Tags
Frederik Leonard der Kinderen, J.W.G. (Jan) van Doorn, Jacobus Groos, Johannes Groos, schoolmeesters Der Kinderen
Overlaan in Heemstede; door J.W.G. van Doorn
Aan het eind van de Camplaan, waar de Heemsteder Binnenweg afboog naar Haarlem, begon de “wildernis”, het binnenduin. Hier stond het “schuthek”, dat een bescherming (beschutting) moest bieden tegen groot wild. De “wildernis” was toegangkelijk via een “klaphek”. Een situatie min of meer te vergelijken met de huidige afrastering in het zuidelijk gedeelte van Groenendaal, waar runderen hun bijdrage leveren aan het ecologisch beheer. Zandverstuivingen vormden een andere bedreiging voor de cultuurgronden achter het duin. Adriaan Pauw, die van 1620 tot zijn overlijden in 1653 Heer van Heemstede was, bevorderde de helmaanplant en begon met het af zanden van het duin, het zand werd gebruikt voor woningbouw in Haarlem en Amsterdam en afgevoerd via de daartoe gegraven zandvaart, die, naar de ambachtsheer de Heeren Zandvaart werd genoemd. Het pad naast de vaart werd de Heerenlaan, de tegenwoordige Kerklaan. Op de afgezande gronden onstonden de blekerijen en werd later de bloembollenteelt bedreven.
Een stukje grond, genomen uit de wildernis.
De ambachtsheer had zijn verplichtingen, zo liet hij kerk en school bouwen en verfraaide het Slot, dat gebruikt werd voor representatieve doeleinden. Maar hij stond ook op zijn “heerlijke” rechten, zoals bij benoemingen van kerkelijke en wereldlijke gezagdragers en – koopman van huis uit wist hij ook bepaalde rechten te exploiteren. Zoals het erfpachtrecht op de gronden. Dit erfpachtrecht was overdraagbaar op nakomelingen en erfgenamen. Zo verscheen op 13 december 1684 de raadsheer in de Hoge Raad van Holland, Vincent van Bronkhorst, voor schout en schepenen om een stukje grond in de “wildernis”, ten westen van de Camplaan, bij het klaphek, in “eeuwigdurende erfpacht” uit te geven aan een zekere Cornelis Koek. Voor 3 gulden per jaar, te betalen aan de heer van Bronkhorst of diens rentmeester. De erfpachtverplichting ging bij overdracht van de grond over op de opvolgers, de erfpachter moest zich met zijn persoon, zijn roerende en onroerende goederen verbinden aan zijn verplichtingen tezullen voldoen!
Eigenaars en erfpacht.
Vincent van Bronkhorst was gehuwd met Elisabeth Cornelia Pauw, dochter van Reinier Pauw, tot aan zijn overlijden de oudste nog in leven zijnde zoon van Adriaan Pauw. Het stukje grond dat in 1684 in erfpacht werd uitgegeven, was volgens de kaart van dé landmeter, Andries van der Walle uit 1652, het jaar waarin Reinier Pauw overleed, 100 Rijnlandse roeden groot; (één roede = ca. 14 vierkante meter). In het Heemsteedse gemeentearchief: zijn wel kaartjes van van der Walle uit dat jaar terug te vinden, helaas echter deze kaart niet. Niet na te gaan is of er in die tijd al bebouwing op het stukje grond was. Wel weten we dat in 1707 door Jacob van Claveren, die gehuwd was met Jannetje Koek, de enige dochter en erfgename van Cornelis Koek, een huis met tuin, aan de Camplaan, op 100 roeden grond, belast met een erfpacht van 3 gulden per jaar, werd overgedragen aan Willem Janse uit Heemstede, die daartoe een hypotheek moest afsluiten bij Martine Jasperse, de weduwe van Cornelis Koek en haar schoonzoon Jacob van Claveren. Deze Jacob van Claveren, die in 1721 overleed, was timmerman op “het Dorp”, is schepen geweest en vervulde een aantal jaren de functie van armmeester en diaken in de gereformeerde gemeente. Na het overlijden van Vincent van Bronkhorst, die op 8 februari 1703 in de grafkelder van de Heer van Heemstede werd bijgezet, was o.a. het erpachtrecht op de grond aan de Camplaan overgegaan op zijn vier dochters en enige zoon, Nicolaas van Bronkhorst, luitenant kolonel en commandant van een gardebataljon in dienst van de Staten van Holland en West-Friesland. In 1714 werd Johan van der Poel, destijds schout/secretaris en rentmeester van de Heerlijkheid, door de gezamenlijke erfgenamen gemachtigd het erfpachtsrecht op een aantal percelen, waaronder de jaarlijkse erfpacht op het stukje grond aan de Camplaan, te verkopen aan de kleerbleker Maarten Dirksz. van den Aardweg.
