Tags
Aleid Slingerland, Alison Korthals Altes, Berkenrode, Bert Sliggers, Bomansjaar 2021, El Pintor, Emmy van Lokhorst, Ineke Swanevelt, Maria Gude, Pluvier, Toverboek Bomans









HEROPLEVING IN BOMANSJAAR 2021
De vriendschappen van Godfried Bomans (1913-1971) met veelal jonge, knappe, intelligente en kunstzinnige vrouwen / Tentoonstelling Groeten uit de Oriënt / El Pintors Toverboek
Ter inleiding
In De Volkskrant van 6 november 2021 schrijft Wilma de Rek: ‘Alle mensen gaan dood, ook schrijvers, alleen wordt het van schrijvers niet geaccepteerd’. Als voorbeeld worden de herdenkingen van Godfried Bomans (een halve eeuw geleden overleden) en Harry Mulisch die 30 oktober 2021 precies elf jaar dood was. In dit verband kan worden opgemerkt dat de belangstelling voor Bomans in de media anno 2021 groter is dan voor Mulisch. Zo wordt naar Godfried Bomans via google nieuws dit jaar 32 keer verwezen tegenover Mulisch elf maal. Naar Bomans zijn in Nederland en België al 27 straten vernoemd, te weten: 12 straten waarvan 2 in Vlaanderen: Hasselt en Lommel, 6 lanen, 1 weg, 2 paden en 4 hofjes; naar Mulisch daarentegen slechts 2 (in Haarlem en Soest). Van laatstgenoemde is de uitspraak: ‘Vergeleken met Bomans waren we nergens’. Dat betrof diens humor, maar ook stilistisch was Bomans de meerdere van Mulisch, ofschoon diens literaire werk meer diepgang heeft.
Bomansiana heb ik na verhuizing vanuit Tilburg naar Heemstede vanaf 1972 voor de Heemsteedse bibliotheek verzameld, sinds 2003 aanwezig in de Heemstede-collectie van het Noord-Hollands Archief. Redenen voor collectioneren is geweest dat Godfried enkele jaren op Berkenrode woonachtig was. Ikzelf werd lid van het Godfried Bomans Genootschap , en heb in 1977 een herdenkingstentoonstelling met catalogus in de Heemsteedse bibliotheek ingericht in samenwerking met Ted van Turnhout en Jan Bomans, broer en archivaris van beroep, met wie ik intussen bevriend was geraakt. Zelf heb ik Godfried nooit gesproken en slechts eenmaal meegemaakt. Dat was bij een lezing voor pedagogen, psychologen, onderwijskundigen en studenten in Utrecht (1). Enkele hooggeleerde personen hielden een voordracht en Bomans was als dagafsluiter uitgenodigd voor een lichtvoetig slot. Hij gaf op de voor hem karakteristieke luchtige manier allerlei opvoedkundige adviezen. Na afloop kwamen er onverwacht opmerkingen en vragen vanuit de zaal als zouden zijn suggesties geen hout snijden. In plaats van te reageren deed Bomans wat achteraf het enig juiste was, namelijk stilzwijgen. Tegenover een gezelschap van schoolmeesters die het toch allemaal beter weten was een discussie sowieso onmogelijk.

Uit mijn studententijd in Nijmegen herinner ik me dat professor Th. Rutten (2) bij zijn allereerste college Inleiding en geschiedenis psychologie vertelde dat intussen liefst 6 van zijn studenten het hadden gebracht tot hoogleraar, onder wie dr. W.C.Tenhaeff, in zijn tijd een bekend parapyscholoog met een leerstoel in Utrecht die uiteindelijk is opgeheven. Het meest trots leek Rutten echter te zijn op zijn oud-leerling Godfried Bomans, die hij na een tentamen had aangeraden om niet vakpsycholoog te worden maar schrijver. Rutten had werk van Bomans gelezen en sloeg hem hoog aan wat schrijfkunst betreft maar evenzeer om zijn intuïtieve mensenkennis. Dat laatste is zeker op Godfried van toepassing, gelet op wat hij heeft geschreven over tijdgenoten als Emile en Frans Erens, Antoon Coolen, Lodewijk van Deyssel en vele anderen. Dr . Cees Slegers, biograaf van Antoon Coolen erkent dat in zijn dissertatie uit 2001, zij het dat Bomans bij zijn interpretaties soms ook de plank missloeg. Aan Lodewijk van Deyssel (ps. Van Karel Alberdingk Thijm) wijdde Bomans zelfs vier bijdragen in Elseviers Weekblad. Dr. Harry Prick bracht in een ingezonden reactie een paar minieme correcties aan en citeerde een ongepubliceerde notitie van Van Deyssel over het hoofdzakelijk element in Bomans’ geestesleven: “het oer-komische, het tenslotte álles belachelijk, te belachen, achtende, en dit tot uitdrukking brengend ook door zijn optreden als tooneelspeler in de levenswerkelijkheid’. [De literaire nalatenschap van K.J.L.Alberdingl Thijm ging niet naar Godfried Bomans maar naar de jonge wetenschapper Harry Prick, die op Lodewijk van Deyssel zou promoveren]
Veel secondaire literatuur over het werk van Bomans
Persoonlijk ben ik altijd een liefhebber van Bomans werk geweest. Ik houd voornamelijk van non-fictie alsmede van verhalen en korte essays en dan kun je bij Bomans uitstekend terecht. Hij heeft er vele honderden op zijn naam staan. Die blijven boeien, al is inhoudelijk veel door de tijd achterhaald. In elke bijdrage herken je de hand van de taalkunstenaar: zijn karakteristiek Bomansiaanse stijl, beïnvloed door 19e- eeuwers zoals Hildebrand, Piet Paaltjens en de Schoolmeester. Met archaïsch ofwel belegen taalgebruik, en nooit met vreemde woorden. De Sprookjes alsook een boek over het Trappistenleven zijn literaire meesterwerkjes. Bomans kende op den duur ook zijn eigen beperkingen. Een voorziene zee- ofwel slavenroman die zou spelen rond 1850 en verhaalt van slavenhalers is er uiteindelijk niet gekomen. September 1950 gaf hij aan journalist Loet Hansen in het Nieuwsblad voor Heemstede en Aerdenhout hoog op over een grondige Dickens biografie die meer dan 600 pagina’s zou bevatten. Bomans was daar vanaf april dagelijks mee bezig en had om die reden zijn wekelijkse column in Elsevier opgezegd. Bomans zag in dat in Engeland al betere levensbeschrijvingen waren gepubliceerd en kwam niet verder dan een aantal losse bijdragen die postuum zijn gebundeld onder de titel ‘Dickens, waar zijn uw spoken?’ Over Godfried Bomans zijn intussen behalve honderden artikelen ook tientallen boeken en brochures gepubliceerd. Al in 1972 kwam een vriendenbundel uit: ‘Herinneringen aan Godfried Bomans’. Verder volgden o.a. publicaties van broer Jan Bomans, ‘Godfried achteraf bekeken’ (1978), In de stoel van Godfried (1978) en Bomen bij Bomans (1995); In 1981/1982 door Jeroen Brouwers: ‘De wereld van Godfried Bomans’ als VN bijlage en als titel voor het boek gewijzigd in ‘De spoken van Godfried Bomans’; ‘De keldergang der heren’ van Louis Ferron (1981); ’Godfried Bomans’ (in de serie ‘Grote Ontmoetingen” door Ed Populier (Nijmegen, uitg. Gottmer, 1981); J.van Dijck. Ernst en luim in het werk van Godfried Bomans (Standaard, 1958); ‘Het leven van de jonge Bomans 1913-1945’ door Michel van der Plas (1982); van Michel van der Plas is ook ‘Buurmans gras; herinneringen aan Böll, Bomans en Van Duinkerken’ (De Prom, 1986); wijlen neerlandicus Jac Aarts publiceerde liefst 5 bundels met essays gewijd aan Bomans.

In 2010 publiceerde het Frans Hals Museum bij een drukbezochte tentoonstelling de monografie: ‘Godfried Bomans schrijver tussen kunstenaars’. Gerrie van der List verzorgde in 2013 een fotoboek voor Elsevier: ‘Ter herinnering 1913-1971’. Zelf gaf ik in eigen beheer 2 delen Bomans in Beeld uit, in 2010 en 2016 met circa 80 portrettekeningen, cartoons en karikaturen.

In 2017 is in het boek ‘Godsletterproeverij; portretten van katholieke literatoren’ (Valkhof Pers) een essay van Gé Vaartjes opgenomen: ’Godfried Bomans (1913-971) Katholieke zoeker, zoekende katholiek’. Fred Berendse heeft verscheidene deelstudies gepubliceerd, waaronder ’Het Kleine Erikboek’ (2013) ,’Godfried Bomans in Nijmegen (2016) en zo kunnen we nog wel even doorgaan. In Vlaanderen verschenen bij de universiteit van Gent enkele licenciaatsverhandelingen en dit jaar is Harry Broshuis aan de Radboud Universiteit Nijmegen gepromoveerd op ’Godfried Bomans en het katholicisme; een cultuurhistorisch onderzoek naar Bomans als representant van het katholieke schrijverstype. ‘, dat 324 pagina’s omvat en waarvoor Frank van der Voordt een apart register samenstelde.

