Tags

, ,

Bijnamen in Heemstede

biggenvangers

De schimpnaam van Heemstedenaren is/was: biggenvangers, eind 19e eeuw een populaire vermaak tijdens een jaarlijks volksfeest in Heemstede. Toen in 1973 een carnavalsvereniging werd opgericht kreeg die als naam ‘de Biggenvangers’.

biggenvangen1

Heemstede, in: Schimpnamen van Noord-Holland; door Dirk van der Heide en illustraties van Jan Woldring. (Profiel uitgeverij, 2002)

Tijdens de voorbereiding van het fotoboek “Oud Heemstede in Beeld”, dat in 1991 verscheen en met welk doel een 30-tal personen is geraadpleegd, werd snel duidelijk dat ook in Heemstede in het verleden (dat wil zeggen vóór 1940) tal van bijnamen circuleerden onder plaatsgenoten. Zij dienden ter onderscheiding in een beperkte samenleving en zijn soms een fantasierijk getuigenis van wat in de sociologie heet “een primair regerende face-to-face gemeenschap”. Men kwam de bijnamen vooral tegen bij de oorspronkelijke bewoners met veel dezelfde namen, zoals Neeskens, Leuven, Verdonschot, Van Bakel, Van der Horst e.d., daarenetegen nauwelijks in de typische forensenwijken. Lichaamskenmerken, gedragseigenaardigheden of het beroep zijn destijds dankbaar object geweest in de naamgeving. Soms is zo’n bijnaam ironisch of péjoratief (een slechte of verkeerde eigenschap aanduidend) en wie hem van zijn omgeving kreeg, trachtte zich er van te ontdoen, meestal evenwel tevergeefs en dan bleef weinig over de naam gelaten te aanvaarden. In veel gevallen is de oorsprong van de bijnaam ook voor ingewijde Heemstedenaren niet meer te achterhalen. Ik noteerde ruim 160 bijnamen en voor zover mogelijk de herkomst en eigenlijke familienaam. Voorts konden via de bestaande literatuur nog eens ongeveer 50 bijnamen worden getraceerd. Na eerder uit de lokale folklore volksverhalen en volksvermaken, zoals de kermis, aan de orde te hebben gesteld volgt thans in twee beknopte bijdragen het fenomeen “bijnamen”- overigens geenszins met de bedoeling zoals iemand vermoedde de lezer te confronteren met “één grote scheldpartij”.

Bij-scheld-schimp-en spotnamen

Anders dan geldt voor schuilnamen en pseudoniemen is volgens linguïsten de grens niet altijd scherp te trekken en wat aanvankelijk een bij- of spotnaam was werd licht een alledaagse naam, ja kon zelfs een erenaam worden. In de slag bij Duins (1639) kwamen onder de kapiteins van de Hollandse Vloot o.a. voor Keert de Koe, Peter Janszoon Qual, Boterpot, Waterdrincker en Gloeiende Oven. Ook Cornelis Jol, die een houten been had, werd in brieven als volgt omschreven: “Cornelis Jol, genaamd Houtebeen” (bij de Spaanse tegenstanders bekend als “Pie de Palo” ofwel “been van hout” én als een geduchte vijand). Al in de Middeleeuwen kwam men het gebruik tegen om iemand te benoemen: X alias Y; bijvoorbeeld Gerrit Gerritsz. alias ’t Verken. Maria, dochter van ridder Jan van Heemstede, was gehuwd met Jan, heer van Treslong, bekend als “die Bastaert van Blois”. Vanwege zijn verzameling van adellijk getinte toevoegingen bij zijn naam sprak men ten aanzien van Adriaan Pauw in de 17de eeuw van “Pauwenstaart“, welke benaming overigens gold voor diens broers en andere Amsterdamse regenten als de Bickers en de Graaffs. In 1750 is in de Spaarnestad door de vroedschap een verordening uitgevaardigd (Keuren van Haerlem 2,316a): “Dat..niemand een ander in ’t Gild (=het turfdragersgilde) zijnde, zal mogen naroepen mét eenige verkeerde of bij-naamen”. Uit de historie zijn spot- en scheldnamen vooral overgeleverd via literatuur en brieven, veel minder via (officiële) acten en charters in de archieven. Met name aan vorsten, veldheren, admiraals e. d. zijn vroegere namen toegevoegd, vaak tot eer of oneer: Willem de Zwijger, Karel de Kale, Karel de Dikke, Karel de Stoute, Philips de Schone, Karel de Grote e.v.a. Deze bijnamen werden vaak feitelijk hoofdnaam. In onze dagen is de bijnaam “iron lady” een voorbeeld van algemene bekendheid waarmee (voormalig) Brits eerste minister Margaret Thatcher bedoeld wordt. Bij- of scheldnamen zijn dikwijls familienaam geworden: Dolleman, de Kwaatsteniet, Den Besten, De Slegte, De Quaij, Klungel, Poepjes etc., reden voor sommige nakomelingen de familienaam te wijzigen dan wel een dubbele naam aan te nemen (vgl. Thierry de Bye Dólleman). Zoals scheldnamen bij kinderen waren criminelen (vgl.”Gerrit de Stotteraar”,De Zwarte Ruiter” etc.) bij het grote publiek onder hun bijnaam vaak beter bekend dan onder hun familienaam. Bijnamen zijn altijd eerder met het platteland dan met de stad geassocieerd, doch een gepensioneerde postbode vertelde mij dat in de werkmansbuurten van Amsterdam in de dertiger jaren vrijwel iedereen een bijnaam had. Lange tijd was het in Noord- Brabant de gewoonte om mensen met hun bijnaam te noemen. Soms kende men hen gewoon niet anders. Ook in vroegere vissersplaatsen als Tolen, Spaarndam, Katwijk-aan-Zee, Egmond-aan-Zee, Zandvoort e.d. was de bijnaam lange tijd dermate in trek, dat deze bij de plaatselijke bevolking veelal beter bekend was dan de officiële achternaam. Wijlen professor J. van Ginniken en zijn leerlingen werden met een rechtszaak bedreigd, toen zij indertijd nasporingen deden naar deze naamgeving op het streng-hervormde Marken. In het overwegend rooms-katholieke Volendam had juist grotelijks plezier in z’n eigen bijnaam, al zijn daar ook scheldnamen in omloop waarvoor men naar buiten liever niet uitkomt. Volgens de grote kenner van het volksleven dr. Tj.W.R de Haan telde men in de jaren vijftig van de vorige eeuw in Zandvoort – met blijkens een sociaal-geografisch structuuronderzoek uit 1957 liefst 309 personen met de geslachtsnaam Paap en 294 met de familienaam Koper nog ongeveer 600 bijnamen! Wellicht voor het hele land gold: droeg men een bril heette men al gauw “schele”, met rood haar “rooie” en liep men voorovergebogen of had men een krom been “kromme”. Kromme, rooie, schele, scheve, lange, steile, dolle, malle e.d. kwamen óók in de Heemsteedse samenleving veelvuldig voor. Afgeleid van voor- of familienaam waren in deze gemeente o.a. Dammes (=Adam van der Horst), de Hemeltjes (familie Hemel) en Piet van Arme, de aanduiding van Piet van Breugel, wiens echtgenote Anne was. Hun zoon heette: Kees van Piet van Anne. Buiten beschouwing blijven koosnamen binnen de familie, zoals “Appie en Ampie”, waarmee het legendarisch geworden echtpaar J.P. van Wickevoort Crommelin en Catharina van Lennep van “Berkenrode” bedoeld werd.