In 1726 droeg Willem Janse, die inmiddels in Haarlem woonachtig was, het huis met erve en tuin aan de Camplaan, over aan Andries Fritse uit Heemstede, die dus ook de erfpachtverplichting van drie gulden per jaar overnam. Na het overlijden van Maarten Dirksz. van den Aardweg ging het erpachtrecht over op zijn weduwe, Pieternelletje Sijmens, dochter van de kleerbleker Sijmen Corsz. aan de Heeren Zandvaart. Toen zij begin 1736 hertrouwde met Gerrit Munk, werd voor de notaris Jacob Gallé te Haarlem een acte opgemaakt, waarin de onroerende goederen van zowel bruid als bruidegom, die bij het huwelijk werden ingebracht, en waarover zij ieder zelfstandig het beheer zouden blijven houden, werden opgesomd. Naast een aantal andere erfpachtenhad Pieternelletje Sijmens de eigendom van de erfpacht van drie gulden per jaar op de grond van “Dries in ’t Bosje” (Andries Fritse) en van zeven gulden per jaar ten laste van “Guurtje in ’t Bosje”, oftewel Guurtje Knapen, de weduwe van Adam van Dijk en schoonmoeder van Barend Dirkse Zwarter. Huis en erf in kwestie waren gelegen aan het eind van de Camplaan, tegenover het “schuthek”, op de hoek met de Binnenweg, (tegenwoordig Raadhuisplein). In 1740 heeft Pieternelletje Sijmens zowel de erfpacht op dit perceel, als de erfpacht van drie gulden op het stuk grond daar tegenover aan Barend Zwarter verkocht.
Kleerbleker, kleerschipper en avondmaalswijn.
Inmiddels had Andries Fritse in 1735 zijn huis met erve en tuin overgedaan aan Hendrik Meijer, die samen met zijn broer Pieter een kleerblekerij aan de Zandvaart dreef, Hendrik was bovendien “kleerschipper op Amsterdam”. Uit Amsterdam haalde hij niet alleen de vuile was, maar in 1730 ook zijn echtgenote Anna van Doorm, (ook wel geschreven van Dorem). In die tijd was hij “regerend schepen” van de Heerlijkheid, en diaken in de gereformeerde gemeente. Zijn zwager Barend van Doorm was wijnhandelaar in Amsterdam, volgens de aantekeningen in het kasboek leverde deze in 1731 voor 23 gulden en 16 stuivers de avondmaalswijn!
Amsterdamse kooplieden.
Na het overlijden van haar man in 1743 heeft Anna van Doorn de “kleerschuit” verkocht aan een zekere Jan Burger. Anna zelf is in 1748 overleden, erfgenaam was haar broer, de wijnhandelaar. Toen ook deze in 1758 was gestorven, heeft Jan Reinierse, woonachtig in Berkenrode, als gemachtigde van de weduwe, Catarina van Bonneval, het huis met erf en tuin aan de Camplaan, de grond 100 roeden groot, belast met een erfpacht van drie gulden ’s jaars ten behoeve van Barend Zwarter, op 9 december 1758 in de herberg “de Dorstige Kuil”, publiek verkocht aan Mr. David van Lennep en Hester Barnaart, ieder voor de helft. David van Lennep, raad en vroedschap en regerend schepen van Haarlem, was eigenaar van Groenendaal, zijn schoonzuster Hester Barnaart, de weduwe van David Leeuw van Lennep, eigenares van de hofstede het Paradijs, later Meer en Bos. David van Lennep verkocht Groenendaal in 1767 aan John Hope; in 1765 had Gerrit Munk, destijds schepen, in opdracht van beide eigenaars het huis met tuin aan de Camplaan officieel overgedragen aan de Amsterdamse koopman Leendert Pieter de Neufville, die van 1762 tot 1775 eigenaar was van de hofstede Westermeer, en bekend door de zilver raffinaderij die hij vestigde op het tegenover Westermeer gelegen “Ruijpenest”, waar nu de algemene begraafplaats gesitueerd is. Bij de 100 roeden erfpachtgrond, waarop het huis stond, kocht hij er in 1765 nog een strook erfpachtsgrond van 80 roeden aan de Camplaan vóór het huis gelegen, bij.
Een huis door zes gezinnen bewoond.
Leendert Pieter de Neufville heeft zijn bezit aan de Camplaan op 23 januari 1777 in “Het Wapen van Heemstede” publiek verkocht aan Johannes der Kinderen, schoolmeester, koster en voorzanger in de Heerlijkheid. Het huis werd toen “in zes partijen”, dus door zes gezinnen bewoond, mogelijk betrof het zes woningen onder één dak, zoals we in de eerste helft van onze eeuw op diverse plaatsen in de gemeente, bijvoorbeeld op de Molenwerfslaan, nog konden aantreffen. Al of niet met gemeenschappelijke pomp en secreet!
Overlaan als buitenplaats.
