Tags

, , , , , , , , , , ,

Boekpresentatie van ’Tussen Constantinopel en Holland’ op 7 juli 2021 in Baarn. Van links naar rechts: samenstellers Hans Krol en Mehmet Tütüncü, vervolgens mw. Noepy Beckers-Testa (dochter van Patrick Testa), Saban Disli (ambassadeur van Turkije in Nederland), mw. Suzanne Testa-Koldewey (echtgenote van André Testa), en de broers jhr. André Testa jhr. Patrick Testa, rechtstreekse nazaten van Gaspard Testa die in 1847 door Koning Willem II werd verheven tot baron, als beloning voor de goede betrekkingen die hij als Nederlands gezant met Turkije had onderhouden.
Boek ‘Tussen Constantinopel en Holland; het Dragomannen- en Diplomatengeslacht Testa’ , samengesteld door Hans Krol en Mehmet Tütüncü. 330 pagina’s. Rechts minister-resident bron Gaspard Testa (1770-1847) en links Carlo Testa (1753-1827), dragoman bij het keizerlijk hof van Oostenrijk-Hongarije in Wenen. Uitgave van SOTA (Stichting Onderzoek Turkse en Arabische wereld) Heemstede. ISBN/EAN 978-90-6921-031-5

Achteromslag boek met rechts het ‘Palais de Hollande’ (ambassadegebouw) voor de brand in Pera, Constantinopel [1818 Fondation Custodia, Collection Frits Lugt, Parijs] met rechts jonkheer mr. Hannibal Testa (1858-1910), gezant in Spanje die o.a. bij de vredesconferentie van Algeciras 7 april 1906 namens Nederland ondertekende voor het vredesaccoord van de eerste Marokkaanse crisis en links jonkheer drs. Andreas Lodewijk Franciscus Maria Testa (* 1942) – getekend door Theo van den Boogaard – o.a. voormalig directeur van vervoerbedrijf NZH in Haarlem en het GVB in Amsterdam).

=========

21 november 2020 Presentatie door de auteurs Hans Krol en Mehmet Tütüncü van het boek ‘Een verloren panorama van Constantinopel in het Huis te Heemstede van Adriaan Pauw‘ aan de burgemeester van Heemstede mevrouw Astrid Nienhuis met afbeelding van een gravure uit 1616 door Pieter van der Keere uit de Nationale Bibliotheek van Zweden in Stockholm. (foto Bart Jonker)

Vredestichter Adriaan PAUW ten onrechte in verband gebracht met de volkerenmoord van J.P. Coen in Banda, onderdrukking en slavenhandel

Uitsnede van het schilderij door Gerard ter Borch van de Vrede van Munster in 1646. In het midden de eedaflegging van de Heer van Heemstede Adriaan Pauw, als plenipotentiaris namens het gewest Holland en West-Friesland, links Adriaan Clant, die Stad en Lande Groningen vertegenwoordigde en rechts achter secretaris Gaspar van Kinschot.
(Ontmoetingen met Indonesië. 1. p.10)

In het Haarlems Dagblad van 10 oktober 2020  is een artikel geplaatst met suggestieve koppen als ‘Leg Pauw onder de loep’ en ‘Was alles heerlijck van Adriaan Pauw?’. Zie bijlagen 1 en 2.  Geen ingezonden stuk van een architectuurhistoricus, maar een redactioneel bericht dat als volgt aanvangt: ‘Was “Heer van Heemstede” Adriaan Pauw betrokken bij slavernij, onderdrukking en misschien zelfs moord op de Banda-eilanden?’  Gepleit wordt  in het Adriaan Pauw-jaar Heemstede voor nader onderzoek naar mogelijke criminele antecedenten.

Vooromslag van ‘De slavernij in oost en west. Het Amsterdam onderzoek. Onder redactie van Pepijn Brandon, Guno Jones, Nancy Jouwe en Matthias van Rossum. beeldredactie Merve Tosun (Spectrum, 2020)

Kennelijk is nagelaten kennis te nemen van een recent boekwerk van 448 pagina’s, getiteld:  ‘De slavernij in oost en west. Het Amsterdam onderzoek’ (Amsterdam, Het Spectrum, 2020). Deze wetenschappelijke navorsing kwam tot stand in opdracht van de gemeente Amsterdam, afdeling Diversiteit.  Archivalische research, aangevuld met literatuurrecherche, is verricht door een aantal historici onder wie dr. Pepijn Brandon en dr.Matthias van Rossum, beiden verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG).  Onderzoek is onder andere verricht in het VOC archief van het stadsarchief Amsterdam.

Achteromslag van het Amsterdam Onderzoek
Vergadering van het bestuur van de VOC, de Heren XVII. Zij kwamen in de regel drie keer bij elkaar gedurende een aantal weken
Interieur van de Amsterdamse Kamer van de VOC in het Stadhuis op de Dam. Op de schoorsteen hing een schilderij van de rede van Batavia . Verder waren kaarten opgehangen van Nederlandse vestigingen over zee, Stadhouder Willem V in het midden, toenmalig opperbewindhebber van de Amsterdamse Kamer. liet zich doorgaans vertegenwoordigen door zijn representant Thomas Hope (gravure van S.Fokke uit 1771)

Apart hiervan kan opgemerkt worden dat Adriaan Pauw gedurende de eerste decennia van de zeventiende eeuw als prominent poorter van Amsterdam bepaald geen onbetekenende rol heeft gespeeld in het politieke en zakenleven van die stad als pensionaris (1611-1627) en VOC-bewindhebber, Kamer Amsterdam (1618-1641) en promotor van de handel op de Levant. Bovendien is hij  diverse keren benoemd  als buitengewoon ambassadeur en 2 keer gekozen tot raadpensionaris, van  1631-1636 en nogmaals van 1651-1653. Feitelijk zowel op nationaal als Europees gebied werkzaam geweest, met als hoogtepunt de in 1648 gesloten Vrede van Munster, waarvan de voorbereidingen al in 1642 zijn aangevangen. Adriaan Pauw (1585-1653) was de zoon van Reinier Pauw (1564-1636) en kleinzoon van Adriaan Pauw (1516-1578) Zie bijlage 3.

Adriaan Pauw ontwikkelde zich met uitzondering van de beginjaren tijdens de periode dat prins Maurits tot 1625 als stadhouder fungeerde, steeds meer anti-monarchaal . Tevens geïnspireerd door burgemeester Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) met een anti-oorlogsgeest.  Als koopman en reder was Pauw vooral in zijn Amsterdamse jaren betrokken bij vaarten naar de Oostzeegebieden, de Levant en ook Oost-Indië. (1) . Hij maakte verscheidene buitenlandse reizen, maar is nooit in de Indische Archipel geweest. De paar schepen die in zijn  opdracht naar Indië voeren, waaronder de VOC-fluit ‘Heemstede’,  hadden betrekking op de invoer van specerijen en grondstoffen, maar blijkens de bewaard gebleven scheepsjournalen zijn  deze niet aangewend voor oorlogsvoering noch ten behoeve van slaventransport.

Evenals zijn vader was Adriaan Pauw als contraremonstrant aanhanger van de theologische opvattingen van Gomarus. Echter ‘rekkelijker’, en vooral praktisch en oplossingsgericht in onderhandelingen met remonstranten ofwel arminianen,

Het fluitschip ‘Heemstede is in 1640 gebouwd op de VOC-werf in Amsterdam. Vertrok op 2 november 1642 vanuit Texel en kwam 7 februari 1643 aan op het eiland Tristan da Cunha voor de kust van Zuid-Afrika . Vervolgens 19 mei in Batavia. Bovenstaande postzegel kwam uit in 1965. In 1983 is de boot Heemstede nogmaals met de namen van twee schippers Claes Gerritszoon Bierenbroodspot van Hoorn en Jan Coertse van den Broec op een nieuwe postzegel door de posterijen van Tristan da Cunha afgebeeld. Het schip Heemstede is 9 oktober 1650 in Bengalen verbrand.

In voornoemd Amsterdam-boek, waarin de conclusie wordt getrokken dat “de stad Amsterdam gedurende driehonderd jaar een speler in de slavenhandel en slavernij in de Oost en West is geweest” komt de naam van Adriaan Pauw geen enkele keer voor  (2).

J.P.Coen, bijgenaamd ‘de slachter van Banda’

In augustus 1985 heb ik het Adriaan Pauw archief, deel uitmakende van de Pauw van Wieldrecht collectie,  doorgenomen in het Nationaal Archief te ’s-Gravenhage. Daar heb ik in de aanwezige correspondentie niets aangetroffen dat wijst op door hem gestimuleerde slavenhandel. Noch van onderdrukking, waarvoor hij verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden. Ook niet in Pauws’ geschriften, voornamelijk pamfletten, noch in de notulen van de Staten-Generaal, waarbij hij als Statenlid van Holland namens Amsterdam een rol vervulde.

Van historicus Maarten van Rossum is de terechte uitspraak dat men het verleden moet  beoordelen naar zijn eigen maatstaven.

Hoe dit ook zij, Jan Pieterszoon Coen kan verantwoordelijk worden gesteld voor de genocide die mede in de strijd tegen de concurrerende Engelse Oost-Indische Compagnie, in 1621 heeft plaatsgevonden in het Oostindische Banda en aan duizenden mensen het leven heeft gekost. Coen heeft in 1623 verslag uitgebracht, mede ondertekend door de gouverneur van de Banda eilanden Martinus Sonck (1590-1625). Door de heren XVII, het centraal gezag ten aanzien van de VOC in Nederland, heeft Coen hiervoor een ernstige berisping gekregen. Zoals bekend heeft Coen zich daarvan niets aangetrokken en werd hij buitendien nog  geëerd. Ondanks een verbod van de Staten  van Holland is J.P.Coen  incognito nogmaals naar Batavia vertrokken. Hij was vervolgens na de eerste periode (1618-1623) wederom gouverneur-gouverneur  tot zijn overlijden 21 september 1629.

