van het Beleg van haarlem 1573-1973 en de hieraan gewijde tentoonstelling van 19 april tot en met 17 juni 1973 in de Vleeshal, Vishal en de Hoofdwacht te Haarlem; – J,W.Wijn. Het beleg van Haarlem. ‘s-Gravenhage, 1982 (tweede druk voorzien van een voorwoord door J.J.Temminck).




Vervolg. P.C. Hooft uit diens ‘Nederlandsche Historiën.


Samenvatting periode 8 juli tot de volledige uitgave van Haarlem op 13 juli door H.A.Treu, majoor der infanterie b.d. [in: Men sagh Haarlem bestormen…’, 1973, pagina 57]: ‘Bericht: Prins van Oranje zal in nacht 8/9 juli ontzettingsleger sturen. Commandant Ripperda met grote gevechtsgroep (2000) bij de Ramen, wachtend op afgesproken vuurteken: brand in herberg Droncken Huisje. Door onderschepte duivenberichten is vijand op de hoogte gekomen van de plannen. Hij legt hinderlaag vóór het mobiele veldleger van de Prins (4000) bij Droncken Huisje is gearriveerd. Felle kortstondige aanval op het ontzettingsleger van Batenburg Totale verwarring en vlucht, zonder dat Ripperda er iets van heeft bemerkt. 700 doden, geschut en de Leidse rolschilden met paardentractie (capaciteit 240 meter verplaatsbare borstwering) benevens de hele wagentrein in handen van de vijand. 19 vaandels verloren. 9 juli Batenburg en Carloo sneuvelen. het plaatsen van de 19 veroverde vaandels vóór de wallen, overtuigen de belegerden van de ramp. Ieder geloof in ontzet nu de bodem ingeslagen (10 juli). Hierna heerst tot de overgave op 13 juli verwarring in de stad. Eerste Spanjaarden in de stad, – onder strenge tucht – betrekken de wacht. Losgeld voor afkoop plundering bijna eenkwart miljoen gulden. Alle militairen van het garnizoen onder leiding van Ripperda ontwapend en in diverse kwartieren geconsigneerd. De volgende dag, 14 juli, brengt legerleider Don Frederik de stad weer onder gehoorzaamheid van de Spaanse Koning als “natuurlijke prins en soevereine Heer”. Hij doet zijn intrede om 18.00 uur maar verlaat zelf de stad weer spoedig.’