Johannes der Kinderen is begin 1785 overleden, op 22 februari van dat jaar werd hij begraven (1). De erfgenamen, zijn weduwe Geertruida van den Haag, en haar beide kinderen Frederik Leonard der Kinderen, destijds “bedienaar des Goddelijken woords”, oftewel dominee te Akersloot (2), en Elisabeth der Kinderen, echtgenote van schout Jan Dolleman (3) , hebben op 7 februari 1792 het huis aan de Camplaan, “bestaande in diverse woningen”, op 180 roeden erfpachtgrond, overgedragen aan de Amsterdamse notaris Hendrik ten Broek. Notaris ten Broek heeft zijn bezit uitgebreid tot een buitenverblijf, in diverse aankoopacten wordt nu voor het eerst de naam “Overlaan” vermeld. Zo verwierf hij nog in 1792 twee stukken weiland en een strook teelland, erfpachtsgrond van de Heerlijkheid naast en achter het buitenverblijf. In 1799 kocht hij er van de toenmalige eigenaar van Meer en Bosch, Henry Gabriel Certon nog een weiland bij, ten zuiden van Overlaan, tegen Groenendaal aan gelegen. In 1801 verleende de notaris Jacob Scholting, als gemachtigde van de ambachtsvrouwe Johanna Maria Dutry, aan Hendrik ten Broek de eeuwigdurende erfpacht van “het bosje”, tegenover “de hofstede Overlaan”, ongeveer het tegenwoordige plantsoen vóór het raadhuis, verder nog een strook grond vóór Overlaan en een stuk land, genaamd de “verloren kost”, waarop nu het raadhuis staat. Hier in de buurt lag ook de gemeentelijke asschuur. Tenslotte heeft Hendrik ten Broek in 1803 zijn bezit afgerond met de aankoop van het weiland “de krocht” aan de Camplaan, naast Overlaan, dat vóór die datum tot de hofstede Valkenburg behoorde. Op het minuutplan van ca. 1820 is de omgrenzing van Overlaan in zijn bloeiperiode als buitenverblijf nog duidelijk terug te vinden.
(1) Johannes der Kinderen, sinds 1759 als schoolmeester in Heemstede verbonden tot diens overlijden in 1785, is opgevolgd door Gerrit Braugam en in 1790 door Jan Terwogt. Overigens bekleedde de vader van Johannes der Kinderen, Frederik der Kinderen (1788-1859), geboren in Bunschoten, al van 1728 tot 1758 het dubbelambt van schoolmeester en koster. Het laatste hield onder meer in voorzanger, klokkenluider en in sommige gevallen ook doodgraver. Vooral ’s winters was het werk zwaar wanneer de verwarmde stoven voor de dienst op zondag in de Oude Kerk en consistoriekamer moest worden klaar gezet. Van Frederik der Kinderen is de volgende brief bewaard gebleven gericht aan de Heer van Heemstede en kerkmeesters: ‘Memorie voor Haare WelEdelheden, Mijn Heer Raads Heer en mijn Heer van Heemstede. Hooggachte Heeren, Haar Weled. worden vriendelijk verzogt of haar WeleEd eens in overweging gelieve te neemen, dewijle de gestoeltens alhier in de Kerk daar stoven in, met wee Banken vermeerderd zijn, dan van Ouds; en de bezitters daar van zullen gevuurd moeten werden, of mijn daar voor niet ouden werden toegelegd, alzo ik niet meer voor de nevens staande Lijst der Stoven getrokken heb dan 25 guldens en 50 ton Turf pagt-vrij, welke laatste is zo voor de Kerk, Consistorie als de nevengaande Lijst, ’t welk haar WeEd zullen kunnen merken dat zeer weinig is, en voor zo een moeielijk werk, daar en boven bevind men dat de Turf in prijs sedert eenige Jaaren merkelijk opgeslagen of de substantie slegt is. En hoe of het laatste haare WelEd believen i, of de koperen ringen e draaisels aan de nieuwe Stoelen meer dan eens Jaars moeten worden geschuurd, zullende mij gewillig na haare Weled Goedvinden reguleeren, Recommandeerende mij in Hare WelEdelen gunste en zal altoos zijn en blijven, Wel Ededele Heeren Heilwensende en ten dienst bereide Dr. w.g,. Der Kinderen’.
(2) Het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek bericht het volgende over Frederik Leonard der Kinderen: ‘geboren te Heemstede in 1765, overleden te Alkmaar 28 december 1840. Zijn ouders waren Johannes der Kinderen en Theodora van Haag. Hij studeerde te Leiden en werd predikant te Akersloot 25 oktober 1789 [bevestigd door dominee S.van Thiel, predikant te Heemstede], te Oosthuizen 31 mei 1795, te Monnikendam 6 november 1796, te Alkmaar 26 november 1797; emeritus 1 juli 1840. Zijn eerste vouw was Johanna Margaretha Casparil, zijn tweede vrouw Antonia van Stegeren. Van hem zijn enkele gedichten en een opstel in “Godgeleerde Bijdragen'(1836) bekend. Het orgel in de Groote Kerk van Alkmaar heeft hij ingewijd op 5 september 1824. (Knipscheer). Zie: de Bie en Loosjes, Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden in Nederland, IV, 754; Kerkelijk Handboek (1908) Bijl., 99, 100, 131, 135.’ Daarin vermeld o.a.: ‘Met ingang van 1 juli 1840 verkreeg hij wegens verzwakking van zijn gezichtsvermogen eervol emeritaat; den 28 Juni hield hij een afscheidsrede over Openbaringen II: 10b. Hij overleed den 18en December na een ziekte van drie weken. Den 5en September 1824 sprak hij een leerrede uit over de invloed van het orgelspel bij het in gebruik nemen van het vernieuwde orgel in Alkmaars Groote Kerk. Hij genot er om zijn persoon en werk in hoge mate achting en liefde. Jarenlang was hij lid van het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Holland en praeses van het Classicaal Bestuur van Alkmaar’.