Standbeeld van Jan Pieterszoon Coen uit 1888 op het Waterlooplein in Batavia, tijdens de Tweede Wereldoorlog onder Japanse bezetting vernield. Een ‘comité ‘Vrienden van Coen’ streeft sinds 2017 naar herplaatsing in Djakarta.
In Historisch Nieuwsblad van October 2020, nummer 10, is een artikel gepubliceerd over de vergeefse pogingen van de VOC (Jacob van Neck, J.P. Coen e.a.) om delen van China (Macao) te veroveren. Op Java zijn gevangen genomen Chinesen tot dwangarbeid veroordeeld.
Nieuw boek over de (wan)daden van J.P.Coen: BANDA, door Marjolein van Pagee. Omniboek, 2021. (De Volkskrant van 26-6-2031)

Pauw als verzamelaar van ook ‘ Oost-Indische Rariteijten

Als mogelijk argument dat Pauw zich wellicht crimineel heeft gedragen wordt in de krant aangevoerd dat in diens museale verzameling, uitgestald in de zogeheten ‘Geweer Zaal’ verscheidene voorwerpen zijn aangetroffen afkomstig uit Nederlands Oost-Indië. In een inventarislijst van 1 november 1796 zijn de volgende voorwerpen geregistreerd: ‘2 vergulde lanssen met kookers, 3 ronde schilden, 5 langwerpige schilden, 3 staale boogen (defect), 2 peijl kookers, 1 kris, 1 heijdens afgod met 2 kruijken [de geleerden zijn het niet over eens of dat beeldje van boeddhistische dan wel hindoeïstische oorsprong was], 6 stuks vistanden en baarden. Verder een aantal hoorns en het vel van een (Javaanse) tijger (3). Bij de sloop van het kasteel in 1810 ging  de aanwezige museumcollectie helaas goeddeels verloren, door Jacob van Lennep aangeduid als een daad van cultuurbarbarisme. Enkele artefacten kunnen nog worden getraceerd, zoals twee schilden in het Amsterdam Museum., 2 schilderijen in het Frans Hals Museum etc. Het was in Pauws’ tijd niet ongebruikelijk dat enige inheemse voorwerpen door de hoofdschipper werden meegenomen, zoals dat in zijn opdracht tevens is gebeurd voor o.a. prins Maurits, prinses Amalia en diplomaat-dichter Constantijn Huygens. Bijvoorbeeld: In een brief uit 1639 laat Pauw aan Constantijn Huygens weten dat er mette jongste schepen uyt Oostindien syn weinigh ofte gene rariteyten overfgcomen’. (editie Worp, nummer 2220).

Een dankzij kunstenaar en conservator Willem Hekking bewaard gebleven decoratief schilpadschild afkomstig uit Java en in Nederland bewerkt met het heraldisch wapen van de zoon Adriaan Pauw jr. (1622-1697), Heer van Benneboek

Als voorbeeld een bestelling voor prinses Amalia, zoals beschreven in de ‘VOC Generale missiven van gouverneurs-generaal en raden aan heren XVII der Verenigde Oostidische Compagnie’. (Van Diemen, Van der Lijn en Van Twist, XII 30 november 1640: ‘De baluyster (1) voor Mevrouw de Pricesse door d’heere Lucas sal in Japan doen maecken, costende fl. 2342.14 ofte 822 taylen, comt aern u Ed. geconsigneert op ’t schip den Salamander; de stoffen daer d’heeren t’Amsterdam ende d’heer reeckenmeester Pauw (2) van mentionneren, vertrouwen met ’t schip ’s Hertogenbosch nevens andere goederen in een groote kist, door meer aengetogen Heere zal anno passato overgesonden, ten rechte bestelt sullen wesen. Ons gevoelen si, alle rariteyten van India door de Compagnie ende gheen particuliere aen de groote onser landen behooren bestelt te worden, opdat andere d’eere ende gunste niet comen te genieten, die U Ed. alleen competeert, dewijle de lasten daertoe contribueert. Op den gemelten salamander hebben doen schepen een extraordinarie schoone verlckte taefel, Nederlandsch fatsoen, met een secreet kelderken, seer raer ende niet min costelijck, ot present ende gunstcapteringh seer dienstigh; ’t ciersel in ’t lackwerk is fijn gemalen goudt ende silver, costende de tafel in Japan 272 tayl ende ’t kelderken 100 taylen à 57 s. den tayl, gemerckt met teecken van de Generaele Compagnie VOC (…)

Voorgevel Huis ten Bosch met balustrade. Ontwerp Jan Matthijs naar Pieter Post, 1665

(1) Baluysteer. Vermoedelijk is dit de balustrade, die in de inventaris van de bezittingen van Amalia van Solms vermeld wordt als ‘een cierlijcke balustrade met twee deuren’, die in het Huis Ten Bosch gebruikt werd als afscheiding tussen de ruimte, waar een ledikant stond en de rest van het vertrek en die in 1797 verkocht werd als ‘een kostbaar Chinees verlakt het met Paerl d’amour ingelegd’.

(20 Dr. Adriaan Pauw (1585-853) was bewindhebber der VOC, Kamer Amsterdam van 1618-1640 en rekenmeester der domeinen van Holland (1627-1652).

Turkije is het eerste land in de wereld geweest dat de Republiek der Verenigde Nederlanden  officieel heeft erkend, in een tijd dat het land formeel nog deel uitmaakte van het Spaanse koninkrijk. Adriaan Pauw die met Johan van Oldenbarnevelt in 1606 aan de basis stond van diplomatieke en handelsbetrekkingen met Turkije, het voormalig Ottomaanse Rijk, heeft via ambassadeur Cornelis Haga er aan bijgedragen dat gevangen genomen Nederlandse zeelieden, die als slaven op de Osmaanse galeien moesten werken, konden worden bevrijd. Voor wat hoort wat. Kort daarvoor hadden de Staten-Generaal besloten na de verovering van Sluis door Maurits van Nassau (1567-1625) in 1604 een Spaans galei-eskader met een groot aantal moslims als slaven vrijgelaten en hen in vrijheid gesteld zonder losgeld te vragen, bovendien een gratis overtocht aangeboden. naar Marokko, hetgeen door de autoriteiten in Constantinopel, i.z. groot-admiraal Halil Pasha (1570-1629) danig werd gewaardeerd.

Een gehucht in Sluis (Zeeuws Vlaanderen), genaamd Turkeye, herinnert nog aan de gebeurtenissen rond 1605. In de Turkse plaats wordt sinds 2012 de herinnering aan het Nederlandse Turkeye, Sluis, via een monumentje levendig gehouden.
Beeld van de staatsman Johan van Oldenbarneveldt (1547-1619) door Louis Vreugde, aangebracht aan de gevel van pand Zijlstraat 29 in Haarlem, hoek Witte Heerenstraat. In juli 1573 streed een jonge Van Oldenbarneveldt mee als vrijwilliger bij het mislukte ontzet van Haarlem. De overmacht van de Spanjolen was te groot en hij kon tijdig vluchten. Als landsadvocaat vanaf 1586 zou hij meermaals Haarlem bezoeken. In de beginjaren van Adriaan Pauw als lid namens Amsterdam in de Staten van Holland tussen 1611-1615 was er een goede samenwerking met de raadpensionaris en zijn diplomatieke betrekkingen met het Ottomaanse Rijk tot stand gekomen. Van Oldenbarneldt was remonstrant (Arminiaan), Pauw contraremonstrant (Gomarist). In een showproces met burgemeester Reinier Pauw als één van de rechters is de staatsman door zijn tegenstanders onder leiding van prins Maurits ter dood veroordeeld en onthoofd. Zijn laatste woorden richting de beul zijn legendarisch geworden: ‘Maak ’t kort’ (2x).

De Staten van Holland ontvingen van Haga als geschenk een panorama van Constantinopel, waarvoor Adriaan Pauw in het gerenoveerde kasteel een speciale kamer ‘Constantinopelen’ inrichtte.  Helaas ging dit algezicht van Istanbul in 1810 verloren ging. Gelukkig is hiervan  in de Nationale Bibliotheek van Zweden het belangrijkste deel via een grafische voorstelling aangetroffen, in 1616 vervaardigd door cartograaf Pieter van der Keere (Petrus Kaerius), waarover recent  door Mehment Tütüncü en ondergetekende een publicatie is verschenen.

Vooromslag van ‘Een verloten panorama van Constantinopel..
Detail van gravure door Pieter van der Keere. Op de Bosporus en haven de Gouden Hoorn voeren c.q. legden aan begin 17e eeuw naast Ottomaanse, Venetiaanse en Engelse schepen ook Hollandse schepen (Kon. Bibliotheek Zweden, Stockholm)
In restaurant Groenendaal voor Probusleden Kennemerland uitgerold panorama van Constantinopel van Pieter van der Keere (Petrus Kaerius) op basis van het prospect dat in bezit was van Adriaan Pauw in Huis te Heemstede,

Opgemerkt kan verder worden dat stadhouder Frederik Hendrik – opponent van republikein Pauw –  wist te bereiken dat Pauw in 1636 als raadpensionaris moest wijken voor de meer volgzame Jacob Cats.  Frederik Hendrik, die de bijnaam kreeg van ‘Stedendwinger’ geldt als een voortreffelijk veldheer én voorstander om voort te gaan met de strijd tegen de Spaanse bezetters tot de laatste Spanjaard zou zijn gedood casu quo de Republiek ontvlucht.  Pauw daarentegen gaf er voorkeur aan door middel van  onderhandelingen vrede te bereiken, welke uiteindelijk op 30 januari is vastgelegd en geratificeerd ofwel bekrachtigd met handtekeningen van de Spaanse en Nederlandse plenipotentiarissen op 15 mei 1648 tot stand kwam, toen de prins reeds was overleden.

