Tags
Baarle-Nassau, Broeder Henricus, Broeder Willibrord Ottenhof, Hans Wiesman, Henricus ulo, Jacobaschool, jean-Baptiste de la Salle, Jozef Klingen, Jozefschool Heemstede, Jupp Henneböhl, Mierlo-Hout, Pabo de la Salle, pastoor IJzermans, Postlust, Stevensbeek
DE BROEDERS VAN DE LA SALLE IN HEEMSTEDE EN BENNEBROEK Een summier overzicht
De congregatie van de Broeders van de Christelijke Scholen is in 1680 in Reims gesticht door Jean-Baptiste de la Salle (1651-1719). Hij belastte zich in dat jaar met enkele volksscholen. In 1908 vestigde de congregatie zich in Den Haag (internaat Huize Groenestein), gevolgd met o.a. een communiteit, school en noviciaat in Baarle-Nassau. Tot 1946 maakte Nederland deel uit van de Noord-Belgische Lasalliaanse provincie, aanvankelijk met een Belgische provinciaal, vanaf 1948 met een Nederlandse overste, gevestigd in Baarle-Nassau. De Nederlandse provincie bestond niet slechts uit kloosters in Nederland (8 in 1960), maar ook uit huizen op Aruba en Kameroen.
In 1925 vraagt pastoor IJzermans broeders voor de Sint Jozefschool. Ze komen en vestigen zich in villa ‘Postlust’ aan de Herenweg, toen nog met een serre aan de straatkant. Daar het hoofd van de school, de heer Pronk, zijn taak steeds moeilijker kon waarnemen, namen de broeders de leiding over. Het zijn broeder-directeur Gabriël (hoofd, ov. 1966), broeder Willibrord (ov. 1979), broeder Vincentius (ov. 1955) en broeder Alfons (ov.1969); twee leken blijven voorlopig nog aan de jongensschool verbonden. De heer Beijk gaat enkele jaren later naar Haarlem en de heer Van Maanen vertrekt dan naar Ned.Oost-Indië.
(Op 11-2-1925 werd door pastoor IJzermans de eerste steen gelegd van de te bouwen Sint Augustinusschool aan de Molenwerfslaan waar de zusters Franciscanessen de leiding kregen over een nieuwe school bestemd voor jongens en meisjes; in 1929 is daarnaast de Maria-kleuterschool gebouwd). 1927 wordt Postlust te klein en denkt men aan een nieuw broederhuis.
1928, 5 augustus wordt de eerste steen gelegd en Februari 1929 trekken de broeders in het nieuwe pand aan de overzijde van de Herenweg. De St.Jozefschool krijgt plaatsgebrek en de derde klas wordt ondergebracht in Postlust. Bij het nieuwe schooljaar wordt Postlust noodschool; voor: a. de nieuwe lagere school, de latere Jacobaschool, met 5 leerlingen in 3 lokalen, b. het eerste leerjaar van de ULO met 23 leerlingen. Hoofd der beide scholen wordt broeder Alexius. Al is hij geboren in 1896, geniet hij nog een goede gezondheid.
Bij het schooljaar 1929/30 nemen de broeders in Bennebroek de jongens over van de zusters. In hetzelfde jaar ontstaat de nieuwe parochie Valkenburg (kerk O.L.V.Hemelvaart), waar al spoedig een nieuwe jongensschool St.Aloysius verrijst, waarvan de broeders ook de leiding nemen (1931). 1930 Door vertraging in de bouw van de Jacobschool (mevrouw Preijde had de grond aan de Lanckhorstlaan geschonken aan de kerk) wordt de villa Djokjakarta aan de Kerklaan gehuurd van de heer C.Nelis (ongeveer tegenover de ingang van de St. Antoniusschool). Zes leerjaren van de lagere school en twee van de ULO nemen er hun intrek. 1931 In januari wordt begonnen in de Jacobaschool en 8 broeders gaan wonen op huize Lanckhorst. Aan de Herenweg blijven 7 broeders. De St. Jozefschool wordt met enige lokalen uitgebreid en kunnen de leerlingen van Djokja er in ondergebracht worden. 25 december houden de broeders in hun huis voor het eerst de nachtmis om 12 uur. 15 oktober legt pastoor J.M.van der Tuijn (de opvolger van pastoor H.A.V.IJzermans) de eerste steen voor het ULO-gebouw aan de Herenweg. 1932 trekken de 42 ULO leerlingen van de Jacobaschool naar de Herenweg 99.De nieuwe school wordt genoemd naar de doopnaam van pastoor HENRICUS IJzermans. Broeder Wilhelmo wordt hoofd en begint het nieuwe schooljaar met 5 leerkrachten en 81 leerlingen. 1933 Het ULO-gebouw wordt reeds te klein, maar enkele klassen kunnen ondergebracht worden in de Jozefschool. 1934 De eerste ULO-kandidaten doen examen, 6 van de 9 ontvangen het diploma. 1935 Pastoor V.d.Tuijn wordt deken in Den Haag en pastoor Chr.W.van Mierlo doet zijn intrede in de St.Bavoparochie. De St. Jozefschool gaat in aantal leerlingen wat achteruit, o.a. vanwege de nieuwe Jacobaschool en daarbij wordt de Jacoba opleidingsschool. Maar de ULO groeit en telt 137 leerlingen. Van de 21 kandidaten behalen er 19 hun diploma, zelfs 2 met B-diploma. 1936 Op 7 april overlijdt pastoor IJzermans. 1937 13 broeders nemen afscheid en beginnen scholen op Aruba. 1940-1945 de oorlogsjaren: 265-1941 doet de Gestapo een inval in het broederhuis (op aanwijzing van verrader Van der Waals). Broeder Jozef Klingen, broeder Willibrord Klomp en Broeder-directeur moeten mee naar Den Haag. Na een tweevoudig proces wordt broeder Jozef Klingen gefusilleerd op 24-1-1`942. De twee andere broeders waren na een week vrijgelaten. Na een grondig onderzoek konden zelfs de Duitsers geen reden vinden hen langer vast te houden. 1-3-1941 wordt het 12,5 jarig bestaan van de ULO herdacht. Nadat de bezetters de scholen aan de Herenweg hadden gevorderd, moesten ze het huis van ‘Die zwartrokken” ook hebben. Achteraf bleek dit helemaal niet nodig; het was alleen pesterij geweest. April 1944 moesten de broeders het huis uit en vonden vriendelijke opname bij mevrouw Bomans in huize Berkenrode. Het kon enkel dienen als dagverblijf; alleen voor twee broeders was er slaapgelegenheid. De 16 anderen moesten in Heemstede nachtverblijven zoeken, waarbij ze van enkele gezinnen alle medewerking en hulp kregen. In februari 1945 werd het broederhuis vrijgegeven. Na de bevrijding werden de taken in de scholen weer volop hervat. 1951 is het derde eeuwfeest van de geboorte van Jean-Baptiste de la Salle met grote luister gevierd. 1960-1970 crisisjaren: verschillende broeders verlaten de congregatie. Nu zijn er in Heemstede en omgeving nog 18 broeders, waarvan nog 7 in het onderwijs werkzaam; de overigen hebben een andere functie of zijn gepensioneerd. 1962 De kweekschool van Baarle Nassau wordt overgeplaatst naar Hertenduin aan de Herenweg in Heemstede nabij Bennebroek. 1977 Het nieuwe gebouw voor de Pedagogische Academie ‘de la Salle’ in gebruik genomen. 1980 vierden de broeders het derde eeuwfeest van hun congregatie 1680-1980.Circa 1985 de resterende broeders zijn ondergebracht in een pand aan de Spruitenbosstraat in Haarlem en anno 2015 in Voorhout en Cuyk Stichting congregatie en organisatie De Congregatie van de Broeders van de Christelijke Scholen, ook bekend onder de naam Broeders van J.B.de la Salle, werd in 1680 in Reims gesticht door Jean-Baptiste de la Salle (1651-1719). Hij belastte zich in dat jaar persoonlijk met de leiding van enkele volksscholen. De Broeders gaven onderwijs aan de volksjeugd. Het generalaat was gevestigd in Lembeek (België) van 1904 tot 1936, toen het is overgebracht naar Rome. Tot 1946 maakt Nederland deel uit van de Noord-Belgische provincie, ofschoon het al in 1930 een autonome provincie was geworden, in 1908 gevestigd in Den Haag. Het Nederlandse provincialaat was gevestigd in Baarle-Nassau (Noord-Brabant), later enige tijd in Heemstede. De Nederlandse provincie bestond niet slechts uit kloosters in Nederland (acht in 1960), maar ook uit huizen op Aruba en in Kameroen.
DE GESCHIEDENIS VAN HET BROEDERHUIS AAN DE HERENWEG Toen in 1987 bekend werd dat het Broederhuis aan de Herenweg 103a zou gaan verdwijnen door de slopershamer heeft de gepensioneerde broeder Willibrordus Gehling (oud-docent Duits aan de Henricus-ULO de historie beknopt vastgelegd.
Hoe het begon
De aanleiding was op het eerste gezicht een eigenaardig ‘toeval’ . Een broeder ‘recruteur’, die pastorieën en scholen bezocht om te informeren of er jongens waren die in aanmerking kwamen voor het juvenaat te Baarle-Nassau, in Noord-Brabant, om broeder-onderwijzer te worden, kwam in 1923 aan op de pastorie aan de Herenweg bij pastoor Henricus IJzermans. Deze kennismaking met de Broeder had grote gevolgen. Want in datzelfde haar richtte pastoor IJzermans een schrijven aan Baarle-Nassau en Lembeek (België) om de Broeders te vragen voor de nieuw te stichten school aan de Molenwerfslaan. Heemstede had toen één R.K.parochie Sint Bavo aan de Herenweg. Maar Heemstede groeide en breidde zijn straten uit naar Noord en Zuid. Het inwonertal nam sterk toe onder andere omdat de plaats aantrekkelijk was en de gemeentelijke belastingen niet hoog. Zo kon pastoor IJzermans voorzien dat binnen afzienbare tijd splitsing van zijn parochie noodzakelijk zou worden en er een tweede parochie bij zou komen in de ‘Indische buurt’ . Het open terrein ten noorden van de Molenwerfslaan leek hem bijzonder geschikt voor de bouw van de kerk en scholen. Deze grond behorend aan het seminarie Hageveld werd voordelig gekocht van het bisdom. Een gedeelte ervan werd direct bestemd voor de nieuwe school, die aan de zorgen van de Broeders zou worden toevertrouwd. Deze zouden voorlopig huisvesting vinden in het zogenaamde ‘Clooster’, een villa gelegen aan het eind van de oprijlaan naar Hageveld, vlakbij het in 1923 gebouwde hoofdgebouw van het kleinseminarie. [Later verhuisde men naar een pand aan de Camplaan] .Na enige correspondentie begaf Broeder Provinciaal Ireneus zich naar Heemstede en beloofde pastoor IJzermans zijn medewerking aan de totstandkoming van een Broederhuis in Heemstede. Architect N.J.Nijman werd belast met het ontwerp voor de nieuwe school. Maar het duurde nog tot eind 1923 voor de gemeente haar definitieve medewerking toezegde. In december werden de plannen naar Baarle-Nassau gestuurd, waar ze werden goedgekeurd. De Broeder Provinciaal reisde vervolgens direct naar Heemstede met Broeder-directeur van Den Haag. Hier waren de broeders in 1908 vanuit België in Nederland begonnen. De twee broeders bevonden de ligging van het schoolterrein gunstig en het aanstaande Broederhuis geschikt. Toen de bezoekers terug waren in de pastorie, kwam pastoor IJzermans met een geheel nieuw voorstel. Dicht bij de kerk staat de enige jongensschool, de Sint Jozefschool met lekenpersoneel: vier heren en twee dames. Het hoofd der school, de heer D.Pronk, zou wegens zijn toenemende doofheid invaliditeitspensioen aanvragen. Indien dit wordt verkregen, zou het Kerkbestuur aan de Congregatie willen voorstellen de leiding van de school over te nemen met als woonhuis villa Postlust dicht bij de kerk en school gelegen. Dit voorstel werd door de Oversten beter bevonden dan het eerste, wat spoedig aan het Kerkbestuur werd medegedeeld, onder voorbehoud evenwel dat de twee onderwijzeressen de school zouden verlaten. Op 10 januari 1925 drukte pastoor IJzermans zijn voldoening uit over de bereidwilligheid om op het nieuwe voorstel in te gaan. Hij beloofde de verplaatsing van de twee onderwijzeressen en ƒ 1.000,- voor de installatie van de Broeders. Men maakte een contract op. Aan huize Postlust werden enige reparaties aangebracht. Het huis had toen nog een serre aan de straatkant. Na nog enkele moeilijkheden na het vertrek van de twee onderwijzeressen, onder andere omtrent het aantal betaalde (boventallige?) leerkrachten tot een bevredigende oplossing van beide partijen te hebben gebracht zouden de Broeders op 1 september 1923 de leiding van de school op zich nemen. Op 22 augustus arriveerden de Broeders Gabriël Straetmans (ov. 1966) directeur van de Broeders en hoofd van de school, Willibrord(us) Heerink (ov. 1979) en Vincentius Sombroek (ov. 1955). De twee leken-onderwijzers bleven voorlopig aan de school verbonden. Later zou de heer Beijk naar Haarlem en de heer Van Maanen naar Ned.Oost-Indië vertrekken. De drie Broeders werden door de pastoor en het kerkbestuur hartelijk ontvangen. De dagen vòòr 1 september gebruikten ze voor de inrichting van het huis en de school, waar nog enkele veranderingen zijn aangebracht. Achter de school werd een nieuwe speelplaats aangelegd met later nog zes urinoirs. De vroegere speelplaats vòòr de school veranderde men in een gazon met perken rozen en twee met