Tags
Alberto Sola Jimenez, Alexia Grinda, bastaarden graven van Holland, buitenechtelijke kinderen prinsen van Oranje, Delphine Boël, Elza de Clercq, ex-koning Juan Carlos, Ingrid Sartiau, Oscar van den Boogaard, Pim Lier, Prins Hendrik, René de Clercq, Ursula von Pannwitz


PIETER VIS (1949-2017), vierde buitenechtelijk kind van prins Bernhard?
Bastaarden ofwel onwetttige/onechte personen, geboren buiten een huwelijk, zijn in de geschiedenis bij vorstenhuizen een veelvoorkomend verschijnsel geweest. Ze kwamen al voor bij de graven Holland. Bekend voorbeeld is de Witte van Haemstede, onnatuurlijke zoon van graaf Floris de Vijfde. In 1304 voer hij met schepen en een aantal troepen vanuit Zeeland naar Zandvoort en verjoeg met hulp van opgetrommelde soldaten uit Kennemerland de Vlamingen die tot Haarlem waren doorgedrongen. Weliswaar heeft de beslissende slag niet bij het Manpad op de grens van Haarlem en Heemstede plaatsgehad maar meer zuidelijk . Uit in 1306 opgemaakte oorkonden weten we dat uit de regio Zuid-Kennemerland enige tientallen doden waren te betreuren naast talrijke gewonden en voor 2000 ponden schade.

In de nacht van 22 op 23 januari 1392 is de maitresse ofwel minnares van graaf Albrecht van Beieren door een aantal Hoekse landedelen in Den Haag vermoord. Daarbij was ook Jan van Heemstede betrokken. Het gevolg is geweest dat zijn kasteel in Heemstede door zogeheten ‘Kabeljauwen’ uit Haarlem tot de grond is verwoest en heer Jan naar het buitenland moest vluchten. Enkel het archief dat tijdig onder de grond was verstopt bleef gelukkig grotendeel bewaard.
De historicus E.W.Dek promoveerde in 1954 aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift ‘Genealogie der graven van Holland’. Daarin heeft hij een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan de bastaarden. Hij schrijft: ‘Het hebben van bastaarden gold in de Middeleeuwen als heel normaal. Gedeeltelijk is dat te verklaren uit het feit dat de vorsten om staatkundige redenen vaak een huwelijk sloten met een volkomen onbekend persoon’. ‘Vóór graaf Willem II (1) weten we uit de archieven niets van buitenechtelijke kinderen. Vanaf Willem II tot Philips II, in totaal vijftien vorsten, regerend tussen 1234 en 1581, zijn 68 wettige kinderen en 76 bastaarden met naam bekend. Verschillend met de vorsten die dezelfde periode regeerden in Frankrijk, 18 personen met gezamenlijk 120 natuurlijke kinderen en slechts 18 bastaarden. Voor Portugal is een en ander ook berekend. Aldaar 15 vorsten met tezamen 68 wettige kinderen en 19 bastaarden. Dek voegt er echter aan toe dat de Franse en Portugese bronnen schaars zijn en nader onderzoek wellicht meer onwettige kinderen zal opleveren. In de Nederlanden is ook onderzoek gedaan naar de hertogen van Brabant van 1234 tot 1430 met in totaal 9 meerderjarige hertogen, die tezamen 37 wettige kinderen en 46 bastaarden hadden. In Vlaanderen en Namen regeerden na 1234 en vóór Philips de Goede, samen 13 vorsten, zijn 58 natuurlijke kinderen en 29 bastaardkinderen bekend. In Gelre regeerden dezelfde periode, vóór Karel de Vijfde, 11 vorsten, die 32 wettige kinderen en 35 bastaarden hadden. Dek heeft ook nog gekeken naar de Nassau’s van 1234 tot 1581, vanaf Hendrik de Rijke tot en met Willem van Oranje Nassau en kwam tot een aantal van 82 wettige kinderen en 15 bastaarden, waaraan hij toevoegt dat we aan de hand van de bewaard gebleven archieven van de Nassausche bastaarden vóór 1400 nauwelijks authentieke gegevens zijn overgeleverd Vooral in de periode van de zogeheten Hoekse en Kabeljauwse twisten zijn behalve gebouwen ook archieven verloren gegaan. Meer weten we van de 16e en vooral 17de eeuw. Zo had prins Maurits (1567-1627), zoon van Willem de Zwijger, naast een langdurige relatie met Margaretha van Mechelen (1580-1662), met wie hij overigens weigerde te vrouwen, drie zonen (Willem, geboren 1601, Lodewijk geboren eind 1602 en Maurits, geboren in 1604). Daarnaast zijn nog minstens 5 kinderen verwekt uit verhoudingen met de volgende vrouwen: Cornelia Jacobsdocher (met dochter Anna), Ursula de Rijck (met dochter Elisabeth) , Jobhgen Arendsdr. van Alphen (met zoon Carel) , Anna van de Kelder (met zoon Carel Maurits) en Deliana de Backer (met dochter Eleonora).
(1) Van stadhouder prins Maurits (1567-1625) zijn voor zover bekend liefst 8 buitenechtelijke kinderen in de archieven getraceerd, te weten 5 zonen en 3 dochters. Van zijn broer prins Frederik Hendrik (1584-1647) 1: Frederik van Nassau-Zuylenburg (1623/24) – 1672, zoon met Margaretha Catharina Bruyns. Diens zoon en opvolger prins Willem II (1626-1650), op 14 jarige leeftijd gehuwd in met de 9-jarige Engelse prinses Maria Henriëtte Stuart (dochter van koning Karel 1) is op 14 november 1650 als zoon Prins Willem III (overleden in 1702) geboren. Voorts buitenechtelijk een zoon uit een verhouding met de Zweedse Jeanne B(l)omm(a)ert Silvercroon.


Genealogisch onderzoek koningshuis Oranje-Nassau
Van Willem van Oranje (1533-1584) trouwde vier maal en kreeg in totaal 15 kinderen, onder wie Maurits uit het huwelijk met Anna van Saksen en Frederik Hendrik uit zijn verbintenis met Louise de Coligny. Van de vader des vaderlands is 1 buitenechtelijk kind bekend, namelijk Justinus van Nassau, geboren uit een relatie met Eva Eliver (Elinx).