Portretgravure van Reynier Pauw door Th. Matham naar een schilderij van J.van Ravesteyn
Mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Boom een monografie over Reinier Pauw (1564-1636) en Amsterdam, de macht van een man en een stad, geschreven door dr.Menno Witteveen

Vader Reinier Pauw was gedurende zijn werkzaam leven leider van het Amsterdams verzet tegen de staatkunde van Oldenbarnevelt en aanhanger van prins Maurits. Eén van de rechters die Johan van Oldenbarnevelt veroordeelde – nota bene de staatsman die aan de de basis stond van de Verenigde Oost-Indische Compagnie! Zelf actief betrokken bij de VOC en  Oost-Azië vaarten rond Kaap de Goede Hoop, ook al is hij zelf nooit in Ned. Oost Indië geweest. Hij was mede-oprichter van de Compagnie van Verre in 1594 die gezamenlijk een bedrag van 290.000 gulden inlegden [met Hendrick Hudde, in 1596 gevolgd door Gerrit Bicker, Pieter Hasselaer, Arent ten Grootenhuis, Hendrick Buyck, Syvert P.Sem, Jan Poppen en Dirck van Os] en in 1602 met een deelname van 30.000 gulden naast Dirck van Os een van de grotere investeerders alsmede een van de eerste bewindhebbers van de “loffelijcke” Geoctroyeerde Verenigde Oost-Indische Compagnie. Behalve dat hij zich voor handel met het Verre Oosten richtte, richtte hij met zijn zoon Adriaan tevens zijn blik op de Levant en in 165 besloten de Staten-Generaal tot oprichting van een Directie voor de Levantse handel. Een en ander was reeds langer bekend en komt ook in het Amsterdam Onderzoek meermaals aan de orde.

Reinier Pauw op latere leeftijd geportretteerd door Jan van Ravesteyn, 1631, familiebezit (RKD) Als burgemeester en VOC bewindhebber komt zij n naam meermaals voor in het Amsterdam Onderzoek

Adriaan Pauw was en bleef de zoon van. Toch zijn er essentiële verschillen aan te wijzen. Zo eenvoudig als de gefortuneerde vader bleef, na de jaren 30 beïnvloed door zijn verblijf aan  het Franse hof met pracht en praal was de zoon gericht op eerbetoon en trots op alle buitenlandse onderscheidingen die hem te beurt vielen. Een kleine anecdote is ons in dit verband nagelaten door oud-burgemeester Cornelis Pieterszoon Hooft (zelf vader van de bekend geworden dichter en geschiedkundige Pieter Corneliszoon Hooft). Adriaan Pauw trouwde op 26 januari 1606 met Anna Seys, dochter van koopman en schepen Claes Seys. Dat ging gepaard met veel luister en een groot banket. Dat tot grote verontwaardiging van zowel Reinier Pauw als ‘dye van de kercke’ , waarmee de predikanten werden bedoeld. [Anna Pauw-Seys overleed in het kraambed op 1 mei 1607, kort nadat zij de eerste zoon Nicolaas had gebaard]. De vader was een fanatieke calvinistische contraremonstrant ofwel Gomarist, terwijl Adriaan in religieuze zaken ruimer dacht, met andere woorden zich verdraagzamer opstelde. Vader Reinier was één van de rechters die Johan van Oldenbarnevelt de doodstraf oplegden. Hierom werd hij door stadgenoot en dichter Joost van den Vondel gesmaad  in diens tragedie ‘Palamedes of Vermoorde Onnoozelheid’  (1625) met het personage Megeer, waarmee ondubbelzinnig de inmiddels uitgerangeerde burgemeester Reinier Pauw  werd bedoeld.

Vooromslag van Vondels’ treurspel Palamedes. Amsterdam, 1626. Het toneelstuk is lang na de dood van Reinier Pauw pas in 1664 voor het eerst opgevoerd in Rotterdam en in 1665 voor het eerst ook in de Amsterdamse schouwburg

Daar kwam nog een fel hekeldicht bij:  ‘Een nieuw Lietgen van Reyntgen de Vos’ (1627) vol hatelijkheden. Het was in een periode dat de Anti-Pauwenstemming bij de andere regenten in Amsterdam hoogtij vierde. De zoon nam het voor zijn vader op en gaf de Procureur-Generaal in de residentie de raad Vondel een proces aan te doen. Onder meer schepen Andries Bicker, telg uit een ander roemrucht geslacht van die dagen,  wist dat te voorkomen, waarmee deze zaak was afgedaan (4). De vader was evenals prins Maurits [die liever doorvocht] tegenstander van het sluiten van het Twaalfjarig bestand in 1609, terwijl de zoon  aan de basis stond van de Vrede van Munster, onderdeel van de Westfaalse Vrede, waarmee een einde kwam aan de Spaanse overheersing van de Nederlanden.

voor die tijd een aanzienlijk bedrag) maar daar bleef het wel bij. Wel werden de meeste exemplaren van Palamedes vernietigd, en kwam en verbod op het herdrukken van het stuk, met uiteraard het gevolg dat de vraag alleen maar Toenam (…)’. (Uit: Marijke Meijer Dress, Hoe Vondels Palamedes geschiedenis heeft gemaakt’ , in: Boekenwijsheid; drie Eeuwen kennis en cultuur in 30 bijzondere boeken. Walburg Pers, 2009, P. 80-88.

Andere besognes

Portret van raadpensionaris Adriaan Pauw, in 1664 aangebracht door Adriaen de Haen in de Statenzaal, vergaderzaal van de Senaat. (foto Bob Verburg)
De Eerste Kamer in vergadering bijeen. Tegen de muur boven het balkon rechtsboven het portret van Adriaan Pauw

Adriaan Pauw had na zijn verhuizing naar ’s-Gravenhage (5) en Heemstede andere zorgen aan zijn hoofd. Om er slechts enkele te noemen:  ontginningen (’t Gooi, Drenthe), inpolderingen (Beemster).

Na de bedijking van de Beemster in hadden ook leden van de familie Pauw belangen in de drooggelegde landerijen. Kaart van drooglegging uit 1612 door landmeter en cartograaf Lucas Janszoon Sinck

Ook is veel energie besteed aan de zich allengs uitbreidende ambachtsheerlijkheden, Heemstede voorop, maar ook Nieuwerkerk, Zuid-Schalkwijk, Vijfhuizen, Rietwijk, Rietwijkeroord, Hoogersmilde, Oosterwijk (in Beverwijk) en Schakenbosch (onder Voorschoten), bedijking van de Schouwbroekerpolder en de problemen van grondafkalving na stormen op het Haarlemmermeer.

Schrijven, gedateerd 8 september 1630 van Jan Adriaanszoon Leeghwater van Adriaan Pauw (‘Mon bon Amij’) gewijd aan mogelijke drooglegging van het Haarlemmermeer. Gelet op de financiële risico’s van een dergelijke onderneming vind het plan (beschreven in diens ‘Haarlemmer-Meer-Boek’ (1641) geen doorgang (Heerlijkheidsarchief Heemstede, NHA)
Geplande nieuwbouw ‘Spaarnelicht’ in de Schouwbroekerpolder onder Heemstede, 2020

Verder natuurlijk de binnenlandse staatszaken en buitenlandse missies naar onder meer de Duitse prinsdommen, Denemarken, Frankrijk en Engeland, ten slotte tussen 1646 en 1648 naar Westfalen (Münster en Osnabrück).

Logo van het door de gemeente Heemstede geproclameerde Adriaan Pauwjaar 2020: 400 jaar Heerlijkheid naar aanleiding van een bekroonde suggestie van Marianne Wever in 2018

Eind 1620, in het laatste jaar dat zijn vader als burgemeester in Amsterdam fungeerde en moest plaatsmaken voor andere magistraten uit andere koopmansfamilies,  kocht Adriaan Pauw [die zelf pas in 1627 als laatste van de Pauwen-familie via een promotie naar Den Haag door zijn collega-magistraten is ‘weggewerkt’ [zie bijlage 3] de heerlijkheid Heemstede, inclusief het kasteel. Behalve  zijn lokale activiteiten: bestuurlijke aangelegenheden, de aanleg van wegen en vaarten, bevordering van zowel de lijnwaad- als kleerblekerij, evenals van de weverijnijverheid, stichting van een Gereformeerd kerkgebouw, van een nieuwe lagere school etc. hebben veel aandacht van hem gevraagd. Hij was zeker niet bij alle plaatsgenoten even geliefd. Zo vielen de halfnaakte beelden van bijvoorbeeld Venus in de kasteeltuin niet bij iedereen in goede aarde. De Haarlemse stadsbestuurders waren boos dat de stad accijnsen miste omdat herbergiers zich veelal in de Haarlemmerhout vestigden, ressorterend onder de jurisdictie van de Heer van Heemstede.

Gravure door Esaias van de Velde van de Haarlemse galg die heeft gestaan ter hoogte van de tegenwoordige Schilderswijk in Heemstede

Daarentegen was Pauw verontwaardigd dat de Spaarnestad een galg plaatste op Heemsteeds grondgebied, vanwaar hij de opgehangen lijken vanuit het slot zou kunnen  waarnemen. Hij overlegde hierover zonder een voor hem gewenst resultaat met de vroedschap van Haarlem maar ging niet zo ver zijn mogelijkheden aan te wenden om een dergelijk conflict via de hoogste rechter op de spits te drijven.

Grafstede Adriaan Pauw en echtgenote Anna van Ruitenburg, ontworpen door Pieter de Keyser in de Oude Kerk te Heemstede

Mijn conclusie is dat Adriaan Pauw, door dr.Joh.E. Elias  een uitgeslapen intrigant  genoemd  – intrigeren was nochtans bijna een gulden regel van de regenten in de 17e eeuw wilde men overeind blijven –  niet direct aan slavernij, oorlogsvoering in de koloniën of onderdrukking kan worden gekoppeld. Het eenzijdig artikel in het H.D., kritiekloos overgenomen door het Noord-Hollands Dagblad en een aantal andere media werpt een blaam op Pauw, die thans op het internet met als een mogelijkheid  onterecht wordt gekoppeld aan de oorlogshandelingen van Coen en het Nederlandse slavernijverleden (6).