(3) ‘ Jan Dolleman is op 16 maart 1756 in Heemstede geboren als zoon van de toenmalige substituut-schout en -secretaris Willem Dolleman en Teuntje Karshoff. Hij zou op 34 jarige leeftijd huwen met Elizabeth der Kinderen, dochter van schoolmeester Johannes der Kinderen die in 1759 was benoemd en in 1785 is opgevolgd door Gerrit Bruigom. Jan Dollemans echtgenote, Elizabeth der Kinderen. is op 78-jarige leeftijd in Heemstede overleden. Haar naam is nog enige malen in achten vastgelegd, o.a. toen zij in 1811 een deel van het geruïneerde slotterrein aan ambachtsheer Jacob Scholting terugverkocht. [ Inventaris Archief Heemstede, Van Doorninck, nummer 121: ’28 Februari 1811 Elisabet der Kinderen, weduwe en boedelhoudster van Jan Dolleman, bekent verkocht te hebben voor 3,500 gulden aan Jacob Scholting, heer van Heemstede, Rietwijk en Rietwijkeroord, een hofstede zijnde het gewezene slot van Heemstede, bestaande in een poort, waarop twee woonhuizen met circa 11 morgen land. De Kooper zal de poort nimmer mogen afbreken in zoo verre zulks zou strekken tot benadeeling van den kelder’. De eigenaars van de afbraak van het thans gedeeltelijk geamoveerde slot te Heemstede hebben de vrijheid om de schuur en het voorplein te gebruiken tot berging van de afbraak tot 1 maart 1812. Ten overstaan van schout en scheepenen van Heemstede’]. Haar vader en grootvader waren schoolmeester, tevens koster, voorlezer en voorzanger, in Heemstede geweest. Frederik der Kinderen (1688-1759), gedoopt in Bunschoten, was eerst onderwijzer in Sassenheim (1709) en is vervolgens in Heemstede als hoofd van de dorpsschool benoemd (1728). Zijn zoon Johannes der Kinderen (1725-1785) volgde hem in 1759 op. Deze was gehuwd met Geertruida van den Haag, een dochter van Willem van den Haag, bakker op de Heerenzandvaart, tevens schepen en armmeester. Uit dit huwelijk is ook Frederik Leonard der Kinderen geboren die leefde van 1765 tot 1840, in zijn tijd een bekend predikant in Noord-Holland, o.a. in Alkmaar, en behalve enige gedichten ook proza schreef’ (Hans Krol, Heemsteedse gemeentepolitiek in de jaren tussen omstreeks 1750 en 1900′, Heemstede, VOHB, 1989, pagina 30).
Nota Bene: later in de 19de eeuw is door sommige nazaten het voorvoegsel ‘der’ gevoegd bij de naam Kinderen, zodat anno nu zowel de familienaam ‘Der Kinderen’ als ‘Derkinderen’ in Heemstede en elders voorkomt.
Van buitenplaats tot exploitatieobject.
Notaris Hendrik ten Broek is in 1806 overleden. Toen zijn weduwe, Adriana Gartner, in 1816 het buitenverblijf verkocht aan Cornelis Joachim Rendorp, bestond het uit het herenhuis, koetshuis, stallen, met nog twee aparte woningen en een “koepel”, die uitkeek over de landerijen ten zuiden van de Camplaan. Verder waren er z.g. “Engelse plantsoenen”, een geliefkoosde tuinaanleg in die dagen, reactie op de formele Franse tuinen van de voorafgaande eeuw. Met de daarbij behorende goudvissenkom en vijvers, en een bos met “slingerpaden”. Voorts een moestuin, de weilanden en een stuk teelland. Een en ander belast met vier verschillende erfpachten, drie aan de Heer van Heemstede en nog steeds één, ten bedrage van drie gulden, aan de weduwe Adam Zwarter. De familie Rendorp was een oorspronkelijk uit Amsterdam afkomstige patriciërsfamilie. Pieter Rendorp, tijdens zijn leven secretaris van de stad Haarlem, was gehuwd met vrouwe Quirina Catharina van Sijpesteijn. In 1814 is hij “na een langdurige ongesteldheid, gevolgd door verval van krachten” in zijn huis aan de Nieuwe Gracht te Haarlem overleden. Zijn oudste zoon, Pieter Nicolaas, diende in de Franse tijd als officier in het leger van Napoleon, vocht mee in de Volkerenslag bij Leipzig en ging, na de nederlaag van Napoleon in 1813 over in Nederlandse krijgsdienst. Na de slag bij Waterloo in 1815, waarin Napoleon definitief werd verslagen, hij werd benoemd tot ridder in de Militaire Willemsorde en in 1816 door koning Willem 1 in de adelstand verheven. Na eervol ontslag uit de krijgsdienst trouwde hij in 1817 met jkvr. Catharina Druijvestein, een half zuster van Jhr. Willem Philip Barnaart. Hij was lid van de Haarlemse gemeenteraad tot hij in 1823 met zijn gezin, naar het toenmalige Nederlands Oost-Indië vertrok, waar hij een functie had aanvaard bij de Hoge Raad in Batavia. Zijn echtgenote is reeds in 1824 in Indië overleden, Jhr. Pieter Nicolaas Rendorp is in Indië hertrouwd en van 1832-1833 nog één maal met verlof in Nederland geweest. Kort nadat zijn oudste zoon op 16 jarige leeftijd te Batavia was overleden, is hij op 2 maart 1835 te Buitenzorg op Java gestorven, 49 jaar oud. Zijn oudste dochter, Quirina Catharina Rendorp trouwde, terug in Nederland, met Damiaen Jan van Doorninck en was de moeder van Pieter Nicolaas van Doorninck, vernoemd naar zijn grootvader en van 1891 tot 1902 burgemeester van Bennebroek. De heer van Doorninck wordt in het mei-nummer 1997 van Oud-Heemstede Bennebroek nog gememoreerd als bewerker van een in 1911 opgemaakte – zij het volgens hedendaagse inzichten summiere en onvolledige – inventaris van het Heemsteedse Heerlijksheidsarchief.