Van zoon prins Maurits (1567-1625) die een langdurige relatie had met Margaretha van Mechelen maar nimmer trouwde zijn 8 onwettige kinderen bekend, van wie drie zonen met Margaretha en nog 5 kinderen uit verhoudingen met vijf andere vrouwen. Van diens opvolger als stadhouder, halfbroer prins Frederik Hendrik (1584-1647) is 1 onwettig kind bekend, te weten prins Frederik van Nassau-Zuylensteyn, geboren uit een verhouding met Margaretha Catharina Bruyns. Via laatstgenoemde prins, kleinzoon van Willem de Zwijger, leven nog nazaten die als enigen de familienaam Nassau dragen. Drie in Groot-Brittannië woonachtige vrouwen met de voornamen Janet Elisabeth Nassau (geboren in 1946) en een tweeling Julie Anne en Pamela Margaret, beiden geboren op 19 februari 1960 te Edmonton, London, verwekt uit het huwelijk van Herbert John Nassau (1920-1969) en Doris Miller.
Ten aanzien van ons koningshuis van Oranje-Nassau heeft zich Hanno de Iongh op dit specifieke terrein van stamboomonderzoek gespecialiseerd. Van zijn publicaties noem ik in dit verband: 1) Europese koninklijke bastaarden; echte (en vermeende) buitenechtelijke nazaten van de Oranjes vanaf Willem de Zwijger tot en met prins Bernhard (2002), 2) Oranjebastaarden; buitenechtelijke kinderen van het Oranjehuis, een vademecum (2001), 3) Koning Willem III en zijn bastaarden (2013). Uiteraard met veel veronderstellingen, en van de laatste tijd geruchten. Vooral stadhouder prins Willem V (1748-1806) en de koningen Willem I (1772-1843) , Willem II (1792-1849) en Willem III (1817-1890) zijn min of meer ruim vertegenwoordigd met onechte kinderen. Met de stand van het huidig DNA onderzoek kan iemand voor een bedrag van nog geen 100 euro o.a. via myheritage in een Amerikaans laboratorium laten uitzoeken of men afstamt van de Neanderthaler, maar dat gaat nog niet zover dat men de biologische relatie met een Romeinse keizer of Middeleeuwse koning kan traceren.
Biograaf Jeroen Koch [ schrijver van Koning Willem 1 1772-1843. 2013, uitg. Boom] ontdekte bij zijn archiefonderzoek dat koning Willem bij de aan het hof verbonden gouvernante Julie von der Goltz (1780-1841) 4 bastaardkinderen kreeg, twee zonen en twee dochters. Ook in het boek

Van koning Willem II zijn uit het huwelijk met de tsarendochter Anna Paulowna vijf wettige kinderen geboren. Uit een verhouding van deze prins en latere koning Willem II met Marianne Evers van Aldendriel (1804-1878), die zelf een buitenechtelijke dochter was van baron Petrus Wilhelmus de Liedel de Well , en op het Limburgse kasteel Well woonde, zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op jonge leeftijd van de maîtresse (de prins was 11 jaar ouder) twee onechte kinderen geboren, aangeduid met Willem (der Nederlanden), geboren 5 mei 1818 en overleden in Frederiksoord, 19 februari 1902 alsmede zijn zuster Marianne (der Nederlanden), geboren 24 maart 1820 en 21 februari 1900 gestorven in Steenwijkerwold. Beiden zijn als bestedelingen grootgebracht in de door Johannes van den Bosch (1780-1844) in 1818 gestichte kolonie ‘Maatschappij van Weldadigheid’ in Willemsoord/Frederikoord. Voornoemde beide kinderen hebben voor nageslacht gezorgd en die nazaten hebben tevergeefs voor erkenning gestreden.
Dik van de Meulen beschrijft in zijn biografie van koning Willem III dat deze als kroonprins in 1847 zijn maîtresse, de operazangeres Louise Rouvroy, bezwangerde maar kon niet achterhalen wat er met het kind is gebeurd. De liefdesaffaires van Willem III worden o.a. beschreven in het boek bam Herman Spinhof; ‘Willem III, de weerspanninge koning’, een uitgave van de Walburg Pers.


Wanneer een wereldrecord zou bestaan voor een persoon met de meeste wettige nakomelingen én bastaarden komt zonder twijfel keizer Karel de Grote (747-814) in aanmerking – afgezien van de Ottomaanse sultans, waar overigens bijvrouwen ook volgens hun religie gewettigd waren. Ondanks schaarse eigentijdse bronnen zijn van genoemde vorst vijf echtgenotes met naam bekend, te weten Himiltrude (in 768 getrouwd), Desiderata/Gerperga (769), Hildegard (771) en Fastrada (785) en Luitgarde (794 0f 796), maar ook minstens 4 maîtresses: Madelgarde, Gerswinde, Regina en Addelinde. Sommige genealogen menen dat vandaag de dag talrijke nazaten van deze vorst leven. Menige stamreeks gaat al of niet terecht terug tot Karel de Grote.
Prins Hendrik
J.A.de Jonge publiceerde in 1988 een biografie: ‘Hendrik, Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg-Schwerin’ en misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink volgde met een boek in 1992: ‘De zwarte schapen van Oranje; het leven van de maîtresses van Prins Hendrik (1876-1934), echtgenoot van koningin Wilhelmina en dat van de drie (van haar zes) kinderen die zij van Hendrik kreeg’.

Prins Hendrik is de geschiedenis ingegaan als een notoire schuinsmarcheerder. Buiten alle officiële plichtplegingen waren zijn twee voornaamste bezigheden van tijdverdrijf de jacht en seks bedrijven. Eén van zijn jachtvrienden was mr.K.J.G.baron Hardenbroek van Bergambacht, die gedurende een dertigtal jaren burgemeester was van Bennebroek van 1925 tot 1955. Citaat van een vroegere Duitse dienstbode die naar Nederland was verhuisd: ‘Waar we altijd naar uitkeken was wanneer prins Hendrik kwam jagen. Dan kregen we altijd vijfentwintig gulden in de fooienpot, Ja, iedereen was daar dol op Varkensheintje, (Vrij Nederland, 13 november 1982). Die bijnaam van Varkensheintje had de prins in 1915 gekregen nadat hij met het voor jagers magistrale, maar voor republikeinse socialisten onzinnige idee had geopperd om nota bene midden in een wereldoorlog wilde zwijnen uit het buitenland te importeren. Die zouden dan op de Veluwe worden uitgezet, waarop vervolgens kon worden gejaagd. De scheldnaam was voor het openbaar ministerie reden om de bladen die deze gebruikten van majesteitsschennis te betichten.

In de jaren twintig van de vorige eeuw was deze prins een onregelmatig bezoeker van de Hartekamp in Heemstede, waar de schatrijke mevrouw Catalina von Pannwitz woonde en de Hartekamp het middelpunt vormde van een kolonie van de Nederlands-Duitse aristocratie.