Fred Rosenhart in de gedaante van Adriaan Pauw en Ada Vinken als Anna van Ruitenburg tussen een modern beeldportret van Adriaan Pauw vervaardigd door Hans Peters

Noten

(1) Ondersteund in 1614 door prins Maurits die voor aanbevelingsbrieven zorgde aan de Russische tsaar Michaël Feodorowitsj  waren Reinier Pauw en diens zonen, Adriaan en Michaël Pauw de eerste kooplieden die vanuit Holland handel gingen drijven met Moscovië. Zij deden dat met burgemeester Gerrit Jacob Witsen, kolonel, raad en oud-schepen, Jonas Witsen, en een naamgenoot Jonas Witsen, kapitein van de schutterij.

(2)Vader Reinier Pauw (1564-1636), één van de voornaamste grondleggers van de Amsterdamse wereldhandel,  een man van buitengewone energie, komt in het Amsterdam-boek voor als burgemeester, mede-oprichter van de Compagnie van Verre en prominent VOC-bewindhebber en als  beleidsmaker een voorstander van een op veroveringen gerichte politiek. Zijn naam komt in het Amsterdam onderzoek voor op de pagina’s 31, 53, 54, 56, 57 en 153.   Verder van de regentenfamilie Pauw uitsluitend éénmaal een kleinzoon van Adriaan Pauw: Pieter Pauw (1628-1695) . Citaat op pagina 195 uit een bijdrage van Elisabeth Heijmans: ‘Regentenzonen, zoals  Pieter Pauw of Arnold de Vlaming van Oudtshoorn, werden met regelmaat benoemd in de Raad van Justitie van Batavia, het hoogste juridische hof in het VOC-wereldrijk’.

Vijf geslachten Pauw. Van links naar rechts: Johan Pauw (1645-1708), Adriaan Pauw (1516-1578), Reinier Pauw (1564-1636), Reinier Pauw (1591-1676) en Dirk Pauw (1618-1688) (RKD, collectie Pauw van Wieldrecht) Vermoedelijk geschilderd in opdracht van Johan Pauw, zoon van Dik ofwel Diederic Pauw, en vererfd op een nicht Anna Christina pauw (1649-1719), ambachtsvrouw van Bennebroek, weduwe van Nicolaas Sohier de Vermandois. In 1864 verworven door familieverzamelaar mr. M.C.H.ridder Pauw van Wieldrecht . In bruikleen bij Kabinet van de Koning, ‘s-Gravenhage.

Ontbrekend in het rapport, maar eventueel zou nog toegevoegd kunnen worden een zoon van Reinier en daarmee broer van Adriaan Pauw: ridder Michiel Pauw (1590-1640), o.a. schepen van Amsterdam,  die als bewindhebber een vooraanstaande functie vervulde binnen de in 1621 opgerichte West-Indische Compagnie (WIC), de Heeren XIX ter onderscheiding van de Heeren XVII van de VOC. (*). Hij stichtte in 1629  de naar zijn naam gelatiniseerde kolonie Pavonia  aan de Hudson in nieuw Nederland (tegenwoordig in New Jersey gelegen) en stelde Cornelis van Voorst aan als commandant ofwel superintendant. Twee jaar nadat hij zijn functie als bewindvoerder van de WIC had neergelegd, namelijk In 1638, verkocht Michiel Pauw Pavonia weer aan de WIC voor een bedrag van 26.000 gulden.  De onderdrukking en uitmoording van de inheemse bevolking, de indianen, heeft overigens nadien plaatsgevonden onder gouverneur Willem Kieft van Nieuw Nederland in de periode 1638 tot 1647 totdat Willem Stuyvesant het bewind van de in bestuurlijk opzicht incapabele Kieft overnam. 

Bij gelegenheid van de viering van 300 jaar New York in 1926 ging het portret van Michiel Pauw als stichter van Pavonia mee naar de USA

Eén van de herinneringen aan het regentengeslacht Pauw in de V.S. , het Pavonia filiaal van de openbare bibliotheek in Jersey City

 (*) De WIC was onderverdeeld in vijf zogeheten Kamers: Amsterdam, Rotterdam, Zeeland (de Zeeuwen hebben zich meer dan enige andere Kamer  met slavenhandel bezig gehouden), Rotterdam, Groningen en het Noorderkwartier (Hoorn, Enkhuizen). Binnen de VOC was Amsterdam verreweg het belangrijkst en in de Zeven Verenigde Nederlanden waren voorts afzonderlijke Kamers gevestigd in Enkhuizen, Hoorn, Delft, Rotterdam en Middelburg. De leidinggevende personen vormden gezamenlijk de Heeren XVII. Op 20 maart 1602 is door de Staten-Generaal voor de Kamer-Amsterdam octrooi verleend aan de volgende 23 kooplieden, welk aantal geleidelijk is teruggebracht naar 20: Louis de Becque, Bernard Berewyns, Gerrit Bicker, Hendrik Buik,  Jan Janszoon Carel, Jan Harmensz. Geurt Dircksz., Arent ten Grootenhuize, Pieter Dirckz. Hasselaer, Francois van Hove, Hans Hunger, Albert Simonsz. Jonkheyn, Ellert Lucasz., Isaac le Maire,   Dirck van Os, Reynier Pauw, Johan Poppe, Leonard Ray, Gerard Reynst, Syvert Pietersz. Sem, Jacques de Velaar, Marcus Vogelaar, Huibregt Wagtmans.

(3) Ofschoon men dat bezwaarlijk Adriaan Pauw kan aanwrijven is in 1988 officieus en in 2003 officieel door de International  Union for Conservation Union of Nature (IUCN) de Javaanse tijger als zijnde uitgestorven geregistreerd. Goed nieuws kwam in 2017 toen een tijger, fotografisch vastgelegd, is gespot in het Ujung Kulon National Park .

De burgemeesters Frans Hendrikszoon Oetgens en Reinier Pauw waren als beleidsmakers nauw betrokken bij de derde uitleg (stadsuitbreiding) van Amsterdam, ontworpen door stadsbouwmeester Hendrik de Keyser, stadstimmerman Henrik Jacobszoon Staets en cartograaf Lucas janszoon Sinck (Kaart uit 1612)

(4)Reinier Pauw is in 1636 overleden en werd 23 februari begraven bij zijn eerste echtgenote Cornelia Michiels de Lange op het koor  van de Oude Kerk in de Amstelstad. Een tijdgenoot schreef dat ofschoon hij intussen al bijna 15  jaar van het politieke toneel was verdwenen als vroegere burgemeester niet was vergeten. Vanuit zijn huis “De Groote Pauw” aan de Singel naar  de kerk is Reinier Pauw begraven ’met een gevolgh van omtrent duysent personen waaronder veele ongenoot uyt Liefde medegingen’.

Het Huis te Heemstede in 1645. Detail van een grote kaart van de ambachtsheerlijkheid Heemstede, vervaardigd door cartograaf Balthasar van Berckenrode (NHA)

Adriaan Pauw, mega-verzamelaar van schiettuig als museumstukken én voor alles boeken had bij zijn overlijden midden in  de Eerste Engelse oorlog  in 1653 een bibliotheek verzameld van iets meer dan 16.000 boeken. Opmerkelijk daarin slechts 1 werk van de naast Cats meest populaire schrijver van Nederland  in de Gouden Eeuw Joost van den Vondel. Dr. A. de Fouw heeft in zijn beschrijvingen van onbekende raadpensionarissen (’s-Gravenhage, Daamen, 1946) hiervoor als verklaring gegeven dat het karakter van Pauw te hoekig en ongemakkelijk om zulke smaadschriften te bezitten.

Adriaan Pauw in officieel gewaad met de door koning Lodewijk XIII uitgereikte ridderorde van Sint Michael in zijn bibliotheek, die was opgesteld op de zolder van het kasteel en in 1653 meer dan 16.000 boeken omvatte, opgesteld in kasten met een lengte van circa 400 meter boekenplanken. In 1655 in Den Haag geveild is een klein deel van de ‘Bibliotheca Heemstediana’ teruggevonden in de wetenschappelijke bewaarbibliotheek te Wolfenbüttel. Gegraveerd door P..Zoutman naar een vermoedelijk bij brand verloren gegaan schilderij van Gerard van Honthorst.

(5) Gelet op de ervaringen met een voorganger van Adriaan Pauw als raadpensionaris,  Johan van Oldenbarnevelt, die in 1619 door een speciale rechtbank met nota bene zijn eigen vader als voorzitter als oordeel de doodstraf kreeg opgelegd, regelde Adriaan binnen de magistratuur van Amsterdam dat hij ten allen tijde het poorterschap van de stad kon behouden.

In 1636  mocht Pauw van zijn gezantschap naar Parijs van stadhouder Frederik Hendrik pas terugkeren nadat hij schriftelijk had ingestemd af te zien van een tweede ambtstermijn als raadpensionaris. Vooraf had Pauw al geregeld dat hij automatisch zijn vorige functie als eerste voorzittende raad en rekenmeester der Grafelijkheidsdomeinen van Holland en West-Friesland weer kon innemen.

In 1652  toen admiraal Maarten Harpertszoon Tromp  minder succesvol was dan de Britse vlootvoogd Robert Blake en de diplomatieke onderhandelingen van Pauw in Londen stagneerden werd hij in persoon bedreigd evenals zijn bezittingen in Den Haag en Heemstede. In dat jaar verscheen een ‘Apologia van de Heer Adriaen Pauw, door “een Uytlander” [Pauw zelf?] (Haarlem, Pieter Jansz., 1652). De Staten  van Holland zorgden voor beveiliging en ten behoeve van het slot Heemstede is een contingent Haarlemse schutters ingeschakeld.