Cornelis Joachim Rendorp kocht Overlaan drie maanden na het overlijden van zijn moeder, Quïrina Catharina van Sijpesteijn. Zijn broer, Pieter Nicolaas, werd op eerste kerstdag 1819 eigenaar van de gewezen hofstede Oosterduin. Of Cornelis Joachim zelf Overlaan heeft bewoond, is niet zeker, wel gaf hij, als getuige bij het huwelijk van zijn broer in 1817 als woonplaats Heemstede op. Maar een jaar later kwam Overlaan al in de verkoop, het buitenverblijf was toen verhuurd aan Thomas Atkinson, terwijl ook een van de twee huisjes naast het grote huis verhuurd was en de landerijen werden gehuurd door Pieter van Keulen jr. Nadat bij de openbare verkoping op 18 augustus 1818 in “Het Wapen van Heemstede” alle ingebrachte kavels nog in de veiling waren opgehouden, werden begin 1819 de gronden naast en achter het huis, in gebruik als teelland, alsmede “het bosje” en de “verloren kost” onderhands verkocht aan de heren Gerrit Munk jr. en Willem Anthony Dólleman, terwijl op dezelfde dag Pieter Groos eigenaar werd van het eigenlijke buitenverblijf: het herenhuis, koetshuis, stal, koepel en de twee afzonderlijke huisjes met nog ca. 200 roeden grond, gedeeltelijk moestuin, gedeeltelijk boomgaard. Het weiland “de krocht” aan de Camplaan, en het meest zuidelijk gelegen weiland, werden in 1820 eigendom van Jan Albert van den Berg, pachter en later eigenaar van de boerderij ’t Slot.
Meester timmerman Gerrit Munk jr. en rijksontvanger Willem Anthony Dólleman, tot 1826 ook vrederechter, vormden in die jaren een duo dat zich bezig hield met koop en verkoop van onroerend goed. Nog in 1819 verkochten zij het teelland achter Overlaan aan Govert van den Aardweg, die er in die tijd waarschijnlijk aardappels op teelde. In 1825 werd het stuk land, dat de “verloren kost” werd genoemd, overgedaan aan Adriaan Elias Hope, de eigenaar van Bosbeek/Groenendaal. Pieter Groos was een neef van Gerrit Munk jr, een zoon van diens zuster Jannetje Munk en de chirurgijn Jacobus Groos (1). Hij was getrouwd met Christina Wilhelmina Carolina Poster en had een schilder-glazenmakersbedrijf aan de Haagse Straatweg, de tegenwoordige Herenweg, in de gemeente Berkenrode, waar hij ook lid van de gemeenteraad is geweest. Gerrit Munk jr. is in 1829 overleden, nadat ook zijn echtgenote Geertruij van Loon in 1842 was gestorven, kwamen, bij ontbreken van nakomelingen in de rechte lijn, de neven en nichten als erfgenamen aan bod. Zo verwierf Pieter Groos de eigendom van de onverdeelde helft van “het bosje”; W.A. Dolleman was eigenaar voor de andere helft. Pieter Groos is begin 1845 te Amsterdam, waar zijn broer apotheker was, overleden. Zijn echtgenote, die enkele jaren later hertrouwde met de schilder Pieter Tibbe, die het bedrijf aan de straatweg voortzette, verkocht Overlaan op 15 november 1845 aan Willem Anthony Dólleman, die nu tevens het hele “bosje” op zijn naam kreeg.
Overlaan als kostschool!
Maar reeds in 1846 kregen Overlaan en “het bosje” een nieuwe eigenaar in der persoon van Anthony Brouwer, die er een kostschool begon. Lang heeft dit echter niet geduurd, in 1850 kwamen Overlaan, met herenhuis, de nevensgelegen huisjes, schoollokaal, koepel en tuin, alsmede “het bosje”, in het bezit van de eigenaar van Bosbeek-Groenendaal, Adrian John Hope. Intussen rustte er op een deel van de grond nog steeds de erfpachtverplichting van 3 gulden, ten behoeve van de familie Zwarter. Na het overlijden van Barend Zwarter, bloembollenkweker van beroep en 1e assessor (wethouder) van het gemeentebestuur hebben de erfgenamen in 1851 het recht van erfpacht voor 115 gulden verkocht aan Adrian John Hope, die tevens eigenaar werd van het huis op de hoek van de Camplaan, tegenover Overlaan, dat nog steeds in bezit van de familie Zwarter was gebleven, en destijds in tweeën werd verhuurd.