Volgens Maurits  Jacob van Lennep, zoon van mr.Jacob van Lennep, had de 19e eeuwse bovenmeester Abraham Harrebomee, die ook o.a. voorzanger was in de kerk, de bijnaam ‘Triton’, naar zijn zeggen omdat hij groene haren had.

Erenamen en scheldnamen

Globetrotter Apie Prins die zijn jeugdherinneringen aan Heemstede op onverbloemde wijze op schrift heeft gesteld in het boek “Ik ga m’n eige baan” (1958) vermeldt diverse bijnamen en zegt over zichzelf: “Omdat ik van m’n moeder een platte matrozenmuts met twee zwarte lintjes opzij op moest noemden de Heemsteese jongens me “Zes Gebakken Flenzen” en dat was een scheldnaam maar daarna noemden ze ook wel “de Ijzeren Aap” en dat was een erenaam omdat ik een van de grootste jongens die me aldoor maar pestte met z’n gebakken flenzen per ongeluk zo’n schop tegen zijn buik gegeven had dat zijn vader zich bij mijn vader kwam beklagen (…)”. Drie voorbeelden van erenamen met de plaatsnaam Heemstede als deel van de bijnaam. Marinus Vaumont (1896-1944) die veel en belangrijk verzetswerk deed tijdens de bezettingsjaren als plaatselijk leider van de Ondergrondse was in illegale kringen bekend onder de (bij- én schuilnaam: “Jan van Heemstede”. Wijlen de wielrenner Piet Steenvoorden, in 1971, 1972 en 1973 Nederlands kampioen voor veteranen werd om zijn lengte “de lange Heemstedenaar” genoemd. Een andere sportman C.J. Posthuma, die omstreeks de eeuwwisseling nabij de Blauwe Brug woonde, was een uitnemend cricketer. Hij speelde bij “Rood en Wit”, van 1893- 1909 zomers spelend op het veld aan de Meerweg van de familie Dólleman. Dankzij zijn succesvolle bowlen verkreeg Posthuma de erenaam “de leeuw van Heemstede”. Uiteraard zonder vermelding van hun eigenlijke naam kunnen de volgende bijnamen beschouwd worden als regelrechte scheldnamen: kippenaaier, stinkie, naaikip, lijkenrover, drol drie, terpentijnvisser, Piet de poeper (een notoire schuinsmarcheerder), hondekop, de zilveren pik en koeiepoep.

Vrouwen

“Koekeneeltje” gefotografeerd door mej.J. König

‘Koekeneel’, eigenlijk Neeltje Roos geboren Munnik geheten, woonde in een huisje aan de Kerklaan bij de Zandvaart. De vrouw was bij iedereen in de omgeving bekend doordat ze altijd met een oude kinderwagen met wasgoed liep. Zij verkocht garen en band, snoepgoed en koekjes, vandaar haar bijnaam.  Van de meer dan 200 tot op heden geregistreerde bijnamen in Heemstede hebben er slechts 12 betrekking op een vrouw en deze worden in dit kader afzonderlijk genoemd. Mie Roet, Poepie Noepi, Kaatje Blotekont, Schele Anne Blank om Een (had één oog), Vette Jaan, Mie de Kater. Malle Kee was een zwakzinnige vrouw; Paarlen Mien de echtgenote van Carel van Empelen die zelf Kanten Karel heette. Bocheltje B. dreef een snoepwinkeltje aan de Binnenweg en Bokkie Bè woonde op het Res Novaplein. De aldus geheten “Poolse Gravin” bewoonde een stulpje op de hoek van de Manpadslaan. Zij was afkomstig uit Oost-Europa en gedroeg zich extravagant. Gekleed in een lange, zwarte mantel en een Sint Johannes de Deo-hoedje liep ze met suikerklontjes in haar zak en kon geen paard voorbijgaan. Door Trijfel [= Nico Scheepmaker] (Haarlems Dagblad, 14-121984) werd zij ten onrechte verward met “de Barones”, waarmee men mevrouw Catalina von Pannwitz aanduidde -een vrouw van grote allure die zich na 1921 op de Hartekamp vestigde en in tegenstelling tot haar overleden echtgenoot niet van adel was. Mej. J. König, beter bekend als (wijk)zuster König noteerde in haar memoires: “Iets typisch van Heemstede was het geven van bijnamen, die stellig wel hun oorsprong hadden. Zo noemde ik reeds “blikken tuut”. Verder Piet Snot (zonder zakdoek),Scheele Anne blank om een (eenoog), de sneltrein en Koekeneeltje. Van deze laatste maakte ik een foto. Ze woonde in een armoedig vervallen huisje bij de Koedief, dat bestond uit een klein kamertje met bedstee, één raam waarnaast een groote regenton die men op de foto ziet Aan den voorkant woonde een moeder met een zoon, en had daar ook een eigen ingang. Altijd hoorde men klachten dat Koekeneel ’s nachts zoo spookte! ’s Middags ging zij – mank als ze was met haar ouderwetsche manden kinderwagen op stap: koek verkopen. Jongens wilden haar nogal eens plagen, daarom had ze een stuk hout in haar wagen! Ze was nu niet bepaald ziek, maar toch zond de dokter mij erheen, “k vond haar vies, wantrouwend en zwakzinnig, maar ook sluw of slim, als Heemsteedsch type vond ik haar eenig! De foto die ik van haar maakte is bekroond”. Koekeneel is “vereeuwigd” in het volgende spotdichtje dat vroeger op en rond de Blekersvaartweg werd gezongen: “Jan van der Horst die had een worst van der Eijken kwam kijken van Houten zou hem zouten Beelen zou hem delen Koekeneele zou hem stelen”.

Een groot wandelaar zijn leven lang was Jan van Looij, bekend als 'Jan de Tippelaar'. Hij liep vele duizenden kilometers in binnen- en buitenland. Als negentigjarige kon men hem in 1981 nog in Heemstede aantreffen. Deze foto dateert uit 1930 en zien we hem met een selectie medailles uitgedost in Groenendaal

Welhaast ‘beroeps’-wandelaar  Jan van Looij, hier op een foto uit 1930, stond in Heemstede algemeen bekend als ‘Jan de Tippelaar’. Hij woonde een tijd in de vroeger zogenaamde weduwenhuisjes aan de Berkenlaan ‘ Nova et Vetera’ . Jan van Looij deed mee aan vierdaagsen en liep de aarde rond meer dan 40.000 kilometer in binnen- en buitenland. Als negentigjarige kon men hem in 1981 nog in Heemstede aantreffen. Hij overleed 94 jaar oud in zorgcentrum ‘Het Overbos’

Bericht over overlijden van Jan van Looy, 'Jan de Tippelaar' uit de Heemsteedse Koerier van 21 augustus 1985

Bericht over overlijden van Jan van Looy, ‘Jan de Tippelaar’ uit de Heemsteedse Koerier van 21 augustus 1985