In een ‘Apologia’ moest de Heer van Heemstede zich verdedigen tegen allerlei aanvallen in schotschriften op zijn beleid. Hij gaf de Latijnse spreuk mee ‘Victrix triumphat veritas’, wat zoveel betekent als ‘moge de waarheid zegevieren’.

(6) in de krant staat afgedrukt dat Heemstede in 2020 het vierhonderdste geboortejaar van Adriaan Pauw herdenkt. Geboren in 1685 is dat overigens al in 1985 tamelijk uitbundig gevierd.

(Haarlems Dagblad 29 september 2020)

==========

De uitslag van een H.D.’enquête’, 17 oktober 2020
Van Adriaan Pauw zijn ongeveer 30 afbeeldingen (schilderijen en etsen) uit het verleden overgeleverd. Geen enkele overigens met hoed en indien hij die heeft gebruikt zoals bij een begrafenis is dat zonder twijfel een hoge hoed geweest. Bovenstaande gravure van Paulus Pontius naar een geschilderd portret van Anselmus van Hulle dateert uit 1648, met zijn lijfspreuk ‘Pietate et Patientia’ (Vroomheid en geduld). Na 1648 heeft hij daar nog aan toegevoegd ‘et Pace’ (vrede). Opmerkelijk is dat wèl zijn voornaam is verlatijnst, maar niet zijn achternaam tot Pavius.
Schilderij van Jan Mijtens uit 1654. Voorstelling van het kasteel van Heemstede in het verschiet. Lang is verondersteld dat Gerard Pauw is afgebeeld met zijn vrouw Agatha van Hartighsvelt en twee dochters. Tot portrettenspecialist dr.E.J.Wolleswinkel in Jaarboek deel 48 van het Centraal Bureau voor Genealogie (1994), pagina’s123-124. tot de conclusie kwam dat een jongere broer Michiel Pauw met diens echtgenote Anna Maria Fassin zouden zijn afgebeeld – overgenomen door het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. Bekend was al dat zoon Gerard (van wie helaas geen andere portretten zijn overgeleverd) een boers uiterlijk had. Intussen is in een Frans museum in Dyon een schilderij te voorschijn gekomen met het portret van Agatha van Hartighsvelt, dat overeenkomst met bovenstaand groepsportret. Onderzoekster Tanny van der Wolf onderzocht 43 burgerlijke familieportretten met een buitenplaats op de achtergrond voor haar masterscriptie met onderstaand terechte vaststelling op basis van een publicatie door de kunsthistorici Ekkart en Van den Donk dat het om het gezin van Gerard Pauw gaat.
De bijschildering is door scherp te kijken voor het eerst vastgesteld door kunsthistorica Alexandra Nina Bauer en vervolgens röntgenologisch vastgesteld in het Rijksmuseum (Uit: Lief en Leed, 2018, pagina 155)
Het aanvankelijke schilderij van Jan Mijtens uit 1654 (5 of 6 jaar later met een later geboren dochter aangevuld) Uit: Lief en Leed, 2018, pagina 155.
Beschrijving door Tanny van der Wolf, masterscriptie Open Universiteit, 2020.
Vervolg van 11. Portret van Gerard Pauw en zijn gezin, 1654 door Tanny van der Wolf

De Pons Pacis ofwel Vredesbrug is naast o.a. het Tecklenburgse Poortje een blijvende herinnering aan Pauw en de Westfaalse vredesonderhandelingen
Vervaardigd door de beeldhouwster Ellen Wolff zijn twee borstbeelden geplaatst nabij de favoriete plaatsen waar Adriaan Pauw in Heemstede verbleef, het ene bij het Nederhuis van het voormalig Slot en het tweede in de naaste omgeving van de door hem gestichte Oude Kerk.

Nota Bene!

Vooromslag van het standaardwerk ‘De Nederlandse slavernij 1500-1850’ met de afbeelding van een schilderij door Frans Post: van een suikermolen en plantage in Nederlands-Brazilië nabij Recife. (Museum Boijmans, Rotterdam).
Het andere standardwerk van P.C. Emmer verscheen in 2019 bij uitgeverij Nieuw Amsterdam: ‘Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel’

‘Dat slavernij niet deugd, weten we al’, aldus een citaat van de in Haarlem geboren emeritus-hoogleraar dr. Piet Emmer, pionier van het slavernijonderzoek, auteur van o.a. ‘De Nederlandse slavernij 1500-1850’. Hij ligt onder vuur. Op uitnodiging van Elsevier Weekblad, nummer 44, 31 oktober 2020,  is een lezenswaardig artikel gepubliceerd, p. 24-33, dat als volgt aanvangt: ‘Als het om de slavenhandel en de slavernij gaat, lijkt het verleden maar geen geschiedenis te worden. De discussies in media, exposities, films en documentaires doen het zelfs voorkomen of naast het geweld tijdens de dekolonisatie van Indonesië slavernij het belangrijkste onderwerp uit de Nederlandse geschiedenis is’ (1)

Anno 2020 wordt in Heemstede 400 jaar Heerlijkheid herdacht. Het is betreurenswaardig dat vandaag de dag het koloniale slavernijverleden als stok om mee te slaan te pas en te onpas overal wordt bijgehaald. Onderzoekers zouden zich moeten richten op het nagelaten Heerlijkheidsarchief, aanwezig in het Noord-Hollands Archief. Met een hoge mate van zekerheid kan ik berichten dat het begrip ‘slavernij’ in relatie tot Adriaan Pauw daar niet in voorkomt.

Noot 1

Prof.dr. P.C.Emmer (Haarlem, 1944). Elseviers Weekblad, nummer 44, 2020, p.31.

(1) Steeds met uitleg komt dr. P.Emmer, expert bij uitleg op het terrein van het slavernijverleden, tot de volgende tien opmerkelijke uitspraken: 1) ‘De slavernij in de niet-westerse landen is wél geschiedenis geworden, 2) ‘In de slavenhandel spelen de Afrikanen een essentiële rol’ , 3) ‘Europeanen moesten zich op den duur neerleggen bij de Afrikaanse normen’, 4) ‘Voor Nederlanders moet inzet slaven vreemder zijn geweest dan voor Iberiërs’, 5) ‘Debat? Meestal ging het om een paar dominees die van mening verschilden’, 6) ‘Abolitionisten waren net zo racistisch als de rest van de samenleving’, 7) ‘Racist? Ik weet dat het niet waar is, dus persoonlijk trek ik me er niets van aan’, 8) ‘Met de zweep regeerden die paar planters en opzichters niet lang’, 9) ‘Westerse racisme heeft geen unieke band met kolonialisme en slavernij’, 10) ‘Meeste slavenbezitters in Suriname van negentiende eeuw waren niet blank’. (Elsevier Weekblad, nummer 44, 2020, p.24-33).

De kwestie. Opinie Diederik Boomsma, CDA Amsterdam ‘Slavernijverleden als stok om mee te slaan’ (De Telegraaf, 28 oktober 2020)
Vervolg opinie slavernijverleden (De Telegraaf, 28 oktober 2020)

Bijlagen 1 en 2

Bijlage 1 (Haarlems Dagblad, 10-10-2020)
Bijlage 2 (H.D. 10-10-2020)

Bijlage 3 Van Adriaan Pauw (1516-1578) via Reinier Pauw (1564-1636) naar Adriaan Pauw (1586-1652). Een beknopt overzicht.

Voorbeeld van een 17e eeuws fluitschip ‘Vliet’ door Wenceslas Hollar

Adriaan Pauw uit de Hollandse tak in Gouda is 13 januari 1516 in Gouda geboren. Na zijn huwelijk met de Amsterdamse Anna van Beverwaerde van Persijn is hij in 1539 naar de Amstelstad verhuisd. Hier vestigde hij een zeepziederij aan de Zeedijk en dreef ook een groothandel in hout en granen in het Oostzeegebied. De Oostzeehandel is door tijdgenoten genoemd ‘de siele van de gehele negotie‘. Graan en hout zijn van cruciaal belang geweest voor de ontwikkeling van de Republiek.

Dubbelportret van Adriaen Reiniersz. Pauw en Anna Jacoba van Persijn van Beverwaerde

Door koning Frederik II van Denemarken werd hij als factor ofwel agent aangesteld en in 1558 is hij gekozen tot opperkapitein der burgerij van Amsterdam. Door landvoogt gedaagd om in 1568 voor de Raad van Beroerten in Brussel te verschijnen vluchtte Adriaan Pauw naar Emden en vervolgens naar Hamburg. Op 26 mei 1578 hand in Amsterdam de alteratie ofwel omwenteling plaats en grepen de calvinisten de macht ten koste van de katholieken. Handelsbelangen speelden hierbij een rol. Adriaan Pauw keerde terug naar Amsterdam en is tot schepen benoemd. Korte tijd later overleed hij op 8 oktober van dat jaar op 60-jarige leeftijd. Van zijn twee zonen heeft Jacob Pauw (1558-1620) zich in Delft gevestigd als bierbrouwer en heeft hij daarnaast bestuurlijke functies vervuld als raad, schepen en burgemeester. De jongste zoon Reinier Pauw, geboren in 1564 trad in de voetsporen van zijn vader als grootkoopman, reder en magistraat (tevens diplomaat). Genealoog mr.H.J.Koenen plaatste hem als hoofd van de Amsterdamse Linie Pauw. Reinier was betrokken bij zowel de Compagnie van Verre als de daaruit voortgekomen Oost-Indische Compagnie.