Overlaan als raadhuis.
Uit de recente litteratuur weten we dat Overlaan na 1850 o.a. heeft gefungeerd als rentmeesterswoning en in 1855 door Adrian John Hope voor 250 gulden verhuurd werd aan de gemeente als raadhuis en veldwachterswoning. In 1873 werd Clasina Alida Visser, gehuwd met Jhr. Jean Baptist van Merlen, eigenaresse van Bosbeek- Groenendaal; bij de koop was ook Overlaan inbegrepen. In hetzelfde jaar tekenden waarnemend burgemeester van Wickevoort Crommelin, die samen met de kleerbleker Hendrik Peeperkorn Janszoon en de metselaarsbaas Pieter Vester het college van burgemeester en wethouders vormde, daarbij geassisteerd door de gemeentesecretaris Dirk Wolbers, de koopacte waarbij “de huizing, gebruikt wordende tot raadhuis, met erf en tuin” eigendom werd van de gemeente. Voor 5000 gulden, waarvan 1000 contant en de rest in vier jaarlijkse termijnen van 1000 gulden, tegen een rente van 4%. Toen het pand als raadhuis te klein werd, werd in 1905 van de familie van Merlen de grond gekocht, waarop het tegenwoordige raadhuis werd gebouwd.
Nieuwe functie: woonhuis
Overlaan werd op 17 juni 1907 verkocht aan de timmerman-aannemer Willem Adriaan van Amstel, en heeft een aantal decennia dienst gedaan als dokterswoning.
NOTEN
(1) Dokter Jacobus Groos (overleden in 1829) was in zijn tijd een kundig en geliefd huisarts in Heemstede, wat evenzeer gold voor de zoon Johannes Groos. Christiaan van Lennep, zoon van Jacob van Lennep, schrijft in zijn in 1877 op papier gezette herinneringen: ‘De geneesheer Groos waarvan hierboven sprake is – bij de behandeling van een zoon van Van de Poll – is reeds door Papa in het leven van Grootpapa vereeuwigd. Hij was plattelandsheelmeester maar een knap prakticus en de beroemde D. Willet uit Amsterdam beweerde dat hij zijn zieken als ze naar buiten gingen gerust aan zijn collega Groos kon toevertrouwen. De ziekten verdeelde hij in 2 klassen, catharraal en laboraal: wat dit laatste beduidde is niemand ooit te weten gekomen. Hij genas onze kinderkwalen met een verkoelende laxeerdrank, een afschuwelijke pruimenpot, wat zo dom nog niet was. Als Groos zelf ziek was zond hij in zijn hoogen sjees zijn provior [= assistent] Hanau die ook een type was en behalve en behalve pillen draayen wel wat, uit routine, van geneeskunst afwist en een verband wist te leggen.’
Een broer van Christiaan van Lennep, namelijk Maurits Jacob van Lennep, schreef in zijn memoires ook over gemeentearts Groos en wel als volgt: ‘De man, die buiten [waarmee niet in Amsterdam maar tijdens zomerverblijf op Huis te Manpad of Woestduim wordt bedoeld] genees- en heelkundige hulp verleende, heette Groos, die te Heemstede woonde en een ongestudeerde plattelander was, maar dikwerf toonde de ziekte goed te raden en goed te kunnen genezen. Hij verdeelde de ziekten in catarrhale en saborale en stond nooit verlegen. Hij gaf ons altijd zwarte of witte drop, die ik ven lekker vond als de pepermuntjes, welke Koos Nijhoff mij in haar winkel in de Vijzelstraat gaf als ik Ma vergezelde en op bankje getitd werd. Groos is door een echte dokter vervangen Van Luenen en Langelaan, later dr. Colenbrander’.
In de biografie ‘Het leven van Mr.Cornelis van Lennep en Mr.David Jacob van Lennep’ door Jacob van Lennep (1862) schrijft de auteur o.a. : ‘(…) Ik begin met de oudste in jaren , Johannes Groos. Deze thands overledene, was als zijn vader voor hem, plattelands-heelmeester en apotheker te Heemstede en met hun beiden [=Jacobus Groos] hadden zij op ’t Manpad aan vijf geslachten van de familie van Lennep hun diensten als zoodanig gewijd. Zij waren daardoor met de erfelijke gewone kwalen harer leden door en door bekend en vergoedden bovendien door ervaring en praktische kunde het gemis eener akademische opleiding. Zij volbrachten hun taak bovendien met hartelijkheid en mocht men al eens meesmuilen over het potjens-latijn, waar zij zo nu en dn hun gesprek – wel te verstaan, als D.J.v.L. niet aanwezig was – mede kruidden, men had achting voor hun karakter en men was gemeenzaam met hen als met langbeproefde en verknochte vrienden.’