In 1975 verscheen een boek over de geschiedenis van de Hartekamp en kwam ik in contact met twee oud-werkneemsters, de een uit Alkmaar en de ander uit Hillegom. Zij hadden prins Bernhard meegemaakt in de jaren dertig, maar voordien ook prins Hendrik, die volgens hen bij het vrouwelijk personeel zeer geliefd was, omdat hij bij zijn vertrek altijd een royale fooi achterliet. Wèl vertelde één van de intussen overleden dames, dat niet alle vrouwen gediend waren van Prins Hendriks avances en handtastelijkheden. Hendrik kwam altijd alleen, hooguit met een chauffeur, maar nooit in gezelschap van koningin Wilhelmina. Prins Hendrik zou zich zowel met prostituées als met minnaressen hebben vermaakt. Veel publiciteit kreeg de jurist Pim Lier (1918-2015) omstreeks 1980 toen hij openbaar maakte dat koningin Juliana zijn halfzus was. Lier werd in 1918 geboren als Albrecht Willem Wenneker, buitenechtelijke zoon van de weduwe Mien Abo-Wenneker. Prins Hendrik zou haar hebben ontmoet bij zijn masseur die praktijk hield in het huis waar zij destijds woonde. Koningin Wilhelmina liet de zaak, met name ook financieel, regelen door een Haagse politiecommissaris Francois van ’t Sant, hoofd CID, vertrouweling van de vorstin en later van Juliana. Pim Lier kwam nog tussen 1984 en 1987 met enkele affaires van geheel andere aard in het nieuws en kreeg de bijnaam ‘Pim Lear’. Een erkenning vanuit het koningshuis is nooit gekomen.
December 2008 bracht Cees Fasseur, niet de minste onder de historici, naar voren dat Jonathan Aitken, een vroegere minister in een conservatieve kabinet, zou zijn geboren uit een affaire met Penelope Maffey, maar hij kwam daar vervolgens op terug, dat de liefde platonisch was.

Destijds hot news in Engeland. Aitken heeft het gerucht altijd ontkend, maar wenste geen dna onderzoek. Dat is overigens wèl gebeurd in 1999 toen bleek dat hij de biologische vader is van Petrina Khashoggi, geboren uit een buitenechtelijke relatie met Adnan Khashoggi’s echtgenote Soraya.
Prins Bernhard
Van prins Bernhard zijn officieel twee buitenechtelijke kinderen erkend: 1) Alexia Grinda-Lejeune (*Boulogne/Parijs, 10-7-1967), verwekt bij een Franse maîtresse en 2) Alicia von Bielefeld (* San Francisco, 21-6-1952), landschapsarchitecte en woonachtig in de Verenigde Staten, geboren uit een ontmoeting van de prins met een Duitse vrouw in Mexico. In gesprekken met de uitgekozen journalisten en Tromp is postuum gepubliceerd: ‘Mensen mogen mij een deugniet vinden, maar ik wil niet dat ze denken: Hij deugde niet’

Over zijn twee andere dochters: Alicia en Alexia



Alexia was overigens al eerder ‘een publiek geheim’ als ‘bijvangst’ van het Lockheed-onderzoek in 1976, zoals ook geldt voor de Northrop-smeergeldaffaire, die bewust buiten het corruptieonderzoek is gebleven. Prins Bernhard’s geheugen liet hem bij de ondervragingen door de commissie van drie (Donner, Holtrop en Peschar) danig in de steek, was het geld aangeboden of gevraagd?, het kwam hem hooguit goed uit, dat hij het geld nodig had gehad om de kosten van een onwettig kind, Alexia, te kunnen betalen.
Later bleek dat zowel Alexia als haar moeder Hélène Lejeune bij Juliana en het gezin bekend waren en zowel op het zomerverblijf in Porto Ercole als op paleis Soestdijk hebben gelogeerd. [Sommige royalyy watchers heeft het bevreemd dat een dochter van Willem-Alexander: Alexia is genoemd].

Alicia, dochter van Alicia Webber (*1932), als biologische dochter is pas dankzij twee postuum gepubliceerde interviews van Bernhard met twee journalisten van De Volkskrant (Pieter Broertjes en Jan Tromp) en met ‘republikein’ Martin van Amerongen in De Groene in 2004 wereldkundig gemaakt. In De Volkskrant van 14 december liet de prins postuum weten: ‘Als ik twintig onwettige kinderen had gehad en zij [= Juliana] had mij dat verweten, dan had ik mij dood geërgerd en had ik gezegd: het zijn er minder. Toch, zo’n verwijt had ik aanvaard. Maar de beschuldiging geld te stelen van je eigen vrouw…Dat heeft iets kapot gemaakt. Dat heb ik haar verteld. Ik heb gezegd: dat is de verklaring waarom ik deze dochter heb’.

Beide genoemde dochters hebben overeenkomstig de wens van Bernhard gedeeld in zijn miljoenenerfenis.

Over prins Bernhard is in de loop van de jaren zeer veel gepubliceerd. Te beginnen met de geautoriseerde biografie van de Amerikaan Aldin Hatch: ‘Prince Bernhard of the Netherlands; an autorized biography’ (Amsterdam, 1962). Daarin zal men overigens Catalina von Pannwitz noch dochter Ursula, de eerste jongedame die hij in 1936 ten huwelijk vroeg, niet tegenkomen.

Ursula werd eind jaren 30 ook genoemd als toekomstig echtgenote van o.a. de kroonprins van keizer Wilhelm II, evenals van een andere zoon van de ex-keizer, maar koos uiteindelijk voor een Britse diplomaat en graaf waarmee zij begin 1940 in het huwelijk trad. Over de biografie van Hatch zei prins Bernhard kort voor zijn overlijden: ‘Die man heeft mijn leven allemaal veel mooier gemaakt dan het in werkelijkheid is geweest’ (Martin van Amerongen, De Groene, 12-190-2004). In het boek van Cees Faseur Juliana & Bernhard; het verhaal van een huwelijk; de jaren 1936-956′ kont Ursula von Pannwitz slechts eenmaal voor. Op pagina 69 is over Bernhard vermeld: ‘(…) Hij legde daarnaast belangstelling aan de dag voor zaken die haar zeer ter harte gingen. Dat gold in de eerste plaats het militaire. Bernhard woonde regelmatig legeroefeningen bij en verblijdde soms de deelnemende officieren met door hem gemaakte foto’s. Hij volgde de lessen aan de Hogere Krijgssschool (wat nu zo lamlendig het Instituut Defensie Leergangen heet). Hij verloochende zijn Duitse afkomt evenmin in zijn belangstelling voor uniformen en was daarin zeer pünktlich. Zo liet hij het veelgeplaagde ANP weten dat hij bij het huwelijk van Lord Chichester, derde secretaris van het Britse gezantschap in Den Haag, en freule Ursula von Pannwitz, de in Heemstede woonachtige telg uit een Duitse familie, in maart 1940 niet verschenen was in het groot tenue der gele rijders zoals abusievelijk gemeld, mar in het blauwe uniform van de huzaren. Hij verzocht een rectificatie aan de krantenredacties te zenden.’
Een kritische biografie schreef communistisch onderzoeksjournalist Wim Klinkenberg in 1979: ‘Prins Bernhard, een politieke biografie’, waarin o.a. tot dan onbekende informatie uit openbare Amerikaanse archieven staat beschreven. zoals dat ‘de ‘Argentijn’= Alfredo Hirsch, oorlogsvriend van Aschwin, die in 1949 vanuit Argentinië geld van mw. von Pannwitz overmaakte aan Juliana.