Portret van Reinier Pauw

Zijn eerste bestuurlijke functie betrok hij in 1596 als vice-presiderend schepen. Naast andere functies was tussen 1605 en 1620 in een calvinistisch bestuur burgemeester van de stad. Hij trouwde in 1584 met Cornelia Michiels de Lange (in 1616 overleden) en wederom in 1618 met Anna Bouwens. Uit zijn eerste huwelijk zijn 9 kinderen geboren tussen 1585 en 1605. Van hen noem ik dit verband Adriaan Pauw (1585-1653), Heer van Heemstede en uiteindelijk nog 8 heerlijkheden; Michiel Pauw , Heer van Achttienhoven en den Bosch (onder Nieuwkoop) (1590-1640); Reinier Pauw, Heer van ter Horst, Rijenburg en Teylingerbosch (1591 – 1676); en Jacob Pauw (1593-1668), diplomaat in Aleppo, Syrië (deel uitmakend van het Osmaanse Rijk), in Zweden en ten slotte als raadgever/commissaris in dienst van achtereenvolgens prins Frederik Hendrik, prinses Amalia, prins Willem II en prins Willem III.

De oudste zoon ‘Adriaan Pauw is seer groot in de weerelt geweest’ schreef de Amsterdamse magistraat mr. Gerard Schaep (1594-1666). Hij was tweemaal raadpensionaris der staten van Holland en West-Friesland; tevens grootzegelbewaarder en pensionaris der ridderschap, wat hem weinig vreugde moet hebben gegeven. De eerste keer (1630-1636) werd hij als republikeins regent weggewerkt door stadhouder Frederik Hendrik, de tweede keer (1651-1653) overleed hij tijdens de Engelse oorlog. Zijn grote verdiensten betreffen het diplomatiek beëindigen van geschillen tussen Frankrijk en Engeland (1628-1629),de sluiting van een vredesverdrag met Frankrijk (1636), en – tevens zijn hoogtepunt – de Vrede van Munster (1648). Op 15-jarige leeftijd 4 november 1600 is Adriaan ingeschreven als student letteren, spoedig gevolgd in de rechten aan de Leidse Universiteit (van welke instelling hij van 1619 tot 1627 curator zou worden). In 1603 verbleef Ad iaan voor een educatieve reis gedurende 5 maanden in Engeland . Zijn promotie tot Doctor Juris met de hoogste graad op 10 stellingen had 12 oktober 1610 plaats. In 1606 is Adrian Pauw in het huwelijk getreden met Anna Seys en na haar overlijden in 1807 in 1610 met Anna van Ruytenburch. Uit het eerste huwelijk is 1 zoon geboren, Nicolaas Pauw (1607-1640) en uit de tweede echtverbintenis 6 kinderen: Pieter (1611-1637), Reinier ( 1612–1652), Anna Cornelia (1612-1678), Gerard 1615-1676, [die zijn vader opvolgde als Heer van Heemstede c.s.], Michiel 1617–1658), en Adriaan (1622-1697), Heer van Bennebroek, na 1670 president van de Hoge Raad in Den Haag.

Het oude stadhuis van Amsterdam op de Dam met daarnaast een boekhandeldoor Pieter Janszoon Saenredam(1657)

Als pensionaris van Amsterdam, welke functie vooral aan zijn vader te danken had, moest de libertijn en humanist dr. Albert de Veer (1564-1620) wijken van het calvinistische regentencollege . Die werd ‘gepromoveerd’ als raadsheer in de Hoge Raad. [Vergelijkbaar met wat Adriaan Pauw in 1627 zou beleven; zie bijlage 4]. Tijdens zijn Amsterdamse tijd is Adriaan Pauw in 1613 door koning Jacobus I van Engeland en Ierland genobileerd tot Eques Aurtus (Gulden ridder]. Andere onderscheidingen zouden volgen van welke ik slechts vermeld dat hij dat op 4 juli 1628 de ‘Lord of Hemestidd‘ een ere-doctoraat Magister in Artibus kreeg uitgereikt van de rector-magnificus der Universiteit van Cambridge. Kroniekschrijver M.Z.Boxhorn noteerde in zijn ‘Tooneel en beschrijving der steden van Holland'(1634): ‘Heemstede bezit als nu de Heer Adriaan Pauw, een man van grote digniteyt, gheleertheyt en beleeftheyt’.

Paneel van Adriaan Pauw, 1648 (RKD)
(De Volkskrant, 23 april 2021). In de gedigitaliseerde documenten geen gegevens aangetroffen die verwijzen naar Adriaan Pauw in relatie tot het Nederlandse slavernijverleden.

Bijlage 4 Het einde van de ‘heerschappij’ der Pauwen en de geleidelijke overgang van een calvinistische naar een meer libertijns bewind in de vroedschap van Amsterdam (1621, 1624, 1627)

Als geen ander heeft genealoog en historicus dr. J.E.Elias de geschiedenis van het stadsbestuur in Amsterdam omstandig beschreven in de boeken ‘De vroedschap van Amsterdam 1578-1795. Twee delen. (1903/1905). In het eerste deel wordt de regentenfamilie Pauw beschreven op de pagina’s 191-202. Voorts in: ‘Geschiedenis van het Amsterdamsche regentenpatriciaat’, tweede omgewerkte druk van de inleiding tot ‘De vroedschap van Amsterdam’ (‘s-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1923). Met het einde van Reinier Pauw als burgemeester zijn geleidelijk ook diens zonen weggewerkt, van wie Adriaan Pauw later uitdrukkelijk op landelijk niveau zou terugkomen. Geciteerd wordt hier uit p.91-92: ‘(…) Ondertusschen worden de Pauwen één voor één op zijde geschoven. Burgemeester Reynier liet men sedert 1621 in de Weeskamer zitten; zijn zoon Reynier, de candidaat Hoofdschout, was een maand na zijn nederlaag den 1e, Februari 1621, Raadsheer in den Hoogen Raad geworden. Een andere zoon van den burgemeester, de schepen Michiel Pauw, werd te Amsterdam na 1624 niet meer tot een stedelijken regeeringspost benoemd en zocht zich dezen tegenslag der fortuin schadeloos te stellen door zijn positie als Bewindhebber van de West-Indische Compagnie zooveel mogelijk uit te buiten. Er bleef dus alleen nog de oudste zoon, Dr. Adriaen Pauw, de Pensionaris over. Het had heel wat voeten in de aarde ook dit familielid kwijt te raken: de begaafde Pensionaris, een uitgeslagen intrigant, beginselloos en onbetrouwbaar, was een man die ontzien moest worden, dat hij het in de toekomst ver zou brengen. Alleen een aanzienlijk of voordeelig staatsambt zou hem kunnen bewegen goedschiks zijn post te Amsterdam te verlaten. Het is vermakelijk om te zien hoe de Amsterdamsche Heeren bij elke vacature van dien aard zich voor hun Pensionaris afsloofden. Op dezelfden dag waarop Dr. Jan ten Grootenhuys zijn tegencandidaat voor het Schoutsambt, Dr. Reynier Pauw, versloeg den 5e Januari 1621, werd in de Vroedschap besloten de candidatuur van Adriaen Pauw voor ’t Raadpensionarisschap van Holland – dat sedert de afzetting van Oldenbarnevelt tijdelijk door den Dordtse Pensionaris Andries de Witt werd bekleed te ondersteunen. Pauw moest het echter afleggen tegen den Raadsheer Anthony Duyck, die twee weken later door de Staten tot Raadpensionaris werd verkozen. Toen den 31e December 1624 in de Vroedschap werd beraadslaagd over de keuze van een opvolger van Noël de Caron als Ordinaris Ambassadeur van den Staat in Engeland werd wederom Dr. Adriaen Pauw candidaat gesteld. ook dit ambt ontging hem: het werd aan den Heer van Sommelsdijck toegewezen. Eindelijk gelukte het de Amsterdamsche regeering haar Pensionaris in Juli 1627 door den Prins uit de nominatie van de Staten tot Raad en Rekenmeester der Grafelijkheidsdomeinen te doen verkiezen. Thans haalde zij ruimer adem. Tot opvolger van Pauw werd Dr. Willem Boreel, een neveu van den Schout Jan ten Grootenhuys benoemd, hem werd in ’t volgende jaar, 1628, als tweede Pensionaris toegevoegd Dr. Cornelis Boom, een zoon van een der leiders van de Staatsgezinde partij te Amsterdam, Burgemeester Abraham Boom (…)’.

Herinneringspostzegel Tristan da Cunha van aankomst v
van VOC-fluitschip Heemstede op 17 februari 1643
Portret van Constantijn Huygens (1596-1687) door M. van Miereveldt. Huygens is vooral bekend gebleven als dichter maar was ook diplomaat, zoals tot diens overlijden in 1647 secretaris en vertrouweling van prins Frederik Hendrik. Als zodanig had hij regelmatig contact gehad met Adriaan Pauw. De correspondent van Huygens is door het Huygens Instituut volledig op het internet geplaatst. De enige keer dat Indië ter sprake komt is wanneer Pauw hem bericht dat een VOC-schip uit Oost-Indië aankomt met wat curiositeiten. De prins zelf was een opponent van Adriaan Pauw en nadat Frederik Hendrik in 1639 hem als raadpensionaris had weggewerkt is het tussen hen beiden niet meer goed gekomen. De enige keer dat Pauw zich in een geschrift over de stadhouder uitliet was dan ook weinig vleiend: ‘Frederik Hendrik heeft geen ander doel dan zijn fortuin te maken op onze puinhopen. Zullen ze, nadat we het juk van een machtig koning afscheid nemen, onder de tirannie van de prins raken, dan daar hij geen goudmijnen in Indië heeft, het goud uit onze beurzen zal putten?’
Intocht van Adriaan Pauw met echtgenote en een kleindochter in Münster door Gerard ter Borch (en achtergrond geschilderd door Gerard van der Horst). Zowel tijdens zijn leven, als in latere publicaties, is Adriaan Pauw van omkoping en corruptie beschuldigd, wat trouwens voor de meeste plenipotentiarissen gold. Dr. J.Poelhekke die behalve in Nederland ook onderzoek deed in de Duitse, Franse, Vaticaanse, Spaanse en Portugese archieven heeft hiervan nochtans geen enkel schriftelijk bewijs aangetroffen

Selectie van bronnen en literatuur

-Heerlijkheidsarchief Heemstede (NHA) en Rijksarchief Den Haag (archiefcollectie Pauw)

-Adriaan Pauw (1585-1653). Catalogus van literatuur over Adriaan Pauw en het Oude Slot in de gemeentelijke openbare bibliotheek Heemstede. 1985

-Adriaan Pauw (1585-1653), staatsman en ambachtsheer. Heemstede, VOHB, 1985.