Bijbelse namen

Enkele bijnamen in Zandvoort die in het religieuze liggen zijn Amos, Levi en de Zendeling. Uit Heemstede zijn mij vier namen als zodanig bekend, maar zeker in het wat verdere verleden moeten er veel meer geweest zijn. Bakker de Wit uit De Glip werd om zijn aartsvaderlijke uiterlijk de Patriarch genoemd Zijn echtgenote Clasina hield enige tijd in de bakkerij (Glipperweg 72) zondagsschool voor kinderen uit de omgeving. Malchus was de bijnaam van een telg uit het geslacht Compier, omdat deze een oorschelp had zoals Malchus, knecht van de hogepriester Caiphas in het Nieuwe Testament. (Petrus sloeg hem bij Jezus’ gevangenneming het rechteroor af, maar Jezus genas de knecht). Henk van Rooden was een keer in de Blekersvaart door het ijs gezakt Hij riep om hulp en werd gered Iemand aan de kant riep: “Hé, daar ligt Mozes in een biezen mandje”. Daarmee was de (bij) naam “Moos” geboren. Minder aangenaam is de wijze waarop iemand “levenslang” Pilatus is genoemd. Als misdienaar stond hij aan het altaar van de Sint Bavokerk en liet per ongeluk het zware evangelieboek uit zijn handen vallen. Kapelaan E. Brinkman werd boos en schreeuwde: “Pilatus verdwijn!”

de aristocratie

In tegenstelling tot wat sommigen menen kwamen ook in de plaatselijke “high society” bijnamen voor. Een en ander blijkt overduidelijk uit de roddelserie ‘Achter de Schermen; onthullingen uit onze “deftige” kringen”‘, waarin mevrouw B., geboren T. (=mw. von Barnekow, geboren W.F. Tindal) een boekje open deed en de spot gedreven werd met onder meer de edellieden en geldmagnaten op de buitenplaatsen in de contreien van Haarlem. In de eerste helft van de achttiende eeuw bij de plaatselijke bevolking alom bekend was “Malle Jas”, de eigenaar van Bosbeek die Groenendaal verfraaide met de Belvédère, een schelpennis en walvisbank Bedoeld wordt Adrian Elias Hope (1779-1834), die wél schatrijk maar niet helemaal normaal was. “Malle” slaat op zijn extravagant gedrag en “Jas” op de tweede voornaam Elias. In krankzinnige toestand is vrijgezel A.E. Hope door of in opdracht van zijn zijn familie op Bosbeek opgesloten en blijkens de archieven op 16 september 1834 levenloos aangetroffen. Om zijn kleine gestalte heette jonkheer J.B. van Merlen van “Bosbeek” in de volksmond “Jantje van Merlen”. Een eigenaar van de buitenplaats Meer en Berg, die veel ziektes onder de leden had, werd door het personeel “ijzeren pik” genoemd.Tot besluit  twee bijnamen van telgen uit het adellijke geslacht Van Wickevoort Crommelin. Aarnout Hendrik Van Wickevoort Crommelin (1797-1881) heette in zijn omgeving “IJzeren Frits”. Jonkheer F.J.E. van Lennep gaf hiervoor in zijn boek ‘Late Regenten’ (1962) de volgende verklaring: “de zeer sterke, die later leden van ‘Trouw moet blijcken’ met stoel en al boven zijn macht zal optillen. “IJzeren Frits” wordt hij in zijn studententijd genoemd en zo staat hij nog bekend bij het nageslacht Speciaal in de rijsport blinkt hij uit”.

A.H.van Wickevoort Crommelin op lidmaatschapskaart ANWB uit 1906

A.H.van Wickevoort Crommelin, bijgenaam ‘IJzeren Frits’ op lidmaatschapskaart ANWB uit 1906

Herman Arnoldus Crommelin (“Maan”) (1831-1894) was eigenaar van Oud-Berkenroede en gehuwd met Anna Elisabeth van Wickevoort Crommelin. Bijgenaamd de “witte zoeloe” schreef voornoemde mevrouw Von Barnekow over hem: “Een broeder van Hendrik Crommelin is Maan, een veelbereisde man, wien de dood van zijn oudste zoon geheel en al gebroken heeft Maar het was dan ook te veel! Waarom moest men dan ook het schrikkelijkste noodlot dezen lieveling van allen zoo vroeg reeds verpletteren? Maan Crommelin, de “witte zoeloe” viel zijn lievelingssport ten offer. Op een der gevaarlijkste bergtoeren in Tyrol, bij het bestijgen van den Gross-Glockner, een waagstuk, dat slechts weinigen voor hem volbracht hebben, stortte hij met zijn makker, den bekenden markgraaf Pallavacini, den president van den Oostenrijkschen Alpenclub in den afgrond. Zelden hebbenwij zulk een algemeene deelneming in onze “deftige” kringen bij een doodsgeval ondervonden dan bij dat van dezen prettigen en aangenamen jongen diplomaat Maar de wreede dood neemt altijd de besten eerst weg!” (deel 2, blz. 24-25).

Schilderij door Lily van Cleeff, geschonken aan de gemeente Heemstede. Het in 1951 in haar huis aan de Zomerlaan geschilderd dubbelportret is genoemd 'de Tramhalte' en stelt voor de heren Van der Klashorst en rechts Pieter Leuven ('de Oliebol'), zoals ze destijds te vinden waren bij de tramhalte op de hoek van de Camplaan en Valkenburgerlaan.

Schilderij door Lily van Cleeff, geschonken aan de gemeente Heemstede. Het in 1951 in haar huis aan de Zomerlaan geschilderd dubbelportret is genoemd ‘de Tramhalte’ en stelt voor de heren Van der Klashorst en rechts Pieter Leuven (‘de Oliebol’), zoals ze destijds te vinden waren bij de tramhalte op de hoek van de Camplaan en Valkenburgerlaan.

Getekend portret van mr. Jan Pieterszoon van Wickevoort Crommelin (1763-1837), in familiekring 'Appie' genoemd

Getekend portret door Jové van mr. Jan Pieterszoon van Wickevoort Crommelin (1763-1837), bewonder van Berkenrode en in familiekring maar ook door eigenaren van nabijgelegen buitenplaatsen  ‘Appie’ genoemd

Jonkheer F.J.E.van Lennep. schreef een essay: ‘Appie en Ampie en hun nakomelingen’, gepubliceerd in o.a. ‘Late Regenten. Haarlem, Tjeenk Willink, 1962 (tweede druk).

Tekening door Jové van echtgenote Catharina van Wickevoort-Crommelin-van Lennep (1766-1847), met bijnaam 'Ampie'

Tekening door Jové van echtgenote Catharina van Wickevoort-Crommelin-van Lennep (1766-1847), met bijnaam ‘Ampie’

C.J.Posthuma was een excellent cricket, lid van Rood-Wit, bijgenaamd 'De Leeuw van Heemstede'.

C.J.Posthuma was een excellent cricket, lid van Rood-Wit, bijgenaamd ‘De Leeuw van Heemstede’.

Bij  een artikel in de Nieuwe Haarlemsche Courant van 15 september 1962 bij gelegenheid van het 60 jarig bestaan van HBC werden van de vroegere vedettes 3 namen genoemd met een bijnaam, te weten: Jan van der Vlugt (Rosamunda), Arie Marin (Houtje) en Cees Ruigrok (Slinger)

De in zijn tijd bekende Rood-Witter cricketer C.J.Posthuma, bijgenaamd ‘de Leeuw van Heemstede’. trouwde in 1896 met mejuffrouw J.E.Ph.Dolleman en woonde aanvankelijk aan de Heemsteedse weg, niet ver van de Blauwe Brug. Hij stichtte met zijn zwager A.E.Thierry de Bye Dolleman de kwekerij Groot Bentveld. Posthuma was begonnen als volontair bij de gemeentehuizen in Heemstede en Bennebroek en is zelfs nog tot burgemeester van Hendrik-Ido-Ambacht benoemd, welke functie hij niet aanvaardde. Mevrouw Catalina von Pannwitz, bewoonster van de Hartekamp had als bijnamen ‘de baronesse’ en ‘de elegante dame’. Mw. Arnoldine Leonie Willink van Huis te Bennebroek noemde men vanwege haar deftige kleding, veelal in lila kleur, de paarse freule.