Iemand die zich ook intensief met de prins heeft beziggehouden is NIOD-historicus Gerard Aalderm soms bijgenaamd “Bernhard baissier” met diverse publicaties: ‘Prins Bernhard 1911-2004. Niets was wat het leek’ (Boom, 2004), ‘Bernhard zakenprins; zijn connecties met wapenhandelaren, zakenlieden en dubieuze bankiers’ (Aspekt, 2010), ‘De prins kan mij nog meer vertellen: prins Bernhard, feit en fictie’ (Elmar, 2009), en ‘Bernhard alles was anders’ (Just Publishers, 2019).


In 1999 kwam van Aalders bij de SDU een uitvoerig boek uit ‘Roof; de ontvreemding van joods bezit tijden de tweede Wereldoorlog’. Gedurende 17 jaar was hij onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie In die periode wist de schrijver-historicus menige controverse binnen en buiten het NIOD te overleven. Op basis van zijn dagboeken en correspondentie – met naar zijn zeggen tussen de 700.000 en 1 miljoen vellen papier, in een databank gedigitaliseerd – kwam in 2019 een autobiografisch boek uit van 300 bladzijden bij Just Publishers over wat hij persoonlijk allemaal bij het NIOD meemaakte, getiteld ‘Het Instituut’. Daarin veel aandacht voor zijn vondst van het lidmaatschap van prins Bernhard van de nazi-partij, voor de affaire-Goudstikker en uiteraard de Stadhoudersbrief. De zogeheten door Alexis Pantchoulidzew geïnspireerde ‘Stadhoudersbrief’ van 24 april 1942 waar in het verleden zoveel om te doen is geweest en in het bestaan waarvan Aalders heilig gelooft is nochtans nooit boven water gekomen.
Indien in concept al bestaand, volgens mij vrij zeker vernietigd. Verzonden naar Hitler lijkt me tevens onwaarschijnlijk want de Führer beschouwde beide prinsen Hendrik en Bernhard als ‘landverraders’en ‘koninklijke idioten’. Januari 2021 is wèl bekend geworden dat prins Bernhard tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog aan het Vaticaan vroeg of men kon regelen dat zijn moeder prinses Armgard en broer prins Aschwin in het pand van de pauselijke nuntiatuur zouden kunnen worden opgenomen. Historicus M.Brave-Maks publiceerde in 1962 ‘Prins Bernhard in oorlogstijd’ en J.G.Kikkert heeft meerdere publicaties over prins Bernhard op zijn naam staan, van welke ik enkel noem ‘De prins in Londen: Bernhard 1940-1945’.
Daarin kwam nieuwe informatie naar voren, die hij ontving van een Nederlandse geheim agent Pieter van Houten (1) die voor de Britse geheime dienst M-15 werkte en Bernhard ‘surveilleerde’ tijdens diens verblijf in Londen: Pieter van Houten (1907-1991). De Britten vertrouwden de prins niet helemaal vanwege diens Duitse afkomst. Van spionnen en butlers wordt algemeen verwacht dat zij hun geheimen ten aanzien van derden met hun eigen dood mee het graf innemen, maar er zijn de nodige uitzonderingen op deze regel. Het was Van Houten, zich na de oorlog noemende Brijnen van Houten, die Kikkert wees op een vliegreis die Bernhard in 1943 heeft gemaakt als co-piloot in een Mitchell bommenwerper eerst vanuit Londen naar Brazilië, en tussen 27 februari en 2 maart 1943 tot verbijstering van de achterblijvers alleen als piloot naar president Stroessner in Paraguay en mevrouw Catalina von Pannwitz, die tijdens WO II wisselend in Zwitserland (Zürich) en Argentinië verbleef. Volkskrant-journalist Bert Wagendorp heeft in 2001 in verband met de toen ontmoete Juan Zorreguieta een en ander proberen uit te zoeken, maar is daarvoor niet naar Zuid-Amerika gereisd en kwam niet veel verder. Op basis van informatie van Van Houten lezen we bij Kikkert op pagina 36 : ‘Prins Bernhard verwekte bij haar twee zonen’. (2). Met haar is de destijds qua uiterlijk betoverend mooie Lady Orr Lewis bedoeld, die eigenlijk Phyllis Anna Maitland heette. Bernhard reageerde zeer boos en zou hem telefonisch de huid hebben vol gescholden, wat hij overigens meer deed bij journalisten die negatief over hem berichtten. Kikkert noemde hij een “nephistoricus”. In 2005 schreef de prins een open brief waarin hij zich verweerde tegen alle aantijgingen.
Interessante informatie over Bernhards contacten met nazi-kunstagenten zoals Alois Miedl publiceerde Igor Cornelissen in twee artikelen, gepubliceerd in Vrij Nederland.
In 2010 kwam bij uitgeverij Querido van biografe Annejet van der Zijl het eerste deel uit van een biografie, getiteld: ‘Bernhard, een verborgen geschiedenis’, eindigend met hoofdstuk 10: ‘De tovenaarsleerling 1945 en later’.

Mede voortbordurend op het boek van Annejet van der Zijl deed societyjournalist Marc van der Linden verder onderzoek naar één aspect van Bernhard, samengevat in de titel van zijn boek ‘De vrouwen van prins Bernhard’. Daarin komen achtereenvolgens de volgende dames in aparte hoofdstukken aan de orde: Ursula von Pannwitz, Frances Day, Cornelia Maria ‘Kokkie’ Gilles, Lady Ann Orr Lewis, Penelope Aitken, Alicia Webber, Juliana deel 1, Hélène Lejeune, Cécile Dreesmann, Juliana deel 2, Mildred, Gesprek met Alicia en Alexia Grinda.
Het eerste exemplaar – te zien als filmpje op youtube – werd uitgereikt aan Mildred Zijlstra, die opgroeide bij L.H.N.F.M.Bosch riddder van Rosenthal (1914-2004), voormalig burgemeester van Rhenen, en er voor 100% van overtuigd is dat zij werd verwekt uit een verhouding van haar moeder met prins Bernhard. Haar moeder heeft lang daarover gezwegen, doch uiteindelijk die waarheid verteld. Zij woont tegenwoordig met haar man in Frankrijk. In 2015 verscheen bij uitgeverij Querido een autobiografie ‘Dansen in een prinsessenjurk’. Omdat vanuit het koningshuis geen enkele medewerking wordt verleend ten aanzien van mogelijk dna onderzoek berust zij in haar lot, wetende dat zij het ultieme bewijs nooit zal ontvangen, zolang de privéarchieven in het Koninklijk Huisarchief gesloten blijven. Tegen Marc van der Linden zei ze: ‘ Het is goed zo. Ik heb er vrede mee, en heb begrip voor de situatie waarin mijn moeder verkeerde.’ Het nieuws kreeg uiteraard ruime aandacht in o.a. De Telegraaf en weekblad Privé, ook in De Volkskrant maar bijvoorbeeld niet bij de NOS.