-P.N.van Doorninck. Inventaris van het archief van de Heerlijkheid Heemstede. Haarlem, Gebr. van Brederode, 1911.

-J.E.Elias Geschiedenis van het Amsterdamsche regentenpatriciaat. 1923.

-J.E.Elias. De vroedschap van Amsterdam. 2 delen. Uitgave Haarlem, 1903-1905.

-A.de Fouw jr. Onbekende raadpensionarissen. Adriaan Pauw, p.45-90. ‘s- Gravenhage, Daamen, 1946.

-De Geschiedenis van het Huis te Heemstede, Deel 1 J.C.Tjessinga. Schets van het leven van Adriaan Pauw. 1948; deel 2:J.C.Tjessinga. Het slot van Heemstede onder Adriaan Pauw, 1949; deel 3: J.G.N.Renaud. Het Huis en de Heren van Heemstede tijden de Middeleeuwen, 1952. Heemstede, Vereniging Oud-Heemstede-Bennebroek

-Hoenkamp-Mazgon. Palais de Hollande; het ambassadegebouw en zijn bewoners sinds 1612. 2002.

Vooromslag van ‘Palais de Hollande’

-Inventaris van het archief van de familie Pauw van Wieldrecht (Den Haag, Nationaal Archief)

-H.J.Koenen. Genealogie Pauw. In; Adelarchief, jaarboek van den Nederlandschen adel anno 1900.

-Hans Krol en Mehmet Tütüncü. Een verloren panorama van Constantinopel in het Huis te Heemstede van Adriaan Pauw. Heemstede, 2020.

-de Slavernij van Oost en West. Het Amsterdam Onderzoek. Amsterdam, Spectrum, 2020

Bijlage 5 DE JURISTEN HUGO DE GROOT (1583-1645) EN ADRIAAN PAUW STAAN AAN DE BASIS VAN EEN VOOR EUROPESE BEGRIPPEN UNIEK JODENREGELEMENT, IN DE REPUBLIEK HOLLAND

In 1994 publiceerde dr.Jaap Meijer een manuscript van Hugo de Groot (Grotius); ‘Remonstrantie nopende de ordre dije in de landen van Hollandt ende Westfrieslandt dijent gestelt op de Joden’, aanwezig in de Livraria D.Montezonos, onderdeel van de Ets Haim bibliotheek. Vanwege de toestroom van vooral Sefardische joden uit Spanje en Portugal naar Holland, hadden de Staten van Holland aan de (jonge) juristen Hugo de Groot (pensionaris in Rotterdam, Remonstrant) en Adriaen Pauw, pensionaris in Amsterdam, Contra-remonstrant, een Jodenreglement op te stellen. Helaas is het concept van Pauw verloren gegaan. Over de Remonstrantie, gepubliceerd dankzij Meijer, is geschreven door Edwin Rabbie, ‘Hugo Grotius and Judaism’ in: Henk Nellen en Edwin Rabbie ed., ‘Hugo Grotius theologian: essays in honour of G.H.M.Posthumus Meijes (Leiden 1994). Professor Evelien Gans schrijft in de biografie over Jaap en Ischa Meijer (Amsterdam, 2008, pagina 483: (…) “In een nadere toelichting bevestigt Nellen Jaap Meijers interpretatie. Voor een bestuurder en gezien het feit dat hij met de meer behoudende Pauw tot overeenstemming moest zien te komen, heeft Hugo de Groot een redelijk grote tolerantie ten aanzien van het jodendom tentoongespreid, zegt Nellen. “Hij heeft eruit gehaald wat erin zat voor de joden. Nellen houdt er overigens ernstig rekening mee dat, anders dan Jaap Meijer Stelt, de “Remonstrantie” het resultaat is van overleg tussen de beide pensionarissen Hugo de Groot en Adriaen Pauw, en die een product is van gezamenlijke inspanning, en niet alleen van de Groot. Ook dat zou de tegenstrijdige elementen die het document bevat kunnen verklaren”.

Portret van rechtsgeleerde, filoloog en diplomaat Hugo de Groot (geboren in Delft en overleden in Rostock) door Michiel van Mierevelt uit 1631

Vervolgd door de Inquisitie vestigden zich vanaf 1595 Sefardische joden uit Spanje en Portugal in de Republiek, voornamelijk in Amsterdam maar ook in o.a. Alkmaar en Haarlem. Vestiging van Joden in de Republiek werd toegestaan, weliswaar met een aantal beperkingen, zoals een maximum van driehonderd families in Amsterdam. Volledige burgerrechten werden hen ontzegd, maar bezien vanuit Europees perspectief bestond er voor Joden in de Republiek een betrekkelijk hoge mate van tolerantie. Er was geen getto, Joden hoefden geen collectieve belasting te betalen en waren niet afhankelijk van contracten waarmee hun vestiging steeds opnieuw bevochten moest worden. Raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt en de Staten van Holland gaven aan twee jonge juristen opdracht een regelement voor de vestiging van Joden op te stellen, te weten Hugo de Groot (1583-1645) en Adriaan Pauw (1585-1653). Dr. Engbert Schut, als archivaris verbonden aan het Rijksarchief van Groningen, schrijft hierover: ‘(…) Van meer belang voor de geschiedenis van de joden in de Republiek dan hiervoor (plaatselijk) genoemde regelingen was de opdracht die de Staten van Holland en West-Friesland in 1615 aan de pensionarissen van Amsterdam en Rotterdam, Adriaan Pauw en Hugo de Groot , gaven. Deze twee juristen moesten een reglement op schrift stellen met betrekking tot de vestiging van de joden in het gewest Holland. Dat van de Amsterdamse secretaris Pauw is niet bewaard. Dat is zeer spijtig, omdat zijn advies ons misschien een indruk zou hebben gegeven van de opvattingen van de Amsterdamse magistraat over de vestiging van de joden. Het reglement van de Rotterdamse pensionaris De Groot is wel bewaard. Uiteindelijk werden ten gevolge van politieke meningsverschillen tussen de remonstranten en contra-remonstranten de rapporten van beide geleerden voor kennisgeving aangenomen en ad acta gelegd. De Staten van Holland en West-Friesland namen daarentegen een resolutie aan met als inhoud, dat het aan elke stad vrij stond haar eigen beleid ten aanzien van de vestiging van joden vast te stellen. En dat is ook precies wat in de praktijk gebeurde. Amsterdam had inmiddels gewacht op de inspanningen van Pauw en De Groot vaardigde in 1616 een keur op de vestiging en inwoning van joden uit. Dit reglement waarin voor het eerst melding werd gemaakt van leden van de “Joodsche elite”, was in de praktijk het enige document dat in de eerste decennia van de zeventiende eeuw in de Republiek daadwerkelijk van toepassing was op de handel en wandel van de joden. Hoewel de Amsterdamse keur van 1616 alleen van toepassing was op de Sefardische joden, zouden ook de later arriverende Ajskenasische of Hoogduitse joden onder werking van dit reglement vallen’.

Herdenkingsbrief Grotius uit 1925 verzonden aan J. Waldkotter, Raadhuisplein 23 Heemstede

Aangenomen mag worden dat de Joodse verordening van Amsterdam geheel of grotendeels is ontworpen door stadspensionaris Adriaan Pauw (1) . Dat het remonstrantse ontwerp van De Groot libertijnser was dan van contra-remonstrant Pauw staat wel vast. Niettemin was het belijden van het Joodse geloof vanaf het begin ook in Amsterdam geoorloofd, in tegenstelling tot het naar buiten brengen van het geloof, welke regeling overigens soepel werd gehandhaafd. Joodse vluchtelingen waren vanaf eind 16e eeuw in Amsterdam welkom, in tegenstelling tot in sommige andere steden zoals Delft en Amersfoort, maar waren nog niet gelijkwaardig. Pas ten tijde van de Bataafse Republiek in 1796 hebben de Joden in ons land volkomen gelijkberechtiging verkregen.

(1) Exact met ondertekening terug te leiden naar Adriaan Pauw is in het stadsarchief van Amsterdam weinig te vinden, mar trouwens ook geldt ten opzichte van zijn vader Reinier Pauw. Dr.A.de Fouw Jr. schrijft hierover in zijn biografie gewijd aan Adriaan Pauw (zie lit.opgave, pagina 48): ‘Al zou de opsomming: burgemeester, rechter extrordinaris, grondlegger, bewindhebber, de indruk kunnen vestigen, dat het mogelijk zou zijn een vita van Reinier Pauw te schrijven, uitvoerig en gedetailleerd, toch moest de Amsterdamse archivaris dr. Joh. Breen zeggen, dat hij geen kans zag, een dergelijke biografie van hem te schrijven. Zelfs in zijn eigen Amsterdamse archief zocht de archivaris vergeefs naar bijzonderheden over de man, die er burgemeester was in het jaar 1605, 1609, 1611, 1614, 1616, 1617, 1619, 1620′.

Hett seminarium “Ets Haim’ (Levensboom) is in 1616 gebouwd, de grote Sefardische synagoge, ontworpen door Elias Bouman, in 1675 in gebruik genomen en de omliggende laagbouw als dienstgebouwen, o.a. bibliotheek aangewend.