Na een dissertatie in afwachting van de ultieme biografie
Het wachten is thans op wat 10 jaar geleden, eigenlijk al in 2004, werd aangekondigd als de ultieme biografie waaraan dr. Gé Vaartjes, na gepubliceerde biografieën over Herman de Man en Top Naeff langdurig en zorgvuldig werkt. Bomans hield zijn leven lang van mystificaties. ’Dichtung und Wahrheit’ ontrafelen is op zich al geen sinecure. In een gedenkuitgave ‘De gebroeders van Brederode, proeve van een familiegeschiedenis ‘(1961) schreef Godfried terecht dat zijn grootvader Jan Michiel Bomans in 1883 oprichter was van het Haarlems Dagblad, maar hij fantaseerde erbij dat die voordien een vuurwerkwinkel dreef in de Lange Veerstraat, wat door de auteur van ‘Haarlem bij gaslicht’ (1977) letterlijk werd overgenomen. Bomans kon liegen dat het gedrukt stond , en gelijk andere schrijvers vond hij als waarheid wat hij er van maakte. Tegen Bibeb zei hij: ‘Ik heb veel moeite me aan de waarheid te houden. Ik kan uren liegen, ja dat kan ik’ (Vrij Nederland, 18 februari 1961). In een verhaal in de Katholieke illustratie over boeteprediker en brulboei Borromeus de Greeve, schreef Bomans dat dat hij de pater op Berkenrode in onderbroek de badkamer had zien betreden. ‘(…) Na afloop van zo’n meditatie kwam Borromaeus bij ons eten. Vooraf ging hij echter in bad. Het was mijn taak dit te laten vollopen en de de gewijde redenaar, die in onderbroek de badkamer betrad, een handdoek aan te reiken. Men kan zich voorstellen welk een ontluistering dit voor een jongen van negen jaar was (K.I., 10 december 1966). Broer Jan stuurde een ingezonden brief waarin hij schreef dat dit niet kon kloppen. Na kritiek uit Bomanskringen had Jan achteraf spijt Godfried hierover publiekelijk te hebben gekapitteld. Om aan te duiden dat Godfried in zijn jeugd liefde tekort is gekomen vertelde hij aan één van zijn vriendinnen dat zijn moeder hem nooit zou hebben gezoend. Waar of niet waar in zijn herinneringen? Hoe dan ook , dat valt achteraf nauwelijks te controleren.
Bomans was een multitalent als schrijver en mediapersoonlijkheid. Zeer eloquent, begenadigd spreker [nooit een fraaie volzin tussentijds onderbroken met ‘eh’,] die ook als toneelspeler of cabaretier werkzaam had kunnen. Evenzeer nochtans een gecompliceerde persoonlijkheid, een twijfelaar en tobber[die als hij het ook niet wist zei: tja,tja] die graag erkend wilde worden maar die er wars van was zijn diepste zieleroerselen met anderen te delen. In een vragenlijst uit 1971 aan Nederlandse schrijvers heeft Bomans de vraag ‘Wat is uw belangrijkste tekortkoning’ beantwoord met: ‘De behoefte om aardig gevonden te worden’. In het tijdschrift ‘Revue’ van 18 april 1956 gaf hij op een vraag: ‘Wat is uw voornaamste karaktereigenschap’ als antwoord: ‘Twijfel aan mijzelf’. In het boek ‘In de kou’ is van Bomans de volgende verklaring opgenomen : ‘Het voordeel van een Spartaanse en gevoelsarme opvoeding is dat alles later meevalt en steeds feestelijker wordt, maar het nadeel is ook niet mis. Je houdt je hele leven de trekken van een jongetje dat lief gevonden wil worden.’ Dat aardig gevonden te willen zijn zat er kennelijk al zeer vroeg in. Zijn zuster Wally noteerde tenminste als herinnering uit hun gezamenlijke jeugd dat volgens moeder Bomans Godfried reeds in de kinderwagen telkens tegen iedereen zei: Ben ik zoet? O!. Die vragerij bracht de latere zuster Borromée (in 2012 op 102 jarige leeftijd overleden) in relatie met de door psychiater dr. Anna Terruwe in 1949 ontwikkelde bevestigingsleer. Als we onvoldoende bevestigd worden in wie we zijn, kan een frustratieneurose ontstaan, kwellende gevoelens van angst, en eenzaamheid, soms uitmondend in vervreemding of depressies. Hoewel Michel van der Plas, geassisteerd door Ted van Turnhout, in ‘De jonge Godfried’ zeer prudent over de jeugdjaren van Bomans schreef, was Wally in 1981 verontwaardigd over het voornemen van een te schrijven biografie (3.)
Op 26 oktober jl. gaf Vaartjes voor een geïnteresseerd gehoor met verve een voordracht met lichtbeelden in de doopsgezinde kerk ‘De Kleine Vermaning’ te Heemstede. Hij promoveerde 8 juni 2010 in Leiden op Top Naeff (1878-1953), meest bekend van het jeugdboek ‘School-Idyllen’, een interessante vrouw maar welhaast vergeten schrijfster. Sindsdien houdt hij zich bezig met leven en werk van Godfried Bomans. Een uitlating die me trof was dat Bomans tijdens zijn leven door zijn directe omgeving niet of nauwelijks werd gecorrigeerd. Nu is de vraag of hij zich hieraan veel gelegen zou hebben laten liggen. Broer Jan Bomans had wat dat betreft geen vat op hem. Aan de rookgordijnen die Bomans bij voordrachten in het land kon opwerpen volgde Harry Prenen, zelf talentvol schrijver(en tekenaar) maar zich de mindere beschouwend, alle opdrachten kritiekloos uit. Michel van der Plas heeft meermaals toegegeven dat hij Godfried altijd in zijn waarde heeft willen laten (3).

Bijna zijn leven lang haalde Bomans vaak de meest rare strapatsen uit. Tijdens zijn langdurig verblijf in Rome in 1953-1954. verkleedde hij zich als Sinterklaas met kromstaf, baard en gezeten op een schimmel, waar de Italiaanse politieautoriteiten niets van begrepen. Hij zwom tijdens het middernachtelijk uur met kleren aan in een fontein op het Navonaplein, verloor daarbij sleutels, portefeuille e.d verloor waarop de volgende dag de watertoevoer moest worden gestopt en fonteinbak leeggepompt. Bomans vertrok ten slotte onaangekondigd juli 1954 op zijn scooter, echtgenote achterlatend, tot verbijstering van vrienden en kennissen. [Norah Berkhuijsen in De Volkskrant en een bijdrage van Edward Krabbendam, Rome 1 in tijdschrift ‘Godfried’].
Literatuurcriticus Hans Warren stelde in de Leeuwarder Courant in 1982 vast dat een overmaat aan anekdotes ten spijt het mysterieuze liefdesleven onbesproken was gebleven (4). Pas in de jaren nadien is daaromtrent meer bekend geworden, enerzijds dankzij vroegere vriendinnen die naar buiten traden anderzijds via liefdesbrieven aangeboden in antiquariaten of bij veilinghuizen.
Wat zich thuis afspeelde, waar Godfrieds escapades vanzelfsprekend bekend waren, is en blijft terecht grotendeels privé. Mevrouw Bomans heeft zich zoveel mogelijk buiten de publiciteit willen houden. Zelden gaf ze een interview. Een uitzondering maakte zij voor bijvoorbeeld Aad van der Mijn in verband met een artikel over de haat-liefde verstandhouding tussen Anton Heyboer en Godfried Bomans (Hollands Diep, nummer 4, 20 december 1975, ). Toen in de boulevardpers allerlei verhalen verschenen, waarin o.a. werd gesuggereerd in een kop: ‘Stierf Godfried Bomans uit liefdesverdriet omdat zijn minnares voor een ander koos?’ (Weekend, 7 september 1996) , schreef ze een ingezonden brief naar de redactie met de mededeling dat onwaarheden werden verteld en na plaatsing van stiekem genomen foto’s heeft zij uitdrukkelijk verzocht haar privacy in acht te nemen. Eerder had zij in 1977 een kort geding aangespannen tegen onwaarheden in het blad Story, waarna bij minnelijke schikking haar ingezonden brief werd gepubliceerd. Bijgebleven is een dankschrijven aan kennissen en familie na het overlijden, waarin mevrouw Bomans-Verscheure liet weten dat Godfried toch het liefste thuis was. Buurtgenoten uit de Zonnelaan schetsten het volgende beeld van hun gewaardeerde buurman van nummer 17, waar een vredige sfeer heerste, in het blad-Tuinwijk-Zuid van juni 1989: ‘Godfried Bomans speelde met vrienden quatremains (Schubert) op de piano. Het liefst zat hij thuis in een kamerjas met een pijp en een boek voor het haardvuur, een poes aan zijn voeten, een glas wijn binnen handbereik en Mozartmuziek op de achtergrond. Hij was een thuiszitter van nature’.

Belangwekkend vond ik het slot van voornoemde lezing door dr.Gé Vaartjes waarin hij een deel van een televisie interview met Bomans toonde van de actrice Elisabeth Andersen over de Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen. Wat Bomans daarin vertelde zou welhaast één-op één op hemzelf van toepassing kunnen zijn. Ook Andersen met een beroerde jeugd wilde op jonge leeftijd beroemd worden, projecteerde naar buiten zijn onvermogen om volwassen te worden, joeg onophoudelijk naar roem en waardering en heeft zich ondanks alles miskend en onderschat gevoeld. Hooguit met één zin kwam tijdens de voordracht in Heemstede de verhouding van Bomans tot het vrouwelijk geslacht ter sprake.
Aan een Nijmeegse studievriend W.A.M.Peters, de latere pater jezuïet heeft Godfried ooit toevertrouwd dat indien hij dat zou willen talrijke meisjes verliefd op hem zouden kunnen worden. Tegenover vrouwelijke gratie bewoog Godfried zich met een soms haast behoedzame courtoisie. Hij had meer van een hoofse ridder dan van een veroveraar, meer van Alberdingk Thijm dan van Casanova, hoewel – ook ridders kunnen harten breken. De gedachte daaraan benauwde hem wel eens’. (cf. De Nijmeegse student, in Herinneringen aan Godfried Bomans’, 1972, pagina 167).
Joost Laudy – zoon van hoofdredacteur van dagblad De Tijd Alphonse Laudy – die zelf was ingetreden bij de paters van Monte Oliveto, een soort van Benedictijnen-orde, heeft Bomans geïntroduceerd bij mevrouw Lizzy Breman-Schouten in Laren, een tot het rooms-katholieke geloof bekeerde en diep religieuze vrouw, die in de jaren 1934-1936 invloed heeft uitgeoefend op de jonge Bomans, welke op haar instigatie meeliep in de jaarlijkse Sint Jansprocessie. Bomans berichtte daarover in het r.k.studentenblad ‘De Dijk’ en dagblad ‘De Tijd’.

Dankzij een ziekbed toch geen monastieke roeping……
Jan Bomans begon pas echt te leven toen zijn bekende broer was overleden, althans zo lijkt het. Hoe vaak heb ik niet meegemaakt dat wanneer iemand hem vroeg: ‘Bent u toevallig een broer van Godfried Bomans?, zijn standaardantwoord luidde: ‘Neen, Godfried was een broer van mij!’ Jan schreef in een verhaal ‘De zoete zachte stem’ (in: Godfried achteraf bekeken) over de vele religieuze roepingen in de Jaren dertig en veertig. Een kindermeisje bij de familie trad in als Franciscanes. Eén buurjongen Piet Schreurs werd lid van de Orde der Kruisheren, vestigde zich in 1951 in Brazilië om daar het geloof te verkondigen en een andere buurjongen Bart Kaptein werd Mill-Hiller. Voorts trad een huisvriend in bij de Benedictijnen en een klasgenoot op het Triniteitslyceum Aad van Iersel is Augustijn geworden als pater Paulus, terwijl een andere klasgenoot dr. Jan Sanders – die zich ontwikkelde tot expert op het terrein van de Assyro-Chaldese christenen in het Nabije Oosten – als wereldheer intrad. Binnen de eigen familie is de enige zuster Wally als non ingetreden bij de Zusters onder de Bogen en broer Arnold als pater bij de Trappisten in Zundert. Bij de buren woonde een mooie jongedame Clotilde V, afkomstig uit Triëst en door omstandigheden in Nederland terecht gekomen. Zij werd huisgenote op Berkenrode bekeerde zich tot het rooms-katholicisme en vertrok naar Brussel om in ‘ huize Calvaire’ melaatsen te verplegen. Op 2 maart 1934 schreef ze een brief aan Godfried welke op die dag 21 werd en daarmee volwassen, waarmee zij hem feliciteerde. Haar schrijven gaat bijna uitsluitend over de ziel, God en genade. Zij waarschuwde hem: ‘(…) Nu heb je ook de volle verantwoording van je ziel tegenover God , die ons het leven gegeven heeft, op dat wij daarmee den hemel mogen verdienen. Dus wij moeten ons levensdoel altijd goed voor ogen houden en goed naar de genadestem in ons binnenste luisteren. Daarom mogen wij niet te veel wereldse genoegens in ons leven laten komen , want dat verstoort zoo den geest en is toch zoo gevaarlijk. Want dan wordt de zoete zachte stem van God in onze ziel overtoond door de luide brutale stem van de wereld (…)’. Met interesse had Cltilde Godfrieds sprookje ‘De twaalfde koning’ gelezen en liet zij weten gaarne aanwezig te willen zijn bij de professie in het klooster van Wally. Jan Bomans voegde hier aan toe dat Clotilde V. later is getrouwd. ‘maar dat werd toen niet gezien als een roeping’.