tegels belegde toegangen tot de school (onkosten nieuwe speelplaatsen en plantsoen bedroegen ƒ 8.000,-). Het houtwerk (binnen en buiten) is opnieuw in de verf gezet. Ook zijn er nieuwe w.c.’s in de school geplaatst. Door de gemeente werd toegestaan 144 nieuwe banken aan te schaffen. Andere verbeteringen zoals elektrische verlichting en centrale verwarming stonden nog op het programma voor later. Het begin van het schooljaar werd ingezet met een gezongen heilige mis, die zeer druk bezocht werd. Na de kerkdienst begaven Broeders en leerlingen zich naar de school en weldra kon geconstateerd worden, dat het geraamde aantal leerlingen met 65 werd overschreden. Dit eerste succes noopte de pastoor aan Broeder Directeur te verzoeken direct nog een Broeder aan te vragen. Broeder Provinciaal zond als vierde Broeder Alfons Kerssemans (ov.1969) die nog dezelfde week arriveerde. Het schooljaar 1924-1925 was geëindigd met 180 leerlingen, van welke een deel is overgeschreven naar de nieuwe Sint Augustinusschool, die ook op 1 september opende als jongens- en meisjesschool van de Zusters Franciscanessen van Salzkotten/Aerdenhout. De Jozefschool ontving de meeste jongens van de Zusters aan de Kerklaan, die nu een school werd voor uitsluitend meisjes. Het nieuwe schooljaar zette nu in met 230 jongens, verdeeld over zes klassen met vier broeders en twee leken. De nieuwe communiteit liep goed en men had succes op school. Het was goed toeven in Heemstede, dat een bloeiende en groeiende gemeente was. Het aantal inwoners bedroeg 16.000 waarvan ruim een derde katholiek. Verdere ontwikkeling Op 1 september 1926 was het aantal leerlingen gestegen van 230 tot 260. Dit had tot gevolg dat er een parallelklas nodig was. Bovendien werd er een zevende leerjaar aan de zes bestaande schoolklassen toegevoegd, Er werd een klaslokaal en een spreekkamer bijgebouwd. Intussen was de speelplaats voor het steeds groeiende aantal leerlingen veel te klein geworden. Het schoolbestuur verkreeg van de gemeente toestemming voor uitbreiding en betegeling van het speelterrein. In 1926-1927 bestond het leerkrachtenbestand uit broeder Willibrord Heerink, broeder Alfons Kerssemans, broeder Alexander Verbunt, broeder-directeur Gabriël Straetmans en de heren Van Maanen en J.Beijk. Met het nieuwe schooljaar 1926-1927 kwam er hulp uit Baarle-Nassau in de persoon van Broeder Jozef de Bavel. En op 1 september 1927 is het personeel uitgebreid met de pas geslaagde Broeder Alexander Verbunt. De groep Broeders was nu zodanig uitgegroeid, dat villa Postlust te klein werd om ze behoorlijke huisvesten. Op verzoek van de Oversten besloot het kerkbestuur een nieuw Broederhuis te bouwen vlak naast de school aan de Herenweg. Als architect is de heer Nico J.Nijman aangezocht. Voor het schooljaar 1928-1929 arriveerden drie Broeders: Broeder Wilhelmo de Heer, Broeder Anton Vorstenbosch en Broeder Hubertus Peeters. Broeder Willibrord Heerink is overgeplaatst naar Baarle-Nassau. Er waren nu acht broeders aan de school verbonden, met de heer Van Maanen. Het aantal leerlingen was weer gestegen, nu tot 282. Wegens overbevolking van de Sint Jozefschool nam de gemeente een positief besluit met betrekking tot de bouw van een tweede lagere school. Deze zou komen te staan op een perceel aan de Lanckhorstlaan dat de weduwe Jacoba Preijde-Ruygrok – met de villa Huize van Lanckhorst aan de Bronsteeweg 12 – vermaakt had aan de kerk. Voorwaarde was wel dat de huizen gebruikt zouden worden voor een goed doel. De grote gebeurtenis van het voorgaande jaar was het bouwen van het nieuwe Broederhuis Herenweg 103A. De aanbesteding had plaats op 15 mei, op het feest van de stichter van de Broedercongregatie Johannes Baptista de La Salle. De gebroeders Van den Putten waren de laagste inschrijver met ƒ 48.840,-. Op 5 augustus metselde pastoor IJzermans in tegenwoordigheid van Broeder Provinciaal Ireneus een gedenksteen in de voorgevel naast de hoofdingang. Een onvergetelijke dag was het voor de Broeders van Postlust, die op 13 februari 1929 het nieuwe Broederhuis konden betrekken. Ondanks de barre kou van min 20 graden Celsius of liever ten gevolge van de verschrikkelijke kou, is er hard gesjouwd en in recordtijd was de verhuizing een feit. Op 20 maart kwam de deken van Haarlem, de zeereerwaarde heer L.Westerwoudt, de kapel inzegenen en twee later droeg pastoor IJzermans tot zijn grote vreugde voor de eerste keer in dit huis de Heilige Mis opdragen. De schoolbevolking bleef vrij constant, maar op het eind van het schooljaar kon men al voorzien dat men alle leerlingen in het nieuwe schooljaar niet kon bergen. De derde klas was al gesplitst en in Postlust ondergebracht onder de hoede van de heer Van Maanen. Omdat deze villa nu leeg stond, werd een aanvrage ingezonden naar de gemeente om in Postlust een noodschool in te richten. Met ingang van 1 september zou de nieuwe lagere school in dit gebouw geopend worden. Later zou deze school naar de Lanckhorstlaan verhuizen, net als het eerste leerjaar van een nieuwe school voor U.L.O. De gemeente verleende medewerking en op 1 september begon in Postlust een Gewone Lager Onderwijs School met vijf leerjaren in drie klaslokalen en een U.L.O. met het eerste leerjaar. Het aantal leerlingen was respectievelijk 75 en 23. Hoofd van de beide scholen werd Broeder Alexius Steers en Broeder Wilhelmo leraar aan de U.L.O. Aan de lagere school zijn de Broeders Amandus, Willibrord Klomp en Josephus Smulders benoemd. Bij de Jozefschool kwamen er nog bij: Broeder Albertus Hanegraaf, Broeder Eugenius van Lee en Broeder Bernardus Baar. Broeder Alexius (geb. 13-1-1896) en Broeder Wilhelmo (geb. 12-12-1897) genieten nog een redelijk goede gezondheid evenals de Broeders Willibrord Klomp en Bernardus Baar. De Broeders Amandus Eugenius en Josephus zijn intussen overleden. De heer Broertjes uit Heemstede werd de aannemer van de Jacobaschool voor de som van ƒ 82.000,-. De opening was gepland op 1 september 1930. Sinds 1927 was pastoor Nieuwenhuizen herder van de nieuwe parochie O.L.Vrouw Hemelvaart op Valkenburg. Daar de gemengde Sint Augustinusschool ook al te klein begon te worden besloot de pastoor een nieuwe jongensschool te laten bouwen en stelde zich in verbinding met de Broeders aan de Herenweg. Een aantal Broeders is toegezegd en de bouw van de school kwam op gang. De firma Broertjes probeert de school klaar te krijgen voor 1 september 1931. De bouw van de Jacobaschool liep aanvankelijk niet zo vlot. En in mei kon men al voorzien dat men in geen geval klaar kwam vòòr het nieuwe schooljaar. Postlust zat al vol. Waar moest men naar toe met de nieuwe leerlingen? Men slaagde er in van de heer C.Nelis voor gemeenterekening de villa Djokjakarta aan de Kerklaan te huren. Deze had al dienst gedaan als noodschool voor de in aanbouw zijnde openbare Dreefschool. De 150 leerlingen van de lagere school en de 37 leerlingen van de U.L.O. kregen er onderdak. Het bleven natuurlijk noodtoestanden – al had dit ook zijn aantrekkelijke kant – en men verlangde toch naar een beter onderkomen. Begin december kwam het heuglijke bericht: na de kerstvakantie zitten we in de nieuwe school. De Jozefschool moest leerlingen afstaan aan de Jacobaschool en er moest een grens getrokken worden tussen de ‘gebieden’ van de twee scholen in dezelfde parochie, wat nogal eens moeilijkheden opleverde. Het Broederhuis aan de Herenweg telt nu 17 Broeders, een goede bezetting.
Het Broederhuis werd ontworpen door de architect bij uitstek van katholiek Heemstede (o.a. r.k.scholen) NIC J.NIJMAN, die kantoor had op het adres Hertenweg 96. Marloes van Buuren heeft een artikel aan al zijn werkzaamheden gepubliceerd in het blad HeerlijkHeden, nummer 194, najaar 2022, p. 3-10. Een compleet overzicht van zijn ontwerpen is via HVHB te vinden op het internet
Uitbreiding ULO In de loop van 1930 begon men te denken aan de bouw van een aparte school voor ULO. Aanvankelijk wilde men de Ulo onderbrengen in de Jacobaschool, maar daar deze uitgroeide tot een zeven-klassige school, was er voor de drie Ulo-klassen geen plaats. Men gooide het nu over een andere boeg en men ging over de de bouw van de Ulo-school aan de Herenweg naast het Verenigingsgebouw. Hierdoor bleef de bezetting van het Broederhuis rendabel. Terwijl Huize Lanckhorst te klein zou zijn voor een grote groep. Op 1 juli 1931 was men weer terug ‘van weg geweest’ in de Jozefschool, die een hele gedaanteverandering had ondergaan: centrale verwarming, een ruime fietsenbergplaats, betegelde muren, twee uitgebouwde voorportalen, vier tochtdeuren, een dokterskamer, een leermiddelenlokaal en de hele school opnieuw geschilderd, wat ƒ 25.000,- had gekost. De bouw van de ULO was 1 augustus begonnen. Met Pasen 1932 zou het gebouw klaar zijn en konden de klassen, die zich in de Jacobaschool nog moesten behelpen, hun intrek nemen in de eigen school. De school telde 42 leerlingen bij het begin van het nieuwe schooljaar al 82. De nieuwe ULO werd genoemd naar de doopnaam van pastoor IJzermans en heette onder de leerlingen ‘de Henricus’, met broeder Wilhelmo als hoofd. De vijf lokalen van de ULO bleken al gauw onvoldoende zodat men verplicht was leerlingen elders onder te brengen. Omdat het aantal leerlingen van de Jozefschool was teruggelopen, kon men daar voorlopig terecht. Men durfde nog niet het risico te nemen om de ULO uit te breiden met enkele lokalen. Toch zou het er op den duur van moeten komen, want ook van de buitengemeenten kwamen de jongens naar de school. Er werden vier lokalen bijgebouwd. In 1935 behaalden 19 van de 21 kandidaten het ULO-diploma, waaronder twee B-kandidaten. Op 7 april 1936 overleed pastoor IJzermans in de gezegende leeftijd van 81 jaar. Er werden dat jaar vier lokalen aangebouwd. De oorlogsjaren De broeders hadden al met het oog op een mogelijke mobilisator een cursus aan het Rode Kruis gevolgd. Wanneer de oorlog uitbrak zouden ze fungeren als hulp-brancardier. De cursus werd gegeven gedurende negen weken door een arts en een broeder van het Johannes de Deo ziekenhuis in Haarlem. De cursus was nog niet gevolgd door een examen, omdat de cursisten nog niet de kans hadden gehad praktische ervaring op te doen in het ziekenhuis. Door de toenemende kolen schaarste moesten de scholen het aantal lesuren inkrimpen. Steeds meer scholen zijn bezet. Een tijdlang kon men nog (aangepast) les gegeven met het zogenaamde rouleersysteem, waar alle scholen (openbare, christelijke en roomse) die nog enige ruimte konden bieden, aan mee deden. Ook dat werd later onmogelijk, zodat de broeders dagen en weken ‘zonder werk’ kwamen te zitten. Met ingang van1 maart 1941 al werden de broeders getroffen door 40 procent salarisvermindering op de salarissen van religieuzen, die in het onderwijs stonden. Wat de consumptie betreft deelde zij het lot van de meeste inwoners van Heemstede. De broodmaaltijd van vier uur (veel broeders waren Brabanders) moest worden afgeschaft. In de eerste jaren kregen de broeders nog wel koren en aardappelen kon bij de ‘goede boeren’ in de Haarlemmermeer. Maar hun voorraden waren ook niet onuitputtelijk en de controles waren streng. Wel konden ze nog ‘buikvulling’ bemachtigen in de vorm van grote aardappelen uit de Meer en de Kop van Noord-Holland. Als je niet brutaal was werd dit echter belet door de NSB-wachtposten. In een hoekje van de tuin hadden de broeders een stookplaats voor de verwerking van bloembollen en suikerbieten. Het is haast niet te geloven, ze hadden geen koe op zolder, maar wel in de fietsenstalling staan, die gevoerd en gemolken werd en…loeide. Maar nooit heeft iemand dit verraden! En wat nog ongelooflijker klinkt: het beest is geslacht…in de keuken van het Broederhuis. Om geen argwaan te wekken tijdens het slachten, liep een broeder met het wierookvat door het huis om de lucht ‘zuiver’ te houden, als er eens iemand aan de deur kwam… [het vervolg over de arrestatie en uiteindelijke executie van Broeder Jozef Klingen is te vinden onder Oorlogsslachtoffers: broeder Jozef).