De historicus dr. J.W.Wijn heeft in zijn boek ‘Het beleg van Haarlem; 1982) over de periode van begin juli 1573 met de nederlaag van het leger van de Prins onder commando van de baron Bronkhorst, Heer van Batenburch en Caspar van der Noot, Heer van Carloo van de ruiters het volgende geschreven: ‘(…) De laatste poging om Haarlem te ontzetten was feitelijk neen wanhoopsdaad. De Prins beschreef de tocht in een brief aan Lodewijk van Nassau van 22 juli als “très hazardeuse et entièrement contre mon opinion”. Het zijn echter niet de zuiver militaire overwegingen welke in deze de doorslag hebben gegeven. Het was een ereschuld jegens de stad, die zeven lange maanden voor geheel Holland de spits had afgebeten, die moest worden ingelost. Aldus eiste het de volkswil, en de Prins begreep zich hiertegen niet te moeten verzetten. Erkend moet worden, dat de publieke opinie hier de juiste weg heeft gewezen. Haarlem verloren laten gaan zonder een laatste poging tot redding, zou aan de opstand een slag hebben toegebracht, ernstiger in zijn gevolgen dan thans de nederlaag. Na Haarlem zouden andere steden het Spaanse leger voor haar wallen zien; elke stad diende te weten, dat van buiten het uiterste tot haar behoud zou worden beproefd. Ondanks de ongunstige vooruitzichten kon Marnix dan ook op 2 juli aan de Graaf Jan van Nassau schrijven: “et toutefois le Prince d’Orange est délibéré de mettre le tout pour le tous, prenant Dieu por son aide”. Een zwakke zijde van de aanslag was, dat hij moeilijk geheim kon blijven. Dat na de strijd in Amstelland nog een laatste poging zou worden gewaagd, was te voorzien: inderdaad bestaat er een spionnenbericht van 28 juni uit Leiden, waarin over de voorbereidingen verslag wordt gedaan. Erger was het nog, dat op 7 en 8 juli duiven met brieven, waarin de laatste afspraken waren vervat, door toeval in Spaanse handen vielen. Don Frederiks maatregelen werden vergemakkelijkt, dat voor het ontzet slechts één weg in aanmerking kwam, namelijk die welke langs de Westrand van het bos op de Grote Houtpoort aanloopt – de Heerenweg/Wagenweg HK – , terwijl de taak der opstandelingen niet weinig verzwaard werd door de noodzaak, enkele honderden wagens met proviand mede te voeren, die natuurlijk aan de marsweg gebonden waren. Don Frederik’s troepen hadden reeds enige nachten in het bos in hinderlaag gelegen, toen de voorhoede van ’s Prinsen leger om twee uur in de nacht van 8 op 9 juli de Spaanse stelling naderde. Zij bestond uit een afdeling ruiters, ieder met een voetknecht achter zich van het paard. Zij werd gevolgd door de hoofdmacht, uit 23 vendels, omstreeks 4000 man, voetvolk bestaande, deels vrijwilligers uit de Zuidhollandse steden, deels Duitse, Franse en Engelse hulptroepen, hier gebracht door de Lorges, zoon van Montgomery, een aanvoerder van de Hugenotenoorlogen. Op de hoofdmacht volgden de wagens, en op deze weer afdelingen voetvolk en ruiterij. Het geheel stond onder commando van Batenburg met Barthold Entes als zijn luitenant. Bevelhebber der ruiters was Jonkheer Jasper van der Noot, Heer van Carloo, van het voetvolk naar het schijnt Lazarus Muller. De bedoeling schijnt gewezen te zijn , zich van het bos [Haarlemmerhout] meester te maken en zich hier te verschansen, evenals, naar bericht wordt, Lumey reeds in december van plan was geweest. Hierop wijst ook het medevoeren van tien lichte stukken geschut en van een groot aantal musketvrije rolschilden, die door paarden werden voortgetrokken en nabij de vijand met handen door middel van een disselboom moesten worden voortbewogen. Te zamen konden zij een borstwering vormen voor 350 man in front. Een sterke Spaanse macht van infanterie, o.a. de beide juist uit Italië aangekomen regimenten St.Philippe en St.Jacques, resp. onder commando van Lopez d’Acuno en Pedro de Paz, lag terzijde van de marsweg in hinderlaag. Andere troepen stonden gereed om de verwachte uitval op te vangen. De zuidrand van het bos werd niet verdedigd, zodat de vijand hier letterlijk in de val werd gelokt. Toen de voorste ruiters in het bos op de Spanjaarden stietten, meenden zij in het duister met belegerden te doen te hebben. De aan het hoofd rijdende trompetter wenste hen goede morgen, en moet gezegd hebben: “Got hab lob und dank, dass ihr doch einmal heraus seid”. Op het ogenblik echter dat hij de trompet wilde steken werd hij van zijn paard geschoten, en dit was tevens het sein voor de aanval. Van een gevecht was nauwelijks sprake: de ruiterij werd dadelijk overhoop geworpen en stortte zich in volle ren op het voetvolk der hoofdmacht, dat tegelijkertijd in de flank werd aangetast door de beide Spaanse regimenten en twee compagnieën bereden arkebussiers van de Kapiteins Valdez en Montero. De uitslag kon geen ogenblik twijfelachtig zijn; een algemeen “sauve qui peut” en een grote slachting het noodzakelijk gevolg. Het aantal doden, dat op zevenhonderd kan worden begroot, viel ten slotte nog mee, doordat velen, door de duisternis en het duinterrein begunstigd, wijd en zijd een goed heenkomen wisten te vinden of zich schuil hielden; niet weinigen kwamen eerst na na dagen zwervens bij hun onderdeel terug. Tot de gesneuvelden behoorden Batenburg, die zich bij de voorhoede had