Willink

Arnoldine Leonie Willink (1872-1950), bijgenaamd ‘de paarse freule’, op jeugdige leeftijd gefotografeerd (foto Ebner, Den Haag)

Vervolg

“Wij wonen in een keurig net dorp” schreef mevrouw B. Broekhuis- Hartsuijker uit Heemstede. “Daar hebben de mensen geen bijnamen. Hoogstens onder elkaar en achter eikaars rug, maar dat is iets anders”. Aldus ving een brief aan, gepubliceerd door Nico Scheepmaker in zijn rubriek “Trijfel” in het Haarlems Dagblad van 14 december 1984, waarin opheldering gevraagd werd over de “Hongaarse” dan wel “Poolse gravin”, die vóór de oorlog aan de Manpadslaan woonde. Naast het praenomen (voornaam) en het nomen (naam van gens/geslacht) komt het cognomen (latijns voor bijnaam) al in de Romeinse Oudheid voor. Gebruik van het cognomen is te Rome omstreeks 300 voor Christus door de patriciërs geïntroduceerd en eerst bij het begin van de keizertijd tot de andere klassen van de maatschappij uitgebreid (1). In de middeleeuwen en ook later vindt men achter de doopnaam of eigenlijke naam een toenaam, waaruit veelal een familienaam ontstond, hetzij ter onderscheiding van anderen met dezelfde voornaam, hetzij ter verduidelijking (zoals Reinier van Heemstede, genoemd naar het ambacht), hetzij als eretitel (vooral vorsten zoals Karel de Grote, Jan zonder Vrees etc.), soms met humoristische of spottende bijbedoeling: Karel de Kale, Govert die men noemt Crombeen etc. Al in de oudheid en mideleeuwen gold dat een bijnaam het gevolg was van een persoonlijke hoedanigheid ofwel een bijzondere omstandigheid. Keizer Frederik de Eerste van het Heilige Rooms-Duitse Rijk was rossig van baard en men kent hem in de geschiedenis voornamelijk onder zijn bijnaam Barbarossa (=roodbaard) (2) Om dichter bij huis te blijven. Berucht in zijn tijd was ene Geert van Haerlem bijgenaamd “de Pijpekop”. Een andere misdadiger Jan Heynric, met bijnaam “die Bastairtzoon van Heemstede” is op 26 juni 1459 voor 20 jaar uit Haarlem en Kennemerland/Rijnland verbannen nadat hij een burger uit de Spaarnestad met een pijl door diens arm had geschoten. 30 mei 1466 onderging Jan Huigenssoon “geheeten Buijser in der wanderinghe, wonende tot Heemstede” eenzelfde lot nadat hij een Haarlemse getrouwde vrouw Rissent had ontvoerd, wier man verhaal kwam halen waarna de gewelddadige Buijser hem twee tanden uit zijn mond sloeg. Bovendien had Buijser de vader van Rissent, een oude man die naakt op zijn bed lag, met een zwaard met de dood bedreigd. Nog veel bonter maakte het de molenaar Jacob Jacobszoon, de schrik van Haarlem en omgeving, bijgenaamd “de quaede Jaep”. Voor Knapenburg gooide hij zonder reden de uitstalkraam van een kruidenverkoper omver, maar hij stak ook in vlagen van verstandsverbijstering mensen omver. Na eerst naar Gouda verbannen te zijn, waar hij een oud-burgemeester van Haarlem tegenkwam die bij zijn veroordeling betrokken was en uit wraak lafhartig van achteren overviel, is “Kwade Jaap” in 1457 ter dood veroordeeld (3) en onthoofd door de beul ofwel “meester van den scherpen zwaarde”, in de volksmond o.a. stocker, bollert, hangeman en knoopop geheten.

Muggen en Biggenvangers

Als naijver tussen steden en gemeenten in een gewest ontstonden bijnamen, meestal met een spottende bijbetekenis. Hillegommers heetten “Hangkousen” en met “Klapbessen” werden de bewoners van Beverwijk bedoeld Amsterdammers en Haarlemmers, ofschoon buren, mochten elkaar niet lijden en gaven aan hun naijver o.a. lucht in de spotnamen “Koeketers” en “Muggen”. De oorspronkelijke betekenis van de Haarlemse muggen staat niet met zekerheid vast Deze insecten zijn klein en kunnen venijnig steken en vermoedelijk hebben buitenstaanders deze kwalificatie aan de Haarlemmers toegeschreven. Inwoners van de Spaarnestad zijn in het verleden bovendien wel aangeduid met “Klokkenluiers”. Een niet erg fatsoenlijke bijnaam voor de hoofdstedelingen was “stoepeschijters”. De inwoners vande om hun zindelijkheid bekende plaatsjes Broek in Waterland en Monnikendam, die in Amsterdam overal vuil op de stoep aantroffen (ten dele veroorzaakt door honden) hebben deze scheldnaam bedacht. Apie Prins schrijft in zijn autobiografie ‘Ik ga m’n eige baan’ tot drie maal toe (blz. 28,61 en 123) over de “Heemsteedse muggen” die vochten tegen de “Haarlemse baffen“Haarlemse baffen” (schooiers). Een historische bijnaam van onze dorpsgenoten is niet overgeleverd. Eerst in de 19de eeuw komt men nochtans incidenteel de term “biggenvangers” tegen, naar het eendaagse volksfeest dat in 1874 werd ingevoerd in plaats van de kermis. Het was vroeger bij met name bij de minvermogenden een zeer populair gebruik, waaraan ook vrouwen meededen (4).

Valkenburgerpoort

Bijnamen bleven (en blijven) niet beperkt tot personen. Soms nog lang nadat straten een officiële naam verkregen was in de volksmond sprake van eigen bedachte namen. Tot in onze tijd worden aan specifieke gebouwen en zelfs kunstwerken bijnamen gegeven. Ter illustratie enige voorbeelden met betrekking tot Heemstede.

De standpijptoren van pompstation Leiduin - hier op een foto uit 1895 - heette in de volksmond 'de garenklos' en is in de zomer van 1907 gesloopt

De standpijptoren van pompstation Leiduin – hier op een foto uit 1895 – heette in de volksmond ‘de garenklos’ en is in de zomer van 1907 gesloopt

Leiduin1.jpg

Litho van het pompstation Leiduin uit 1852 met vierkante schoorsteen en standpijptoren, destijds bijgenaamd ‘de garenklos’ .