In 1816 ontving de zoon Johannes Groos van de Reddingsbrigade een onderscheiding bom volgende reden: ‘Op den 21ste van Lentemaand 1816 werd de Heemsteedse Joh.Groos te Heemstede ter hulp geroepen aan het huis van G.de Jong, Wagenmaker aan de Zandvaart, onder Heemstede. Er bevond zich daar een jongetje, oud 3,5 jaar, welke door de Jong uit de Zandvaart was opgehaald. Met alle verschijnselen welke aanwezig waren, besloot de Heelmeester, dat het kind in eenen staat van schijndood zich bevond, waarvan hij terstond door de bekende hulpmiddelen deszelfs herstelling beproefde. Met deze, eenige tijd aangehouden hebbende., gelukte het hem het kind te behouden. Waarom hij hij, Redder, eene belooning verwierf, bestaande uit een Zilveren medaille en ƒ 16.10.’
Litteratuur:
– Kerklaan l646- 1696, Kees de Raadt. VOHB 1996.
– Adriaan Pauw (1585 – 1653), onder redactie van H. Krol, VOHB 1985.
– Eiland in de stroom, Hervormd Heemstede in de 18e eeuw, E. Sneller. Haarlem 1988.
– Geschiedenis van het buitengoed Bosbeek in Heemstede en van het adellijk geslacht van Merlen. Hans Krol, VOHB 1987.
Rijks Archief Noord-Holland:
– DTB Heemstede, doop-trouw- begraafboeken.
– ORA Heemstede, transport- en hypotheekregisters.-
– ONA en NNA, notariële archieven.
– Hypotheekkantoor Haarlem, transportacten.
– Burgerlijke Stand, Heemstede. Geboorte-, trouw- en overlijdensregisters.
– Minuutplan en O.A.T.
– ONA Haarlem.
IN MEMORIAM JAN W.G. VABN DOORN (1925-2019)
Jan van Doorn bij de presentatie van het boek ‘Focus op Heemstede’ door Hans Krol 1992 bij boekhandel Blokker
—————————————————————–
Beknopt overzicht van historische en genealogische (bronnen)studies van J.W.G.van Doorn, aanwezig in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief.
A. Afzonderlijke uitgaven 1993-2008 (met inventarisummer)
27915 Boerderijen in de Vogelenzang: een bronnenstudie in het Rijks Archief Noord-Holland, Algemeen Rijksarchief en het Gemeente Archief Haarlem. 1993.
27911 Jhr. Pieter Nicolaas Rendorp eigenaar van ‘Oosterduin’ 1819-1835. 1993.
27912 Oosterduin: een bronnenstudie in Het Rijks Archief Noord-Holland en het Gemeente Archief Haarlem 1993 [ook in Heemstede-collectie, Kleine Houtweg onder buitenplaatsen]. [Spiegelenburg, Christoffel Lublink, Andies Munter, Kleine Haspel, Gerard Munter, J.G.Michael (landschapsarchitect), C.A.de Hasselgreen, Schapenkooy, Joannes Beth, Isaac Hoodshon, mr.H.A.F.D.van Meeuwen, Francis van Boon, G.C.van Meeuwen, Nuyssenburch, Voorduyn, jhr. Pieter Nicolaas Tendorp, Van der Vliet’.
Genealogie Van Schagen en Van den Berg. Getypte familiegeschiedenis in archiefdoos 73 van Heemstede-collectie in NHA, 10 pagina’s. [over 100 jaar Van Schagen, zie: Cees Peper. blad Oud Heemstede Bennebroek, nummer 64, mei 1990, p.12-23]
8821 De kleerblekerij Van den Berg. 1994.
8823 De broodbakkerij van Tibboel. 1994
8825 ‘Het Wapen van Heemstede’ in de 19de eeuw. 1994.
8854 Een dokterspraktijk aan de Nieuwe Heerenlaan 1764-1893. 1996.
8851 Heemstede in de 19de eeuw: De Driesprong en Westermeer. 1996
8848 De Achterweg en Voorweg. 1996
12551 Chirurgijns, heel- en vroedmeesters, en artsen aan de Camplaan 1800-1900 (biografische notities). 1998.
13605 Godlieb Hoffmann, genees- geel- en vroedmeester te Heemstede. 1999
17134 Vijf generaties “meester-timmerman” Van Meurs. 2001.
24003 Oosterduin: eigenaren , bewoners 1688 tot heden. 2002 (ook in archiefdoos 100 van Heemstede-collectie)
27912 Joannes Beth: sloper en handelaar in sloopmaterialen. 2008 [buitenplaats Spaarenvreugd, buitenverblijf Rustenburg, hofstede Oosterduin 1812, Jansstraat, Nieuwe Graacht, Kleine Houtstraat, Anegang etc.]
2018 Houtplein te Haarlem, met medewerking van Jan Teengs. Haarlem-Bangkok-Melbourne, Seagull Publishers, november 2018. [Plein wordt Houtplein, hulppostkantoor, stalhouderij van Voorting, sigarenmagaijn H.J.van Eskdert, Haarlemse Melkinrichting, Van Basten’s woninginrichting, bioscoop-theater Lido , J.London architect, ‘Hatax’ taxibedrijf. smid Kimman, fabriek van luxe rijtuigen en automobielen v/h gebr. H & F. Kimman, ‘van smidse naar garage en automobielbedrijf’, laatste bewoners (o.a. firma Cornel, Chinees restaurant Tai Ping, Willem Bos fietsenzaak, café Bellevue'(Germans), café-restaurant=hotel Van Aken]
B In het blad “HeerlijkHeden’ van de Vereniging Oud Heemstede Bennebroek / Historische Vereniging Heemstede Bennebroek (HVHB), verschenen artikelen, aanwezig in bibliotheek Noord-Hollands Archief en archiefcollectie HVHB.