In 1935 maakte Godfried met zijn broer Rex een reis naar Italië en bezochten zij het klooster Monte Oliveto, waar Godfried zo onder de indruk raakt van het monastieke leven dat hij na terugkeer thuis op Berkenrode zijn ouders liet weten als monnik te willen intreden. Dit tot voldoening van zijn ouders. Korte tijd later kreeg Godfried een kaakontsteking en moest hij thuis het bed houden. Alle tijd om na te denken komt hij tot het inzicht dat zijn wens tot intreden een vlucht is uit de werkelijkheid en het afzien van een priesterroeping voelt voor hem zelfs als een bevrijding. Bomans schrijft over zowel de periode in Laren als zijn reis naar Italië in het boek met roomse terugblikken: ‘Beminde gelovigen en jeugdherinneringen in de kou’ (Baarn, AMBO, 1970). Kees Fens die het boek besprak in de Volkskrant was niet onder de indruk en schreef: ‘Bomans heeft van zijn roomse jeugd alleen de aardse en hemelse folklore onthouden. En dan is hij nog als een emigrant naar een ver land bij wie de volksgebruiken van een dorp in zijn verbeelding rijker en grilliger zijn uitgegroeid dan ze in werkelijkheid waren.’ Godfried Bomans vervolgde zijn rechtenstudie in Amsterdam, en behaalde op 4 juli 1936 het kandidaatsexamen in de rechten aan de gemeenteuniversiteit, waar het wat studie betreft bij zal blijven. Hij heeft andere interesses, gaat verder met het schrijven van sprookjes en toneelstukken, publiceert in ‘De Dijk ,’Het Venster’, en ‘Propria Cures’, later ook in de ‘Thijm Almanak’. Verder werd oktober 1936, als grap bedoeld, met vriend Harry Prenen de Rijnlandsche Academie opgericht als protestbeweging tegen een mogelijke demping van de Bakenessergracht in Haarlem. In 1937 verschijnt als publicatie ‘Bloed en Liefde, treurspel in drie bedrijven’, dat al uit 1933 dateerde, het jaar dat hij het eindexamen gymnasium A aan het Triniteitslyceum behaalde. Tevens debuteert hij succesvol met de roman ‘Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas’, die goede recensies ontvangt o.a. van de literaire paus in roomse kringen van die dagen Anton van Duinkerken. In dat jaar ook vermomt hij zich tijdens de Wereldjamboree in Vogelenzang als persoonlijk assistent van de Prins van Djibouti, gespeeld door broer Jan. Als verdichte waarheid maakte Godfried zijn eigen versie van wat zich toen heeft afgespeeld.
Een eerste verliefdheid met Ella Jansen
Na zijn reis naar Italië ontmoet Bomans in 1936 ene Ella Jansen uit Amsterdam op wie hij verliefd raakt. Aan een Amsterdamse studievriend Frans Jansen (geen familie overigens) schrijft hij 3 augustus 1937 Ik heb namelijk, Frans, een Catharina Dorre (1) ontmoet, die de oorspronkelijke verre in de schaduw stelt. Er is geen sprake van “verloving” want ik vind dat zo’n mal instituut, maar wel van iets veel belangrijk: dat wij innig van elkaar houden, Nu, niemand over spreken’. Voor Ella Jansen componeerde en schreef Bomans op 9 januari 1938 het Frühlingslied. Opgenomen in De Werken, deel 3, pagina 811: Fräulein Ella J(ansen) gewidmet. Aan het slot van een 14 regelige liedtekst is door Bomans vermeld: Am Sonntagmorgen, den 9. Januar 1938 sprang diese kleine Melodie plötzlich heraus, mitten im Zimmer, und wenn ich mich aus gewältig gegen ihn emöhrte, er wollte gar nicht mehr herein im Kopf gehen. Es war dort so dunkel, klagte der kleine Mann – Also bleibe, sagte ich, du hast recht. Zie ook: Een Liefde, een bibliofiele uitgave van de Aldo Pers uit 2007 in Deventer met brieffragmenten van Bomans aan Prenen, waarin de liefde van toen voor Ella Jansen ter sprake komt.
(1) Catharine Dorre is in de roman Pieter Bas de echtgenote van Bas.





Frank van der Voordt maakte mij er op attent dat in de biografie van Michel van der Plas Het leven van de jonge Godfried 1913-1945 op de pagina’s 209-211 over Ella is geschreven, zonderhaar achternaam te vermelden


Godfried Bomans droeg ‘voor Ella’ vier sprookjes op, voor het eerst gepubliceerd in Fanaal / veertiendaags tijdschrift voor jonge mensen, te weten: 1) Frederika (nummer 13, 18 mei 1937), Johannes (nummer 15, 5 juni 1937), Anita (nummer 16, 19 juni1937) en Anna (nummer17, 3 juli 1937). Ella Janssen trouwde in 1928 met Felix H.H.M.Wiegman, huisarts in Terheijden, waar zij en haar echtgenoot en de eerste echtgenoot van Felix Wiegman is begraven op het kerkhof van de Parochie H. Antonius Abt, Marktstraat, Terheijden.

Nog vol van alles wat met katholiciteit te maken heeft vertrok Bomans 1 februari 1939 naar Nijmegen waar hij zich laat inschrijven aan de R.K. Universiteit om psychologie en wijsbegeerte te gaan studeren.
Een liefde met Betty Straatmans
Niet bekend was bij Michel van der Plas in de periode dat hij het leven van de jonge Godfried Bomans op papier zette, diens ‘eerste’ jeugdliefde. Mevrouw Betty Giltay-Straatmans maakte via Antoon F.Bruggeling in de Laarder Courant van 7 november 1991 wereldkundig dat zij gedurende 60 jaar de tientallen liefdesbrieven en -kaarten van Godfried had bewaard. ‘Brieven van Godfried Bomans aan Betty Giltay-Straatmans’ zijn in kopie-vorm aanwezig, maar niet uitgegeven. Deze liefdesperiode omvat de periode 1928 – in dat jaar waren beiden 15 jaar – tot 1933. Begonnen toen Bomans op Triniteitslyceum zat en tijdens diens Amsterdamse studentenperiode ten einde gekomen. Betty verhuisde (tijdelijk) naar Egypte. Zij heeft hem na terugkeer nooit meer persoonlijk ontmoet. In 1991 liet ze weten: ‘Nu ik oud ben denk ik vaak aan de jaren met Bomans terug. Ik zou nooit getrouwd met hem willen zijn, maar het was toch een aparte man’. Betty Straatmans afkomstig uit Haarlem trouwde met de Blaricumse kunstschilder Frits Giltay, maar is de verhouding met Bomans als haar eerste ‘grote liefde’ nooit vergeten. Godfried zou verliefd zijn geweest op het Haarlemse meisje uit de Velserstraat, die hij zijn “Oosterse Prinsesje” en “het liefste vrouwtje van de hele wereld noemde”. Opmerkelijk is dat ze tegelijkertijd mededeelde ‘zelf niet verliefd te zijn geweest . ‘Wèl gingen wij samen regelmatig uit en dat was heel gezellig’.
‘Chère Jeanette’
In 1992 ontving dr. Hans Renders – die vier jaar later het geheime liefdesleven met Maria Catharina Gude zou onthullen – kopieën van een weduwnaar, die over een pak correspondentie van zijn overleden vrouw Nettie beschikte afkomstig van de jonge Godfried, vanaf 1936 tot 1940. Zijn vrouw, die in 1936 23 jaar was, zou volgens hem smoorverliefd op Bomans zijn geweest, terwijl ze zich al met haar latere echtgenoot had geëngageerd. De informant wilde per sé naamloos blijven in de publiciteit. Renders schreef hierover in de NRC van 22 december 1992 in een column ‘Chère Jeanette’. Nettie X. trouwde in 1940 nadat zij de relatie met Bomans had verbroken, omdat hij , gezeten op het terras van een Amsterdamse uitspanning, grote belangstelling aan de dag had gelegd voor de bewegingen van een passerend meisje, toevallig de vriendin van Nettie. Kort daarvoor had Godfried haar nog geschreven: ‘Somtijds verlang ik vreselijk naar een vrouw, en ga dan met een of ander studentenmeisje uit, maar dit is toch maar een klein slokje voor mijn grote dorst (…)’. De volgende brief van een onzekere Godfried Bomans is gepubliceerd in Zacht Lawyd, jrg.7,2007-2008: Heemstede, January 1940 Lieve Netty, Gisteren, Zondag ben ik naar Amsterdam gegaan om jou te ontmoeten, maar toen ik er eenmaal was dorst ik niet meer, heb toen een uur in Cineac gezeten op het Damrak en ben toen weer naar huis gegaan. Ik vreesde dat je het niet meer prettig zoudt vinden als ik kwam en had er toen ook geen plezier meer in. Ik geloof dat je ook dien laatsten avond niet goed wist wat met mij aan te vangen, en je hebt ook eigenlijk wel gelijk, ik kom zoo maar binnen vallen zonder te schrijven of te vragen of je het wel wilt, en je zult je van mij wel een ongunstig idee gevormd hebben, daarom. Maar dat zou niet juist zijn. Ik ben altijd zoo blij je te zien, en verlang er van tijd tot tijd zoo hevig naar dat ik dan pardoes ga. Maar voor jou beteekent het niet wat het voor mij beteekent, dat bedacht ik gisteren en toen ging ik maar weer naar huis..
De boulevardbladen buiten beschouwing gelaten is pas jaren na diens overlijden naar buiten gekomen, o.a. via op veilingen aangeboden liefdesbrieven dat Bomans een liefhebber is geweest van vrouwelijk schoon, van veelal jonge vrouwen afkomstig uit de literaire, theater- en kunstenwereld.

Zes vriendinnen doen hun verhaal in HP/DE TIJD
Op 20 december 1991 publiceerden Bert Bukman en Jutta Chorus een spraakmakend artikel in HP/De Tijd onder de kop ‘De vrouwen van Godfried Bomans’. Tevens gepubliceerd in HUMO 878, 2 januari 1992, p.139-141.Gebaseerd op gevoerde gesprekken met Willy Corsari , Ida Veldhuijzen van Zanten, Annemarie Oster, Alison Korthals Altes, Aleid Slingerland en Thérèse Steinmetz. Zij spraken niet met Emmy van Lokhorst, Ellen Vogel, Ineke Swanevelt en Maria C.Gude (5). De interviewers schetsen Bomans bewondering voor schrijvers als Andersen, Dickens en Hildebrand en zijn studentikoze voorliefde voor rituelen. ‘Geheel in die trant past een grote geheimzinnigheid over zijn persoonlijk leven (6). Om zijn huwelijk met Gertrud Maria (Pietsie) Verscheure, die hij in Nijmegen had leren kennen, met wie hij op 14 april 1944 trouwde in het stadhuis van Nijmegen, heeft hij altijd een rookgordijn opgetrokken.