De enige schuilhut in het wandelbos Groenendaal heet vanouds “het heksenhuisje“; de Hartekamp noemde men vroeger “het paleisje” vanwege enige gelijkenis met Soestdijk en het Hageveld-complex “de koepel”. Het appartementencomplex Spaarneborgh is bijna zo bekend als onder de bijnaam “de apenrots” en het kantoorgebouw Kennemerhaghe heet toepasselijk “de scheerspiegel“. De Zandvaartbrug noemt men in de wandeling “de Dreefbrug” en ten aanzien van de in 1979 door architect J. Walvisch ontworpen huizen op de hoek van de Kastanjelaan en de Jan van de Bergstraat vond de naam “Leentje Lotjehuizen” ingang. Het grote huis ‘Eindenhout’ ofwel het ‘Huis met de Beelden’ (sfinxen) aan de Wagenweg in Haarlem wordt met name door bouwvakkers soms aangeduid als ‘het Tietenhuis’. Onmiddellijk nadat de Voorwegschool in Heemstede het plan lanceerde voor de huur van twee lokalen de Amerikaanse hamburgergigant McDonald’s bereid te hebben gevonden als sponsor te willen optreden, hoorde ik twee mensen onafhankelijk van elkaar spreken over de “hamburgerschool”. Anno 2012 alweer lang vergeten. Onbetwist recordhouder bijnamen lijkt de omstreeks 1990 veelbesproken creatie op het Valkenburgerplein te worden, door beeldend kunstenares Karola Veldkamp benoemd als Valkenburgerpoort, ook wel als ‘De poort van Heemstede’ Geregistreerd zijn o.a. de volgende bijnamen: de zuurstokken, de zuurstang, de hanekammen, de dinosaurus, de dromedaris, de druppelfontein en de swingmill… Hieruit blijkt eens te meer dat in ieder geval niemand kan beweren dat inwoners van Heemstede niet creatief zijn.

De ‘Valkenburgerpoort’ aan het Valkenburgerplein

Bij de ingebruikstelling van de Valkenburgerpoort, 13 juni 1992 met v.l.n.r. gemeentesecretaris mw. Willem van den Berg, bibliotheekdirecteur Hans Krol en mw. Fehres, directeur van Fehres Ingenieursbureau/ fonteinenfabiek (foton Vic Klep)

Bij de ingebruikstelling van de Valkenburgerpoort, 13 juni 1992 met v.l.n.r. gemeentesecretaris mw. Willem van den Berg, bibliotheekdirecteur Hans Krol en mw. Eva Fehres, directeur van Fehres Ingenieursbureau/fonteinenfabriek Heemstede (foto: Vic Klep)

Redacteur en columnist van de Heemsteder publliceerde in genoemd blad van 3 juli 1992 een bijdrage over de fontein als kunstwerk maar ook als attractie. Ter illustratie werd bovenstaande foto getoond van enkele personen die na een vermaard horecabedrijf te hebben bezocht in een opgetogen stemming verkoeling zochten in de fontein.

De toenmalig redacteur en columnist van de Heemsteder publiceerde onder pseudoniem Prikkebeen in genoemd blad van 3 juli 1992 een bijdrage over de fontein als kunstwerk maar ook als attractie. Ter illustratie werd bovenstaande foto getoond van enkele personen die na een vermaard horecabedrijf te hebben bezocht in een opgetogen stemming verkoeling zochten in de fontein.

fontein1

On de Heemsteedse Courant van 19 december 1999 wijdde journaist Vic Klep een artikel aan het kustzinnige fontein van kunstenares Karola Veldkamp

fontein2

Vervolg van artikel door Vic Klep: ‘Is Heemstede haar kunstwerken waard? (Heemsteedse Courant van 8 december 1999)

Karola Veldkamp aan het werk in haar atelier in het Hildebrandhuis te Heemstede (foto uit: Inger Loopstra, Werk in uitvoering; Heemsteedse kunstenaars in beeld, 2015)

Twee bijnamen van bovenstaand kunstwerk, vervaardigd door Frans Hage uit Hoorn, en geplaatst op het Roemer Visscherplein in Heemstede,  zijn: 1) Taartpunt, 2) Ruïne van Boekenrode’ (een verwijzing naar de ruïne van Brederode) (Heemsteedse Courant, 20 juli 1993)

====

Wijdverbeid verschijnsel

Bijnamen komen voor in de popmuziek (Madonna: The Blond Ambition), in de literatuur (bijv. “Sprotje” in de roman van M. Scharten-Antink), het onderwijs, de sport (“nummer 14”), onder militairen zowel als filosofen. Het verschijnsel komt feitelijk voor onder alle beroepsgroepen, zowel in de stad als op het platteland en onder alle maatschappelijke lagen. In de Amsterdamse Jordaan had vroeger bijna iedereen een bijnaam, evenals in de rosse buurt van de hoofdstad (vgl. Schele Tinus, Haring Arie, Magere Josje, Kop en Kont Zwarte Lola e.v.a.). In deze regio is naast Spaarndam vooral Zandvoort bekend geworden om de talrijke soms kleurrijke bijnamen als Sissebil, Sijt Lappenkont en Scharreneusie. H.J. Vos alias De Clown uit Veen beweert dat nog heden alle oorspronkelijke bewoners in dit dorpje aan de Maas een bijnaam hebben. De reden is volgens hem de geringe variatie aan familienamen. “Bijna iedereen heeft een van de zeven voorkomende achternamen. De meeste bijnamen zijn al eeuwen oud, en zijn tot vandaag de dag overgedragen op de kinderen. Naar de meeste bijnamen kun je alleen maar raden”. Ook aan talrijke politici zijn scheld- dan wel erenamen gegeven. Tot de laatste categorie kan gerekend worden de typering “de man met de witte das” waarmee mr. J.B. Bomans bedoeld werd, die vaak – niet altijd – een witte das droeg. Het familieweekblad Panorama konstateerde in 1992 dat niemand op het Binnenhof zoveel bijnamen heeft als mr. drs. E. Brinkman (5). Van Ed van Eeden en Peter Nijsen is in 1990 een boek verschenen onder de titel ‘Een tweede huid’, waarin ruim 400 sportbijnamen zijn beschreven van vooral voetballers en wielrenners. (Utrecht, Kwadraat 1990). Heemstedenaar Johan Neeskens heette “de Nees”; schaatser-wielrenner Jaap Eden noemde men “de locomotief” en de Haarlemse voetballer Kick Smit die 29 interlands speelde, stond bekend als “de Zwerver”, omdat hij vaak over het hele veld zwierf. In tegenstelling tot de officiële namen zijn bijnamen als regel niet schriftelijk vastgelegd. In het boek ‘Heemstede’ van schoolmeester H.H.B. Binnewiertz zal men tevergeefs zoeken evenals in het manuscript van de familie Dólleman. In de gepubliceerde memoires van Apie Prins komen zeven bijnamen voor, o.a. “Jan Oublie”, die met een trommel koekjes aan zijn wandelstok liep. Ook wijkverpleegster mej. E. König heeft in haar op schrift gestelde herinneringen een aantal bijnamen opgeschreven. Cees Peper heeft voorts in zijn artikelenserie ‘Heemstede vroeger en nu’ in 1969/1970 diverse bijnamen met name van De Glip gepubliceerd en ene mevrouw Hooreman vermeldde 22 lokale bijnamen in de rubriek ‘Haarlems Beleg’ van het Haarlems Dagblad, 21-8-1985. De meeste door vorige generaties gebezigde en soms van grote fantasie getuigende bijnamen zijn inmiddels vergeten. Sporadisch is  op dit terrein veldwerk verricht. In  de dertiger jaren van de vorige eeuw zijn door twee  onderzoekers in de Zaanstreek lijsten samengesteld, die aangevuld door publicist K. Woudt ongeveer 1.000 vermeldingen bevatten en zijn gedeponeerd in het Gemeentearchief van Zaanstad, maar zelfs dit aantal is niet meer dan een fractie van de ooit gebruikte aanduidingen. Bekend is het onderzoek van van taalkundige professor Van Ginniken en zijn medewerkers in Waterland, waarbij een indeling werd gemaakt in een aantal rubrieken. Onder meer: ontleend aan diernamen (in Heemstede: de paling, bokkie bè, de kat, de buffel); ontleend aan eten en drinken (in Heemstede bijv.: slikkie slakkie, Cats, snijkoek, oliebol, krentebol, kliekje roode kool); typerende uitroepen (in Heemstede: Jan Potverdomme, Ho ho, Heeft U? etc.). Van een aantal bijnamen is de herkomst bekend. Eén voorbeeld. NSB-burgemeester Van Riessen was een fel heerschap en zeer klein van stuk. Tijdens de bezettingsjaren voerde hij verplicht wachtlopen in, waarbij men met z’n tweeën moest waken ter voorkoming van sabotage. Eens ging de burgemeester kontroleren. Een lange man moet toen tegen Van Riesen gezegt hebben: “U staat helemaal niet te inspecteren, maar naar mijn gulp te kijken” . Dit verhaal deed snel de ronde in de gemeente en de bijnaam “Flip de gulpenkijker” was geboren (6). Een van de bijnamen van een hoofdverdachte in de Vastgoedfraude, die o.a. werkte vanuit Bloemenoord, is ‘de sfinx van Heemstede’. Een te volgen lijst met in totaal een kleine 200 bijnamen is verdeeld in 4 categorieën. Van een aantal wordt de (vermoedelijke) betekenis vermeld; begrijpelijkerwijs blijven de eigenlijke familienamen op enkele uitzonderingen na achterwege.