Deze derde onechte dochter van prins Bernhard blijft vooralsnog apocrief. Vermoedelijk pas over een aantal decennia casu quo centennia (3) zullen de nu nog geheime archieven openbaar worden. Veel kijkers trok de in 2010 bij de NPO uitgezonden televisiedramaserie ‘Bernhard, schavuit van Oranje’, over het meer dan alleen turbulente leven van een prinsgemaal, doch daar bleef het ook bij.
==========

In het boek van Marc van de Linden: ‘De vrouwen van Prins Bernhard‘ is is een hoofdstuk gewijd aan Lady Ann Orr Lewis (p.41-45), welke Engelse schoonheid een aantal jaren bevriend was met Prins Bernhard. Zij komt ook meermaals voor in het boek ‘ZKH Hoog spel aan het hof van Zijne Koninklijke Hoogheid’; de geheime dagboeken van mr.dr.L.G.van Maasdijk. bezorgd door mr.drs.H.F.Veenendaal en mr.J.P.W.Kelder (Gopher, 2009).


===========
PIETER VIS
Op 6 januari 2020 was ik in Voorschoten op een verjaardagsbijeenkomst en kwam ik bij toeval over prins Bernhard in gesprek met een kennis. Hij vertelde bevriend te zijn geweest met Pieter Vis, geboren op 18 mei 1949 in Rotterdam en overleden aan een acute hersenbloeding op donderdag 28 september 2017 op 68-jarige leeftijd. Zijn lichaam heeft een passant die dag in een sloot langs de Oud Wulfseweg van zijn woonplaats Houten gevonden, waar hij blijkens onderzoek een natuurlijke dood is gestorven. Hij is in zijn woonplaats Houten begraven op de begraafplaats Oud Wulven. Mijn zegsman (4) vertelde me nadat was gesproken over de bezoeken van Bernhard op de Hartekamp dat Pieter Vis, die furore maakte als bas-bariton, is geboren uit een slippertje in 1948 van diens moeder met prins Bernhard. Die moeder werkte na de Tweede Wereldoorlog als kamenierster op paleis Soestdijk.

Die gebeurtenis mocht beslist niet naar buiten komen en hiervoor zijn met Juliana en hofdignitarissen regelingen getroffen. Zonder vader opgegroeid heeft zijn (ziekelijke) moeder de zoon enkel verteld dat hij is verwekt uit een gemeenschap met een geïniformeerd persoon met een zeer hoge positie in het paleis. De gelaatsgelijkenis is bekend bij de ‘inner circle’, maar daar mocht verder niet over gesproken worden.




Pieter Vis heeft tijdens zijn leven ook in het buitenland faam verworven als concertzanger, musicoloog, dirigent en componist. Ingeschreven in het bevolkingsregister van Rotterdam als zijnde geboren op 18 mei 1949 trad hij als kind op als “de bekende Rotterdamse jongenssopraan” en zong onder meer bij de Wiener Sängerknaben. Hij ontving een klassieke zangopleiding bij Iza Valeton-Maas Geesteranus en Annie Hermes en volgde operacursussen bij o.a. Geza Frid, Marie-Cécile Moerdijk, Herman Schey en Dietrich Fischer-Dieskau. Hem is in 1988 in Amerika door dr.Dingli-Attard de eretitel verleend van doctor honoris causa. Hij kreeg een bronzen Einstein medaille voor ‘Vrede en Cultuur’. de stad Antwerpen vereerde hem met een gouden medille, hij was ereburger van Brugge en ontving het Bundeskreuz voor zijn vedrtolking van Duitse kerkmuziek. Van hem verschenen 55 LP’s en solo-cd’s. Vis was getrouwd met Elza de Clercq, dochter van de Vlaamse volksschrijver, dichter, componist René de Clercq (1877-1932), voorvechter van de Groot-Nederlandse gedachte, die in 1914 naar Nederland vluchtte en in Maartendijk op 54-jarige leeftijd overleed.













Godfried Bomans die in zijn leven veelvuldig contact heeft gehad met Vlaamse letterkundigen rept in zijn boek ‘Denkend aan Vlaanderen’, eerder gepubliceerd in Elsevier 1967, eenmaal over René de Clercq, die hij bij een lezing van de in Nederland woonachtige Vlaming heeft meegemaakt. ‘(…) Maar al hoort een Vlaming voor de helft tot de Middellandse Zee, hij is toch een jongen van Maas en Schelde. Hij is een halfbroer van ons. Zijn moeder komt uit Parijs, maar zijn vader is een regelrechte Amsterdammer (1) Hij verraadt deze dubbele afkomst door plotselinge uitbarstingen van nuchterheid. Ik heb dat eens aardig meegemaakt met René de Clercq, die lang geleden een lezing hield voor “De Kring” in Amsterdam. De Clercq droeg bij die gelegenheid een loden cape en een flambard. Tussen deze twee kledingstukken zag men een nobel hoofd met een baard. Hij zag er eigenlijk uit zoals bij ons alleen de heel slechte dichters erbij lopen. Zijn voordracht was breed en sonoor. De zaal, die uit louter schavuiten van het Leidseplein bestond, luisterde met groeiende argwaan. En nu gebeurde er iets merkwaardigs. De Clercq was juist bezig met “En wie zal er ons kindeke wiegen, van diedeldomdije, van diedeldomdom”, toen hij plotseling de zaal inkeek. En op dat ogenblik kreeg hij een revelatie, zoals hem misschien maar één keer in zijn leven beschoren is geweest. Hij zag opeens waar hij was. “Maar allez”, zei hij toen, “gij zijt toch ook allemaal een hoop stront, zulle”. Het was even stil. Toen barstte er een ovatie los. Hij hoorde opeens bij ons. Afgezien van de juistheid der opmerking, die iedereen volledig beaamde, was de vaststelling ervan typisch Nederlands. Hij heeft verder ook niet meer voorgelezen, maar de avond gewoon in de hoop stront doorgebracht’
(1) ter voorkoming van een misverstand, dat slaat niet op René de Clercq. Zijn voorouders waren niet enkel uit Deerlijk afkomstig, maar ook uit Sint-Denijs bij Zwevegem tot het einde van de 18de eeuw. De vader van René de Clercq, Charles Declercq (1831-1893), was vlashandelaar, herbergier en touwslager en verzorgde de hele vlasbewerking vanaf het zaaien tot het zwingelen. Zijn moeder, Pauline Gheysens (1836-1906), was de tweede vrouw van Charles Declercq. De man was al gehuwd geweest met Cordula D’heygere. In totaal kreeg zijn vader 16 kinderen, van wie René de voorlaatste was. Na de geboorte van het laatste kind Rachel, verhuisde de ouders naar herberg “De Valke” op de boek van de Harelbekestraat en de Kleine Potstraat, nu Comm. Edmond Ameyestraat (Wikipedia).