Afscheid van organist Adam van der Horst in 1936 voor de kerk. Hij staat in het midden (met hoed) met rechts van hem pastoor Chr. van Mierlo en daarnaast broeder Jozef Klingen
Bezetting Broederhuis Zoals voor iedereen werd het leven voor de broeders ook steeds moeilijker. Zo goed en zo kwaad het maar mogelijk was, worstelden ze zich door alle moeilijkheden heen. Links en rechts van het broederhuis waren ondertussen de Sint Jozefschool, het Verenigingsgebouw en de Henricus ULO ‘beschlagnahmt’. In de woning rechts van het broederhuis had zich de ‘Quartiermeister’ met zijn staf geïnstalleerd. Deze kon het gelukkig goed vinden met zijn Ortskommandant. Beiden verzekerden ons dat het broederhuis niet bezet zou worden door hen. Trouwens, ze hadden die ruimte ook niet nodig. Maar helaas werd deze Korpscommandant verplaatst en opgevolgd door Gräfe, een echte ‘zwartrokkenhater’. Het duurde dan ook maar enkele weken of van de gemeente kregen we bericht dat de Duitsers het broederhuis gingen bezette en wel op 24 april in de week na Pasen. Gelukkig kregen de broeders enkele dagen de tijd. Ze mochten alles meenemen, behalve de vloerbedekking en één gemeubileerde kamer beneden. De losse vloerbedekking namen ze toch mee, daar ze het zonden vonden om deze door Duitse soldatenlaarzen te laten stuktrappen. In de ‘gemeubileerde’ kamer werd een oude kale tafel gezet met niet al te nieuwe stoelen. De Ortskommandant protesteerde bij de gemeente over deze gang van zaken, maar het liep toch met een sisser af. Maar waar moesten de broeders heen? Ze zaten echt met de handen in het haar. Door de gedwongen evacuatie van Zandvoort was er hier een huis meer onbewoond. Redster in de nood was (weduwe) mevrouw Bomans-Reynart. Ze had al twee volledige gezinnen [Dolleman en Bouwman] bij haar inwonen op Berkenrode, maar ze wist toch nog een grote kamer vrij te maken waar de lessenaars (18 stuks) van de broeders konden staan. Zij zaten aldus bij elkaar. Maar mevrouw Bomans had maar drie slaapplaatsen beschikbaar. Alles was vol met ook onderduikers. Men ging op zoek in Heemstede. Dankzij de grote hulpvaardigheid hadden de broeders al gauw enkele adressen gevonden, waar ze konden overnachten. ’s Morgens kwamen ze samen in het Sint Bavogesticht aan de Kerklaan voor het bijwonen van de Heilige Mis. Daarna gingen ze gezamenlijk naar Huizen Berkenrode voor het ontbijt en om er de rest van de dag door te brengen. Alle scholen waren gesloten. ’s Avonds moesten ze vòòr het speruur bij hun hospita’s zijn, waar de avonden werden doorgebracht met lezen, studeren en spelletjes.
Razzia’s Op 5 december 1944 is door de Broeders Sinterklaas gevierd in de huizen op de Camplaan en Herenweg en er met kleinigheidjes toch nog een gezellige avond van genaakt. De volgende morgen echter, toen we op weg waren naar het Bavo-Gesticht voor de H.Mis, zagen we Duitsers langs de huizen gaan. Ze keken die rare vogels wel na, maar deden verder niets. En wij vermoedden niets! Totdat ze voor het Gesticht stonden en er een man op ons afkwam, die zei, dat het razzia was en dat er twee Broeders waren aangehouden op de Herenweg. Ogenblikkelijk maakten we ons uit de voeten om onder te duiken. Niemand van ons hebben ze kunnen vinden. Toen tegen vijf uur alles veilig was kwamen we uit onze schuilhoeken te voorschijn en hoorden we wat er gebeurd was met de andere Broeders. De twee bewuste broeders moesten hun adres opgeven en zich klaar houden met een deken en eten voor één dag. Had de Duitser hen gelegenheid willen te geven onder te duiken? Maar die twee durfden er geen gebruik van te maken, bang dat de Duitse soldaten wraak zouden gaan nemen op anderen in Huize Berkenrode, waar onderduikers zaten. Ze moesten zich aansluiten bij de groep Hillegommers en Bennebroekers die naar het station Haarlem gedirigeerd werden. Onderweg kwamen er steeds meer bij. Het was een triest gezicht, al die jonge mannen. Toen ze bij het station aankwamen, stonden er buiten onder de afkapping honderden als vee bijeengedreven mannen voor het transport richting Emmerik voor de ‘Arbeitseinsatz’. Op Valkenburg waren de Duitsers op dezelfde manier te werk gegaan. Een stel Duitsers belde aan bij de broeders op de Camplaan. De zeven aanwezige broeders moesten allemaal mee. Eén had een zwerende teen en kon niet lopen. Dan maar op de fiets maar hij moest mee. ‘De Hollanders fietsen immers graag’ werd gezegd. Er was een overeenkomst gesloten tussen de bisschop van Haarlem en de Duitse Ortskommandantur dat geestelijken zouden worden vrijgesteld van de Arbeidsdienst. Maar omdat sommige geestelijken hun afkeer van het nazi-geweld en de nazi-leer had laten blijken, ook op de kansel, namen de Duitsers op deze manier wraak. Ook deze droeve stoet kwam aan bij het treinstation. Het was angstig stil. Enkele officieren waren bezig met ‘Ausweise’, anderen wachtten blijkbaar op ‘Befehl’, Plotseling stapte er een ‘Grüne’ op het groepje geestelijke toe en zei: ‘Sie kommen mit! Ich bringe Sie wieder nach Hause!’ ‘Sie sind ein Engel’ antwoordde prompt een broeder. De ‘Grüne’ moest op zijn lippen bijten om deze spontane heiligverklaring. Er was ook nog een Jezuïet bij, een kapelaan en een zieke. De dikke luitenant moet wel totaal overbluft zijn geweest door het brutale optreden van die ‘Wachtmeister’. Hij keek, maar zei en deed niets. Moesten die zwartrokken met hun losse mantels, ‘Fallschirmjäger’ genoemd, eerst nog apart gedrild worden? Of dacht hij: ‘Befehl ist Befehl? ‚Spezialauftrag‘? ‚Sondergenehmigung‘? In elk geval de Grüne (Jupp Henneböhl) heeft er nooit achter kunnen komen, waarom men hem zo brutaal zijn gang heeft laten gaan. De ‘zware colonne’ marcheerde onder zijn leiding af, huiswaarts. De broeders konden zich nauwelijks voorstellen dat het echt was. Op de Grote Markt kwamen ook nog slachtoffers uit de Grote Houtstraat. Joep pikte er de ‘zwartrokken’ uit en commandeerde: ‘Mit!’ Verder ging het de Koningstraat in, de Gierstraat door, het Houtplein over, Wagenweg af richting Heemstede. Toch echt naar huis? Ja, inderdaad! Joep bracht de broeders allemaal terug naar Berkenrode. Zelf was hij doodop van de vermoeienissen van de dag en de spanning, want het had hem evengoed de kop kunnen kosten. Hij vroeg dan ook of hij een paar uur kon uitrusten, want ’s morgens vroeg was hij al in het werk geweest in Bloemendaal. De broeders van de Camplaan zijn, toen alles zeker veilig was, op eigen houtje teruggegaan naar huis. Het huis stond er nog wel, maar de Duitsers hadden wel de nodige gebruiksvoorwerpen meegepikt. Op 1 februari 1945 is het Broederhuis vrijgegeven. En na nog een paar moeilijke weken begon het te dagen en kon men begin mei de bevrijding meevieren.
Eerder, op 6 oktober 1944, had broeder Wilhelmo, hoofd van de ULO, een schrijven doen uitgaan aan de ouders van de leerlingen met volgende inhoud: ‘ Geachte ouders, wij ontvingen een schrijven van de gemeente waaruit blijkt, dat dinsdag aanstaande alle scholen in Haarlem en Heemstede zullen worden gesloten. Het personeel krijgt een functie bij de centrale keuken. Daar bovendien de trams vanaf maandag niet meer rijden, zien wij ons genoodzaakt nu reeds te sluiten. Om nog zoveel mogelijk van het onderwijs te redden, krijgen de leerlingen om de veertien dagen per post taken op; terwijl dag, uur en plaats zal worden vermeld, waarop het personeel zich beschikbaar stelt voor het geven van uitleg of het bieden van hulp. Mogen we ouders verzoeken mee te werken, zodat steeds alle taken worden gemaakt en dat de nodige tijd ook aan de te bestuderen lessen zal worden besteed.’
De tijd na de Bevrijding
Zo langzamerhand kwam het normale leven weer op gang in en buiten de school. In 1951 werd het derde eeuwfeest van de geboorte van onze stichter, J.B.de la Salle, gedurende drie dagen met grote luister gevierd. Plechtige Heilige Missen in beide parochiekerken met als hoogtepunt de derde dag de Pontificale Heilige Mis door mgr. J.P.Huibers, bisschop van Haarlem. De plechtige mis werd gezongen door 1100 leerlingen van de Heemstede broederscholen. Er zijn luisterrijke feestavonden gehouden, met een succesvol optreden van het ‘Lasalliaans Kwartet’ en de opvoering van de Kinderoperette ‘Hans en Grietje’. In het Verenigingsgebouw was een grote tentoonstelling ingericht over De La Salle en zijn Congregatie over de hele wereld. In 1953 telden de protestantse scholen in Heemstede 727 leerlingen, de openbare 1041 en de katholieke 1889 scholieren. Op 1 maart 1958 vertrokken de eerste drie broeders met de boot naar het Afrikaanse Kameroen. De jaren 1960-1970 beschouwden de broeders als crisisjaren. Verschillende broeders verlieten de gemeenschap. Er kwam geen ‘aanwas’ meer. In de scholen werden de open plaatsen steeds meer ingenomen door leken en werd de leiding zelfs overgenomen. Huize Lanckhorst werd opgeheven.
Ook het huis aan de Camplaan, sinds 1932 bewoond door de Broeders, werd gesloten. Er traden broeders uit en mede als gevolg van vergrijzing nam het aantal broeders af. Toen er steeds meer broeders met pensioen gingen werd huize de La Salle aan de Herenweg niet meer leefbaar. Om de hele dag boven op een slaapkamertje te zitten, was niet te doen en in verbouwen zag men geen heil. Eind 1980 nam de gemeente het hele perceel over. De broeders kochten het hotel van de Bond Zonder Naam in Haarlem-Zuid en op 1 maart 1981 verlieten de broeders het pand aan de Herenweg. Een groep broeders is gaan wonen in een huis aan de Paulus Buyslaan 18 en ten slotte is een pand betrokken in de Spruitenbosstraat in Haarlem [totdat ten slotte de laatste broeders naar Baarle-Nassau zijn verhuisd]. Na de bouwvakvakantie gaat het broederhuis tegen de grond, waarin ik 40 jaar heb gewoond’. (Broeder Willibrordus Gehling).
Oude foto Jacobaschool Heemstede, circa 1960 (de Heemsteder, 2015), V.l.n.r.: onbekend, Henk Heemskerk, de heer Schulz (?), broeder Josephus, broeder Aloysius (Stanislaus?), broeder Rafaël, broeder Godfried en de heer Overmeer.
