Een kaping o.l.v. Lieven Geelvinck van Bosbeek op het Haarlemmermeer
“Gij losse knaapen van de grootste Waereld Stad! Losbollen! Meest gezind om iemands rust te stooren” (1)
Aldus dichtte een pamflettist in het najaar van 1782 naar aanleiding van een voorval van kaping op het Haarlemmermeer. Vier welgestelde jongelieden uit Amsterdam beraamden een plan, naar wordt aangenomen in een koffiehuis, om ‘als grap’ tijdens een speeltochtje op het Haarlemmermeer een boot te enteren en de bemanning te overmeesteren. Als kapitein en daarmee hoofdpersoon geldt de 25-jarige mr. Lieve(n) Geelvink die over het buiten Bosbeek beschikte en aangenomen wordt dat men van daaruit met 2 boten, waaronder zeilschip ‘De Gele Vinck’ het Haarlemmermeer is opgevaren om het snode plan uit te voeren. “Zy namen met zig, sommige haare Vrouwen, ende sommige andere jonge Dogters. Ende zy vulde haare Jagten met Wijn ende Meelbloemen, gebakken ende geroost.” (2) Nadat zij de buitenplaats Bosbeek hadden bereikt “bedreeven zy groote vreugde. Ende zy waare Losbollig, ende dartel van wegens de veelheid der Wijn’. Tot diep in de nacht is het feest doorgegaan en het gezelschap begaf zich de volgende ochtend (8 oktober 1782) met twee jachten op het Haarlemmermeer, na uitvoerig de plannen te hebben besproken om een schip te kapen. Overeengekomen werd dat Lieve Geelvinck met ‘de gouden ofwel gele Vinck’ als kapitein zou optreden en ‘Resretep’ (lees Petersen) als stuurman. Dat het menens was blijkt dat het feit dat men de meevarende matrozen busbruit [‘rood kruid’] liet aanvoeren. Na enige tijd kwamen zij tussen Haarlem en Amsterdam een Friese turfschuit tegen. Meteen is de vijandelijke Engelse vlag gehesen.
Opgemerkt dient te worden dat de vierde Engelse oorlog bijna drie jaar aan de gang was. De Fries werd gemaand zijn Nederlandse vlag te strijken. De nietsvermoedende schipper en zijn knechten keken stomverbaasd om naar het tweetal jachten met jongelieden en weigerden aan het bevel te voldoen. Dat was het sein voor een echt zeegevecht waarbij uit het aanwezig geschut door de meegenomen matrozen met scherp werd geschoten en een bemanningslid van de turfschuit zwaar gewond raakte, waarna de varensgezellen van de Fries, die zich enkel met messen en een handspaak konden verdedigen zich overgaven aan de kapers. De op de schepen aanwezige vrouwen gilden omdat zij voor hun leven vreedsen. In triomf zeilden de Amsterdamse vrienden terug naar de thuishaven aan de oever van het Meer nabij Bosbeek en werd ’s avonds tot diep in de nacht de overwinning luidruchtig gevierd. De vreugde was echter van korte tijd. Het bericht van de kaping verspreidde zich over Kennemerland en Amsterdam. Nieuwe Wetering, baljuw van Kennemerland, gaf opdracht de kapers aan te houden. Hij loofde aanvankelijk zelfs duizend gulden rijders ofwel 14 duizend gulden uit om de daders op te sporen en voor justitie te brengen, maar dat was feitelijk niet nodig. Hun aanhouding bleek weinig problemen op te leveren. Pas toen de heren na een nacht in de cel ontnuchterd waren van de wijn, realiseerden zij zich wat zij gedaan hadden. Zij werden door de goegemeente veracht als losbollen die door de drank van hun verstand beroofd waren. Zonder twijfel dankzij hun invloedrijke families kwamen de kapers er genadiglijk af met boetes en genoegdoening voor de aangevallen schipper naast een korte periode in het verbeterhuis. Door anonieme personen zijn gedrukte pamfletten vervaardigd, gedrukt en verspreid ter lering (en vermaak). In ‘Het boek der losbollen’ staat geschreven: “Ende men zal ze de kinderen laten leezen, opdat het indagtig blijven in de schoolen. Dat zullen de lessen der tuchtiging zijn, en de kinderen duidelijk de losbollen leeren kennen.” Zelfs kwam een ‘kamerspel’ ofwel toneelstuk uit onder de veelzeggende titel ’Het Haarlemmer meer in rouw.’