De kerkelijke huwelijksinzegening in de parochiekerk van de H.Petrus Canisius in Nijmegen was zaterdag 15 april 1944 gepland, maar Godfried bevangen door vrees en twijfel liet het afweten. Dit tot ontsteltenis van de bruid, beide families en genodigden. 15 april ’s avonds , nota bene na het ingang van de spertijd, meldde hij zich aan bij Herman Strategier in Arnhem, bleef daar enkele dagen ‘in een ontredderde toestand’ en keerde vervolgens terug naar zijn huis in de Zonnelaan te Haarlem, waar hij voor de omgeving deed alsof er niets gebeurd was. [Nota Bene opgemerkt dient te worden dat over de werkelijke gang van zaken afwijkende versies in omloop zijn. Bovenstaand is uitgegaan van wat in De jonge Godfried door Michel van der Plas is beschreven. De kerkelijke inzegening door pater Constantius Kolfschoten, provinciaal overste van de Nederlandse jezuïeten, heeft overigens alsnog plaatsgevonden op 17 augustus 1944. Omdat de kerk bij het geallieerde vergissingbombardement op 22 februari 1944 van Nijmegen grotendeels was verwoest in de feestzaal van hotel De Bonte Os, voor die gelegenheid als noodkerk ingericht].
Getuigen uit de beginjaren beweren dat de echtelieden dikwijls “lelijk” en “kattig” waren tegen elkaar. Anderen omschrijven Pietsie als een zakelijke, nuchtere vrouw die de gevoeligheden van Bomans onvoldoende begreep, het tegendeel van de warmbloedige muze die Bomans nodig zou hebben gehad; een vrouw die de publiciteit angstvallig meed en in de loop van het huwelijk, mede vanwege Godfrieds affaires “Langzaam bevroor”. [Afgezien hiervan kan worden opgemerkt dat vrienden-bezoekers van het echtpaar zoals Piet Schröder en Simon Carmiggelt) of als voorbeeld de Vlaming Gerd de Ley die in huize Bomans logeerde zich immer zeer positief over de gastvrije, charmante en voortreffelijk kokende Pietsie hebben uitgelaten. Een adept van Bomans die het echtpaar meermaals bezocht formuleerde het als volgt: Bomans evacueerde net zo vaak tot men zijn spoor bijster was en hij, tot innerlijke rust gekomen, weer naar haard en huis kon gaan’. Ted van Turnhout vertrouwde me ooit toe dat hij straalverliefd op die beeldschone vrouw had kunnen worden.


Typeringen welke we bij de geïnterviewde dames in HP/De Tijd tegenkomen, die vooraf zeiden geenszins de weduwe te willen krenken, zijn: overgevoelig, ijdel, clownesk, poseur, ongrijpbaar, onvoorspelbaar, geschonden, gecompliceerd, lichtgeraakt. onzeker, kwetsbaar, voortdurend zoeken naar huizelijkheid, warmte en geborgenheid. De rol van Sinterklaas lag hem uitstekend, omdat daarin alles samenvalt van gezelligheid, het kolderieke en religie-achtige.


Soms kon Bomans ook ronduit kinderachtig en flauw zijn. Annemarie Oster- die hem als een lieve oom beschouwde – vertelde dat op haar verjaardagskalender in de w.c. was geschreven: ‘Buikriem aansnoeren, Godfried volgende maand jarig’. Uitsluitend off the record is gesproken over vermoede impotentie. Via Erna Postma en Heyboer is dat vermoeden Harry Mulisch ter ore gekomen en als gevolg van een roddel is aan de hechte vriendschap , die al eerder was beëindigd met Heyboer is deze vervolgens ook met “der dritte im Bunde” Mulisch abrupt gestopt (zie noot 3). Algemene tendens bij de gesprekken is dat veel vriendinnen ervan gecharmeerd waren dat de intussen beroemde schrijver (van Erik) en gewaardeerde journalist (van De Volkskrant en Elseviers Weekblad) privé aandacht aan hen schonk.
De latere operaster Erna Spoorenberg kende Bomans al in zijn Nijmeegse tijd. Zij vond hem interessant maar was niet verliefd op hem. Ze liet weten: ‘Dat ik niet met hem in bed stapte zal hem waarschijnlijk pijnlijk getroffen hebben, want hij was verschrikkelijk ijdel’. Ook in later tijd is het nog lange tijd bij vriendschap gebleven, samen musicerend, zij zingend en hij als pianist.

In de zomer van 1947 ontmoette Bomans de schrijfster Willy Corsari (1897-1998) – pseudoniem van Wilhelmina Angela Douwes-Schmidt – voor het eerst op een terrasje aan het Leidseplein ‘Hij was stapelverliefd op me, en dat stak hij niet onder stoelen of banken’. Op een door haar georganiseerde house-party wilde hij blijven en om dat te bewerkstellingen deed Bomans het voorkomen alsof hij dronken was en terwijl de andere gasten naar huis gingen heeft hij de nacht in haar logeerkamer doorgebracht. ‘Hij had zo van die streken en beschouwde zich als de Nederlandse Dickens en die vergelijking is zo gek nog niet. Dickens werd voorgesteld als een opgewekte man en een uitstekende echtgenoot en huisvader, terwijl hij dat in werkelijkheid niet was. Zo was het met Godfried ook’. Aan Cees van den Berg (Algemeen Dagblad, 6 april 1982) vertelde Corsari de volgende gebeurtenis. ‘Op een gegeven moment stelde hij me voor om samen oudejaar te vieren. Ik stemde toe, haalde wat appelflappen in huis, maar hoewel hij wist dat ik een ontzettende hekel had aan zijn gewoonte om altijd te laat te komen, was het al nieuwjaar en nog was hij niet verschenen. Ten werd ik opgebeld door mijn buurman, een Oostenrijkse baron, en die zei: “Ik weet dat je alleen thuis bent en dus wou ik je even waarschuwen. Misschien heeft het te maken met een inbraak en gaat het om een vent die die als uitkijk fungeert, maar in elk geval zit er een zeer onguur type op je stoep”. Nou ja, dat was dus Bomans, die er in zijn jonge jaren hélemaal verwilderd uitzag. Ik heb hem maar binnengelaten, want zulke dingen vergaf je ‘m dan toch weer’.
In 1950 verscheen een aardig boekje over Willy Corsari, waarin ook van Bomans een lovende bijdrage over haar werk is opgenomen. Bomans noteerde o.a ‘(…) Ik stelde mij voor en ontving ten antwoord haar vingertoppen, die zij mij reikte met een beweging, alsof zij een handkus verwachtte. Haar blik was koel, vorsend en licht verwonderd. Het scheen, dat mij hoffelijkheid haar verbaasde, zozeer, dat zij enig wantrouwen geboden achtte. Ik kreeg de indruk van een eenzame vrouw, of liever: van een vorstin in ballingschap, levend in kalme afwachting van het tijdstip, waarop hare onderdanen tot inkeer zouden komen. Eerste indrukken zijn belangrijk. Men doet goed zich die later, als men meent iemand te kennen, van tijd tot tijd die voor de geest te brengen. Nog immer word ik ik, haar ontmoetend, éven getroffen door de minzame majesteit van haar verschijning, een met moeite bedwongen incognito, de suggestie ener ongenaakbaarheid, geboren uit teleurstelling in misplaatst gebleven vertrouwen. (…)’.

Als reactie hierop schreef zij de volgende brief: Lieve Godfried, Dank voor je aardige artikel, wel erg geflatteerd overigens! Ik hoop dat je hersteld bent. Zou je veel te zeggen hebben, maar ik geef de hoop op je nog eens te zien. En ik schrijf ook maar niet veel, heb weer zoveel verdriet en teleurstellingen gehad in de afgelopen maanden, dat ik al mijn weerstand nodig heb om niet in elkaar te zakken. Waarom valt nu nooit eens een vliegtuig met mij naar beneden. Ik wens je het allerbeste toe. Waarschijnlijk ga ik weg. Ik had na de oorlog dadelijk helemaal weg moeten gaan uit Holland, dat zou veel beter zijn geweest. Ook jij bent dus nog steeds niet naar Engeland en Amerika. Jammer. Geert [Lubberhuizen] vond je artikel buitengewoon aardig. Dag Godfried, mijn allerbeste wensen. Willy’. {Willy Corsari zou uiteindelijk ruim 100 jaar worden].

De verzetsvrouw en piloot Ida Veldhuyzen van Zanten (1911-2000), uit een bekende bollenkwekersfamilie in Hillegom, ontmoette Bomans in augustus 1949 nadat deze had besloten zweefvliegles te nemen. Zelf bestuurde ze het motorvliegtuig. Het bleef voor Bomans bij 1 poging, te vroeg haakte het zweefvliegtuig los en dreef het toestel met hem en de instructeur af richting Apeldoorn. Er brak paniek uit op de vliegbasis en Godfried was volstrekt van de kaart. Gelukkig slaagde de noodlanding, Bomans bleef haar vervolgens regelmatig opzoeken, eerst in Voorschoten later in Rotterdam, en samen werd dolle pret beleefd. De vriendschap duurde tot 1959. Getweeën brachten ze een bezoek aan Willem Elsschot in Antwerpen. ‘De Vlaming gaf haar een bijzonder wijnglas en op de terugweg naar huis troggelde Bomans het glas van haar af, omdat hij vond dat het hem toekwam. In datzelfde jaar kwam er een einde aan onze vriendschap. Kort tevoren had ik hem een horloge gegeven dat op vijf voor twaalf was gezet, als een waarschuwing. Ik ontmoette hem voor het laatst bij vrienden in het Gooi. Nu zie ik hem nooit meer, dacht ik toen ik hem naar het station bracht. We hebben niets meer tegen elkaar gezegd, elkaar niet gegroet. Het was afgelopen. Een grote kist vol halfvergane brieven, die middenin haar huiskamer prijkt, hield ze aan hem over’.
Alison Korthals Altes kwam als illustratrice van sprookjes in het leven van sprookjesschrijver Bomans. ‘Ik zou graag met hem hebben willen trouwen, en dacht aanvankelijk, omdat hij geen trouwring droeg, dat hij vrij was. Het heeft een hele tijd geduurd voordat ik erachter kwam dat hij een vrouw en een kind had. Langzaam ben ik hem toen uit het oog verloren. Ik was niet rijp genoeg om na die bijzondere relatie een luchtige vriendschap te onderhouden.’
Zangeres en actrice Thérèse Steinmetz dacht met veel genoegen terug aan de vier jaar midden jaren zestig die zij met een paar vriendinnen onder wie Annemarie Oster en Ellen Vogel Bomans meemaakte. Hij kwam regelmatig aanwaaien in haar flat en dat ging volgens een vast ritueel. ‘Godfried deed eerst zijn voeten in bad en ging vervolgens amechtig op de bank liggen. Na een half uurtje ging hij over tot feesten, hij improviseerde gekke sketches en interviews en dan deden we lekker kinderachtig met z’n allen. Daar was hij heel goed in, tot het eind van z’n leven toe. In de speeltuin sloeg hij nooit de wip over.’ Steinmetz gaf als haar mening: ‘Ik denk dat hij prijs stelde op charmant vrouwelijk gezelschap, en wij voelden ons maar wat gevleid dat hij ons leuk vond. Ik heb sterk de neiging al die sombere verhalen over Godfried te relativeren. Ik weet wel dat hij zijn ernstige en diepzinnige kant had, maar hij was toch niet zo intriest als men wel beweert’.
Actrice Annemarie Oster beschouwde Bomans als een amusante huisvriend en een lievelingsoom. Zij noteerde in haar boek ‘Brieven naar boven’ (1992): ‘Ik moest Bomans altijd verdedigen; en nog steeds. Omdat hij zo conservatief zou zijn geweest; een poseur, een aansteller. Hoe kunnen de mensen zo dom zijn! Allemaal gepraat van jaloerse mannen. Voor vrouwen was hij heel sexy, maar zijn relaties met hen waren – daar ben ik zeker van – heel onschuldig.’