In 2006 publiceerde José Eijt het boek: ‘Met geloof en ijver; de Nederlandse provincie van de Broeders van de Christelijke Scholen 1908-2006’. Na o.a. een beschrijving van de bloeiperiode 1917-1940 wordt uitvoerig aandacht besteed aan het onderwijs van de broeders in Heemstede sinds 1923-1925
COMMUNITEIT HEEMSTEDE 1925-1994
Huize Postlust lager onderwijs 1925 Herenweg (1925-1929) ulo 1929
Huize De la Salle Herenweg (1929-1981) Provincialaat (1929-1955
Huize Lanckhorstlaan (1931-1959)
Camplaan (1931-1954)
Hertenduin, Herenweg (1962-1977) Kweekschool /Pedagogische Acdemie
Paulus Buyslaan (1968-1998)
Glipperweg (1977-1994) [daarna nog rutrhuis Spruitenboslaan Haarlem]
‘Gesteund door de lager onderwijswet werden in Nederland in de jaren twintig veel nieuwe katholieke scholen opgericht maar ook veel openbare scholen ‘omgezet’. Door middel van handtekeningenacties kreeg men van de gemeenten gedaan dat bestaande openbare dorpsscholen omgezet werden in katholieke scholen, waardoor zij in de meeste gevallen onder de verantwoordelijkheid kwamen van een kerkbestuur. Gemengde scholen werden waar mogelijk gesplitst in afzonderlijke katholieke jongens- en meisjesscholen. Naarmate het aanbod van katholieke scholen groeide, nam het aantal katholieke kinderen op openbare scholen af. De ideale situatie van ‘elk katholiek kind naar een katholieke school’ leek binnen handbereik te komen. Begin jaren twintig was voor de Broeders van de Christelijke Scholen de tijd rijp om hun vleugels uit te slaan naar andere delen van het land. Er waren inmiddels enkele gediplomeerde broeder-onderwijzers beschikbaar. Waar zij zich uiteindelijk vestigden was, evenals bij andere congregaties, niet zozeer het gevolg van bewust beleid als wel het toeval. Dat gold voor de komst van de broeders naar het Noord-Hollandse Heemstede (1). De toenmalige broeder-rekruteur kwam daar in 1923 op zijn tournee in contact met pastoor H.IJzermans van de St. Bavoparochie. Het dorp Heemstede was destijds sterk aan het groeien en pastoor IJzermans voorzag dat zijn parochie binnen afzienbare tijd in tweeën gesplitst zou moeten worden. Met het oog daarop wilde hij naast de bestaande jongensschool, de Sint Jozefschool, een nieuwe school oprichten aan de oostkant van het dorp, op de rand van het terrein van seminarie Hageveld. Omdat er voldoende behoefte bleek aan een nieuwe katholieke jongensschool, ging de gemeente Heemstede volgens de voorschriften van de lager onderwijswet met de plannen akkoord. Vervolgens klopte IJzermans bij de Broeders van de Christelijke Scholen aan. Hij vond er een gewillig uur: op een lagere school konden de broeders voor hun juvenaat werven. Het oprichtingsproces van de school verliep echter allerminst soepel. Er werd meer dan twee jaar onderhandeld tussen de pastoor, de gemeente en de broeders. Tot het laatste moment bleef de kosten van de broeders onzeker vanwege enkele financiële onduidelijkheden.(2). Toen puntje bij paaltje kwam, veranderde de pastoor van gedachte en stelde hij de broeders voor om de nieuwe school naar de oude St.Jozefschool (1904) over te nemen. Het hoofd van de school zou binnenkort wegens doofheid met pensioen gaan (3).De pastoor zag daarin een mogelijkheid om de school in handen van de broeders te geven. Voor het geld hoefde hij het niet te doen, maar de broeders stonden in zijn ogen garant voor gedegen katholiek onderwijs. Waarschijnlijk bedacht hij bovendien, zoals veel pastoors, dat de broeders méér dan lekenonderwijzers bereid zouden zijn zich in te zetten voor allerlei parochiewerkzaamheden. En tenslotte, omdat gescheiden educatie destijds de norm in het katholieke onderwijs was, zag de pastoor in de komst van de broeders een gelegenheid om de jongens van de St. Antoniusschool, de eerste katholieke school van Heemstede (1899), over te plaatsen naar de St. Jozefschool. Vervolgens zou dan de St. Antoniusschool van de Franciscanessen van Bennebroek omgezet kunnen worden in een meisjesschool. De broeders gingen akkoord met deze opzet en in 1925 begonnen zij op de St.Jozefschool (4). In die jaren waren de broeders een opvallende verschijning in het straatbeeld. Hun kleding week sterk af van de doorsnee Nederlandse broederkleding. Tot in de jaren vijftig droegen zij de Franse dracht van de congregatie: een driekantige hoed, een los omgeslagen zwarte mantel, een zwarte toog met een grote witte bed. De St. Jozefschool groeide onder leiding van de broeders zó sterk af dat er al in 1928 gedacht werd aan de bouw van een nieuwe school. Dit voornemen werd mogelijk gemaakt doordat het kerkbestuur in datzelfde jaar een legaat ontving van Jacoba Preijde-Ruygrok. Het bestond uit haar huis Lanckhorst mét ruin. Aan dat legaat was de voorwaarde verbonden dat er in die tuin een kerk, pastorie of school zou worden gebouwd (5). Er werd besloten tot de bouw van een jongensschool, die door de broeders zou worden geleid. Het aantal broeders in Heemstede nam gestaag toe. Hun aanwezigheid kreeg een definitief karakter toen in 1929 een gloednieuw broederhuis aan de Herenweg werd geopend. In het oude broederhuis, villa Postlust aan de Herenweg kwam een noodschool voor lager onderwijs en ulo tot stand. Toen het uit het legaat gefinancierde nieuwe schoolgebouw aan de Lanckhorstlaan gereed was, verhuisden de leerlingen hier naar toe. Onder de naam Jacobaschool, genoemd naar de weldoenster, groeide de school uit tot de opleidingsschool van de broeders in Heemstede, dat wil zeggen de school voor leerlingen van wie redelijkerwijs verwacht mocht worden dat zij het middelbare onderwijs zouden gaan volgen. In de praktijk betekende dit, dat de meeste leerlingen uit meer welgestelde gezinnen afkomstig waren, in tegenstelling tot de leerlingen van bijvoorbeeld de St. Augustinusschool die als een ‘klompenschool’ bekend stond. Waarschijnlijk waren de broeders zelf niet zo gecharmeerd van deze ‘schifting…tot een meer homogene bevolking van nettere kinderen’, maar de druk van de kant van de ouders was groot (6). De sociale stratificatie tussen de diverse parochiescholen leidde ook hier, zoals op veel plaatsen in katholiek Nederland tot ‘grensconflicten’ tussen de parochies. Wanneer namelijk meer welgestelde ouders hun kinderen naar de ‘nettere’ school van de aangrenzende parochie stuurden, dreigde een leerlingentekort voor de scholen va hun eigen parochie. In 1931 werden de broeders aangetrokken door de pastoor van de nieuwe Onze Lieve Vrouw Hemelvaartparochie in Heemstede, die een jongensschool wilde bouwen ter ontlasting van de St. Augustinusschool. Laatstgenoemde school had aanvankelijk te weinig leerlingen geteld om een splitsing in jongens en meisjes te rechtvaardigen. Ze was daarom noodgedwongen gemengd, wat voor de zusters eigenlijk geen acceptabele toestand was. Na een paar jaar bleek het aantal leerlingen zodanig te zijn toegenomen, dat het mogelijk werd een aparte school af te splitsen. Deze St. Aloysiusschool werd door de broeders overgenomen. De Broeders van de Christelijke Scholen hadden in Heemstede nu de leiding over drie lagere jongensscholen en een ulo-afdeling voor jongens. In 1932 kon de ulo-afdeling verhuizen naar een eigen gebouw aan de Herenweg. De school werd toen een zelfstandige ulo onder de naam Henricusschool. Merkwaardig genoeg profiteerde deze school van de economische crisis van de jaren dertig, omdat er toch geen werk was voor tieners, stuurden steeds meer ouders hun zonen hier naar toe (8). Mettertijd zou deze school een regionale functie gaan vervullen.
Op bovenstaande foto uit 1942 zien we staande v.l.n.r. br. Gabriël Straetmans, br.Hubertus v.d.Berg, br.Gabriël Leys, J.Steenbrink (leken-onderwijzer), br.Johannes Saris, br.Norbertus Warmerdam, br. Leonardus Toonen, br. Willibrordus Gehling, br. Albertus Hanegraaf en br. Alexius Steers. Zittend v.l.n.r.: kapelaan Plaat, br. Eduard Kok, pastoor Chr. van Mierlo, br. Wilhelmo de Heer [was directeur ULO], ten slotte 2 leken-leden van het schoolbestuur (aannemer) W.Thunnissen en (bloemist) J.Berg.
Donkere oorlogjaren
In de oorlogsjaren kon het onderwijs aanvankelijk nog tamelijk ongestoord worden voortgezet, maar naarmate steeds meer schoolgebouwen werden gevorderd, moest er meer geïmproviseerd worden. Een schokkende gebeurtenis was de arrestatie van drie broeders door de ‘Sicherheitsdienst’ op 26 mei 1941. Twee van de drie kwamen na enige tijd weer vrij, maar broeder Jozef Klingen werd gevangen gezet in het ‘Oranjehotel’ in Scheveningen. Hij bleek de leiding te hebben van een illegale zendergroep, die rechtstreeks contact zocht met Engeland. Ook was hij lid van een spionagegroep, de Groep ECH/3. Zijn arrestatie was een gevolg van verraad door de beruchte Anton van der Waals. Uiteindelijk veroordeelde een Duitse militaire rechtbank hem ter dood. Op 24 januari 1942 werd hij op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd (9).In oktober 1944, aan het begin van wat de ‘hongerwinter’ zou worden, kwam het onderwijs vrijwel tot stilstand door gebrek aan voedsel, brandstof, vervoer en onderdak. De broeders trachtten nog iets te redden door bijvoorbeeld de leerlingen van de ulo schriftelijke oefeningen per post toe te sturen. Tijdens een razzia op 6 december 1944 werden de zeven broeders van de communiteit aan de Camplaan en twee broeders van de communiteit aan de Herenweg opgepakt. Ze zouden op transport gesteld worden naar Emmerik/Rees ten behoeve van de ‘Arbeitseinsatz’. Op het station van Haarlem werden ze echter samen met de aanwezige geestelijken door een ‘Oberwachtmeister’ van de ‘Grüne Polizei’ Jupp Henneböhl uit de menigte gehaald en onder diens leiding veilig naar Heemstede teruggebracht (10).
Nieuwe bloei na de bevrijding Na de oorlog werd de normale gang van zaken snel hersteld en beleefde het onderwijs van de broeders in Heemstede nog een bloeiperiode. Naar Belgisch gebruik namen de broeders aan het einde van het schooljaar een intern schriftelijk examen af, waarvan de uitslagen door een commissie van medebroeders uit het onderwijs werd gewogen. Die uitslagen werden in de gehele broedergemeenschap bekendgemaakt. Dat moest de klassebroeders stimuleren om elke leerling tot een optimale prestatie te brengen. In de jaren zestig begonnen de broeders met bijeenkomsten over leerplanontwikkeling voor hun schoolpersoneel, zowel broeders als leken. De bijeenkomsten vonden plaats in Heesch en Baarle-Nassau, soms in Heemstede. De scholen in Heemstede stonden goed aangeschreven, de lesmethodes en het materiaal waren bij de tijd en de meeste broeders verstonden het vak. De leerlingen leerden er echt iets. Ook de discipline, de regelmaat en de orde die de broeders uitdroegen, werden door de ouders gewaardeerd. Uit een soort gedragboekje kon men wekelijks opmaken hoe het op dat gebied met hun ook was gesteld. Het gebruik om goed gedrag te belonen in plaats van te vertrouwen op straffen werd al door Jean-Baptiste de la Salle ingevoerd. De broeders bleven er tot in de jaren zestig trouw aan. Daarnaast werden er ouderavonden en contactavonden georganiseerd. Een van de reden waarom pastoor IJzermans in 1925 graag broeders voor het onderwijs had, was de gedegen godsdienstige vorming die zij op hun scholen boden. Het katholieke karakter van de school was daarmee gewaarborgd. Een broeder die als kind in de periode 1930-1937 de lagere school en de ulo van de broeders in Heemstede bezocht, zegt hierover: ‘De godsdienstige vorming stond op een hoog peil. ’s Morgens begon de les met een reflectie (een praktisch preekje), onder lessen werd ongeveer per uur gedacht aan Gods tegenwoordigheid, geheel volgens de richtlijnen van onze Stichter. De dagelijkse gang naar de heilige mis was normaal en werd nauwgezet aangetekend. Zaterdags kregen de leerlingen hun kaartenboekje waarin het gedrag, de beleefdheid, de ijver, de netheid en het kerkbezoek werden genoteerd. De ouders moesten dat wekelijks ondertekenen. Die wekelijkse gegevens werden op een soort plakkaart geschreven en van het totaal peil hing af of je een witte (goede) kaart had of een rode of groene. Ik had altijd heel braaf een witte’ (11). Begin jaren bestig begonnen de broeders na te denken over vernieuwing van de religieuze vorming op hun scholen. Ze werden daarin begeleid door het Catechetisch Centrum in Nijmegen. In bijeenkomsten met ouders en personeel werd gesproken over een vernieuwde schoolcatechese, die de gebruikelijke catechismuslessen moesten vervangen. Gebeden en religieuze plechtigheden als Pasen of de Plechtige Hernieuwing van de Doopbeloften kregen een meer aan de tijd aangepaste invulling. Buitenschoolse activiteiten in jeugd- en verenigingswerk
Benoeming van broeder Johan te Heemstede als provinciaal overste van de Broeders der Christelijke Scholen (De Tijd, 15 oktober 1949)
(Oude foto Jozefschool uit circa 1963, De Heemsteder, 2015) Op afbeelding staande van links naar rechts onbekend, kapelaan Jansen, Henk Heemskerk, broeder Rafaël (Harry Lepelaars), pastoor Pouw, broeder Franciscus (Franciscus Paanakker). Beneden: broeder Alfons, Henk Evers, Els Asberg, Jan Schumacher en broeder Paulus.