De kleerblekerij Van den Berg, nummer 80, april 1994, p.56-60 [tevens Muiters, Vulders].
De broodbakkerij van Tibboel, nummer 81, augustus 1994, p.98-104
‘Het Wapen van Heemstede’ in de 19e eeuw. , nummer 82, november 1994, p.133-140 [tevens Pieter van Keulen, Petronella Maria Smeerzaal, Jan Lemmermans, Theodorus Bouhuijs, Louis Karel Grader van der Maas, Anthonius Christianus Knapen, Roelof van Til, Jacobus Hendrik Avis, Diwertje Houtkoper, Paul Herman Eduard Ferdinand Geuer,]
De boerderij ’t Slot, nummer 83, februari 1995, p.13-20. [tevens telgen Van den Berg, Bronstee en een kleerblekerij in Bennebroek van o.a. Lammerse].
Valkenburg en Camplaan, nummer 84, april 1995, p. 64-73 [o.a. Gerrit Munk, Jn Sleght, Maarten, Pieter en Martinus Vester, Willem van den Toorn, dokter Jacob Langelaan, Dirk Ouwersloot, notaris mr.Joannes Commelin, café ‘Wapen van Haarlemmermeer’en de houtloods van Munk].
Heemstede 1800-1900, nummer 86, november 1995, p.116-122 [Noordeinde van het dorp, broodbakker Barend Stalenberg, bakkerij van Hoff, winkelier Pieter Vaars, kuiperij van Hekket, kruidenierswinkel van Schulz].
De Achterweg en Voorweg, nummer 87, februari 1997, p.23-32. [o.a. Vester, Oudhoff, Moorhoff, Goedhart, smederij van Lammerts, Hirdes, Pieter van Keulen].
Heemstede in de 19e eeuw,de Driesprong en Westermeer, nummer 88, mei 1996, p.83-91. [boerderij van Meer en Bosch, een ‘daghuurderswoning’, de tuinmanswoning aan de Driesprong, de hofstede Westermeer, het huis van Van Dort, Tulpenburg en Nieuw-Westermeer, Einde van Westermeer/ de nieuwe algemene begraafplaats].
Een dokterspraktijk aan de nieuwe Heerenlaan 1784-1893, nummer 90, november 1996, p.179-188 [vader en zoon Groos, Theodorus van Luenen, de “armenpraktijk’]
Overlaan; “een stukje rond in de wildernis” , nummer 93, augustus 1997, p. 136-145 . [o.a. Amsterdamse kooplieden, een huis door zes gezinnen bewoond, Overlaan als buitenplaats, van buitenplaats tot exploitatieobject, Overlaan als kostschool!, Overlaan als raadhuis].
Chirurgijns, heel- en vroedmeesters, en artsen aan de Camplaan 1800-1900 (Biografische notities), nummer 98, november 1998, p.196-210. [Albertus Westerman, Jacob Langelaan, Klaas Prins, Binnenweg 90, Jacobus Beeker, Camplaan, later woonachtig Bronsteeweg; het laatste adres van Beeker was Uit den Boschstraat 5].
(blad Oud Heemstede Bennebroek, nummer 98, november 98, pagina 206)
(
Overlijdensbericht van oud-huisarts Jacobus Beeker (Het Nieuws van den Dag, 4-11-1915)
Godlieb Hoffmann, genees-, heel- en vroedmeester te Heemstede, nummer 100, april 1999, p. 103-111. [een stukje Zweden op de algemene begraafplaats, de armenpraktijk, prof.dr.Christiaan Karel Hoffmann].
Naar de bollen in Heemstede! Heemsteedse bollenfamilies, nummer 107, februari 2001, p. 33-40 [boerderij ’t Slot, Piet Nelis, Kees Nelis, de zonen van Kees Nelis, 1976 Branden teisteren Heemstede, Petrus Cornelis Nelis overleden in 2000].
Naar de bollen in Heemstede! Heemsteedse bollenfamilies: Van den Berg, nummer 108, april 2001, p.78-84 [o.a. Jan en Quirinus van den Berg].
Naar de bollen in Heemstede! Heemsteedse bollenfamilies: Preijde, nummer 109 augustus 2001, p.153-163. [ de bloemisterij Rozenburg, de nieuwe Dorstige Kuil, Klein Lanckhorst, Jacobaschool]
1694-1887, vijf generaties “meester-timmerman”van Meurs, nummer 110, oktober 2001, p.203-216. [herberg “de Laatste Stuiver”, boerderij Lanckhorst, Anna van der Horst overleden, Einde van “De Dortisge Kuil”, Jacob van Meurs overleden: boedelbeschrijving en -scheiding, het Wees- en Armhuis, Klein Lanckhorst en “het Hofje”, Weg- en Spaarnzicht].