Alom ter plaatse bekend in de jaren 50 tot 90 van de vorige eeuw was Bertus de Graaf alias “de zingende schillenboer” . Hier op een foto in 1983 op de Binnenweg gefotografeerd. De liederen die hij al fietsende zong verzon hij ter plekke en gingen meestal over de liefde. Zoon van een kolenboer, genaamd Poerkie, was hij er prat op in geval van ziekte geen dokter raadpleegde maar zichzelf wist te genezen.

Noten

(1) “De eerste cognomina, die gewoonlijk betrekking hadden op een lichamelijke of morale karakteristiek van een individu, werden erfelijk en dienden aldus om de verschillende families binnen een bepaalde gens te onderscheiden. Degelijke cognomina zijn bijv. Pulcher(de Schone), Maximus (de Grote), Brutus (de Lompe), Dentatus (met de dikke tanden), Lepidus (de Elegante). Van de republiek af werd soms aan dit cognomen nog een tweede toegevoegd, meestal als beloning voor een persoonlijke heldendaad (bijv. Afrikanus, Asiaticus, Numidicus, Corvinus); dit cognomen wordt ook agnomen genoemd” (Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie). (2) Barbarossa werd ook de bijnaam van twee Algerijnse zeerovers en broers die omstreeks 1500 leefden. Operatie “Barbarossa” is voorts door Hitler als naam gekozen voor het Duitse veldtochtplan tegen de Sowjet-Unie om er het karakter van een kruistocht aan te geven. (3) Uit: Het register van criminele sententiën uitgesproken door het gerecht van Haarlem. Uitgegeven door B.M.J. Speet Haarlem, 1989. (4) Voor plaatsnamen, zie o.a.: Dirk van der Heide: Groot schimpnamenboek van Nederland. Bedum 1998; idem: Schimpnamen van Noord-Holland. Bedum, 2002. (5) Een losse greep: dominee, doodgraver, praatmachine, padvinder, poortwachter, kroonprins, gladjanus, benjamin, zwarte Elco, pittige polderjongen, ijskonijn, Elco Beton, minister Piep (vanwege zijn strijd tegen sluikreklame op televisie), Elco de verschrikkelijke, Brinky-bright-boy. (6) Voor zover bekend was hij de enige burgemeester met een algemeen bekende bijnaam. Weliswaar werd blijkens een bericht in ‘Vrij Nederland’ van 7 september 1968 A.G.A. van Rappard, burgemeester van Heemstede, werd in zijn studententijd “Tutti” genoemd (zoals zijn broer, de latere burgemeester van Gorinchem “Frutti”), maar die bijnaam is nimmer in Heemstede aangewend. —————————————————————————————–

Jan Toledo, bijgenaamd “de komiek”

 A Bijnamen afgeleid van iemands uiterlijk/lichaamsbouw/kleding kale Dirk – Karel de Kale – rooie – rooie Dirk – rooie Piet – kromme kromme Hein – kromme Kruk – lange – lange Joop – lange Toon – lange Klaas – scheve Dirk – schele Piet – zwarte Klaas – brammetje (was klein en dik) – buikie K. -Erdal (naar bekend schoensmeermiddel had deze persoon zijn naam te danken aan zijn glanzende haardos) – Ali Baba (bijnaam voor destijds enige neger in de Indische Buurt) – Neus – de Lord – Spijker (liep altijd kaarsrecht) – blauwe neus – schele Anne blank om één (iemand met één oog) – vette Jaan -baklip en prutlip (vanwege zware onderlip) -’t herenkind (was keurig gekleed) – papbuik hondekop – Malchus of eenoor (had één oorschelp) – krummel (klein van postuur) – bocheltje – kuif – Jan knak of de poot (trok met één been), steile Dirk (heette Dirk de Klerk)

B. Bijnamen ontleend aan het beroep of iemands maatschappelijke positie “Baas” de Wilde-JanbaasNeeskens- Gerebaas(G. van der Weiden) de pers (journalist Suerink) – broekend (tuinbaas van Meer en Berg; een wat gedrongen figuur vergeleken met de onderstam van een boom (=broek) – Ere van Bakel (assisteerde bij de eredienst in de kerk) – knors (was slachter in de Glip) – Heintje Peerd (een politieman, voorheen lid van de paardenbrigade der marechaussee) – de wurmendokter (vroegere hoofd van de gemeentelijke plantsoendienst) – peultje (een hovenier) Piet de koetsier – poepiedik (baggerde in de vaarten en vervoerde deze bagger naar de tuinders) – spruitje (groenteboer) -blikken tuut (ketellapper) – blauwe (eigenaar van een café in de Glip) -bijenprik (was imker) – schoenfrik (was schoenmaker) – de olieman -meelmuis (molenaarsknecht van Höcker) – Teun de teerkwast (hield de wissels der stoomtram in goede staat) – Gerrit de rekenkrabber (ruimde paardemest op) – Piet de beer (vervoerde afval, zand en mest) – de paardenpotenschilder (was schilder) – Jantje ’t Zeegat (Jantje Hendrikse van bierhuis ’t Zeegat) – Grietje van de freule (huishoudster van jonkvrouwe W.F. van der Goes ofwel “de freule” – de zingende schillenboer. – Han Booms ‘de olieman’.

kosteral

De kunstschilder, tekenaar  en etser Anton Louis Koster (1859-1937) woonde van 1905 tot 1924 in de Spruitenbosstraat 21 en van 1924 tot 1937 in de Koediefslaan 64 te Heemstede. Hij was gespecialiseerd in het schilderen van tulpen en hyacinten. Van zijn kunstbroeders bij Kunst Zij Ons Doel kreeg hij de bijnaam ‘Anton Tulp’.