Met Aleid Slingerland (1919-2010) is de vriendschap pas begonnen toen Bomans in 1961, vlak na de geboorte van Eva naar een villa in Bloemendaal verhuisde. Het kinderloze echtpaar Slingerland woonde aan de Zandvoorterweg in Aerdenhout. Zij omschrijft hem als ‘een groot kind met allerlei onzekerheden. Hij zocht doorlopend geborgenheid en bevestiging. En waar vind je meer geborgenheid dan in het gezelschap van vrouwen’.
Na een lezing kwam hij vaak nog langs en op vrijdagmiddag poseerde hij vaak, ideaal voor een portrettist vanwege zijn prachtige kop. Hij zat dan vaak in de stoel te schrijven, terwijl zij schilderde. Over zijn eigen vrouw praatte hij bij voorkeur niet met zijn vriendinnen, maar vertrouwde Aleid wel toe: ‘Ze heeft een enorm incasseringsvermogen’. Toen de schilderes een jaar na het overlijden van Bomans een tentoonstelling had en De Telegraaf haar afficheerde als een vriendin van Bomans werd zij voor de naaste vriendenkring van Bomans tot persona non grata verklaard. Adriaan Roland Holst zegde af die expositie van haar te openen.

In de televisie-documentaire “Heimwee van een sprookjesverteller” (19 december 2001) van Coen Verbraak vertelden actrice Ineke Swanevelt, schilderes Aleid Slingerland en anderen over hun ontmoetingen met Godfried Bomans.
Een geheime minnares in Zaandam gedurende 22 jaar: Maria Gude
Met pijn in het hart heeft Maria Timme-Gude het artikel in HP/De Tijd gelezen. Over enkele vrouwen, die naar buiten traden, bedwelmd als zij volgens haar waren in het gezelschap van een beroemd man te mogen verkeren. Omdat Maria postuum de persoon van Godfried niet wilde bezoedelen en haar echtgenoot Jan Timme nog leefde, heeft zij bijna 5 jaar gewacht voordat zij naar buiten zou treden met de voor haar échte maar voor hem buitenechtelijke liefde. Niet in een roddelblad, maar in een serieus tijdschrift en aan een serieuze journalist. Dr Hans Renders maakte in 2 artikelen in 1996 in Vrij Nederland (24 augustus) en het Vlaamse HUMO (27 augustus) openbaar dat Godfried gedurende 22 jaar, van 1947 tot 1969 een geheime relatie heeft onderhouden met Maria Catharina Gude uit Zaandam, Belgischestraat 63, later Ereprijsweg 46 en van beroep tekenares. Ze woonde aanvankelijk in bij haar moeder en veel bezoeken hebben behalve bij haar thuis in restaurants plaatsgehad. Renders had moeten beloven dat hij haar identiteit (zoals naam – zij heette sinds 1971 vanwege een huwelijk Timme – en woonplaats) nimmer aan derden zou prijsgeven, waaraan hij zich hield ook na meerdere verzoeken van vooral Jeroen Brouwers die een en ander had gemist voor zijn levensbeschrijving. Het jaar daarop is overigens een en ander alsnog publiek geworden nadat zij een groot deel van haar collectie bestaande uit circa 250 brieven, kaarten, ontvangen boeken met opdrachten, tekeningen van Maria Gude en memorabilia op 18 en 19 maart 1997 op de veiling bracht bij Van Gendt Auctions in Amsterdam. Hiervan kwam een speciale catalogus uit.
De redenen dat zij van het materiaal afstand deed waren dat zij voor zichzelf een einde wilde maken aan het tijdvak-Bomans en bovendien het geld goed kon gebruiken. De langdurige verhouding was ooit begonnen in 1947 toen de 22-jarige Maria hem een brief had gezonden en kort daarna bij een voordracht in Zaandam met Bomans in gesprek was gekomen. De brieven die zij naar hem schreef dienden zonder afzender te worden gezonden of als J.N.van Male, Ruiterweg 15, Bilthoven, zodat hij bij aankomst wist van wie afkomstig. Bomans zelf kwam vaak op onvoorspelbare momenten opdagen, en verder bracht hij haar regelmatig schriftelijk op de hoogte van zijn belevenissen. De meest intieme correspondentie wilde ze vernietigen. De totale veiling bracht ongeveer 28.000 gulden op en al het materiaal is verspreid, omdat tot teleurstelling ook van de inbrengster het Letterkundig museum geen interesse toonde voor het geheel. In 2002 schreef Frank van der Voordt: ‘Een groot deel van de geveilde brieven is in handen van een belegger geraakt, een kleiner deel werd door antiquariaten en particulieren gekocht. Zo nu en dan komen briefkaartjes van Godfried aan haar op de markt waarvoor de zotste bedragen worden gevraagd. Maar het zijn natuurlijk wel handschriftjes’.
Graag had ik willen lezen wat hij Maria schreef naar aanleiding van zijn katholieke achtergrond in relatie tot zijn buitenechtelijke relatie of de passages waarin hij zijn gemoed luchtte over zijn gevoel van miskenning, over zijn depressies en zijn ‘overbelasting’ ten gevolge van alle nevenactiviteiten. Door Renders zijn enkele brieven in facsimile gepubliceerd, waaruit citaten als: ‘Ik kan het niet helpen dat ik van je houd en dat is mijn enige slechtheid; ‘Het ontroert me zo, dat je trouw bent aan een man waaraan je eigenlijk niets hebt’…het gevoel van vreugde strijdt dan met bezorgdheid dat ik zo weinig beteken en zo zeer tekortschiet terwijl jij de grootste offers brengt’; ‘Trek je niet van mij terug, dan ben ik eigenlijk niets meer, want niemand houdt van mij. Jij bent de enige. Ga niet weg’; ‘Dat ik in je zachte armen lag, dicht bij je mooie vrouwenborsten’; ‘Ik verheug mij zo intens om bij je te zijn, ook al zitten we alleen maar tegenover elkaar’; ‘De goede man [bedoeld wordt de abt van het Trappistenklooster in Zundert] had zich ook maar eens één moment moest realiseren aan welk een verfoeilijk echtbreker hij gastvrijheid heeft geboden’; ‘ ik ben doodop van al dat geruis en gepraat. Ik dacht dikwijls onderwijl: ik wou dat je er bij was, in al die prachtige Vlaamse stadjes’; ‘Lieve Maria, mijn tournée door Vlaanderen was een ware zegetocht en ik ben net thuis, verdoofd van al die hulde en toespraken. Het hoogtepunt was Gent, waar ik sprak in de aula van de universiteit voor 800 studenten en na afloop vanaf het balkon van mijn hotel een serenade mocht beluisteren, afschuwelijke muziek met trommels en koperen hoempa’s, maar goed gemeend’; ‘Ik droeg je brief bij me, op al die lezingen en in de pauze ging ik naar buiten, want dan begon ik een potje te huilen’.
Zelf vond Maria dat ze ‘één ziel was met Godfried’. Hij was een goed mens. Hij zou nooit iemand bewust beledigen. Hij was weliswaar buitengewoon grillig maar zocht gewoon naar hartelijkheid en genegenheid. Hij kon ook attent en royaal zijn. Nam bijvoorbeeld een grote doos bonbons mee of een grote zak snoepgoed van Jamin en eens van de slager 1 kilo biefstuk, terwijl ze toen nog geen koelkast had. Met weinig inkomsten als illustratrice steunde hij haar ook financieel, wat ze wel vervelend vond. Bekend is ook dat Godfried zijn vriend Anton Heyboer in diens arme tijd ondersteunde met huisvesting in de Haarlemse Vijfhoek. Hij gaf hem ook geld voor levensonderhoud. Volgens de partner van Heyboer Erna Postma was dat een rijksdaalder per week, maar Heyboer zelf meende 1 gulden per dag. Gedrieën Heyboer, Bomans en Mulisch ontmoetten zij elkaar in de jaren 50 bij ‘Het Paradijsje’, tegenwoordig een speelplek voor kinderen.

Toen na al die jaren het voor haar duidelijk was geworden dat Bomans bij zijn vrouw en kind zou blijven en zij na een burn-out intussen haar latere echtgenoot was tegengekomen kwam het in 1969 tot een breuk. Bomans wilde ter afsluiting daarover nog één keer met haar komen praten. Maria: Ik heb toen de hele avond gehuild toen hij er was, wilde het wel maar kon gewoon niet zeggen dat ik iemand anders had ontmoet’. Maria Catharina Gude is in 1925 in Zaandam geboren en was illustratrice die tekeningen maakte onder pseudoniem Pluvier voornamelijk jeugdboeken en eenvoudige romannetjes. Zij illustreerde in 1957 van Bomans het boek ‘Op het vinkentouw’, een selectie van eerder verschenen beschouwingen onder de schuilnaam van Parlevink in De Volkskrant van 1955-1956 en waarvan vele herdrukken zijn verschenen. Verder in 1963 een Sprookjeskalenderboek, zoals ze dat het jaar daarvoor op instigatie van Bomans ook voor een kalender van Coolen had gedaan.