In 1997 werd Pieter Vis – overigens ten onrechte – door het Fascistisch Onderzoek Kollektief (FOK) van rechts-extremisme beschuldigd en moesten geplande concerten worden geannuleerd. Na haar overlijden richtte hij de Elza Vis-de Clercqstichting op met als doel het Vlaams-Nederlandse cultuurgoed te bevorderen. Smet op zijn leven was een strafblad, in 2000 veroordeeld tot gevangenisstraf plus een schadeclaim omdat hij enkele van zijn minderjarige oud-leerlingen had misbruikt. Zelf sprak hij toen in een zeldzaam interview met een kerkelijk blad over zijn verleden als volgt: ‘Mijn voorgeschiedenis is niet zo fraai. Geboren uit een verkrachting, een psychiatrische joodse moeder, opgegroeid in tehuizen met een strak regime, meerdere keren ernstig seksueel misbruikt. God zij dank stond daar tegenover dat ik twee talenten heb meegekregen: een mooie stem en aanleg voor tekenen’ (…) Vanaf m’n twintigste heb ik een carrière als concertzanger en muziekpedagoog opgebouwd. Je krijgt internationale bekendheid, aan je jeugd denk je zelden meer. Tot je ineens middenin de ellende zit. Dan komt alles terug’.

Omdat Annejet van der Zijl heeft laten weten dat van haar geen vervolgdeel te verwachten is, omdat zij het ‘met de Prins helemaal zou hebben gehad’ is schrijver-biograaf Dik van der Meulen gevraagd het tweede deel te schrijven. Reden voor mij hem te vragen of hij ook bekend is met Pieter Vis als mogelijke zoon. Hij berichtte me onder meer: ‘Wat je schrijft is mij niet bekend. Dat zegt niet alles. Op dit moment lopen er nog tallozen rond die meer van Bernhard weten dan ik, maar ik vind dit een interessant geval(…)’.
Hoe dan ook, het lijkt me bepaald geen sinecure de vervolgbiografie te schrijven. Archieven van belang voor onderzoek zijn voorlopig niet toegankelijk en veel van wat binnenskamers plaatsvond zal nooit als vaststaand op schrift kunnen worden gesteld en mensen die echt iets vertrouwelijks of in de privésfeer weten zijn meestal zo prudent dat voor zich te houden.



Nota Bene Op de dag dat ik dit schrijf maakte koning Albert bekend dat hij, op basis van door een Belgische rechtbank afgedwongen dna onderzoek, thans Delphine Boël erkend als zijn biologische dochter.
Noten
(1)Voor de oorlog werkte Pieter van Houten voor GSIII, de Generale Staf sectie van de Nederlandse Geheime Dienst en was het onder meer zijn taak om toezicht te houden op de naar Nederland gevluchte keizer Wilhelm II. Als dekmantel werkte hij als correspondent van De Telegraaf op de Utrechtse Heuvelrug. Tevens hield hij de opkomende NSB in de gaten. In mei 1940 is Pieter van Houten na de Duitse inval “officieel” dood verklaard, waarna zijn lege kist is begraven op ‘Oud Eik en Duinen’ in Den Haag. In werkelijkheid naar Engeland ontkomen kon hij zijn werk als spion voortzetten bij de Britse Geheime Dienst. In 1943 werd hij door de Britse veiligheidsdienst ontslagen nadat Bernhard hem tijdens een buitenlandse reis naar Zuid-Amerika was ontsnapt toen die vanuit Bélem (Pará, Brazilië), op eigen houtje naar Paraguay en Argentinië vloog. Wèl kreeg Van Houten een nieuwe functie bij het Bureau Archief en Documentatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, teneinde aldaar gegevens uit bezet gebied in kaart te brengen. J.G.Kikkert wijdde een biografie aan Pieter Brijnen van Houten.
(2) H. de Iongh gaat wel heel erg ver met zijn onbewezen beweringen. Citaat: ‘Uit dezer relatie met Lady Ann Orr Lewis: 4.1. zoon geboren, januari 1942; 4.2, zoon, geboren december 1943. Een van de zoons zou enkele jaren geleden zijn overleden. De andere zoon woont in Kenia. Toen zij volwassen waren, woonden zij niet ver van Londen. Zij werkten in de City als beurs- en effectenmakelaars. Zij bezaten samen een farm in Kenya, waar Bernard geregeld op bezoek kwam. (…)’ [Oranjebastaarden, 4e verbeterde en geheel herziene druk augustus 2005, pagina 163].
(3) Tot voor kort werd verondersteld dat de Zuidnederlander Gaspard van der Noot, Heer van Karloo (?-1575) de eerste ritmeester binnen de Nederlandse cavalerie is geweest. Hij raakte dodelijk verwond op 10 juli 1573 bij de zogeheten Slag aan het Manpad (in de Haarlemmerhout) omstreeks 10 juli 1573 bij de voor Holland fataal verlopen strijd tegen de Spanjaarden. Dankzij een in 2019 openbaar gemaakte akte blijkt dat een commissie voor een vaan ruiters met ritmeesterschap over 150 paarden door prins Willem van Oranje op 2 december 1572 een commissie verleend aan Wouter van Matenes(se), alias Enckhuijsen (1410-1488) zodat deze persoon als oprichter kan worden beschouwd. [Koninklijke Verzamelingen Den Haag, inventarisnummer A-II-XIVi-12,171a-1].
(4) Mijn informant, intussen gepensioneerd en werkzaam geweest op een ambassade, was vanaf 2000 zeer bevriend met de in 2017 overleden concertzanger Pieter Vis en komt me betrouwbaar over. Hij heeft er niet bij gezegd dat wat hij vertelde “off the record” was. Dit in tegenstelling tot wat bijvoorbeeld Lili Gutmann, dochter van de door de Duitsers vermoorde Joodse ouders – intussen 100 jaar en nog altijd woonachtig in Florence, in 1988 vertelde zij als vroegere vriendin van Ursula von Pannwitz over wat zij wist ten aanzien van prins Bernhard die eind jaren dertig meermaals op bezoek kwam op de Hartekamp en een enkele maal bij haar ouders op de buitenplaats Bosbeek.