C. Bijnamen afgeleid van iemands gedrag, eigenaardigheid of bijzonderheid Wijwaterbakkie (stond met z’n mond open achter in de kerk) – Pang G. (liet in de armenbank van de kerk regelmatig een wind) – kijkuit (stond vaak aan de voordeur) – pros (hield van opscheppen – Jan pros- Cats (dronk veel van een destijds bekend elixer afkomstig van de firma Cats en zoon uit Pekela in Groningen) – Piet de spuger – glazenwagen (iemand die fragiel was)- Jan kijk in de vaart (keek altijd in de Bleekersvaart) – Jan de tippelaar (Jan van Looy die lange wandelingen maakte) – dolle Cees (vanwege stoutmoedig optreden) – Pietje snot (gebruikte nooit een zakdoek) – malle Kee (was zwakzinnige vrouw) – lekkereten – Ho ho (had als stopwoord: ho ho) – Jan Potverdomme (vloekte veel) slikkie slakkie (at rauwe eieren) – Adam kwijl (kwijlde veel) – de clown (Niek Martin) – de slinger (Kees Ruigrok slingerde als voetballer veel over het veld) – de slapert (sliep meer dan hij wakker was) – grote klomp (droeg grote klompen) – Jan krent (zuinige man) – de komiek (entertainer Jan Toledo) – Jan kijk in de hoogte ofwel de sterrenkijker (had een oogafwijking en stond vaak naar de hemel te turen) – Piet van onderen (noemde men aldus omdat hij bij het biljarten de bal vaak van onderen raakte) – Jan de kip (maakte een kakelend geluid) – zes gebakken flenzen en ijzeren aap (Apie Prins) – paling en aal (vader en zoon. Laatstgenoemde liep twee passen achter zijn vader, een echte gladekker ofwel gladjanus). Jan Krent [Jan van Leeuwen, was zuinig]. Vastgoedhandelaar Jan van Vlijmen: de sfinx, andere bijnamen: rupsjenooitgenoeg en gigageldwolf.

D. Overige bijnamen en van onbekende oorsprong dolle Harry – dolle Gerrit – dolle P. – dolle Hein – de koekoek – de verrekijker – bokkensoep (slachtte bokken) – neut – jubelteen steltebek – Pilatus – de patriarch – moeder overste – suikerpik klapstoel (omdat deze ooit door een stoel zakte) – Mozes – beundert Pa Pinkelman – Paulus de boskabouter (politieman die vaak achter kleine jongens aanzat) – de knor – de dot – kopschijf – de prof – de glimmende – zevenbult – klein Houtje – Kaatje Blotekont – bokkie bè – likkepot – Poerkie – snijkoek (won ooit bij het schaatsen een snijkoek) oliebol – kippennaaier – Pietje fluit – de kat – steile Dirk – de Pruiken sneltrein – stinkie – krentebol – Frans Heetwater (omdat in de oorlog mensen heet water bij hem konden ophalen); dezelfde persoon kreeg later een tweede bijnaam: de martelaar, nadat hij in een overmoedige bui had gezegd: “ik heb vroeger wat afgemarteld” – de kneu – oetjebon – walmpot – blauwe Piet – de duikboot – de arme rijkaard – hoejen – Mie de Kat(er) – lijkenrover – kanten Carel – Paarlen Mien – Adam Kiele Kiele – Drol drie – ijzeren Bart – Titor – de buffel – eenhoorn – de terpentijnpisser – kliekie rooie kool – Heeft u? – pootje poetje – de taaie – poppedijn – troedel – manus – snouwkie – de braier – vette lap – Bali lempie – de snijer – Henk Stap – Piet Eentjes – Jan Krent – Piet de poeper (schuinsmarcheerder) – snoepie – Dirk sigaar – de Nees – Portemonnaie – baluwe Bert – hangbil – zilveren pik – naaikap – Naatje Roe – Koekeneeltje [verkocht o.a. koekjes] – de salonaap – Mie Roet (zou de beste spoelster van wasserij Peeperkorn geweest zijn.                                                    Hans Krol

Broeders en leken poseren als personeel van de Henricus-ulo, schoolhaar 1947-1948. In het midden broeder Willibrordus die Duits doceerde en vanerge zijn postuur en fysiononie de bijnaam 'de bul' had. Volgens Martin Bunnik, die zowel io de Franciscus lagere school in Bennebroek zat als de Henricus ulo in Heemstede hadden de meeste broeders van de Henricus een bijnaam. Zelf geboren en getogen Bennebroeker 'verzamelt' hij momenteel bijnamen die vroeger in Bennebroek in zwang waren. Voorts schrift hij een boek over de geschiedenis van Huis te Vogelenzang en Teylingerbosch en hun bewoners. En passant tracht hij als verkeerskundige de provinciale besturen van Noord- en Zuid-Holland ervan te overtuigen dat men met de geplande Duinwijkerweg als oost-west verbinding een heilloze weg inslaat.

Broeders en leken poseren als personeel van de Henricus-ulo, schooljaar 1947-1948. In het midden broeder Willibrordus die Duits doceerde en vanwege zijn postuur en fysiononie als bijnaam ‘de bul’ of ‘de bullebak’ had. Volgens Martin Bunnik, die zowel leerling van de Franciscus lagere school in Bennebroek was als van de Henricus ulo in Heemstede, hadden vrijwel alle broeders van de Henricusschool  een bijnaam. Zelf geboren en getogen Bennebroeker ‘verzamelt’ hij momenteel bijnamen die vroeger in Bennebroek in zwang waren. Voorts schrijft hij een boek over de geschiedenis van Huis te Vogelenzang en Teylingerbosch en hun bewoners. En passant tracht hij als verkeerskundige de provinciale besturen van Noord- en Zuid-Holland ervan te overtuigen dat zij met de geplande Duinpolderweg als oost-west verbinding een heilloze weg inslaan. In het blad HeerlijkHeden, nummer 166, 2015, publiceerde hij een artikel: ‘Bijnamen in Bennebroek’ [zie het lijstje hieronder]. Enkele andere bijnamen van broeders van de Jozefschool en Henricus-mulo, door oud-leerling Leo van Lent vermeld in een bijdrage in het Haarlems Dagblad over ‘klein schoolleed’ waren:  de muis (Franciscus), schelviskop, paardelul (Andreas), de pet (Gabriël) en pleeborstel. Verder zijn nog bekend: Pim, Daan Klep, Anna (Alfonsus), moppie en augurk (Augustinus).  Ook verscheidene docenten van kleinseminarie Hageveld hadden een bijnaam. De dominante regent mgr.dr.C.J.Henning noemde men de Rex (koning), Johannes Deroy (1913-1981), leraar Frans had als bijnaam ‘Derrie’.

Door Martin Bunnik gevonden bijnamen in Bennebroek.