bevonden. Toen hij enige dagen te voren Leiden verliet, had hij beloofd, Haarlem te zullen ontzetten of voor de stad het leven te laten. Hij heeft zijn woord gestand gedaan en een weinig gelukkige krijgmansloopbaan met een eervolle dood besloten. Ook Carloo vond de dood op het slagveld, en de heer van Cloetinge wordt eveneens als zodanig genoemd. Tseraerts, die zich ook bij de voorhoede had bevonden, en Lazarus Muller worden als gewond genoemd; ook van de Engelsen, die ten getale van zeshonderd bij de tocht waren, sneuvelden een aantal officieren. Smartelijk werd in de Hollandse steden het verlies van een groot aantal burgers gevoeld, dat op de roepstem van Oranje huis en haard had verlaten om voor de zaak der vrijheid te strijden. Delft had 76 doden te betreuren, Gouda vijftig, Den Briel veertig, Rotterdam dertig. Tot degenen, die ontkwamen, behoorden Johan van Oldenbarnevelt, toen nog jong advokaat. Ook enige uitgeweken burgers uit Haarlem waren onder de doden, o.a. de kapitein der schutterij Dirk Mattheusz. Schatter. Al het geschut, veertien vaandels en de gehele wagentrein vielen in Spaanse handen, terwijl de Spanjaarden zelf nagenoeg geen verliezen hadden geleden. Aan kritiek op de leiding ontbrak het niet. Batenburg was, zo heette het, onbesuisd en zorgeloos voortgetrokken, en het verwijt, dat hij in dronkenschap zou hebben gehandeld, bleef hem niet bespaard. Inderdaad moet als een grote fout beschouwd worden, dat de wagens tussen de troepen marcheerden, alsof dat een gewoon konvooi gold. Wij mogen echter niet uit het oog verliezen, dat het een bijna onuitvoerbare opdracht gold, vooral sedert de vijand gewaarschuwd was. De mening van de Prins was bewaarheid, die vreesde “dattet niet gelucken en soude datmen Haerlem met sulcken dangereusen aenslach ontsetten soude, ende dattet gheen borgheren werck en was”. De Prins werd nu weer kwalijk genomen, dat hij had toegegeven aan de “quade roepers ende crijters”: het is lastig, het iedereen naar de zin te maken! Het veldleger te Sassenheim, de enige mobiele macht waarover de Prins beschikte, was teniet gegaan, en reeds daarom iedere verdere poging tot ontzet uitgesloten. De Prins gaf hiervan kennis door een duif, die dezelfde dag om zes uur de noodlottige tijding bevestigde, welke reeds gebracht was door een burger van Gouda, die met afgesneden neus en oren in de stad zou zijn gearriveerd. Het planten van de veroverde vaandels op het bolwerk,nam de laatste twijfels weg. De zwarte vlag werd weer uitgestoken. Het enige redmiddel scheen nu nog de algemene uittocht, waarvan het plan reeds eerder bestaan had. De kapiteins lieten de burgers aanzeggen, zich gereed te houden en des avonds uit te trekken naar de schepen die nog in de buurt van Heemstede bij het Haarlemmermeer lagen (…). De wanorde was onbeschrijfelijk en met grote moeite is het publiek bewogen naar huis te gaan.‘
De 13de juli zou de laatste dag van het beleg zijn. De stadspoort bij de Hout werd geopend, overgenomen en bewaakt door veldheer Juliaan Romero. De Spaanse infanterie ging de stad binnen . Op 14 juli volgde Don Frederik vanuit Huis te Kleef via de Amsterdamse Poort. De grootste verschrikkingen na 7 maanden van beleg en uithongering moesten nog komen. Eerst zijn op 15 juli een paarhonderd Walen ter dood veroordeeld en onthoofd of opgehangen. De dag daarop volgden commandant Ripperda en zijn luitenant Horemaker, beiden onthoofd. Later o.a. de 18 kapiteins en vaandrigs van de Waalse vendels. Uiteindelijk zijn tussen de 1250 en 1700 mannen ter dood gebracht. De eerzame Georgius Benedictus Wertelo die getuige was van de martelingen en terechtstellingen noteerde: “‘K HEB HET SELFS GESIEN MET EYGE OOGEN, HOEDAT HET ARME VOLK GEVLEUGELD EN GEKOORD TER SLACHTBANK IS GEVOERD EN WREEDELIJK VERMOORD”. In het leger van Don Frederik zijn volgens de betrouwbaarste doch evenzeer ruwe schatting, uiteindelijk achthonderd Spanjaarden en vierduizend hulptroepen van de andere naties door verwonding of ziekte omgekomen. Van het verlies door desertie is weinig met zekerheid te zeggen, hoewel dit vooral in de barre wintermaanden hoog moet zijn geweest. Omdat soldij voor de Spaanse soldaten uitbleef brak op 28 juli in Haarlem oproer en muiterij uit. Pas op 17 augustus werden zij na moeizame onderhandelingen dankzij gedeeltelijke betalingen tevreden gesteld. Daarna is een groot deel van het leger naar Alkmaar vertrokken. Intussen was die stad door Hollandse troepen van de Prins versterkt en kwam een (onverwacht) einde aan de overwinningen van Alva en Don Frederik. Dr. J.W.Wijn schrijft: ‘Tegenover de jubel waarmee Alkmaar – in en Leiden haar verlossing konden vieren steekt het droevig einde van het Haarlems beleg tragisch af. Toch zijn de overwinningen van de zustersteden slechts de kroon op het werk, dat de verdedigers van Haarlem hebben verricht in hun gedurende zeven maanden volgehouden, heldhaftige strijd, want voor Haarlem zijn de krachten der Spaanse monarchie weggevloeid, en is het overwicht der Spaanse wapenen in wezen geknot. De verdediging, die de bewonderende blikken van geheel Europa naar de Spaarnestad deed richten, vormt voor alle eeuwen een der roemrijkste bladzijden in de geschiedenis van ons volk.’