Naast hun onderwijstaken waren de broeders ook buiten de school actief. Het katholieke jeugdwerk was in Nederland gedurende het Interbellum tot grote bloei gekomen. Religieuzen vonden ook op dat gebied een taak. Sommige congregaties zagen er zelfs een van hu hoofdtaken in, andere waren veel terughoudender en beperkten zich tot jeugdwerk dat nauw verbonden was met hun scholen. Een reden voor die terughoudendheid was de overweging dat jeugdwerkers uit de aard van het werk ongeregelde werktijden hadden die moeilijk te rijmen vielen met de dagorde van het klooster. Bij de Broeders van de Christelijke Scholen werd buitenschools werk aangemoedigd, mits het niet ten koste ging van het religieuze gemeenschapsleven. Contact met mensen buiten de eigen gemeenschap en buiten de school leven tot in de jaren zestig beperkt tot jongens en mannen in het verenigingsleven of het jeugdwerk. Met vrouwen moesten de broeders oppassen. Een broeder die begin jaren vijftig naar Heemstede werd verplaatst kreeg een specifieke waarschuwing: ‘Toen ik vertrok naar Heemstede was de laatste goede raad dat ik moest oppassen met de moeders van de kinderen, want die waren toch wel anders dan bij ons in het donkere Zuiden…’(12). De contacten met de moeders in Heemstede bleven echter veelal beperkt tot ouderavonden. De broeders besteedden veel tijd aan jeugdwerk: vòòr de oorlog de Kruisvaarders en de St. Jansknapen, na de oorlog diverse hobbyclubs en de verkennerij. Daarnaast maakten enkele broeders zich verdienstelijk voor de katholieke voetbalclub HBC Heemstede Berkenrode Combinatie, de grootste sportvereniging van Heemstede. Ten slotte leidden de broeders het parochiële zangkoor. Bij deze activiteiten waren geen vrouwen betrokken. In de jaren zestig moesten de Broeders van de Christelijke Scholen bij gebrek aan mankracht hun aanwezigheid in het onderwijs herzien. Het aantal broeder-onderwijzers op de scholen daalde, ook in Heemstede. Steeds vaker werden hun onderwijstaken door lekenonderwijzers en –onderwijzeressen, totdat uiteindelijk ook de leiding in lekenhanden geraakte.
1961/1966: Kweekschool van Baarle-Nassau naar Heemstede
Toch kreeg het onderwijs van de broeders in Heemstede begin jaren zestig nog een nieuwe impuls. In het kader van de landelijke spreiding van kweekschoolopleidingen werd in 1961 een begin gemaakt met de overplaatsing van de kweekschool in Baarle-Nassau naar Hertenduin aan de Herenweg. In 1966 was de overplaatsing voltooid. Elf jaar later nam de opvolger van deze kweekschool, de Pedagogische Academie (PABO) De La Salle, haar intrek in de nieuwbouw aan de Glipperweg. Ook waren er tot ver in de jaren zeventig nog verschillende broeders op individuele basis in het onderwijs van Heemstede werkzaam: aan de St.Jozefschool, de Henricus-mavo (de vroegere ulo), de protestantse Gerrit Barger Mavo, aan de eigen PABO De La Salle en op nog enkele scholen in de omgeving van Heemstede. Maar de vergrijzing zette onherroepelijk door. Toen steeds meer broeders met pensioen gingen, werd het broederhuis aan de Herenweg met zijn kleine kamertjes niet langer geschikt bevonden. Interne verbouwing bleek onmogelijk. De Nederlandse provincie kocht toen het hotel van de Bond onder Naam aan de Spruitenbosstraat in Haarlem. In 1981 verhuisden de broeders naar deze nieuwe behuizing. Daar wonden ze nog meer dan twintig jaar. Hun communiteit werd in 2004 opgeheven. Intussen hadden er al verschillende fusies plaatsgevonden tussen de katholieke scholen in Heemstede. In hetzelfde jaar dat de laatste broeder de Aloysiusschool verliet (1966) werd de splitsing van 1931 ongedaan gemaakt: de jongens- en meisjesschool werden samengevoegd tot Basisschool Valkenburg. De andere zuster- en broederschool in Heemstede, de St. Antoniusschool en de St. Jozefschool, zouden uiteindelijk fuseren tot de R.K. Basisschool de Ark (1993). In 1988 ging de PABO De La Salle op in de Pedagogische Hogeschool West-Nederland, twee jaar later gevolgd door een fusie met de Interconfessionele Leidse Hogeschool voor beroepsonderwijs. In 1999 verhuisde PABO de La Salle definitief van Heemstede naar Leiden. De Henricus Mavo voor jongens fuseerde met de Antonius mavo voor meisjes en met de protestant-christelijke Gerrit Barger mavo tot wat nu is: Haemstede-Barger VMBO-T. De scholen die uit deze fusies voortkwamen, staan onder bestuur van de Stichting De La Salle. Dit regionaal schoolbestuur is zo genoemd om het onderwijs van de broeders van de Christelijke Scholen in de regio in herinnering te houden.’
1975 De Broeders halve eeuw werkzaam in Heemstede In september 1975 vierden de Broeders van de Christelijke Scholen hun 50-jarige aanwezigheid in Heemstede. Onder de titel: ‘ De Broeders halve eeuw werkzaam in Heemstede’ verscheen er in het plaatselijk blad een artikel van Arie Kramer over hun beginjaren in Heemstede, hun betekenis voor het onderwijs en het jeugdwerk. De volgende passages getuigen van de waardering voor hun werk: ‘Het is onmiskenbaar dat de Broeders van de Christelijke Scholen de voorbije halve eeuw een bijzonder facet hebben gegeven aan het katholieke onderwijs hier in Heemstede. Binnen het tijdsbestek is er duidelijk een periode geweest van grote bloei, gekenmerkt onder andere door de gestage uitbreiding – tot in Bennebroek toe! – van het aantal door de Broeders geleide scholen. In dit verband mag zeker niet onvermeld blijven dat meerdere leerlingen van de broederscholen tot de Congregatie van de Christelijke Scholen zijn toegetreden. De toeloop van leerlingen naar Heemsteedse broederscholen is altijd zeer groot geweest. De leerlingen kwamen niet alleen uit Heemstede, maar uit de wijde omgeving. Het is bepaald terecht wanneer wij hier een hartelijk woord van dank zeggen tot “onze Broeders” die in de voorbije 50 jaar zo onnoemelijk veel voor de jeugd van Heemstede hebben gedaan. De waarde hiervan is niet te schatten. De Broeders hebben zich niet alleen op onderwijsgebied verdienstelijk gemaakt. Wij memoreren in dit verband hun activiteit en bemoeienis met het parochiële zangkoor (met zelfs een enkele maal een optrede voor de KRO)), het jeugdwerk, zowel vòòr als na de oorlog. Enkele broeders hebben zich ook verdienstelijk gemaakt voor HBC. Deze liefde zal wel mede voortgekomen zijn uit het feit dat het voormalige knusse HBC-terrein direct grensde aan de St.Jozefschool en het broederhuis aan de Herenweg. Ze zijn er nog. Niet meer in groten getale en ook niet meer allen geconcentreerd wonend in het broederhuis. Ze vormen echter nog steeds een belangrijke schakel in het hier gegeven katholiek onderwijs.’ (Uit: Koerier Combinatie, 3 september 1975’) Noten (1) G.van Duinen, Geschiedenis van het onderwijs in Heemstede [deel 1: 1600-1800; deel 2: 1800-1954} Heemstede, 1953-1954. Broeder Willibrordus Gehling, De geschiedenis van het Broederhuis aan de Herenweg’, in: Heemsteedse Courant (1987), 5 afleveringen (gebundeld). Aanwezig in PAF map Heemstede; IJs Tuijn, Honderd jaar katholiek onderwijs in Heemstede, 2000. 2) PAF, iv.nr.57: Documenten en Archiefstukken, map Heemstede-Heerenweg: Brief van hulp-provinciaal Michel de Jésus Meert, aan pastoor IJzermans, 20 maart 1925, 3) Willibrordus Gehling, ‘De geschiedenis van het Broederhuis’, 4) Het jaar 1925 was een succesjaar voor pastoor IJzermans want hij wist ook de nieuwe school in de ‘Indische buurt’ te realiseren. Voor deze gemengde St. Augustinusschool trok hij de Franciscanessen van Aerdenhout aan. 5) Van Duinen, Geschiedenis van het Onderwijs in Heemstede, deel 2, 69, 6) PAF, inv.nr.57: Documenten en Archiefstukken map Heemstede-Heerenweg: Brief van broeder Gabriël Straetmans aan het kerkbestuur van de St.Bavoparochie, 6 april 1935; Brief van het kerkbestuur van de St.Bavoparochie aan br. Gabriël Straetmans, 8 juni 1935, 7) PAF, inv.nr. 57 1932-1963 diverse correspondentie, 8) PAF, inv.nr.76: Historique Nederlandse communiteiten, II C.G.M. [br.Christiaan] Schoof, Henricus Mavo Heemstede. Notice Historiques 1929-1979 [Heemstede, 1979], 9) In Heemstede is de ‘Broeder Josephlaan’ naar hem vernoemd. Zie ook: Elly Jansen, ‘De prijs voor vrede’. Het geallieerde Nederlands verzet in 1940-1941 met de groep Heemstede van Broeder Josef Klingen (Oosterhout, 2000). Aanwezig in: PAF, map Heemstede., 10) De ‘Grüne Polizei’ was belast met de opsporing van onderduikers, verzetslieden en joden. De betrokken Oberwachtmeister was Jupp Henneböhl (in Nederland Joep Henneboel genaamd), wiens relaas in 1974 verscheen onder de titel ‘Ich konnte nicht anders’ (Amsterdam, Berge im Westfalen, 1974 – ook in Nederlandstalige editie verschenen – Zie over de razzia in Heemstede en de ‘redding van de broeders, p.69-78. 11) Vragenlijst nr.2 (intrede 1938), 12) PAF: Interview met broeder Adrianus Ulijn, 5 januari 2005.