Een kleinzoon Simon Goodman, in 1946 geboren en woonachtig in de Verenigde Staten is sinds 1997 toen zijn vader overleed, is fulltime bezig met onderzoek en processen om de teruggave van door de Duitsers gestolen ‘roofkunst’. Daarover publiceerde hij in 2015 een boek ‘The Orpheus Clock’, dat in het Nederlands verscheen onder de titel ‘De wolven namen alles mee; op zoek naar de door de nazi’s geroofde kunstverzameling van mijn familie’. Hij berichtte me 7 januari jl. momenteel weer een schilderij in Museum Boijmans Rotterdam uit de Bosbeek-verzameling van zijn grootvader te hebben ontdekt
=======





Artikel gepubliceerd in het tijdschrift NEERLANDIA, jaargang 84, 1980
‘Guido Gezelle in jet lied van Vlaamse en Nederlandse komponisten’ Pieter Vis (*Rotterdam 1949), een veelzijdig begaafd man, genoot zijn opleiding als plateelschilder in Utrecht en Arnhem, was werkzaam in dat vak en bekwaamde zich inmiddels als kunstschilder. Voor het koninklijk paleis te Amsterdam penseelde hij het portret van koningin Juliana, voor privéverzamelingen portretteerde hij ondermeer prins Claus en de bekende Nederlandse altzangeres Aafje Heynis. Verder won hij de eerste prijs met zijn Amsterdamse stadsgezicht in de schilderwedstrijd bij het 700-jarig jubileum van de Amstelstad. Nu tekent hij nog uitsluitend portretten en…paardenkoppen, want van lieverlede stapte hij over naar…de muziek.
Toen bleek dat hij na z’n puberteit en na jarenlang als sopraan te hebben gezongen een aardige stem had overgehouden kwam de liefde bij het zingen weer boven en besloot hij verdere lessen bij Iza Valeton-Maas Geesteranus te Utrecht en bij de alt Annie Hermes, kwam hij in 1974 in kontakt met de befaamde Duitse liedkunstenaar Dietrich-Fischer-Dieskau, bij wie hij kursus liedinterpretatie volgde. Als bas-bariton zong Vis de Kristuspartij in Bachs Johannespassion te Maastricht, in Luxemburg en in Duitsland. Hoe kwam Vis op het idee Gezelle? Als jongetje kreeg hij van moeder een bundeltje Kleengedichtjes van Gezelle op muziek van Katarina van Rennes. Toen hij in de twintig was knoopte hij kennis aan met Katarina’s gewezen leerlinge, Dr. Nancy van der Elst. In 1978 schreef hij over Gezelle naar het Festival van Vlaanderen te Tongeren, waar men hem verwees naar Jeugd en Muziek te Brussel. Zo ging de zaak aan het rollen. Van dan af bleef Vis intensief met Gezelle bezig. Herhaalde bezoeken aan archieven en musea in Vlaanderen leverden hem een keuze uit ongeveer 3000 Gezelleliederen van 470 komponisten. Van die keuze kon hij dank zij veel ijver weldra een lijvig zelfgeschreven album voorleggen. En die keuze is meteen uitgegroeid (…)’.
====
Over het werk van Pieter Vis als kunstschilder is weinig gepubliceerd. Bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag staat hij geregistreerd als schilder en te tekenaar. Geboren 18-05-1949. Opgeleid aan de Grafische School Utrecht. Plaats van werkzaamheid Houten (provincie Utrecht). Verwijzingen naar Jacobs, 1993 en Jacobs 2000, volume 6, pagina 197. Voorts naar aanwezige documentatie. Pieter Vis publiceerde over het boek. Portretten van een aantal Nederduitse schilders door de Vlaamse schilder, dichter en humanist Dominique Lampson ofwel Dominicus Lampsonius (1536-1599). Publiceerde verder over de moderne kunstschilder/tekenaar en concertzanger Cees van der Sluijs.


‘Deugniet’ Bernhards laatste liefdesbiecht. [Uit: ook zij bedrogen hun koningin: koning Albert; Juan Carlosvan Spanje en diens Vlaamse liefdesbaby Ingrid; Zweedse Carl Gustaf wil affaire vergeten]. (Oranje Boven, lente-editie 2020)




Na koning Filip van België, een halfbroer van Delphine Boël, heeft nu ook de vader en ex-koning Albert II . intussen bevorderd tot prinses, op kasteel belvédère ontvangen (De Volkskrant, 30 oktober 2020


Halfbroer Alberto Solá en halfzuster Ingrid Sartiau blijven juridisch strijden naar erkenning, ondanks dat die kans met het vertrek van ex-koning Juan Carlos uit Spanje naar Abu Dhabi geminimaliseerd.

======================================
OSCAR VAN DEN BOOGAARD (Harderwijk, 30 mei 1964) claimt een buitenechtelijke zoon te zijn van prins Bernhard

Oscar van den Boogaard is een Nederlandse schrijver van romans, verhalenbundels en toneelstukken. Hij debuteerde in 1990 en in 2020 verscheen zijn 27ste boek. Hij woonde in Nederland (o.a. Amsterdam), Suriname, België (Brussel. Antwerpen, en omgeving Gent), Frankrijk (Montpellier) en in Berlijn. Februari 2018 kwam zijn roman ‘Kindsoldaat’ uit- de deels gefingeerde geschiedenis van zijn familie. Naar aanleiding hiervan werd hij voor NRC geïnterviewd door Coen Verbraak (1) en beweerde hij een onechte zoon te zijn van prins Bernhard. De Rijksvoorlichtingsdienst verklaarde als reactie over geen enkele aanwijzing te beschikken dat het verhaal van Van den Boogaard waar zou zijn. Een schoolvriend van de schrijver verklaarde nochtans tegenover ombudsman van NRC Handelsblad Sjoerd de Jong (2) , dat hij eind jaren 70 door Van den Boogaard in vertrouwen was genomen over diens buitenechtelijke afkomst De moeder van Van den Boogaard was midden jaren 50 privé-secretaresse van de burgemeester van Utrecht. Diens echtgenote was hofdame van Koningin Juliana. Zo kwam het tot een ontmoeting met de Koningin en viel de moeder in de smaak bij Prins Bernhard (Benno) en hadden volgens de schrijver incidenteel ontmoetingen plaats. (Zie ook Wikipedia)
(1) Coen Verbraak. ‘Dit is een trauma. Snap je dat? Ik verwerk een trauma’ NRC-Handelsblad, 9 februari 2018)
(2) Sjoerd de Jong. De zoon van Prins Bernhard: voetnoot bij een openhartig interview. In: NRC Handelsblad, 28 april 2018.

Jaap Goedegebuure: ‘Het slot van het tweeluik over de bastaardzoon van Prins Bernhard komt beter uit de verf. ‘Jachthuis’ is het tweede deel van het tweeluik over “zijn vader” Prins Bernhard’ (Trouw 28 maart 2020) .
Twee jaar geleden onthulde Oscar van den Boogaard (1964) in een interview met NRC Handelsblad een geheim dat hij al een leven lang met zich meedroeg. Hij was niet verwekt door de man wiens achternaam hij droeg, maar door prins Bernhard. Het was een opmerkelijk verhaal. Want hoewel onze schavuit van Oranje tegen het einde van zijn leven ronduit bekende dat hij naast vier wettige ook nog twee onwettige dochters had, sprak hij nooit van een bastaardzoon. Dat zijn bestaan zich opvallend werd verzwegen had een reden, mende Van den Boogaard. De prins was met zijn stiefvader bevrind geweest en wilde hem de publieke schande besparen dat hem de hoorns waren opgezet. Het nam niet weg dat Oscar zich het kind van een nog altijd uitstaande rekening voelde.