BIJLAGE 6: de verhouding van prins Frederik Hendrik tot pensionaris Adriaan Pauw (1631-1636)

In het standaardwerk ”Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis’ (Alphen aan den Rijn, 1979) schrijft dr.J.J.Poellhekke het volgende over de toespitsing van de tegentelling tussen beiden het volgende: ‘(…) Reeds even ter sprake gekomen is de onderhandelingsronde voor bestand of vrede, die grotendeels het jaar 1633 vulde en die haar enige belang ontleent aan het feit dat, in onze ogen van de drie eeuwen later, bij die gelegenheid voor de eerste maal het antagonime aan den dag treedt tussen de prins en het Holland van de klassieke regenten. ‘Tegentelling’, ‘antagonime’, zo men wil zelfs ‘conflict’, wat het in wezen zeker was, maar laat ons wel beseffen dat die of enigermate equivalente teneur in het openbaar niet aan te pas kwam. Dat zal zelfs niet het geval zijn, wanneer in 1650 Willem II Amsterdam belegert en een aantal Hollandse gedeputeerden aanvankelijk wegvoert naar Loevenstein. Aan open kaart spelen had men bij dat soort verhoudingen in het minst geen behoefte. Wat wij voor deze en de komende jaren wel waarnemen, is een toestand van precair machtsevenwicht tussen Frederik Hendrik en de Hollanders. Een evenwicht dat ons eerder verbaast vanwege het enorme feitelijke overwicht van Holland binnen de Republiek, maar waarbij niettemin het gros van de tijdgenoten, zeker die in het buitenland, eerder op de prins lijkt te hebben gewed. Te verklaren is deze anomalie, althans grotendeels, uit de omstandigheid dat, neologistisch uitgedrukt, zowel “oorlog” als “buitenlandse zaken” onder de Staten-Generaal ressorteerden. Daar kwam nog bij dat dit illustere gremium, waarvan de griffier, Cornelis Musch, zich tot zo iets als ’s prinsen politieke drilsergeant ontwikkelde, vanwege hun geheime karakter vrijwel alle belangrijke zaken toevertrouwde aan een door de prins uit hun midden “geassumeerde” commissie, die bijgevolg al vrij spoedig als het “Secreet Besogne’ gold. Reeds in 1630 vinden wij in de berichtgeving van de Venetiaanse ambassadeur Vincenzo Gussoni met wie Frederik Hendrik het toevallig bijzonder goed vinden kon, aan de lopende band dit gezelschap van gedweeë jabroers gepresenteerd als “die van de regering’, de traditionele Hollandse regenten daarentegen als wat in een hedendaags democratisch staatsbestel de oppositie zou heten. Nu placht, zoals in alle generaliteitscommissies ook in dit clubje op ’s prinsen kamer Holland op grond van een soort gewoonterecht twee afgevaardigden te hebben tegen de kleinen elk één. Dir lijkt echter in zoverre mooier dan het is, dat een van het tweetal traditioneel een lid van de ridderschap, die in tegenstelling tot de dagen van Maurits, steevast op de hand van de prins was. Maar wie anders kwam eerder voor vervulling van de tweede plaats in aanmerking, dan de raadpensionaris. Als zodanig was tot het najaar van 1629 in functie de geheide prinsenman, Anthonie Duyck, daarna, uit hoofde van zijn pensionarisschp van de oudste stad, Dordrecht, anderhalf jaar lang ad interim Jacob Cats, die op, men zou het bijna geniale wijze willen noemen, kans zag het zo min ooit bij zijn Hollandse bazen als bij Frederik Hendrik of zelfs Willem II te verbruien. alleen was na zijn interimaat, volgend op tien jaar ambtsvervulling door Duyck, het aanzien van het ambt blijkbaar zo zeer gedaald, dat de toch heus wel schrandere Gussoni het zelfs niet de moeite van een simpele vermelding waard achtte, toen in april 1631 opnieuw een vaste functionaris werd benoemd. Het ging om mr. Adriaan Pauw, reeds eerder vele jaren oud-pensionaris van zijn vaderstad Amsterdam, wat hij geworden en geweest was als zoon van prins Maurits’ voornaamste vertrouweling in Hollandse regentenkringen, die als het ware proto-contraremonstrant, burgemeester Reinier Pauw. Die zoon moest dan ook wel een reuzenzwaai aan de politieke rekstok maken om zich aan te passen aan het nieuwe, vóór alles in zijn eigen vaderstad belichaamde humeur van het Hollanderdom dat hem in zijn emplooi nam.

Die reuzenzwaai maakte Pauw, en zelfs met zoveel succes, dat hij achteraf moet worden aangemerkt als eigenlijk Frederik Hendriks enige politieke tegenstander van formaat. Maar dat brak hem dan ook niet zuinig op, want al mag het dan – daar zijn aanwijzingen voor – een tijd lang goed zijn gegaan, toen Pauw zich blijkbaar begon te ontpoppen als potentiële tweede kapitein op de rug, verkoos Frederik Hendrik hem niet als zodanig te dulden. En in het midden der dertiger jaren was hij machtig genoeg om deze, na hem zelfs meest invloedrijke ambtenaar der Hollandse grafelijkheid op legale wijze te wippen. Hoe hij dit deed, was bijzonder knap. Toen het er, na vele, eigenlijk niet meer dan warm-houd-subsidietractaten, in 1634 naar begon uit te zien dat de kans schoon was weer een werkelijke alliantie te sluiten met de koning van Frankrijk, wist de prins het zo te spelen, dat Adriaan Pauw samen met zijn eigen Zeeuwse vertrouweling Johan de Knuyt erop afgestuurd werd. Iets zo belangrijks als het sluiten van die alliantie konden de Hollanders niet zo maar een een, daarbij dan nog niet-Hollandse prinsen overlaten. Maar toen de raadpensionaris eenmaal in Parijs zat, moesten zij er weldra in berusten, dat hij, ook na volbrenging van zijn opdracht, pas huiswaarts mocht keren nadat hij had toegezegd niet te reflecteren op een tweede ambtstermijn die in april 1636 had moeten ingaan. En wie dan ten slotte, na het opnieuw twee jaar te hebben waargenomen, met het hoge ambt zal worden belast is, graag of niet, Jacob Cats’.

Portret van Jacob Cats (1577-1660 ), door Ludolph de Jong in het Historisch Museum Den Haag. Cats was politicus, volgzame ambtenaar van de stadhouders, o.a interim-raadpensionaris van 1629-1631 en van 1634-1636; verder raadpensionaris tot 1651 toen hij is opgevolgd door Adriaan Pauw. Cats was vooral populair als dichter, vanwege zijn didactische en moralistische verzen ‘bijgenaamd ‘Vadertje Cats’.

Bijlage 7: ‘Slavernijverleden. Onderzoek naar hoe bouwer Provinciehuis in Haarlem zijn geld verdiende’ (Haarlems Dagblad, 14-1-2021)

Artikel van Peter Schat in het Haarlems Dagblad van donderdag 14 januari 2021. Een halve pagina opgevuld met de voorstelling van het in 1786 in opdracht van Henry Hope gebouwde Paviljoen in de Haarlemmerhout. Nochtans géén verwijzing naar het doorwrochte boek uit 1974 van dr. Marten G.Buist: ‘At Spes Non Fracta, Hope & Co 1770-1815’. Gebaseerd op bestudering van het archief van de bankiersfamilie en liefst 715 pagina’s omvattend. Daaruit blijkt evident dat de firmanten uit de familie Hope (zoals John Hope (1737-1784 ) en zijn neef Henry Hope (1735-1811), bouwheer van het Paviljoen, tegenwoordig Provinciehuis, in de Haarlemmerhout, fortuin maakten dankzij rentes op verstrekte leningen aan o.a. Frankrijk, Engeland, Spanje, Portugal etc. Enkel aan de tsaren van Rusland 88 miljoen gulden (inclusief 17 miljoen aan tsarina Catharina de Grote)
Stofomslag van een wetenschappelijk boek door hoogleraar in Groningen Marten G.Buist met feiten en geen vermoedens of veronderstellingen.
Bericht van de eerste Russiscshe lening in 1788
Kapitalen verdeeld onder de aandeelhouders J.C.Hartsinck, J.Willims Hope, Henry Hope, en de zonen van de in 1784 overleden John Hope in de periode 1786 tot 1801
Winsten gemaakt in de periode 1786-1801
Benjamin West (1738-1820) : familieportret Henry Hope (links gezeten) in 1802 . Links boven op de kast als herinnering een maquette van het Paviljoen in Haarlem. De vanuit Haarlem naar Londen overgebrachte 372 kunstwerken, waaronder Frans Hals, Rubens en Rembrandt), zijn in de loop van de jaren door de erfgenamen verkocht. Henry Hope zelf stierf kinderloos. Helaas is het Paviljoen- archief tot op heden niet teruggevonden. (schilderij in Museum of Fine Arts, Boston, USA)
Schildering op de Gouden Koets met een verwijzing naar het koloniaal verleden

======

Een nieuw boek van dr. Piet Emmer. Uitgeverij Prometheus, 2021

‘FEITEN SLAVERNIJ RAMMELEN’

De gouden koets uitgerangeerd, een nationaal slavernijmuseum, straatnamen besmet en Zwarte Piet verbannen. De gevolgen van de discussie over het Nederlandse slavernijverleden zijn steeds zichtbaarder. Al wordt het debat vaak feitenvrij gevoerd, merkt historicus Piet Emmer die vanwege zijn nuchtere kanttekeningen geregeld voor “racist” wordt uitgescholden. In een nieuw boek geeft hij weerwoord.” (De Telegraaf, 22 juni 2021)
Vervolg. ‘Bewering Halsema: slaven basis rijkdom Amsterdam is onzin’. (De Telegraaf, 22 juni 2021)