DE ONDERWIJZERSOPLEIDING In Baarle-Nassau begonnen de broeders van De La Salle tijdens de eerste wereldoorlog een onderwijzersopleiding voor eigen leden of jongens van een jaar of twaalf al die er ernstig over dachten als lid toe te treden. De eerste jaren waren vergelijkbaar met wat bij de wet van 1920 de namen ulo en mulo kreeg. Maar het onderwijs was duidelijk gericht op een voortzetting in de richting van het onderwijzersexamen. De eigenlijke opleiding kreeg de naam van dagnormaallessen en het geheel stond onder het bestuur van de ‘Institut du Sacré Coeur’, naam waaronder de broeders van De La Salle in Nederland rechtspersoonlijkheid genoten. In 1931 werd de opleiding omgezet in Kweekschool voor Onderwijzers en werd wettelijk als zodanig erkend maar niet gesubsidieerd. Voortaan hoefden de eindexamenkandidaten niet meer voor een staatscommissie te verschijnen. Het examen had plaats aan een eigen school, zij het onder toezicht van een commissie van rijkgecommitteerden. Deze toestand duurde tot 1950. In de loop van het schooljaar 1949-1950 werden enkele studenten toegelaten van buiten de eigen kring van broeders. Er dreigde immers toen een ernstig tekort aan onderwijskrachten en de opleidingsgelegenheid moest worden uitgebreid. Kweekscholen, die tot nu toe wel van rijkswege waren erkend maar geen rijkssubsidie genoten, konden voor die subsidie in aanmerking komen, als een wel erkende en gesubsidieerde kweekschool ze wilde opnemen als afdeling onder hetzelfde bestuur en met offcieel dezelfde directeur als de opnemende school. In werkelijkheid genoot een geadopteerde school toch een vrij grote mate van zelfstandigheid. Langs deze weg werd Baarle-Nassau een afdeling van de onderwijzersopleiding van Dongen, onder het bestuur van de Broeders die in onze streken meer bekend waren door hun inrichting in Heiloo. Onder invloed van gunstige ervaringen met de uitbreiding van de school en op grond van de overweging, dat er zeker in Brabant geen behoefte bestond aan nog een nieuwe katholieke opleiding, stelde het bestuur van Baarle-Nassau zich in verbinding met het Ministerie en het Centraal Bureau van het Katholiek Onderwijs in Den Haag, om uit te zoeken, waar men ergens anders in het land het best met een nieuwe opleiding in de katholieke sector zou kunnen beginnen. Hierbij werd gauw samengewerkt met de Zusters Dominicanessen die in het Limburgse Reuver in het hetzelfde geval verkeerden. Een studie gemaakt door het Katholiek Sociaal Kerkelijk Instituut kwam tot de conclusie: beter een plaats in de streek tussen Haarlem en Leiden, maar iets meer de Haarlemse kant op. Zodoende begonnen de Zusters Dominicanessen vanuit Voorschoten) en de Broeders van De La Salle, die in Heemstede gevestigd waren vanaf 1952 een opleiding voor onderwijzers en onderwijzeressen op het uit 1930 in opdracht van Alfred Rhodius gebouwde landgoed Hertenduin in het jaar 1961 met 61 leerlingen. Na een paar jaar al kreeg men met ruimtegebrek te kampen. Het hoofdgebouw werd uitgebreid, aanvankelijk met caravanklassen, want het mochten geen stabiele gebouwtjes worden en de wielen moesten er gedeeltelijk af, om niet voor woonwagen door te gaan. Later kwamen er nog een paar tijdelijke houten gebouwtjes bij. Broeder Bernardinus Verbarendse is aangesteld als eerste directeur en zuster Samuela als onderdirectrice. De samenwerking verliep niet volgens plan en de nonnen zijn na 1 jaar de school verlaten. Aanvankelijk behoorden de broeders-leerkrachten tot de communiteit van Bennebroek en vanaf 1963 in Heemstede. Na enkele jaren groeide het aantal leerlingen tot 350 en werd de villa te klein. Om die reden zijn als noodvoorziening aanvankelijk 3 tot uiteindelijk 9 houten keten als klasselokalen gebruik genomen In 1969 kwam een havo-afdeling bij de PABO en pas in 1977 is een nieuw schoolgebouw aan de oostkant van Hertenduin aan de Glipperweg in gebruik genomen. In 1972 is Broeder Bernardinus opgevolgd door drs. J.van Ederen (als eerste niet broeder-directeur van de P.A., op zijn beurt opgevolgd door de heer Beekman). Eind 1976 kon het definitieve schoolgebouw betrokken worden. Met het oog op de komst van de nieuwe ’basisschool’ op 1 juli 1983 is al in 1981/1982 de opleiding van kleuterleidsters bij De La Salle in huis gehaald. Eind 1987 vond een fusie plaats van de katholieke PABO De La Salle met de Kath. P.A.’s in Den Haag en Rotterdam (Thomas More) tot de Katholieke Pedagogische Hogeschool West-Nederland. Na een fusie verhuisde in 1999 PABO De La Salle definitief van Heemstede naar Leiden. Het schoolgebouw aan de Glipperweg kwam leeg te staan en is gesloopt ten gunste van 4 appartementsgebouwen ‘Hagenduin’ die september 2006 zijn opgeleverd. In 2004 was de communiteit Heemstede al opgeheven en na huisvesting in een Haarlems pand zijn de laatste broeders verhuisd naar Voorhout en Cuijk. St. Franciscus (broeder)school in Bennebroek In 1896 is naast de Sint Josephkerk de Sint Josephschool aan de Meerweg in Bennebroek geopend als een gemengde lager school, geleid door de zusters van de Franse orde Dames du Sacré Coeur. Op 28 augustus 1929 is aan de Kerklaan een afzonderlijke jongensschool plechtig ingewijd, ontworpen door de Heemsteedse architect Nic. Nijman en geleid door de Broeders van de Christelijke Scholen en ging de Jozefschool verder als meisjesschool tot in 1970/1971 een samenwerkingsverband en in 1975 een volledige fusie volgde en de Jozefschool opging in de Franciscusschool. In 1964 was al de leiding van de St.Franciscusschool overgegaan aan leken-onderwijzers met J.B.Nelissen als eerste schoolhoofd na 8 broeders tussen 1929 en 1964.Oorzaak was dat de aanwas en nieuwe broeders fors was gedaald en de congregatie had besloten meer nadruk te leggen op de missiegebieden. Het, evenals de Jozefschool, circa 1977 afgebroken Broederhuis (eveneens ontworpen door Nijman) kreeg toen een tijdelijke bestemming als bureau van het Bisschoppelijk Schooltoezicht voor alle katholieke lagere scholen in het Bisdom en woning voor de Hoofdinspecteur van deze instelling, rector B.J.de Bot. Gedurende 35 jaar hebben de Broeders het onderwijs op de school op een uitstekende wijze verzorgd, zoals vastgelegd door o.a.C.Bregman, J.de Groot en F.Heemskerk. In het boek van laatstgenoemde heeft Co Jansen die pater werd zijn herinneringen aan broeder Joseph Jansen als volgt op schrift gesteld. ‘Het moet ongeveer 1935 zijn geweest dat ik in de eerste klas kwam, bij broeder Joseph. Aap, roos, zeef, muur, voet, neus, lam, Gijs, riem, muis, juk, Jet, wip, Does, hok, bok en kous (waar Mies precies kwam, weet ik niet meer), maar het was een groot bord met platen, waar dan losse lettertjes onder gehangen werden. Wij hadden een miniatuur plankje, met miniatuur lettertjes. In de eerste klas kregen we ook al direct heel duidelijk inzicht in de H.Drievuldigheid. Drie ‘grote!!!’ jongens mochten voor in de klas komen staan, ieder een kaars in de hand. De kaarsen werden aangestoken; de drie vlammetjes bij elkaar. Drie kaarsen en toch maar één vlam. Drie personen en toch maar één God. Op de plaat voor in de klas stond een dikke boom met hetzelfde symbool. Drie stammen en toch maar één boom. Wat spraken die bijbelplaatsen toch tot onze kinderfantasie. Broeder Joseph kon heel mooi tekenen. Aan de achterzijde van een van de zijborden tekende hij dan een zeer kleurig toneel, als illustratie van zijn vertellingen of voorlezingen. Met vierkant kleurkrijt. Dat was veel voller, vetter en warmer van kleur. Wel, dit bord moest dan omgedraaid worden. Een van de jongens mocht nu en dan met dat bord gaan manoeuvreren. Langzaam, langzaam kwam het open (zoals van die ouderwetse draaibruggen). Wanneer nu een van de jongens ook maar iets verkeerd durfde te doen, dan ging het bord weer een paar centimeter terug. Langzaam, langzaam…daar kwam hij weer, verder….verder tot er weer iemand durfde te bewegen of een geluidje te maken. Bord weer terug. Uiteindelijk kregen we het prachtige schilderij toch te zien. Waren we erg stout geweest, dan ging broeder Joseph met een natte doek achter het bord en veegde zomaar een heel stuk van zijn tekening weg! Het levendigste herinner ik mij nog het verhaal (en de kleurige illustratie op het bord) van Ali Baba met zijn veertig rovers. In de les verdienden wij ook kaartjes met stempels van ” voldoende”, “goed” en “Z.G.”. Ook kaartjes voor de H.Mis gedurende de week. ’s Zaterdags kwam de “Hoofd-broeder”, Br, Alexius, onze kaarten uitdelen. De “onvoldoende” gestempeld in zwarte inkt terwijl “goed” en “zeer goed” rode tempels waren. Maar…er was dan nog een kans. Als je dan al drie weken achter elkaar een “zeer goed” kon klaarspelen, dan werd de zwarte stempel weer overgeplakt. Dan werden er natuurlijk ook ‘Heiligenprentjes” uitgedeeld. Ook mogen we niet vergeten, dat wij trouwe lezers waren van het Kleuterblaadje. De hoogste klassen hadden de “Roomse Jeugd” .Vrijdag een bloemen- en kaarsenversiering rond het H.Hartbeeld en ’s zaterdags voor het Mariabeeld. En elke klas natuurlijk het kerststalletje. Ook kregen we elk jaar Sinterklaas en Zwarte Piet op bezoek en moesten we met Koninginnedag een “Vaderlandslied” gaan zingen bij Freule Willink en bij Hazebroek (sorry, de burgemeester heette anders: Van Hardenbroek). Ook waren er speelplaatsen voor de school, deze werden echter nooit gebruikt! Wij speelden altijd op het grote plein binnen de gebouwen boompje verwisselen (er stonden vier bomen). Wanneer de bladeren van die bomen vielen, waren de stengels onze “propellers’, dan was iedereen een vliegtuig. Ook werden die dingen gebruikt om achter in hun knieholten te slaan. Knikkers en stuiters kwamen ook naar gelang het seizoen. ’s Zomers met een brandglas een ”stinkertje” maken, overlopertje of slinger tik.’
In een serie ‘Foto’s van toen…’ is bovenstaande foto uit eind jaren 30 van de 20ste eeuw opgenomen van het Triniteits Lyceum aan de Zijlweg, in de Heemsteder van 20 juni 2007. We zien van links naar rechts: Piet Peeperkorn (van de Blekersvaartweg), Hans Bijvoet, Frans Overdijk, Joop? Pot, Jan van der Horst, Rudi Schwarz, Piet Mes, Wim?de Jong, Maarten Menken, George Drontmann, Eduard Duijnstee en helemaal rechts Broeder Jozef (er is bijgeschreven: niet te verwarren met zijn toenmalige confrère, destijds gefusilleerd als verzetsrijder).
Literatuur gewijd aan de Broeders van de Christelijke Scholen (J.B. de la Salle), in het bijzonder aan hun verblijf in Heemstede en Bennebroek C.Bregman. De Sint Joseph-parochie van Bennebroek. 1965 (Hoofdstuk: ‘De jongensschool’p.55-57). Marloes van Buuren. Het Katholiek onderwijs in Heemstede; Broeder Leonardus Paauw vertelt over de tijd op de La Dalle. In: HeerlijkHeden, nummer 131, januari 2007, p. 11-20. (Bevat tevens een overzicht van katholieke scholen in Heemstede en Bennebroek). G.van Duinen. Geschiedenis van het onderwijs in Heemstede. Deel 11 1800-1954. VOHB, 1954 (Hoofdstuk 12: Het Rooms-Katholiek Onderwijs, p.69-70. José Eijt. Met geloof en ijver. De Nederlandse provincie van de Broeders van de Christelijke Scholen, 1908-2006. Nijmegen, 2006. Broeder Willibrordus Gehling. De geschiedenis van het Broederhuis aan de Herenweg. 1987. Jaap de Groot. Katholiek rond de rand van Kennemerland; verhalen en foto’s ter gelegenheid van 100 jaar St.Jozefparochie Bennebroek.1997. Frans Heemskerk. Herinneringen aan een dorpsschool; St. Franciscusschool 1929-2004. Bennebroek, 2005. ‘Blij Dienen’, jrg. 1989-1992, uitgave van de broeders van de christelijke scholen. Gtoot-Bijgaarden. Bevat beknopte levensbeschrijvingen van 12 algemene oversten na J.B.de la Salle, geschreven door broeder M.R.Christiaens. – Broeder Paulus/Martinus (Cuijk): 1940-1945 oorlogsjaren broeders in Heemstede (typoscript). – Samen naar school op Hertenduin 1961-1966 Liber Amicorum. Haarlem, Leidse Hogeschool, 1992. Het archief van de Broeders van de Christelijke Scholen is in december 2005 vanuit het broederhuis te Cuijk overgebracht naar Klooster Sint Aegten, erfgoedcentrum Nederlands kloosterleven te St. Agatha. Het archief van de provincie Noord-België, waartoe Nederland aanvankelijk ressorteerde, bevindt zich in Groot-Bijgaarden en het generaal archief in Rome.