“ENDE VOORTS AL TE DOEN DAT EEN GOET ENDE VROOM CAPITEYN ENDE RITMEESTER BEHOORT TE DOEN” (PRINS WILLEM VAN ORANJE AAN JASPER VAN DER NOOT, 22 MEI 1573)

Herdenking van Slag bij Manpad 9 juli 2019




==========
Nieuw boek over ritmeester Gaspard van der Noot, het mislukte ontzet van Haarlem en de slag aan het Manpad in 1573 (dankzij W.L.Plink, luitenant-kolonel der cavalerie titulair uit Apeldoorn)
In een aanvullend verslag over de slag bij het Manpad is onder meer het volgende geschreven: ‘Onder de vrijwilligers-soldaten was de jonge advocaat en latere raadpensionaris Johan van Oldenbarneveldt uit Delft die de slag overleefde en tijdig het slagveld heeft kunnen ontlvuchten. Biograaf I.den Tex schreef: “Echt gevochten heeft hij in de hele oorlog nauwelijks. Alleen bij de mislukte poging tot ontzet van Haarlem, in juli 1573, heeft hij wapens in handen gehad en als soldaat in een enthousiaste maar ongeoefende burgermilitie meegestreden. Dit werd echter zo’n jammerlijk fiasco dat prins Willem van Oranje nooit meer burgers in de strijd heeft ingezet. Batenburg werd bijgestaan door ritmeester Casper van der Noot, heer van Carloo, die een compganie soldaten te paard van circa 200 ruiters leidde. Achteraf is vastgesteld dat de Hollanders in een hinderlaag van de Spanjaarden liepen die zich in de Haarlemmerhout hadden verschanst. Willem van Batenburg is bij de slag ernstig gewond geraakt en gevangengenomen en kort daarop overleden. Ritmeester van der Noot overleefde het gevecht evenmin, zoals dat ook geldt voor de heer van Cloetinge, en talrijke anderen. De beter georganiseerde Spaanse macht van infanterie en cavalerie was eenvoudig te sterk. In totaal bedroegen de verliezen aan Hollandse kant, aanvankelijk hoger geraamd, ongeveer 700 personen, daar meer soldaten en vrijwilligers dan men aanvankelijk dacht kans hadden gezien het strijdtoneel te ontvluchten.’





ontwerp door Eric Heidens voor een tinnen figuur van een officier uit de vaan van Gaspard van der Noot (pagina 55 in het boek).


Na de ramp van juli/augustus 1573 deed zich in oktober 1579 een nieuwe ramp in Haarlem voor. Bij een uitslaande brand gingen behalve 451 woningen ook een aantal gebouwen in vlammen op.


=====

Door Ralph van der Lans werd ik gewezen op een oude (anonieme) kaart in het Streekarchief Midden-Holland: (Kaart Nr. 0054. 2071 1578. Carte descriptie locael van ’t meerdeel van Hollandt. Op deze kaart is ’t Mannepad afzonderlijk weergegeven.







Na de verwoesting van de laatmiddeleeuwse herberg ’t Droncken (Dronkemans) huisje in 1573 is tissen 1670 en 1685 een nieuwe buitenherberg aan de Wagenweg (Heerenweg) met een verwijzing naar de oude naam ( Nieuwe Dronckenhuijsie) tot stand gekomen.





Van Caspard van der Noot is geen portret overgeleverd, in tegenstelling tot van zijn neef jonker Jan van der Noot (1539-1595) uit Antwerpen, na de Rederijkers een van de eerste Renaissancedichters in de Nederlanden, beïnvloed door de Franse dichter Ronsard. Hij schreef een Ode aan den Heere Caspar van der Noot, Heere van Carloo, een bloedverwant die gestreden heeft in de slag bij Grevelingen, 1558 (en in 1573 bij het Manpad omkwam). Opgenomen in de ‘Poëtische Werken’ van Jan van der Noot. ZIE site DBNL (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Over Jasper van der Noot, zie deel II, p. 23, 102, 136, 238-240, 477. Deel III p. 10, 41, 110, 113-116, 118, 343, 348.