Publiciteitscampagne Van den Boogaard rakelde deze schandaalhistorie niet zo maar op. Het interview paste mooi in de promotiecampagne rond zijn roman ‘Kindsoldaat’ Hijzelf, zijn moeder, stiefvader en verder nog zijn grootouders, twee en ooms kwamen prominent voor in deze lijvige familiesaga, zij het onder andere namen en met een levensloop die on vergelijking met hun ware geschiedenis flink was veranderd en aangedikt. daarentegen werd prins Bernhard, en met hem ook koningin Juliana, met naam en toenaam genoemd. De mengeling van feit en fictie, op smaak gebracht met een flinke scheut ironie en een lawaaisaus van overdrijving en theatraal effect, had het merkwaardig gevolg dat de vorstelijke schuinsmarcheerder veel weg kreeg van een personage uit een klucht. En dat had weer gevolgen voor ‘Kindsoldaat’ als geheel. Amusementswaarde was er beslist, maar ondanks dramatische voorvallen en ontwikkelingen ging het verhaal niet al te diep. Anders is dat in ‘Jachthuis’, het vervolg op ‘Kindsoldaat’. waar die eerste roman eindigde bij de geboorte van maxwell, alter ego van de schrijver, daar is Maxwell nu hoofdpersoon. We nemen hem mee van zijn kindertijd tot ijn adolescentie en zijn met hem getuige van het droeve lot waaraan moeder Elsie is overgeleverd. Als een van Prin Bernhard’s minnaressen moet ze maar afwachten wanner hij weer eens ruimte in zijn balboekje heeft. En dan is ze nog eens, zoals we ons herinneren van deel één, zwanger en wel door de prins uitgehuwelijkt aan (of liever gezegd: gestald bij) een trouwe officier over wie hij als inspecteur-generaal van de krijgsmacht het bevel voert. Dat huwelijk is van meet af aan tot mislukken gedoemd, niet alleen omdat Elsie stinkend eigenijs is en sociaal gezien een ongeleid projectiel, maar ook hopeloos aan de drank. een groot deel van de handeling is gereserveerd voor het relaas van een wanhopige zoektocht als Elie tijdens een reisje door de Surinaamse jungle zo maar verdwijnt. Bekakte maniertjes Het is vooral dankzij het indringende relaas van Elsie’s neergang dat de tragische kanten van deze schijnbaar hilarische, maar in feite tamelijk onverkwikkelijke geschiedenis beter uit de verf komen dan in ‘Kindsoldaat’ het geval was. Dat moet wel liggen aan Maxwells rol als meelevende en meelijdende veerteller. Hij raakt al joe meer verstrikt in een web van tegenstrijdige loyaliteiten. Hij voelt compassie met, maar ook minachting voor zijn sullige stiefvder die zich onder het mom van zijn militaire missie met zijn gezin naar Suriname laat verbannen wanneer de affaire Prins Bernhard te machtig wordt. Hij zit gevangen in een erotisch getinte symbiose met zijn moeder, maar beseft tegelijk dat hij zich van haar zal moeten bevrijden, wil hij overleven. Hij kan zich moeilijk losmaken van de vooroordelen en eigenaardigheden die ze hem met haar blauwe bloed heeft meegegeven, maar drijft ook de pot met haar bekakte maniertjes en dedain voor “burgermensen” die tot haar afgrijzen preken van “gebakjes: in plaats van “taartjes” , bij kennismaking “aangenaam” prevelen en iedereen voor de maaltijd “smakelijk eten” toewensen. Er schemert bij Maxwell iets van mededogen door wanneer prins Bernhard betrapt wordt op het aannemen van een miljoen aan steekpenningen. Maar als deze biologische vader na Elsie’s overlijden op de stoep staat voor een condoleancebezoek, slaat Maxwell de deur voor zijn neus dicht. Meer genoegdoening zit er niet in, niet voor Maxwell, niet voor Van den Boogaard, en ook niet voor ons’. (Jaap Goedegebuure)


BVD-dossier over prins Bernhard zoek geraakt, persbericht 10 februari 2023
Een dossier met mogelijk belastende feiten over prins Bernhard is verdwenen uit het archief van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Het gaat om een map waarin informatie zou kunnen staan over spionage door de prins voor de nazi’s, en over de zogenaamde Stadhoudersbrief, waarin de prins tijdens de oorlog zijn diensten aangeboden zou hebben aan de Duuitse bezetter. Dat blijkt uit een onderzoek door NRC in het archief van de BVD – voorloper van de AIVD – dat wordt bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag. Daar liggen sinds eind vorig jaar dossiers ter inzage van tienduizenden mensen die tussen 1948 en 1998 in de gaten zijn gehouden door de geheime dienst. Ze waren mogelijk een gevaar voor de staat, lid van extremistische groepen of verdacht van spionage.
Mooi werk Hans!! Overigens is de overgrootmoeder van Olga een bastaardkind van Koning Willem-III
Plantage Zorg en Hoop Drs. Michel Bakker Archeoloog, Architectuurhistoricus Sportparklaan 19 2103 VR Heemstede (+31) 23 5470626 http://www.plantagezorgenhoop.nl
Plantage Zorg en Hoop is verbonden aan International Council on Monuments and Sites / Conseil International des Monuments et des Sites (ICOMOS), Icomos Shared Built Heritage Committee, Centre for International Heritage Activities en is deelnemer aan Netwerk Ondernemers Kunst en Cultuur (NOKC)
Met vriendelijke groeten / Bon vent à tous / Best Regards / Tanti Saluti / Mit freundlichen Grüßen / Saludos / Saudações / Hopi kumindamentu / Med vänlig hälsning / Ystävällisin terveisin / Beste Wense / Me Xairetismous / Vennlig hilsen / Sve Naj Bolje / Dea bhùioch / Bestu kveðjur / Tan Bun / Hamba Kahle / Toate cele bune / Le deagh dhùrachdan / Üdvözlettel / Yoroshiku onegaishimasu
Beste Hans,
Die Pieter Vis heb ik in 2013 nog thuis bezocht ivm het feit dat hij de muzikale erfenis beheerde van Willem Rettich, de mede-oprichter en eerste dirigent van ons orkest.
Ik kreeg toen een CD met werk van Rettich van hem; mocht het tot een uitvoering komen dan wilde Vis daarbij betrokken worden.
Het is niet doorgegaan, onze dirigent had er geen oren naar.
Tot ziens,
Hittjo
_____