Jupp Henneböhl erzählt: Ich konnte nicht anders. 1974 [Tevens verschenen in een Nederlandstalige editie: Ik kon niet anders]. B.J.van Houten, pr. Gedenkboek bij gelegenheid van het twee honderd vijftig jarig bestaan van de St. Bavo parochie te Heemstede 1694-1944. (Hoofdstukken XI, p.88-96. Hans Krol. Broederhuis ‘de la Salle’ aan de Herenweg (1929-1981). De Heemsteder, 7 september 1994 [Oud Heemstede in Beeld, deel 69]. H.Johannes Baptista de la Salle. Leidraad voor Katholieke Scholen. Vertaald en ingeleid oor pr. Wolters. Tilburg/Amsterdam, r.k. Jongensweeshuis/ r.k.Boekcentrale, z.j. Samen naar school op Hertenduin, 1961-1966.Liber Amicorum van de cursus 1961-1966. Leiden, 1992. Christoph Spieker (hg.). Freund oder vijand? Een groene politieman in het Nederlandse verzet – Ein ‘Grüner Polizist’ im niederländischer Widerstand. Münster, Villa ten Hompel, 2004. IJs Tuijn. Honderd haar katholiek onderwijs in Heemstede. Heemstede, 2000. Jaap Verschoor. 75 jaar Jacobaschool Heemstede; Geest De la Salle nog steeds aanwezig. In: HeerlijkHeden, nummer 121, augustus 2994, p.65-169.- Bewaarcollectie Heemstede in Noord-Hollands Archief Haarlem : doos 564. Voorts: Delpher (Koninklijke Bibliotheek) en Krantensite (N.H.A.).
Zelf heb ik de jaren 1954-1955 op de broederschool Sint Odulphus in Mierlo-Hout (toen gemeente Mierlo, tegenwoordig gemeente Helmond) les gehad van Broeder Willibrordus Heerink (1903-1979), een voortreffelijk pedagoog, tevens schrijver, die ook vele jaren in Heemstede als docent werkzaam is geweest.
In het boek Met geloof en ijver; de Nederlandse provincie van de Broeders van de Christelijke Scholen gaat de auteurJosé Eijt uitvoerig in op de werkzaamheden der Broeders in Mierlo-Hout (tot 1953 nog gemeente Mierlo) en Helmond West van 1950 tot 1980 (toen de laatste broeders naar Cuijk verhuisden op de pagina’s 115-124. Het eerste deel daarvan op de bladzijden 115 en 116 is hieronder opgenomen
Na mijn verhuizing vanuit Tilburg naar Heemstede in 1972 heb ik veelvuldig contact gehad met Broeder Willibrordus Gehling (leraar Duits aan de Henricus ulo, voordien werkzaam als directeur van de ulo in Heesch), zowel via de bibliotheek in Heemstede, maar ook meermaals bezocht in het Broederhuis aan de Herenweg als na 1988 in het huis op de hoek van de Spuitenbosstraat en Wagenweg in het Bosch en Vaartkwartier. Hij is 11 september 1996 overleden en begraven op het kerkhof van Sint Bavo in Heemstede.
Met 12 anderen behoort broeder Leonardus Paauw tot de laatste nog in leven zijnde broeders van het Nederlandse provincialaat, voornamelijk woonachtig in de laatste 2 broederhuizen van de la Salle in Voorhout en Cuijk. De Amerikaan Robert Schieler is in 2014 gekozen tot algemeen overste van de FSC [= Fratres Scholarum Christianum] met andere woorden de Broeders van de Christelijke Scholen.
Het zijn voornamelijk Fransen geweest die sinds 1717 zijn benoemd tot algemeen overste van de congregatie. Eenmaal een Nederlander, in de periode 1952-156, namelijk broeder Denis de Jésus (Alphonse-Louis de Schepper (1882-1975)).
Ten slotte wordt nog bijzondere (biografische) aandacht besteed aan de volgende broeders: 1) Br. Willibrord(us) (Chr.Ant.Joh.Heerlink); 2) Broeder Willibrordus Bernardus Gehling; 3) Br. Gabriel Antoon (M.R.H.Straetmans); 4)Br. Wilhelmo (A.J.G. de Heer); 5) Br. Rafaël (Lepelaars); 56 Broeder Aad van Bentem
1. Christiaan Antonius Johannes Heerink Onder de naam Willibrordus Ottenhof, p. van Broeder Willebrordus Berchmans F.S.C. schreef hij de volgende boeken: – Jean Baptiste de la Salle, Stichter van de Broeders der Christelijke Scholen .1e druk Heemstede, 1941; tweede druk Utrecht/Nijmegen, Dekker & Van de Vegt. 1951; – Leven van de dienaar Gods Broeder Mutien-Marie; – Methode voor inwendig gebed van de H.Johannes Baptist de la Salle; – Zestien meditaties voor opvoeders en onderwijzers van den Heiligen Jean Baptiste de la Salle. Tilburg, R.K.Jongensweeshuis, 1946; – Hij is ’n echte; levensschets van een echte roeping frater Bénilde. Oosterhout, int Paulusabdij/Huize de La Salle, 1961. Een medebroeder (W.G.) heeft na zijn overlijden in aanwezigheid van familie, confraters, vrienden en kennissen een ‘in memoriam broeder Willibrord Heerink’ uitgesproken: ‘We zijn hier samengekomen rond de tafel van brood en wijn en rond het gestorven lichaam van broeder Willibrord om samen het gebroken leven aan de Vader aan te bieden. Dood en Verrijzenis willen we tastbaar aanwezig stellen. Een mensenleven is groot verhaal. Het verhaal van vallen en opstaan, van gelukkig-zijn en bedroefd, van samen optrekken en eenzaam verwerken. Van inzet van krachten en taleneten en het aanvaarden van lichamelijk onvermogen. In deze afscheidsviering willen we het verhaal van br. Willibrord nog eens tot ons laten komen, het ons herinneren. Ons spiegelen aan wat hij ons voorleefde. Ook als een teken van blijvende verbondenheid met hem over de grenzen van de dood heen. Ook als een bron van vreugde en kracht omwille van alles war hij ons te bieden had. Zijn verhaal begon op 26 juni 1903. Op 17 mei 1920 begon hij zijn leven als broeder van de la Salle. Op 18 augustus meende hij, dat het moment gekomen was om zich voor altijd als lid van de congregatie te verbinden. In april 1923 behaalde hij zijn onderwijsakte, en in augustus 1929 zijn hoofdakte. Daarmee was zijn levenslijn uitgestippeld. Met de La Salle als inspirerend voorbeeld gaf hij zich met al zijn krachten en gaven aan de opvoeding van de jeugd. Dat deed hij gedurende 40 jaar op diverse plaatsen in ons land, waar de broeders gevestigd waren of zich nog zouden vestigen. Dat betekent, dat hij meer dan 1000 jonge mensen van zijn gaven van geest en hart heeft laten profiteren. Hij was op en top opvoeder. Daar de Nederlandse provincie nog in de kinderschoenen stond, had ze echt behoefte aan enkele leiders, bezielers, voorloper. Br. Willibrord was er zo één. Hij was een steunpilaar in de opbouw. Aan hem kon men met alle vertrouwen de verantwoordelijke posten van hoofd der school, overste van de communiteit, bestuurslid, starter van nieuwe projecten toe vertrouwen. Hij was een doorzetter, een goed organisator; hij was een goed onderhandelaar. Hij was ook de opvoeder van de jonge opvoeders, iemand die respect afdwong door zijn talrijke kwaliteiten. Maar heel dat actieve leven steunde hij op een diepere onderstroom. Broeder zijn van de la Salle betekende veel voor hem. Dat was voor hem een ideaal, waar hij voor zichzelf en voor zijn medebroeder gestalte aan wilde geven. Hij bestudeerde de werken van onze Stichter, vertaalde die om ze toegankelijk te maken voor ons, hij schreef ook zijn eigen verhaal over het leven van de La Salle. Hij wilde de Lasalliaanse traditie in het opvoedingsvlak met al zijn rijkdom op onze scholen ingang doen vinden. Hij schreef een boek over de heilige broeder Benilde, getiteld ‘Hij was een echte’. Misschien gaf hij daarmee onbewust alles wat hij voor ons gedaan heeft. Zijn niet aflatende ijver zullen we niet gauw vergeten. Zijn verhaal was niet alleen de geweldige inzet van zijn krachten in het opvoedings- en broeder-gebeuren. Ook het lijden werd een deel van zijn leven. De laatste 15 jaar heeft hij met zijn ogen en het praktisch verliezen van zijn gezichtsvermogen maakte het hem onmogelijk om al de plannen die hij nog had ten uitvoer te brengen. Hij zocht voor zijn verzorging een onderdak bij Lies. Broer en zus hebben de laatste jaren lief en leed met elkaar gedeeld. Lies was alles voor hem in zijn moeilijkheden. Lies stond steeds klaar met een bewonderenswaardige inzet en onafgebroken dienstbaarheid, als een stuk levend evangelie. Hij was daar ontzettend dankbaar voor en het zou hen veel gekost hebben als het ooit tot een scheiding had moeten komen. Laat die grote dankbaarheid je tot troost zijn Lies bij dit verdrietig afscheid. De leegte van zijn afwezigheid kan niet meer opgevuld worden. Maar er is ook nog zo iets als een geestelijke aanwezigheid, steunend op het vertrouwen, dat de dankbaarheid de pijn verandert in stille vreugde. De mooie dingen van vroeger zijn geen doornen in het vlees, maar een tastbaar geschenk dat je mee kunt dragen, een verborgen schat, een veilig bezit. Br. Willibrord was religieus in hart en nieren, toegewijd aan zijn Heer, aan wie hij zich op jonge leeftijd had gegeven. Hij kan zijn Heer een welbesteed leven aanbieden en de psalmist nazeggen (…)’.
Herman Divendal, secretaris van de Actie voor God te Heemstede schreef: ‘Dit levensverhaal van Frère Bénilde heb ik met spanning gelezen. Zijn latere confrère Willibrord kan vertellen! En meer. Want broeder Willibrord heeft ons ok de zin van het levensverhaal doen verstaan. In Gods bedoeling heeft elk mensenleven een zin, een roeping. En bijzondere roeping soms: de roep tot evangelische volmaaktheid in dienst van God door liefdedienst aan de medemens.
Over die roeping kun je spreken naar aanleiding van een levensgeschiedenis. Je kunt ook die levensgeschiedenis zelf laten spreken en dat is eigenlijk veel pakkender en directer. Dit levensverhaal van frère Bénilde is de geschiedenis van een religieuze roeping die zo groots beantwoord werd, dat de Kerk er zich mee bezig houdt of frère Bénilde misschien niet het heldhaftige en heilige antwoord gegeven heeft. Maar het is van de andere kant zo opvallend menselijk, dat deze geschiedenis van een roeping tevens een getuigenis over de roeping, een boodschap over de religieuze staat werd. Mogen daarom jongens én hun ouders dit boek lezen. Zò groeit een roeping. Zó kan een mens aan zijn roeping beantwoorden als hij er voor bidt en hij er met zijn hart voor open staat. De pedagoog in dit boek is de held van het verhaal zelf. Mogen velen zijn les verstaan.’
\
Broeder Willibordus Heerink is op 26 juni 1903 in Oldenzaal geboren. Circa 1918 op studie bij de pater van de Heilige Harten te Bergen op Zoom, daarna naar Baarle-Nassau voor studie op de normaalschool bij de Broeders. In 1921 deed hij zijn geloften in het Belgische Roeselaere. In 1923 behaalde hij zijn akte voor onderwijzer in Breda en in 1929 de hoofdakte. Hij is vanaf zijn 20ste woonachtig en als onderwijzer werkzaam geweest in d volgende communiteiten en broederscholen: 1923-1925 Kortrijk; 1925-1927 Heemstede; 1927-1930 Baarle-Nassau als leraar aan het Juvenaat; 1929 geslaagd voor de hoofdakte; 1930-1934 Heesch; 1934-935 Heemstede; 1935-1936 Lembeek; 1936 Groot-Bijgaarden; 1936 Heemstede; 1936 invallend in Groot-Bijgaarden en Den Haag; 1937-1945 Heemstede, o.a. hoofd van de Aloysiusschool;
1945-1946 Baarle-Nassau; 1946-1948 Heemstede; 1948-1950 Heesch; 1950-1956 Mierlo-Hout; 1956-1963 Heemstede (ulo en de laatste drie jaar als hoofd van de Aloysiusschool; ook werkzaam als inspecteur der Broederscholen voor Heemstede en omgeving);
Juni 1963 vierde hij op de Aloysiusschool zijn 40 jarig ambtsjubileum. Na 1 september 1963 wederom docent op de Henricus ulo. In 1965 moest hij op rust vanwege een oogontsteking. 31 december 1966 was het einde van de broeders op de Aloysiusschool. In januari 1966 is hij betrokken geweest bij een ernstig auto-ongeluk in Nijmegen. Omdat het genezingsproces niet voorspoedig verliep is Br. Willibrordus met ziekteverlof en pensioen gegaan. Hij is vervolgens verzorgd bij zijn zuster in Rijswijk. Na in 1968 te zijn geopereerd aan oog en schedel in Leiden is zijn toestand allengs verslechterd. Op 4 november 1979 is hij in het ziekenhuis te overleden en vervolgens gecremeerd.