Helaas vertonen de criminele rol en het justitieboek in de rechterlijke archieven van Kennemerland over 1782 een hiaat en zijn de vonnissen niet bewaard gebleven. Ook in de kranten uit die tijd zoals in de Opregte Haerlemsche Courant en Leydse Courant wordt met geen woord over de rechterlijke uitspraken geschreven – wèl wordt de publicatie van genoemde pamfletten bericht – en ook de (anonieme) pamfletten geven weinig soelaas. Dat we toch meer weten is mede te danken aan een voetnoot in een boek van Jacob van Lennep (1), die in dit verband schreef: “t Gepleegde feit was, als men ziet, gewelddadig gepleegde openbare roof, waarop de doodstraf stond; doch men suste de zaak en de daders kwamen vrij met schadevergoeding aan den schipper, een krasse geldboete en acht dagen zittens in ’t verbeterhuis.” (3). Lieve Geelvinck overleed al in 1783, waarna Bosbeek nog korte tijd in bezit bleef van de weduwe, die vervolgens in 1786 hertrouwde met de vierde kaper, koopman-bankier Pieter Muilman.
Biografische gegevens van de kapers (4)
– Lieve Geelvinck (1757-1783) is geboren uit een geslacht van patriciërs. Kleinzoon van Lieve Geelvinck (1676-1743), heer van Castricum en onder meer burgemeester. Zoon van mr. Lieve Geelvinck (sr.) (1730-1757), magistraat in Amsterdam en commissaris voor de helft van het Hamburgs Postcomptoir, getrouwd met Catharina Elisabeth Hasselaer (1738-1792), dochter van (burgemeester) mr. Gerard Aarnoud Hasselaer en van Elisabeth Clignet. Lieve Geelvinck is enkele maanden na het overlijden van zijn vader geboren op 28 mei 1757 en gedoopt in de Westerkerk. Hij studeerde rechten in Utrecht en rondde deze in 1776 af met een dissertatie, waarna hij zich definitief in zijn geboorteplaats vestigde en na 1778 de zomermaanden bij voorkeur op zijn hofstede in Heemstede doorbracht. Deze mr. Lieve Geelvinck kocht in oktober 1777 voor ƒ 108.000,- een herenhuis op de Keizersgracht (nummer 452), dat tot 1766 had toebehoord aan burgemeester mr. G.A.Hasselaer en vervolgens van George Clifford Henrysz. In 1776, had hij testamentair van zijn grootmoeder Hasselaer, geboren Clignet de buitenplaats Bosbeek in Heemstede geërfd. In 1777 benoemd tot commissaris van huwelijkse en zeezaken in Amsterdam, tevens tot kapitein der schutterij Op 29 april van dat jaar huwde hij Anna Maria van de Poll in de Walenkerk. Op 25 juli 1778 wordt aan Lieve Geelvinck, die door het huwelijk meerderjarig is geworden, de buitenplaats Bosbeek overgedragen “gelegen onder het geregt of jurisdictie van Heemstede, met alle daarby synde en aanhoorende landerijen (…) beneevens de ornamenten van beelden, tuincieraden en gereedschappen voor de broeyerye en het hoveniere dienende, niets uytgezondert.” 30 juni 1779 is het aan Lieve Geelvinck door schout Jan Diederik Pauw geboren Hoeufft, toegestaan op de scheiding van de Binnenweg naar de Glip een aantal bomen te rooien, opdat hij vanuit zijn huis wederom uitzicht kreeg op het Haarlemmermeer. Bij het omhakken moest Geelvinck er zorg voor dragen “om de weg zo min mogelijk te belemmeren en de passeerende rijtuigen niet te incommoderen.”
Eén jaar na zijn avontuur op het Haarlemmermeer overleed hij kinderloos slechts 26 jaar oud op 24 november 1783. Hij liet een aanzienlijk vermogen na van ƒ 650.000,- Zijn echtgenote bleef nog tot 1784 eigenaresse van Bosbeek, maar verkocht het buiten toen voor ƒ 60.000,- aan bankierJohn Hope, die al eigenaar was van Groenendaal, terwijl zij zelf voor ƒ 22.000,- de hofstede Roos-en-Beeck onder Velsen kocht.
– Jan Petersen, genoemd als (kapers)stuurman. Omschreven als Resretep (te lezen als Petersen), moet welhaast zeker Jan Baron de Petersen zijn (1745-1786). Hij is commandeur onder de Admiraliteit van Amsterdam geweest en was thesaurier-extraordinaris van de stad. Door zijn huwelijk met Elisabeth Jacoba de Graeff verwant met verscheidene regentengeslachten. Hij woonde op de Herengracht en was bezitter van de hofstede Ouderhoek (voorheen ‘Uytvlugt’ geheten) in Loenen aan de Vecht. Hij hield van (overmatig) eten en drinken en overleed op ruim 40-jarige leeftijd, naar verluidt aan podagra.