Hoofdstuk gewijd aan de Haarlemse uitputtingsslag (mislukking van het ontzet in 1572-1573)



Goede middag. Ik zal me even voorstellen. Ik ben Nico Baan lid van de Advies Commissie Veteranen Heemstede.Nieuw Guinea Veteraan. Ik heb het stukje berichtgeving betreffende de herdenking bij de Manpad gelezen en begrepen dat aan deze herdenking gevolg wordt gegeven.Mijn vraag is kunnen wij, Veteranen van Heemstede, daar een bijdrage aanleveren. In aanwezigheid of iets anders in overleg? Ik hoor het graag. Mijn adres is Molenwerfslaan 58 2103 TE Heemstede. Tel 023-5283997 / 0653554179
Ik geeft de suggestie door aan de initiatiefnemers van de herdenking
Hallo,
Waar kan men dit boek bestellen.
Groet,
Henk Koelewijn
Goedendag, hiervoor kunt u informeren bij de samensteller, de heer W.Plink. Zijn email adres is w.plink@omnitaal.nl
Met vriendelijke groet, Hans Krol
Beste Hans,
Compliment voor uw site met veel interessante informatie! Ik ben bezig met een digitaal boekje over de strijd om het Haarlemmermeer tijdens deze periode en kwam een kaart tegen in het streekarchief Midden-Holland. Wellicht heeft u de kaart al gezien, maar ik dacht ik laat het u toch even weten omdat op uw site veel gaat over de Slag op het Manpad. Kaart Nr. 0054. 2071 1578. Carte descriptie locael van ’t meerdeel van Hollandt. Als u inzoomt ziet u T’mapat staan. Een kaart uit 1578.
De vraag is natuurlijk of de exacte locatie op de kaart klopt, maar deze lijkt toch wat zuidelijker te liggen dan algemeen wordt aangenomen. De Spanjaarden hadden hun kamp in Hillegom en op het Meer hadden zij de slag gewonnen. Dat was reden voor de prinselijke troepen om via het gebied tussen Langeveld en Hillegom en het Manpad naar Haarlem te trekken. Dat de slag mogelijk wat zuidelijk heeft plaatsgevonden lijkt verder onderbouwd te worden door een Engelse huurling Roger Williams die meegevochten heeft tijdens de slag en dit later heeft vastgelegd in zijn boek The actions of the Lowe countries. Hierin beschrijft hij ook de slag op het Haarlemmermeer. Roger Williams vermeldt in zijn verslag tijdens de slag op het Manpad: ‘…. waarop onze slagorde brak en naar ’t Meer liep. Door de sloten en lage weiden konden verscheidenen van ons toch de vloot bereiken die daar, gedekt door een sterke schans, niet ver vanaf voor anker lag. Met de roeiboten van de schepen zijn velen van ons gered’ (p. 98).
Op de kaart is te zien dat de afstand naar het Meer onder de letter E vrij kort was en dat dit (op andere kaarten de Ruychaver Baai genoemd) strategisch gezien een goede plek was voor een schans van de prinsgezinden.
Maar goed, misschien zit ik er helemaal naast, maar wellicht is een uitsnede van de kaart leuk om toe te voegen aan uw toch al rijke site.
Groeten,
Ralph
Ralph, mijn dank voor de ontvangen informatie. De oude kaart uit 1578 kende ik nog niet. Heemstede en Berkenrode zijn duidelijk weergegeven. Heemstede met een kerktoren die er weliswaar niet was en de kerk was – naar wordt vermoed door de Geuzen – geruïneerd. Het kasteel van Berkenrode is door de Spanjaarden. in brand gestoken. De zeeslag op het Haarlemmermeer heeft op 23 mei 1573 plaatsgehad. De zogeheten Slag op het land met infanterie en cavalerie bij het Manpad werd feitelijk iets noordelijker gestreden bij Eindenhout aan de Herenweg/Spanjaardslaan (vh. herberg het Dronkenhuisje) in de Haarlemmerhout, op 9/10 juli. 12 en13juli gaf Haarlem zich gewonnen en kwam een einde aan 7 maanden van beleg. Op de kaart zijn nabij ’t Mannepad [een pad, later Heerenweg genoemd] wat bomen weergegeven. Er lag een herberg, maar vaneen hofstede is van voor circa 1643 vrijwel niets met zekerheid bekend. Ik zal een uitvergroting van dit deel van de kaart op 2 blogs gewijd aan het Manpad plaatsen. Met vriendelijke groet, Hans Krol.