Onder het ‘Ter inleiding’ van Op het vinkentouw’ staat vermeld “M.G.”, waarna werd verondersteld dat dit een afkorting zou zijn van Maria Gude”, maar Bomans-kenner bij uitstek Frank van der Voordt is van oordeel dat die inleiding door Bomans zelf is geschreven. Toen Bomans eind 1971 overleed was Maria Gude intussen getrouwd met Jan Timme, die op 17 juni 1995 is gestorven. Zelf bereikte zij de hoge leeftijd van 95 jaar en is ze kinderloos op 12 februari 2021 in Krommenie gestorven. Veelzeggend is het citaat in haar overlijdensadvertentie, die in weekblad de Castricummer verscheen, welke woorden oorspronkelijk afkomstig zijn van de Franse schrijfster George Sand.
Ik wou dat je kon doodgaan zonder te sterven (Citaat van Godfried Bomans)
1971 het jaar van Bomans overlijden
26 november 1933 speelde de jonge Godfried Bomans zijn eerste rol als ‘De Dood’ in een toneelstuk ‘De Hemelsche speler’ van priester Jacques Schreurs M.S.C. in de Stadsschouwburg van Amsterdam. De dood heeft hem blijvend geïntrigeerd. Eén van zijn aforistische citaten uit de tijd dat zijn moeder overleed luidt: ‘Het is waar, de dood kunnen wij niet ontgaan. Dat is ook niet erg. Want dan begint de grote logeerpartij bij een gastheer, die zo boeiend is, dat de tijd volledig stil gaat staan en eeuwig wordt’.
Zoals bekend verbleven Bomans in 1971 van 10 tot 17 juli en Wolkers van 17 tot 24 juli op verzoek van regisseur Gé Gouwswaard en radiopresentator Willem Ruis op het onbewoonde eiland Rottumerplaat. Voor natuurmens Wolkers een hemel op aarde, maar voor Bomans eerder een hel. Blijkens zijn bijgehouden dagboek kwam hij overigens wèl tot het zelfinzicht zich te verzoenen met zijn verleden. Psychoanalytisch wordt Bomans hang naar waardering door vrouwen wel verklaard als een gevolg van het ontbreken van ontvangen affectie in zijn vroege jeugd.

Enkele dagen voor diens overlijden kwam Michel van der Plas bij Godfried thuis om voor Elseviers Weekblad het laatste interview van Bomans met Johan Cruijff op te halen. Bomans lag ziek te bed, deed daar luchtig over, maar klaagde wel over vermoeidheid. De zieke wees er de bezoeker op dat het nieuwe boek van Michel van der Plas ‘De mens leeft niet van bloot alleen’ op zijn nachtkastje lag “Je ziet wat mijn lectuur is” zei hij, maar volgens Van der Plas had Godfried vanwege een aangekondigde komst het boek daar speciaal neergelegd.

Volgens Aleid Slingerland sprak Godfried de laatste maanden van 1971 veelvuldig over de dood en voorvoelde hij het ware zijn naderende einde. Een paar dagen voor zijn dood belde hij ‘s avonds Aleid Slingerland op om te zeggen dat dat hij angina had. ‘Ik kan je volgende tentoonstelling niet openen’ [die overigens pas in 1972 zou plaatsvinden ]. Hij klonk volgens haar erg ziek door de telefoon. Bomans vertelde dat hij in bed lag te tobben en zich zorgen maakte dat hij vele dingen niet zou kunnen afmaken.

Nog niet helemaal hersteld van een griep ging hij 21 december voor een schaakavond naar de Bloemendaalse schaakclub. Zich beroerd voelend en na 2 keer vergeefs remise te hebben aangeboden is hij plots verdwenen en naar huis gereden, waar hij – evenals zijn vader dertig jaar eerder – ‘ s nachts aan een fatale hartaanval is overleden. Om 0.43 uur blies hij zijn laatste adem uit. Wat Bomans laatste woorden waren weten we niet. Des te bekender zijn de twee woorden die zijn vrouw uitsprak en dankzij Michel van der Plas in een vers op basis van een mededeling van Herman van Run met name in Bomanskring bekend zijn gebleven: ‘Arme jongen’. Nadat de dood door een dokter thuis in Bloemendaal was vastgesteld is het ontzielde lichaam door ziekenbroeders overgebracht naar het mortuarium van ziekenhuis Sint Johannes de Deo in Haarlem-Noord. Daar is hij nog getekend door twee van zijn vrienden, Aleid Slingerland en Han Bijvoet


Op woensdag 22 december zou hij in Den Haag een inleiding houden voor het Algemeen Nederlands Verbond en en de Belgische Vriendenkring. In plaats daarvan werd hij uitgebreid herdacht in alle media. De schok van zijn overlijden was in het land én in Vlaanderen groot. Bij de uitvaart op 24 december was de belangstelling in de kerk en op de begraafplaats enorm. Sinds 1972 worden jaarlijks op zijn sterfdag door het Godfried Bomans Genootschap bloemen gelegd op de sobere grafsteen op de r.k. begraafplaats Adelbert te Bloemendaal.



Bomansjaar 2021
Bomans noteerde ooit te veronderstellen dat na vijftig jaar niemand meer zou weten dat hij ooit heeft geleefd. Het tegendeel blijkt anno 2021 waar. Schaakvereniging Het Witte Paard Haarlem publiceerde onder meer onbekende schaakpartijen van Godfried Bomans. Er is een bloeiend Godfried Bomans Genootschap en met dank aan de Vlaming Fred Bonaers verscheen kortgeleden een publicatie Het tegendeel bewezen waarin ruim 60 leden opschreven waarom zij Bomans nalatenschap nog altijd waarderen.
Joost Prinsen stelde een bundel samen: ‘Godfried Bomans in alle ernst’, een keuze uit de verhalen’. In Haarlem zijn achter de fietsenstalling bij het station enkele aforismen van Bomans op muren aangebracht met de citaten: ‘Men gaat op reis om thuis te komen’ en ‘Ook deze tijd zal ooit de goede oude tijd worden’. In Bloemendaal is 2021 uitgeroepen tot ‘Bomansjaar’. Op 17 november ging een film in première ‘De schat van Brederode’ naar het gelijknamige boek van Bomans, te zien op youtube. In Warffum is door Staatsbosbeheer een tentoonstelling gehouden over ’50 jaar na Wolkers en Bomans op Rottumerplaat’. En zo kunnen nog talrijke activiteiten worden gemeld die een ander aan Bomans toegeschreven citaat bevestigen: ‘Zo lang er nog mensen over je spreken ben je niet helemaal dood’.

NOTEN
(1)Medicus en psycholoog prof.dr.F.J.J.Buytendijk hield een college dat als volgt aanving: ‘De mens is zichtbaar, tastbaar en kwetsbaar…’ om vervolgens onbedoeld van het katheder te vallen….
(2) Dr.F.J. Theo Rutten (1899-1980), KVP’r en oud minister van Onderwijs en Wetenschappen van 1948-1951 heeft in 1952 het (tweede) Psychologisch laboratorium in Nijmegen opgezet. Over hem en diens leerling Bomans bericht Fred Berendse een aardige anekdote in een boekje ‘Wekker & Wierook; Godfried Bomans in Nijmegen’(Godfried Bomans Genootschap, 2016). Hij schrijft: ‘Rutten stuurde zijn studenten de praktijk in. Godfried deed twee weken testarbeid in Zeeuws-Vlaanderen. “Ik hing de geniale student uit….Daar is die goeie Rutten nog in getrapt. Ik werd samen met een vriend erop uitgestuurd om het IQ van de Zeeuwse kinderen te meten…Drie kinderen hebben we getest. Toen hebben we drie maanden gebiljart en zomaar de tabellen ingevuld. Te hoog (grinnikt). Daarom staan de kinderen in Zeeland nog steeds aangeschreven als de intelligentste in Nederland. Trouwens, die Zeeuwse kinderen zijn schattig…’[bron: De interviewer en de schrijvers, Ischa Meijer, 24 december 1966].
(3) Op 12 oktober 1981 schreef Wally Bomans de volgende brief: ‘Geachte Mr. v.d.Plas. Zojuist heb ik vernomen, dat u voornemens bent een biographie over mijn broer Godfried uit te geven en haast ik mij u te schrijven. Ik vind het nogal onplezierig en verzoek u hiervan af te zien want ik wil dit per sé niet. Men kan privé aangelegenheden op velerlei wijzen zien. Zoals het door u werd belicht is het niet altijd volgens de waarheid en dat schept verwarring. Als men dit aan de openbaarheid prijs geeft, schendt men de nagedachtenis der overledenen. Zij kunnen zich niet verweren. Wanneer men Godfried wil kennen, moet men zijn boeken lezen. Dat lijkt me ’t beste. U verzoekend rekening te houden met mijn uitdrukkelijke wens, groet ik u. Hoogachtend: Zuster Borromée Bomans. Voerenstr. 19. Jozefklooster 6247 EE Gronsveld.’ Aan dr. E. Brongersma liet zij schriftelijk weten bovenstaand schrijven aan Michel van der Plas te hebben geschreven.
Broer Jan Bomans is pas echt gaan leven na het overlijden van Godfried, zo lijkt het althans. Hij publiceerde drie boeken over Godfried: ‘Godfried achteraf bekeken’, ‘In de stoel van Godfried’ en Bomen met Bomans Dat Godfried Bomans een intens brievenschrijver was mag bekend worden verondersteld. Henk van Gelder stelde een boekje ‘Brieven van Bomans’ samen (Uitgeverij Amber, 1991), met een wel erg magere selectie correspondentie, voornamelijk geschreven aan mannen, en slechts enkele aan vrouwen. Theodoor Holman stelde in Het Parool vast dat er helaas niet een echt leuke of ontroerende brief in de publicatie terecht was gekomen, met als kleine uitzondering een schrijven aan Elly de Waard uit Bergen (NH), de latere dichter en vertaler. Die had de beroemde schrijver graag willen ontmoeten na een voordracht van Bomans in Noord-Scharwoude, maar ze had te lang geaarzeld en ontdekte toen dat hij al vertrokken was. Bomans antwoordde toen: ‘Was na afloop maar naar mij toe gekomen, ik had immers alle tijd, daar ik niet aan een trein gebonden was. Ofschoon het lot voor vreemde verrassingen kan zorgen, is het toch op zijn minst twijfelachtig of onze wegen elkander ooit nog kruisen zullen. Geef dus in het vervolg aan dergelijke spontane opwellingen onmiddellijk gehoor’. Elly bedankte hem en maakte van de gelegenheid gebruik te verzoeken om, vergezeld van een redactielid Bomans voor de schoolkrant te interviewen. Godfried antwoordde 13 februari 1958 omstandig waarom hij niet kon ingaan op tientallen verzoeken om interviews of bijdragen voor schoolkranten, maar eindigt hoopvol: ’Haarlem is niet ver. Ik hoop werkelijk je eens te zien. Ik ben overdag altijd thuis. Een telefoontje vooraf zal dit ten overvloede bevestigen’.
Jan Bomans heeft enkele jaren gewerkt aan de voorbereiding van een brievenboek. Toen werd aangekondigd dat verschijning in 1988 was voorzien deden zich allerlei problemen voor van schending van auteursrecht en wat al niet meer, waarna uitgeverij Sijthoff van publicatie afzag. Zelf heb ik het concept destijds kunnen inzien. Ik herinner me dat het allemaal brieven waren van Godfried aan zijn vrienden zoals Harry Prenen, Kees Verwey, Lodewijk van Deyssel e.d. Geen brisante liefdesverklaringen aan vriendinnen, hoogstens een onschuldige late liefdesbetuiging aan zijn vroegere schooljuf van de lagere school Aletta Smit.