– George Hendrik de Wilde (?) In één van de pamfletten is sprake van Petersen van Welderen. P.J.M.Wuisman (5) die hiernaar onderzoek deed meent dat de naam Van Welderen een verbastering is van De Wilde. Ofschoon hierover geen zekerheid is vermoedt hij dat George Hendrik de Wilde het meest in aanmerking komt. Hij werd in 1787 luitenant-kolonel van de schutterij, woonde op de Keizersgracht en was bekend met kapitein Geelvinck.
– Pieter Muilman geeft als vierde kaper meer zekerheid. Geboren in 1750 is hij in 1819 overleden. Deze Muilman was lid van de handelsfirma Muilman & Soonen, kooplieden en bankiers. Na zijn huwelijk woonde hij evenals Geelvinck op de Keizersgracht. Voorts was hij vanaf 1788 eigenaar van de hofstede Oosterduyn onder Overveen, later uitgebreid met de hofsteden Zeerust, Voorduyn en Spiegelenburgh, welk geheel na zijn overlijden het kapitale bedrag van ƒ 135.000,- opbracht. Op 19 maart 1786 trouwde Pieter Muilman in Amsterdam met Anna Maria van de Poll, sinds drie jaar de weduwe van voornoemde mr. Lieve Geelvinck en wellicht was zij ook oktober 1782 aanwezig bij wat de geschiedenis inging als ‘de dadender Kapers ofwel Losbollen’
Noten
(1) Uit pamflet ‘Het gemeen aan de Haarlemmermeersche kapers’. 1782.
(2) Uit pamflet: ‘Het boek der Losbollen, of de Daaden der Binnenlandsche kapers’. 1782.
(3) Jacob van Lennep: Het leven van Mr.Cornelis van Lennep en Mr. David Jacob van Lennep. Amsterdam, 1861. Deel 2, p. 82-83.
(4). Gegevens o.a. uit J.E.Elias: De vroedschap van Amsterdam. 2 delen. 1903.
(5) P.J.M.Wuisman: Zeerovertje spelen op de Haarlemmermeer. In: Maandblad Amstelodamum, deel 50, 1914, blz. 30-34.
Bijlage 1: Pamfletten nrs. 20320 t/m 20325 uit W.P.C.Knuttel, Catalogus van de pamfletten-verzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek ’s-Gravenhage 1890-1920.
20320 Notificatie. De goede gemeente van de Steden Haarlem en Amsterdam doen bij dezen kond: Alzo ter hunner kennisse is gekoomen, dat eenige daagen geleeden op de Haarlemmer-Meer een gezelschap vooraame en welbekende losbollen van Amsterdam…zich niet ontzien heeft om zig als Engelsche roovers en stroopers te gedraagen. In plano, een blad. Uitgegeven “met privilegie te Haarlem en Amsterdam, by de Ordinaris Drukkers der Goede Gemeente.”. In plano, één blad.[Gefingeerde – satirische – kennisgeving naar aanleiding van het feit dat enkele Amsterdamse losbollen op het Haarlemmermeer met hun jacht een Friese turftjalk hadden aangevallen en overmeesterd].
20321 Het Haarlemmer Meer in rouw, Over het vlugten van het nieuw-modisch kaaper jagt De Blixem, Gevoerdt door capiteyn Livinus Vinkenstyn, kamerspel vermenget met de geldgierigheid van een diefagtige diaken, die door het breeken van een wiel, op de vlugt is; alles opgehelderd door het onderstaande plaatje. In octavo, 16 blz. [Bij dit exemplaar is gevoegd de prent: ‘Bloedig gevegt tusschen twee Amsterdamse kapers en een Vriesse turfschuijt op de Haarlemmer Meer. October 1782].
20322 Vervolg en slot op het kamerspel, het Haarlemmer meer in rouw of de overhaaste vlugt van het nieuw modisch kaapersjagt de snelle Blixem. Gevoerdt door capitein Livinus Vinkenstyn, gev. door het einde der historie van den diefagtige diaken, op de vlugt. Het toneel verbeeld de vier perzoonen voorkomende in het eerste stukje, sittende in het vertrek van een buiten lusthuis, aan het na geregt eener deftige maaltyd. Hier agter is by gevoegt, het boek der losbollen of de daaden der binnenlandsche kaapers. In octavo, 16 blz. [Gefingeerde uitgever: Gedr. in de Oude Weeteling, by de Geele Wildeman, 1782]. (In het kamerspel komen de namen voor van Livinius Vinckensteyn, Losbollius, Wildzang en Peterszoon).
20323 Het boek der losbollen, of de daaden der binnenlandsche kapers. [In octavo, 4 blz. Afzonderlijke druk van het bij voorgaande gevoegde stuk].
20324 De Haarlemmer Nephtunis gestoord, weegens de berugte zeeslag, voorgevallen op de Haarlemmer-Meer; of de binnenlandsche helden gevat. [Gedicht van 11 strofen]. Haarlem, Jan de Weever, 1782. In octavo, 4 blz.