Door Martin Bunnik gevonden bijnamen in Bennebroek. Over dit onderwerp publiceerde hij een artikel in: Heerlijkheden, nummer 166, najaar 2015, p. 9-13

broeder

Passage uit artikel ‘Bijnamen in Bennebroek met op de foto links burgemeester D.Thomassen à Thuessink van der Hoop van Slochteren en rechts schoolhoofd Broeder Hubertus

Met dank aan: mw.L.van der Peijl, P.van der Horst, P.J.Leuven, A.Martin, C.J.Verdonschot, H.M.Verdonschot, J.J.Boot, J.C.van Looy, Vic Klep, J.C.M. van Schagen, mw. Voorderhaak, J.J.A.Preijde en J.A.Kiebert. Na publicatie is o.a. nog de volgende informatie ontvangen:  Kaatje Blotekont: jarenlang heeft deze eigenzinnige dame bij de wasserijen gewerkt. Het verhaal gaat, dat zij een keer ruzie had met een van de wasbazen. Als antwoord op diens opmerkingen liet zij haar blote achterste zien. Haar laatste levensjaren sleet zij in het Bavogesticht aan de Kerklaan. Bokkie bèh: begin jaren vijftig was er een populair liedje over een groenteman die in een loterij tot zijn schrik een levende bok won. Het refrein luidde: ‘bokkie bokkie bèh / maar iedereen riep bèh / de bok zei niets / maar iedereen riep bèh.’ Het uiterlijk van deze betreffende dame leek enigszins op een geit. Ook hier had de straatjeugd, via de radio, een passende bijnaam gevonden. De peukjesraper: een tragisch figuur, die in een opvangpension verbleef. Liep constant peukjes te zoeken -buk-shag) om sigaretten te draaien. Arie Bombarie: was een geestelijk minder begaafde man. ‘Arie Bombarie je neus staat krom’. Ook voetbalclubs hadden bij de tegenstanders hun bijnamen, zoals HBC = Houten Benen Club; RCH = Rotte Citroenen Handel en EDO = Elf dronken olifanten.

Arrestatie van NSB-burgemeester J.H.van Riesen in mei 1945. bijgenaamd 'de gulpenkijker'

Arrestatie van NSB-burgemeester J.H.van Riesen in mei 1945. bijgenaamd ‘de gulpenkijker’

Voorbeeld van oproep voor wachtlopen

Voorbeeld van oproep voor wachtlopen

Na een mislukte aanslag 29 januari 1943 op NSB-burgemeester S.L.A.Plekker van Haarlem en dat één dag later een Duitse officier door het verzet is neergeschoten is het zogeheten ‘wachtlopen’ ingesteld. In Heemstede onder supervisie van N.S.B.wethouder C.Reuvenkamp, terwijl de fanatieke N.S.B. burgemeester J.H.van Riesen de oproepkaarten van een handtekening voorzag. Alle mannen van 23 tot 55 jaar waren verplicht vier uur per dienst aan de 24-uurs-bewaking deel te nemen. Toezicht hielden leden van de ‘Grüne Polizei’, de hulppolitie (veelal NSB’ers) en ook de burgemeester ging persoonlijk controleren. Op de post Pieter Aertszlaan/Bronsteeweg liep Van Riesen, klein van gestalte, tegen een lange man op. De burgemeester vroeg wat hij daar aan het doen was en kreeg als antwoord: ‘man, sta niet zo naar mijn gulp te kijken’. Dat voorval deed snel de ronde in Heemstede en voor de burgemeester was als bijnaam ‘de gulpenkijker’ geboren. De persoon die een brutale mond tegen de burgemeester had opgezet kreeg als straf dat hij uitsluitend nachtdiensten kreeg toegewezen.

Bijnamen van huizen komen soms ook voor. Een bekend voorbeeld is het in de volksmond geheten 'Spookhuis' aan de Tooropkade bij het Spaarne (foto Maria Teunis)

Bijnamen van huizen komen soms ook voor. Een bekend voorbeeld is het in de volksmond geheten ‘Spookhuis’ aan de Tooropkade bij het Spaarne (foto Maria Teunis)

De heer Rekoert uit de Zandvoortselaan zond nog de volgende hem bekende bijnamen: ‘Jan Tromp Sr. (eigenaar van Garage Tromp, Zandvoortselaan 23) werd algemeen ‘Baas Tromp’ genoemd; Jan Hageman (taxichauffeur): ‘Jan Taart’, omdat hij rond Kerstmis bestellingen verzorgde voor bakker De Vries; Jan Visser (taxichauffeur): ‘de stille’; mevrouw van Gunsteren (Kapsalon Zandvoortselaan 57): ‘Rooie Sien’ (van het toneel); G. Koopman (schoorsteenveger): ‘de Pascha’ (was groot); Vos (onderhoudsman van de N.H.Exploitatie Mij: ‘de Perik’ (ontstopte riolen); Van Zadel Sr. (kweker, woonde aan het weggetje van de Leidsevaart naar de Boekenrodeweg) noemde men ‘de Bonezak’; Piet Klaasen (hovenier, woonde op de grens met Haarlem, liep met een baard van enkele dagen): ‘de Baardaap’; dan was er voor de oorlog een mij onbekende man die liep met zijn fiets aan de hand door de buurt: ‘Jan poep een uitje’; mijn vader G.Rekoert Sr. werd bij de staking van 1928 door de loodgietersgezellen ‘de Blauwebonenboer ‘genoemd’. In het Weekblad voor Heemstede van 25-1-1996 stond een artikel over Nico van der Linden vanwege zijn benoeming tot erelid van harmonie St.Michaël na een muzikale loopbaan van 50 jaar als tamboermaître en trommelaar. Citaat: ‘Ook gaf de jeugd hem diverse bijnamen zoals ‘Houtje’, omdat hij met de maître-stok liep of ‘Koekie’  Waar hij deze laatste bijnaam aan te danken heeft is hem tot op de dag van vandaag niet helemaal duidelijk maar waarschijnlijk heeft het met zijn oudste broer te maken die koekebakker was. Deze bijnaam was zo ingeburgerd bij Nico dat hij alleen nog omkeek als ze ‘koekie’ riepen en doorliep als ze ‘Nico’ riepen.’

Biografie door Wilfred Scholten met bijnaam van B.Biesheuvel 'Mooie Barend' als hoofdtitel

Biografie door Wilfred Scholten met bijnaam van B.Biesheuvel ‘Mooie Barend’ als hoofdtitel

Ten slotte: Wikipedia vermeldt een lijst van bijnamen van politici. Enkele voorbeelden zijn: Willem Aantjes: de Bergredenaar; Jan Peter Balkenende, o.a.: Harry Potter; Barend Biesheuvel: Mooie Barend; Wouter Bos o.a. Draaikont; Job Cohen: de theedrinker; Ruud Lubbers o.a.: der Macher; Ed Nijpels: Ed Raket; Joop den Uyl, o.a.: de doctorandus uit Buitenveldert en Ome Joop; Rita Verdonk: IJzeren Rita; Harry van Bommel: Dirty Harry; Hero Brinkman: Hero Drinkman.  Mr.drs. Elco Brinkman (tegenwoordig Eerste Kamer-lid) ontbreekt nog, ofschoon Rolf Stallinga in Panorama schreef dat niemand op het Binnenhof zoveel bijnamen heeft/had. Een losse greep: 1) de dominee, 2) doodgraver, 3) praatmachine, 4) padvinder, 5) poortwachter, 6) kroonprins, 7) gladjanus, 8) benjamin, 9) zwarte Elco, 10) pittige polderjongen, 11) ijskonijn, 12) Elco Beton, minister Piep (vanwege zijn strijd tegen sluipreclame op televisie), 14) Elco de verschrikkelijke, 15) Brinky-bright-boy.