In de literatuuropgave bij het lemma Bomans, Godfried Jan Arnold in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 3 is per abuis vermeld: Brieven van Godfried (ingel. en van comm. voorzien door) Jan Bomans. (Amsterdam, 1988). – Zoals bekend is het boek niet verschenen.
In 1999 is door uitgeverij de Boekerij de onderlinge correspondentie van Carmiggelt en Bomans vanaf 1947 alsnog gepubliceerd onder de titel: ‘Beste Godfried, beste Simon; Simon Carmiggelt en Godfried Bomans aan en over elkaar’.
Over de bijzondere correspondentie tussen Harry Mulisch en Godfried Bomans, die elkaar vanaf 1948 kenden, en samen een ‘Eckermann Gesellschaft’ vormden, schrijft Robbert Ammerlaan in het Mulisch-boek ‘Zijn eigen land’. In 1965 kwam aan hun vriendschap een plotseling einde. Toen Mulisch zijn boezemvriend Jan Hein Donner voorstelde aan Bomans had laatstgenoemde zich ongeïnteresseerd getoond, waar Mulisch boos om was. Anton Heyboer zou aan Mulisch hebben verteld dat Godfried Bomans impotent was en dat weer hebben doorverteld aldus een mededeling van Heyboers echtgenote Erna Postma, die een goede bekende was van Godfried. Bomans kwam deze achterklap ter ore en was daar zo verontwaardigd over dat hij prompt de jarenlange vriendschap verbrak. Mulisch gaf daarop uitleg in een uitvoerige brief dat hij had bedoeld dat Bomans wat oud en uitgeblust was geworden, maar dat het woord impotent niet in verband moest worden gezien met seksualiteit. Bomans schreef terug dat Mulisch hem niet had overtuigd en voelde zich afgedankt. Citaat: ‘Iemand met wie je jaren bent omgegaan, heb je als een oude handschoen weggegooid. Als je daarmee niet zit, laat deze brief dan onbeantwoord’. De twee zijn elkaar nog wel eens tegen gekomen, maar de vriendschap is niet meer hersteld. Na het verblijf op Rottumerplaat zag Bomans er moe en mat uit en heeft Mulisch hem tevergeefs voorgesteld samen naar de Duitse stad Weimar van hun beider idool Goethe te reizen. Na Godfrieds overlijden in 1971 is Mulisch nog naar het mortuarium van ziekenhuis St. Joannes de Deo geweest, waar ook Mulisch vader in 1957 opgebaard had gelegen en die ook op dezelfde begraafplaats als Godfried ter aarde is besteld. Een plechtigheid die door ‘een man of vijf’ is bijgewoond, onder wie de enige zoon Harry, en diens vrienden Heyboer en Bomans. [Een ‘vriendschap à trois’, waaraan Ellen Stoop een scriptie wijdde]. Voor het Herinneringenboek uit 1972 heeft Mulisch een tamelijk uitvoerige necrologie geschreven waar ook hun vaders ter sprake komen, hoe hun vriendschap die bij Teisterbant was ontstaan en de aanvankelijk gezamenlijke vriendschap met Heyboer. Hij noteerde ook veel te weten over wat de overledene zelf verkoos te verzwijgen. Als oorzaak van de verwijdering tussen hen beiden gaf Mulisch aan dat Bomans in politiek opzicht steeds rechtser werd, hijzelf juist linkser, maar het is niet verwonderlijk dat de echte oorzaak onaangeroerd bleef.

(4) Een aardig voorbeeld is wat Michel van der Plas meemaakte in 1971 toen hij met Bomans de verkiezingsbijeenkomsten van een aantal politici meemaakte om daarvan verslag te doen in Elseviers Weekblad. Bij D’66 ging het om Hans van Mierlo, die op 14 april 1971 sprak in een zaaltje van hotel Monopole te Amersfoort. Na afloop werd nog nagepraat en stelde Bomans aan Van Mierlo Michel van der Plas voor als zijn chauffeur. Omdat het wat laat was geworden voor de trein gaf Godfried opdracht Van Mierlo naar huis te rijden. Na aankomst in Amsterdam werd de politicus door Bomans tot aan de bovenverdieping geleid. Na terugkeer ging Bomans pontificaal op de achterbank zitten. Waarom niet voorin? Dat was niet mogelijk, want misschien staat Van Mierlo nog voor het raam te kijken. De mythe van auto met chauffeur moest volgens Michel van der Plas tot het bittere einde worden volgehouden.

Bovenstaande anekdote dateert uit 1971, maar in zijn studententijd was het al niet anders. Meermaals trad hij op in zijn favoriete rol van hulpsinterklaas. Voor de eerste keer was dat in Niimegen en van 6 december 1941 (of 1943?) dateert de volgende anekdote. Bomans verkleedde zich als Sint Nicolaas met witte baard en een mijter op en startte vanuit Lent voor een intocht in de Keizer Karelstad. Na aanvankelijk problemen het paard te bestijgen, werd hij begeleid door Zwarte Pieten die zo gul waren met met het uitdelen van snoepgoed onderweg dat spoedig geen pepernoten overbleven om te strooien. De kinderschare morde en Godfried zinde op een list. Hij leidde de kinderen naar het Corpsgebouw en besteeg onder luid gejuich het balkon. Als goedheiligman, sprak hij de kinderen toe: Luister goed. Krachtens mijn bisschoppelijke waardigheid geef ik jullie morgen allemaal vrij. Aan zijn jeugdvriend Harry Prenen schreef Godfried: Op het bordes van het stadhuis gaf ik de jeugd een dag vrij (vorig jaar een middag), waardoor ik, nog omhuld door den onherroepelijken toga, een vreeselijke ruzie kreeg met drie schoolhoofden. Eén daarvan riep, alle eerbied voor Gods heiligen uit het oog verliezend: wat denkt zo’n snotjongen wel!
(5) Emmy van Lokhorst, die sterke gevoelens van verliefdheid voor Bomans koesterde was al in 1970 overleden. Van nature zeer gepassioneerd had zij in de jaren vijftig een min of meer amoureuze vriendschap met Bomans. Een collectie van 22 aan haar gerichte persoonlijke brieven van Bomans zijn pas in 1997 geveild bij Bubb Kuyper in Haarlem. Daaruit is gebleken dat Bomans weliswaar vriendschappelijke gevoelens voor haar had, maar van verliefdheid van zijn kant voor de toen twintig jaar oudere vrouw geen sprake was.


Een brief aan Claartje Schade (1912-1989), gedateerd 8 december 1943 en verzonden vanuit Arnhem, is 2013 als bibliofiele uitgave gedrukt door de Avalon Pers in Woubrugge.
De actrice Ineke Swanevelt (*1943) sprak in 1992 omfloerst over haar vriendschap met de naar aandacht snakkende Bomans in de televisiedocumentaire ‘Heimwee van de sprookjesverteller’ van Coen Verbraak, waarin zij als haar mening gaf dat hij een kille, autoritaire vader had, wat niet werd gecompenseerd door een liefhebbende moeder: ‘Het was het inhalen van moederliefde, geliefd willen zijn. Hij was een combinatie van pasja en passieve lover’ (Het Parool, 19 december 2002)


In 2022 publiceerde de actrice Ineke Swanevelt (*1943) haar dagboek Laatste Lente met Peter Müller / A.L.Snijders bij adfd uitgevers over haar kortstondige maar heftige liefdesrelatie met de schrijver A.L.Snijders, pseudoniem van Peter Müller. Hij was 81, zij 75. Na twee jaar samenzijn overleed hij op 7 juni 2021 aan een hartstilstand terwijl Snijders een verhaal aan het tikken was. Ineke Swanevelt is een tijdlang met haar eerdere man eigenaar geweest van café de Amer te Amen, vier kilometer van Grollo in Drethe. Daar werden in de Literaire Hemel culturele bijeenkomsten georganiseerd. Componist Hero Wouters bezocht met Annemarie Oster een Bomans-avond, waarover o.a. is gepubliceerd in het boek Drukke lezers van Jac Aarts (red.)in 2010, hoofdstuk 17: De lievelingsoom van Annemarie , p. 125-128.
Toen Swanevelt 23 jaar was ontmoette ze de 53jarige Bomans over wie zij ook schrijft in haar dagboek. In een interview met Coen Verbraak in de NRC van11 juni 2022 vertelt zij Godfried Bomans voor het eerst ontmoet te hebben toen hij op uitnodiging van Arie Siliakus januari 1967 restaurant De Geleerde Man te Bennebroek opende. Citaat: Bomans was heel anders dan Snijders, benadrukt ze. Godfried was een katholieke schijtert. Ik zat een keer met hem in Bloemendaal, voor het raam. Opeens riep hij: ‘Bukken!”.Er kwam namelijk een vrouw aangestevend, zijn eigen vrouw. Ze zag ons zitten. Maar ik zei: “Kom nou, ik ga helemaal niet bukken, ik ga juist twee keer zo hoog zitten”. Mevrouw Bomans was natuurlijk zeer ontstemd. “Weet u wel dat dat mijn man is?” Bomans reageerde besmuikt, laf. Toen hij was vertrokken heb ik de telefoon gepakt en naar zijn huis gebeld. “Mevrouw Bomans, we hebben elkaar net ontmoet. Ik wil hier graag over verder praten, want dit is een wonderlijke situatie”. Een uurtje later drukte ik bij hen op de bel. Dat was natuurlijk een vreemde vertoning: meisje van 23 belt aan bij echtpaar van in de vijftig. Godfried vroeg een beetje angstig: “Wil je dat ik erbij blijf?””Erbij blijf?”Natúúrlijk. Het gaat verdorie over jou en mij” .Hij zat er bedeesd bij, lurkend aan zijn pijpje. Ik stelde, mevrouw Bomans voor om de relatie dan maar te beëindigen, als zij er blijkbaar zo onder leed. Maar toen Godfried me naar de deur begeleidde zei hij: “Dag lieverd, tot gauw”. We zijn elkaar blijven zien tot hij vijf jaar later overleed.’
De Haarlemse schrijver L.H.Wiener publiceerde in het literair blog Tzum een column: Open brief aan A.L.Snijders (18-6-2022) waarin ook de vroegere relatie van Swanevelt met Bomans wordt aangehaald. Ineke Maria Swanevelt was 43 jaar getrouwd en verloor haar man toen zij 74 jaar was.
(6) In 2003 bezorgde dr. Peter van Zonneveld de uitgave van een manuscript door Ada Geertruide Went-Beets: ‘Jeugd in het Beetsenhuis, herinneringen van de jongste dochter van Nicolaas Beets’. (Leiden, Athenae Batavae). Voornoemde dochter, geboren in 1872 overleed in 1955. Al eerder waren pogingen ondernomen om de memoires te publiceren. Steeds zonder succes. Een negatief advies van Bomans speelde daarbij een rol. Het ging om een tekstfragment over de jeugdliefde van Ada, welke door haar vader ten strengste was verboden. De jongen kwam uit een milieu waar dronkenschap voorkwam. Omdat Beets meende dat dronkenschap erfelijk was keurde hij de verbintenis niet goed. Bomans was van mening dat de verboden-liefde periode een negatief licht zou werpen op de nagedachtenis van Nicolaas Beets en ontraadde publicatie daarom ten zeerste. In het kader van de viering van de 100e sterfdag van de predikant-letterkundige zijn de herinneringen alsnog in boekvorm uitgegeven.
Kort geding over artikelenserie in familieblad. Mevrouw Bomans mag Story-artikelen over haar man vóór publikatie lezen