20325 Het gemeen aan de Haarlemmermeersche kapers, Lieve Geelvinck, Peters van Welderen en anderen [Gedicht met 6 strofen]. Rotterdam, 1782. In octavo, 2 blz.
Bovendien bevindt zich in de Bibliothèque Nationale de France 1 exemplaar van: ‘Het Tweede Boek der Amsterdamsche losbollen’ , door Knuttel gedateerd 1783. Ten slotte wordt ook in de volgende Knuttel-pamfletten van de kaping op het Haarlemmermeer melding gemaakt: nummers 20611, 20626 en 20627.
Bijlage 2: Fragmentgenealogie LIEVE GEELVINCK
1. Cornelis Geelvinck (1621-1689) x Elisabeth Velecker (1622-1658)
2. mr. Joan Geelvinck (1644-1707) x Anna van Loon (1649-1683)
3. Lieve Geelvinck (1676-1743) x Anna de Haze (1690-1761)
4. Lieve Geelvinck (1730-1757) x Catharina Elisabeth Hasselaer (1738-1792) (1)
5. Lieve Geelvinck (1757-1783), in 1777 gehuwd met Anna Maria van de Poll (757-1793). Dit huwelijk bleef kinderloos.
(1) De ouders van Catharina Elisabeth Hasselaer (en daarmee grootuders van Lieve Geelvinck van Bosbeek) waren: Gerard Aernout Hasselaer (1898-1766) en Elisabeth Clignet (1702-1776)
Hans Krol
Gefingeerde notificatie met aan het eind de vermelding: “Actum HAARLEM en AMSTERDAM den 8 en 9 October 1782. [Uitgegeven:] Te HAARLEM EN AMSTERDAM, by de Ordinaris Drukkers der Goede Gemeente. Met Privilegie.
=====================================================
In Amsterdam is een Geelvincksteeg, in Castricum en Velsen-Noord een Geelvinckstraat, in Loosdrecht een Lieve Geelvincklaan en in Nieuw Vennep (gemeente Haarlemmermeer) een Gelevinkstraat.
HET AMSTERDAMSE GESLACHT GEELVINCK IN RELATIE TOT DE BUITENPLAATSEN ‘OOSTERHOUT’ EN ‘IPENRODE’
In 1744 is de Amsterdamse regent Constantijn Nicolaaszoon Sautijn (1710-1748) eigenaar geworden van de hofstede Ipenrode na aankoop van Abraham (van) Tarelink voor ƒ 26.000,-. Vanwege het lijden aan podagra had Sautijn behoefte aan een zomerverblijf buiten de drukkende stad. In 1735 was hij gehuwd met regentendochter Catharina Jacoba Lievensdochter Geelvinck (1710-1759). Met een jong overleden broertje en Nicolaas Geelvinck (latere eigenaar van Ipenrode) is zij als kind in 1716 geportretteerd door de kunstschilder Arnold Boonen. Na het overlijden van Sautijn, begraven op 2 december 1748 op het kerkhof van Heemstede, is de weduwe nog tot haar dood in 1759 eigenaar van Ipenrode gebleven. Zij kreeg toestemming van de ‘Heeren van de Leidsche Trekvaart der Stad Haarlem’ om een houten beschoeiiing te plaatsen. Zij liet een vermogen na van ƒ 790.900,-. Na loting is het buiten in Heemstede in 1759 overgegaan naar haar broer Nicolaas Geelvinck, heer van Castricum, Croonenburg, Bakkum, Santpoort en Velsen en oud-burgemeester der stad Amsterdam en aan Agatha Levina Geelvinck “synde geweest een seer braave deugdsame en uytmuntende schoone vrouw” (aldus J.Bicker Raye). Via nieuwe loting is eerstgenoemde eigenaar geworden. De nieuwe bezitter had echter al een fraaie buitenplaats ‘Akerendam’ onder Beverwijk
Later bewoonde deze telg Geelvinck het buiten ‘Watervliet’ in Velsen, dat zijn derde echtgenote toebehoorde. Ipenrode droeg hij op 1 mei 1760 voor 26.000 gulden over aan zijn schoonzoon Abraham Dedel, koopman, bankier, assuradeur en magistraat.
dirk hoeksema gezegd:
Via Google dit verhaal gevonden omdat ik op zoek was naar informatie over de vuurtoren die aan de monding van het Spaarne gestaan heeft en in 1848 is afgebroken. Hoewel eigendom van de stad Haarlem, stond deze op grond, eigendom van de Stad Haarlem, in het Ambacht Heemstede.
Ik wil best de eerste zijn die dit hele verhaal leuk vindt, maar ik zit helaas niet op facebook.