Tot besluit
In de bundel ‘Herinneringen aan Godfried Bomans’ komen, afgezien dochter Eva en zuster Wally vooral mannen aan het woord en slechts één vrouw, Ruth de Ruijg-Zobel, geboren in Halle en woonachtig in Amstelveen als vaste vertaalster van Bomans in het Duitse taalgebied (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland). Vanaf 1962 had Bomans veelvuldig contact met haar in Amstelveen en soms bij een presentatie in het buitenland, maar het bleef bij een zakelijke relatie. Haar archief, bestaande uit zes albums kwam in de Bomanscollectie van het Noord-Hollands Archief terecht. Ook de brieven van bibliothecaresse Gerty (Beker-) Kolle naar aanleiding van een in Helmond georganiseerd festijn in het kader van de Boekenweek 1948 zijn hier aanwezig. De Bomansiana-collectie omvat circa 250 boeken en 65 archiefdozen. Zeven met materiaal, zoals hand- en typoscripten en memorabilia, geschonken door de weduwe Bomans (*), verder documentatie van Aleid Slingerland, Bert Koekebakker en Ted van Turnhout. Tevens een paar honderd knipsels uit kranten en tijdschriften ontvangen via o.a. Jan Henry en Frank van der Voordt. Het officiële Bomansarchief bevindt zich sinds 2000 in het Literatuurmuseum in Den Haag.
(*) Bij de ontvangen schenking uit Bomans literaire nalatenschap o.a. een map met reacties van schoolkinderen die de leesboekjes van Bomans: Pim, Frits en Ida hadden gelezen. Soms ook geschreven en getekende felicitaties afkomstig van scholieren uit onder meer Eindhoven, Tilburg, Bleiswijk, Margraten etc. De meeste brieven zijn van leerlingen uit de vijfde klas van de St. Bonifatiusschool in Rijswijk en gedateerd december 1970. In 1972 is de naam van de school gewijzigd in Godfried Bomansschool, dit tot ontsteltenis van bisschop mgr. Simonis die het betreurde dat de Heilige Bonifatius het moest afleggen ten gunste van Godfried Bomans. De brieven zijn verzonden door Marja Witjes, Hannelore Coene, Paul Veringa (zoon van minister Veringa), Rolf v.d.Meer, Anita Perenboom, Hanno van Dam, Gregor Bak (nog meermaals op televisie te zien als dirigent of presentator), Guido Paap, Marja van Oosterhoud, Gerard van Straten, Aad van Veldhoven, Vincent Stokman, Lex Simon, Marcel Rekers, Peter v.d.Reek, Els Verbeek (werkt tegenwoordig als leerkracht op de Godfried Bomansschool), Loek van Houdt, Antoine Koolen, Gerda van der Valk, (anoniem – die het leuk zou vinden als Bomans nog een paar vervolgdeeltjes van Pim, Frits en Ida zou willen schrijven), Thea Noordermeer, Leo van Houdt ( Ik ben een neef van Michel van der las, doet u de groeten aan oom Ben Brinkel). Martien Gosen en René van der Kolk.




De bibliotheekcollectie van Godfried Bomans is voor een groot deel geveild; de Dickens-collectie, bestaande uit circa 500 items is opgenomen in de bibliotheek van de Katholieke Hogeschool Tilburg. tegenwoordig de Tilburg University. Daarvan is in 1983 een speciale gedrukte catalogus verschenen van 83 pagina’s. Ten slotte: het blijft voor mij welhaast onvoorstelbaar de enorme productie van duizenden beschreven pagina’s die Bomans heeft nagelaten, voor het grootste groot deel maar niet volledig samengebracht in zeven kloeke delen in ‘De Werken’ met in totaal 5.949 bedrukte bladzijden waarmee Joost Prinsen zich in 2021 voor zijn persoonlijke keuze gedurende vele maanden, om de andere dag gemiddeld 3,5 uur per dag heeft kunnen vermaken. Bomans voedde de mythe dat hij lui was. Bomansiaans citaat: ’Ik ben niet lui, ik ben extreem gevoelig om niets te doen’. Bij het vele wat hij was, was hij sowieso een workaholic, ook al zou hij zelf zo’n buitenlands woord nooit gebruiken.




Via kinderarts drs. Cees van Steijnen die haar vader had meegemaakt als hoogleraar radiologie kwam ook in contact met mw. Liesbeth Ziedses des Planter. 16 januari 2018 schreef ze als antwoord aan Van Steijnen: Leuk dat u mijn vader nog gekend heeft. Wat u van hem vertelt, komt overeen met mijn herinneringen. Ik zier het nog voor me. Mijn ouderlijk huis was voor mij niet alleen oud en bijzonder, het had ook iets magisch, evenals de omgeving met haar bewoners. Zo herinner ik mij hoe Godfried Bomans, die schuin tegenover ons woonde en bevriend was met mijn ouders, vaak bij ons kwam. Met mijn vader kon hij eindeloos praten over religie en filosofie. Mijn vader had met Godfried en onze buurman Ion Roos, de Parkweg vereniging opgericht. Die bestond uit een driekoppig bestuur: de voorzitter, de penningmeester en secretaris en een gewoon lid. Wie van de drie wat was, werd ieder jaar tijdens Oud en Nieuw bepaald tijdens een vuurwerk spektakel. Wie voor de hardste knal zorgde kreeg het voorzitterschap, wie de hoogste vuurpijl afschoot werd penningmeester en om secretaris te worden moest je voor de grootste stunt zorgen. Een wedstrijd die van te voren werd voorbereid, want zij namen hun positie in de Verenging zeer serieus. Dit ritueel komt ieder jaar tijdens de jaarwisseling weer bij me boven.
BIJLAGE 1

BIJLAGE 2 Foto’s van voordracht Godfried Bomans op 26 oktober door G. Vaartjes in de Kleine Vermaning te Heemstede (J.P.Teengs)
BIJLAGE 3 Bomans en Berkenrode + Godfried Bomanslaar 2021





































Selectie foto’s van Godfried Bomans tentoonstelling in gemeentelijke openbare bibliotheek Heemstede in 1977



Het zal je maar gebeuren Godfried Bomans staat als geliefd schrijver op het toppunt van zijn roem, als de Dood hem komt vertellen dat hij mee moet gaan om dit aardse tranendal te verlaten. Terwijl Bomans, zoals hij zegt er voor zijn gevoel nog helemaal niet aan toe is!”. Dit lijkt aanvankelijk te lukken, maar op het allerlaatste moment maakt de schrijver zich los uit de dodelijke omhelzing en slaat op de vlucht. Na meer dan 30 jaar in een schemerzone te hebben vertoefd, meldt hij zich onverwacht aan de hemelpoort. daar blijkt dat het nog steeds niet eenvoudig is om toe te geven aan je verscheiden. Hij wordt geconfronteerd met de gebeurtenissen uit zijn verleden en doen blijken er heel wat skeletten in de kast te zitten. Componist/tekstschrijver en artistiek leider JOS VAN DER HOFF. Regie: ERIC VAN DER ENDE. Choreografie MARIJKE VAN VELZEN.














https://www.bibliotheekzuidkennemerland.nl/activiteiten/agenda/godfried-bomans-hoorspel.html













====







=====

=================================================
Bijlage 4 TENTOONSTELLING GROETEN UIT DE ORIËNT en EL PINTOR + GODFRIED BOMANS

file:///C:/Users/jlpmk/OneDrive/Afbeeldingen/BW2021%2037-2%20v1%20(dragged)%2015.pdf
(De Boekenwereld, jaargang 37, nummer 2, 2021, p.68-75).
Speciale aandacht wordt onder meer besteed aan Westerse publicaties die betrekking hebben op Duizend-en-een-nacht. Zoals van Theun de Vries, Vertellingen uit de Duizend-en-een nacht, geïllustreerd door John Buckland Wright (1949) en van Godfried Bomans El Pintor’s Toverboek van van 1001 nacht, waarover Kader Abdolah schrijft op pagina 7 van voornoemd blad LEESLINT. In 1941/1942 verscheen namelijk bij Corunda een leporelloboek van El Pintor met drie sprookjes van Godfried Bomans: 1) Ali Baba en de veertig rovers, 2) Aladdin en de wonderlamp en 3) de geschiedenis van Sindbad de zeeman. El Pintor was het pseudoniem van Jacob Kloot en diens echtgenote Galinka Kloot-Ehrenfest. Eerstgenoemde, geboren in 1916 werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1943 in Leiden gearresteerd en via doorgangskamp Westerbork is hij op 2 juli van dat jaar in Sobibor vermoord. Zijn echtgenote overleefde de oorlog.

Godfried Bomans publiceerde een bijdrage in 1941 Bij het toverboek [El Pintor’s Toverboek van 1001 nacht] Aan het slot schreef hij: El Pintor is een tovenaar uit de laatste tijd, een moderne kabouter, hij ziet er net zo uit als een heleboel andere mensen, en hij woont op de Keizersgracht. Maar pas op! ’s Avonds, als het donker wordt, neemt hij schaar en lijmpot ter hand en maakt toverboeken voor kinderen, het één nog nog mooier dan het ander. Dit is er één van. Als je het rechts open doet, vind je de verhalen en als je het links openslaat, zie je de platen. Eerst lees je het verhaal, en dan doe je het boek opnieuw open (aan den linkerkant) en daar rijst alles wat je gelezen hebt voor je verbaasde ogen omhoog. Je denkt: Dat kàn niet, maar als je het nòg een keer doet, zie je dat het waarlijk kan. El Pintor kan alles. Hij staat voor niets, evenmin als….. (De Werken, deel 2, p.169-171).
Tussen 1941 en 1944 zijn 7 artistieke kinderboeken verschenen op naam van El Pintor, in eigen beheer uitgegeven, Corunda’, Keizersgracht 153 Amsterdam.
Linda Horn publiceerde in de Boekenwereld, jaargang 35, nummer 2, 2019, p. 66-71 een bijdrage, getiteld: El Pintor, een tovenaar, een merknaam en een begrip. Voorts verscheen van haar hand de biografie ‘Galinka Ehrenfest en El Pintor’. (Amsterdam, De Buitenkant, 2019).


Artikel: Hoe Louis-Charles Royer in Turkije kwam; de verpulping van een oeuvre; door Bert Sliggers. In: DE BOEKENWERELD, jaargang 37, nummer 2, 2021, p.68-75









==


Mooi essay Hans! Fijne feestdagen!
Verstuurd vanaf mijn iPhone
>