2. Broeder Willibrordus Bernard Gehling (1908-1996)
3. Br. Gabriël Antoon (Martinus R.H.Straetmans) In het Midden-Limburgse dorpje Ell, nog geen toen kilometer ten zuidoosten van Weert geboren, moet hij al voortijdig kennisgemaakt hebben met een of meer leden van onze congregatie. Of die van Nederlandse of Belgische nationaliteit waren is niet bekend. Wel bekend is, dat uit het Zuiden van de Nederlandse provincie en, hoewel in veel mindere mate, ook uit het Midden, tal van in België werkende broeders afkomstig waren. De latere Broeder Gabriël gaat als dertienjarige naar het juvenaat in Overijsche (België) en laat zich er al spoedig kennen als een knaap met een ernstig karakter, een levendig en scherpzinnig verstand en beschaafde manieren zonder gemaaktheid. In 1904 ging hij naar het noviciaat in Groot-Bijgaarden en werd het jaar daarop scholastiek in Leuven. Zijn studiebegaafdheid hing blijkbaar zowel in wiskundige als in literaire richting met een uitgesproken neiging tot een filosofische benadering . Toen in 1908 de zorg overgenomen werd voor de jongensafdeling van Huize Groenestein in Den Haag, een bekend voogdijtehuis, behoorde br. Gabriël tot de aangewezenen voor dit werk.
Hij zou er surveillant en onder-prefect zijn van een groep maar tegelijk lessen volgen en studeren voor de Nederlandse bevoegdheid als onderwijzer. Die behaalde hij bij het staatsexamen in 1909. Veel hulp had hij daarbij genoten van de Broeders van Maastricht, in het bijzonder van Broeder Prudentius Wolters – die in de stad aan het Westeinde een normaalschool voor katholieke onderwijzers leidden. Enkele jaren later volgde de hoofdakte en in 1915, midden onder de Eerste Wereldoorlog dus, werd Br. Gabriël aangewezen, om de opleiding te gaan verzorgen van enkele jonge, Nederlandse broeders in Baarle-Nassau. Dit kan het prille begin genoemd worden van de latere normaalschool en, vanaf 1932, kweekschool met jus promovendi. Toen in 1925 onder pastoor IJzermans van de St. Bavoparochie, de eerste (lagere) school buiten de eigen opleiding geopend werd en een klein groepje broeders in Heemstede bij de St. Jozefschool de eerste gewone schoolcommuniteit gingen vormen, werd br. Gabriël er de directeur (1925-1938). Zonder op het aandeel van de andere broeders iets af te willen dingen, mag wel gezegd worden, dat het altijd bescheiden, vriendelijk en steeds correct optreden van de directeur naar buiten toe, tegenover autoriteiten en niet minder tegenover de gewone man of brouw, van grote betekenis is geweest voor de goede naam die de broeders in korte tijd in een totaal nieuwe omgeving, wisten te verwerven. Opmerkelijk was het vrij groot aantal jongens uit Heemstede dat al de eerste jaren de weg vond naar het juvenaat. Niet onvermeld mag blijven de belangrijke rol die br. Gabriël spelde bij het tot stand komen van de Henricus-ulo, de lagere scholen aan de Lanckhorstlaan, de Molenwerfslaan en het aan Heemstede grenzende Bennebroek met de daarbij behorende communiteiten van Lanckhorstlaan, Camplaan en Bennebroek. Behalve een onderbreking van 1931-1932, toen hij directeur was aan de Lanckhorstlaan, was hij tot 1938 directeur aan de Herenweg, aanvankelijk in de villa ‘Postlust’ en vanaf februari 1029 in het spilsplinternieuwe huis naast de school. In 1938 moest hij rust nemen en zelfs werd opname in het sanatorium nodig. De keuze viel op dat van de Zusters van de Christelijke Scholen te Zevenaar. De voormalige overste maakte zich nu verdienstelijk door een gedeelte van de tijd die hij nu ruimschoots ter beschikking had, te besteden aan tuinwerkzaamheden. In de moeilijke oorlogsperiode verzorgde hij en molk hij de koe in de fietsenstalling naast het broederhuis! De oorlog was het die een gedeelte van de Haagse Groenestein-bevolking dwong, onderdak te zoeken in lokaliteiten van Huize St.Joseph in Roermond, een soort inrichting. Door de gunstige bekendheid die men daar al gauw verwief, kwam kort na de oorlog het verzoek, of onze broeders niet heel Huize St. Joseph onder hun leiding konden nemen, want de Franciscaanse Broeders van Bleijerheide zagen zich genoodzaakt, hun werkterrein drastisch in te krimpen. Het verzoek werd ingewilligd en Br. Gabriël werd ook hier de eerste directeur. Dat was begin 1946. Na jaren ‘ambteloos’ geweest te zijn, voelde hij zich als het ware herboren. Met volle inzet ging hij aan het werk. Het terrein was hem niet vreemd en hij kon rekenen op de steun van enkele aantrekkelijke oudgedienden van Groenestein. En het had zijn aantrekkelijke kant, dat het ging om een arbeidsveld in een bisdom waar tot nu toe geen Lasalliaanse communiteit was gevestigd, nog wel het bisdom waarin hij was geboren. Onverstoorbaar en schijnbaar onbewogen handhaafde hij regels en voorschriften van hogerhand, zonder daarin bepaald te overdrijven voor zichzelf. En wat zijn zuinigheid betreft, was het op de duur moeilijk om uit te maken, welke verhalen tot de werkelijkheid hebben behoord en welke tot de legendevorming. Vast staat evenwel ook, dat Br. Gabriël graag zijn invloed aanwendde om te helpen waar nood aanwezig was en menigeen is hem daarvoor de rest van zijn leven in stilte dankbaar gebleven, ook onder de broeders. In 1954 vertrok Br. Gabriël weer naar Baarle, om er rum tien jaar lang een rustige levensavond te genieten. Zijn vrije tijd besteedde hij ook nu weer, aan iedere dag wat werken in de tuin, aan op zijn tijd een wandelingetje langs akkers, hei en bos, en niet te vergeten: pakken vertaalwerk in het Frans als dienstbetoon aan het officialaat van het bisdom Roermond. Maar de lente van 1966 bracht voor hem geen nieuwe levenskracht. Integendeel. Hij moet meer en meer zijn kamer houden. Tot tweemaal toe kwam hij een zware aanval van zijn ziekte weer te boven. Maar op 2 april riep de Heer hem voor goed bij zich.
4. Broeder Wilhelmo (A.J.G.de Heer) Op 23 april 1932 is de ulo, later mulo, nog later mavo geheten, voor jongens geopend, enige decennia geleid door de Broeders van de Christelijke Scholen. Eerste hoofd, van 1932 tot 1947, was broeder Wilhelmo de Heer. In 1979 is de school gefuseerd met de r.k. Antonius mavo en de protestants-christelijke Gerrit Barger mavo tot de Haemstede Barger Mavo, gelegen aan de Koediefslaan. Bij de onthullingen van de laatste jaren over seksueel misbruik zijn de broeders van de christelijke scholen er goed van af gekomen. Wèl is soms geklaagd over de gestrengheid waarmee sommige broeders optraden, o.a. ten aanzien van broeder Wilhelmo. Leo van Lent schreef daarover in een serie ‘klein schoolleed’ in het Haarlems Dagblad, al geeft hij toe in zijn jeugd ‘een lastig jongetje’ te zijn geweest. A.J.Otho uit Zandvoort reageerde daarop dat hem ten aanzien van broeder Wilhelmo zelf nooit iets van enigerlei machtsmisbruik was gebleken. Uit voornoemde serie blijkt dat veel broeders van de Jozefschool, zowel als van de Henricus-mulo een bijnaam hadden, wat wordt bevestigd door oud-leerling van de Henricus, de heer Martin Bunnik. Enkele van die bijnamen waren: de bullebak, de schelviskop, de pet, de vlek, paardelul, augie en de pleeborstel. Broeder Wilhelmo de Heer is op 28 mei 1991 overleden.
DE HENRICUSSCHOOL IN OORLOGSTIJD 1941/1944
In opdracht van de Duitse bezetters heeft het gemeentebestuur van Heemstede in 1940 gebouwen opgegeven als mogelijk onderkomen voor Duitse troepen (met hun uitrusting en paarden), waaronder ook de Henricus ULO-school. Daarin zouden 110 soldaten kunnen orden gehuisvest , in de Josephschool 150 en in de zalen van Het Vereenigingsgebouw 180 manschappen.. Het gebouw van de Henricus U.L.O. ontsprong aanvankelijk de dans. Op 5 februari 1941 echter verordonneerde luitenant Edelman van de Stadt Kommandantur te Haarlem schriftelijk dat de lokalen van de school direct moesten worden ontruimd. Dat het schoolgebouw van de “zwartrokken” beging 1941 is gevorderd, werd meer als pure pesterij van de Duitsers gezien dan als bittere noodzaak, want andere gebouwen zoals het Vereeniginggebouw, de Josephschool en het Broederhuis werden pas in 1942 of later door hen opgeëist. Als schadeloosstelling voor de ingebruikneming betaalden de Duitsers 260 gulden per maand en zij brachten voor meer dan 450 gulden schade toe aan het gebouw. Op 10 juli 1941 ontruimden de Duitse bezetters de Henricus-ULO alweer. In 1944 is de school tot medio december nogmaals in beslag genomen voor o.a. de Duitse troepen met Einheitsnummer 0777 die op 4 mei van dat jaar in Heemstede arriveerden. Het waren officieren, onderofficieren en manschappen van de “Festung Pionier Stab 15′ die weren ingezet bij de verdedigingswerken aan de kust, bij Groenendaal en Mariënheuvel in Heemstede. Voorts is aan de achterzijde van o.a. het Vereenigingsbouw een betonnen geschutsstelling aangelegd. Op 20 december 1944 kwam een einde aan de bezetting.
5. Broeder Rafaël (Lepelaars) – laatste broeder uit het katholiek onderwijs in Heemstede Toen hij in 1981 met pensioen ging gaf broeder Rafaël een interview in het Haarlems Dagblad: ‘De grootste verandering? Tja, eigenlijk de manier waarop je de school leidt. Vroeger deed je dat praktisch alleen. Alles draaide om jou, als hoofd. Nu is er een schoolteam. Met ouders had je vroeger ook niets te maken. Ze brachten hun kinderen en daarmee uit. Jij deed de rest. De meeste ouders vonden dat prima. Tegenwoordig hebben ze inspraak. Het zijn tenslotte hun kinderen. Broeder Rafaël-Lepelaars maakte 24 jaren mee als hoofd van de St.Jozefschool in Heemstede. Jaren waarin veel veranderde. Het vereiste aanpassing, hoewel de vernieuwingen zich geleidelijk hebben voltrokken. ‘Ik meen, dat ik het altijd vrij aardig gedaan heb’. Constateert broeder Rafaël. Hij gaat er nu, op zijn 63ste levensjaar, mee stoppen. Niet omdat hij genoeg heeft van z’n werk (’dan had ik drie jaar eerder kunnen stoppen, dankzij de VUT-regeling’), maar omdat de school zich (nog) op een hoogtepunt bevindt. ‘We hebben een goed lopende school, een prima team. Er zijn voldoende leerlingen. Een mooi moment om het roer over te geven.’ En, constateert hij, ‘ze hebben tenminste nog geen hekel aan me.’ Met hem vertrekt de laatste broeder uit het katholieke onderwijs in Heemstede. Het nieuwe schoolhoofd, H.Zenden, is een leek. Hij werkt nu nog op de St.Jozefschool in Lisse. Op 1 augustus doet hij zijn intrede in Heemstede. Zenden komt in een school met iets meer dan driehonderd leerlingen, die zichzelf als beschouwt als basisschool-nieuwe-stijl: kleuters en lagere schoolkinderen zitten sinds 1977 in één gebouw. ‘We zijn ‘heel goed op weg’, meent het scheidende schoolhoofd, dat de St. Jozefschool in de praktijk samen met hoofdleidster Elly Rozenhart leidt. Binnen het katholieke onderwijs veranderde veel. Ook nu nog is de St.Jozefschool katholiek, maar van de ruim driehonderd kinderen hebben er minstens honderd een andere godsdienst of in het geheel heen geloof. Toch komen ook een hervormd meisje en een niet-gelovige jongen op de St.Jozefschool tot hun recht, meent broeder Rafaël. Elk jaar komen in de school een aantal projecten aan de orde, die doorgesptoken zijn met een catecheet. Op die wijze worden begrippen als ‘naastenliefde’ en ‘de dood’, uitvoerig besproken. ‘Het geloof’ komt op een concrete wijze ter sprake. ‘Ik kan me niet voorstellen, dat die projecten iemand aanstoot kunnen geven. Ze zouden misschien evengoed op de openbare school hiernaast gegeven kunnen worden.’ aldus het scheidende hoofd. De keuze van een school wordt niet meer uitsluitend door het soort onderwijs ingegeven. ‘De naam van een school en de ligging komen op de eerste plaats.’ Broeder Raphaël stond slechts weinig voor de klas. Alleen op maandag- en vrijdagochtend gaf hij nog les aan de zesde klas. Vroeger gaf je als schoolhoofd gewoon les en deed je ‘het werk’ in je vrije tijd. Dat is intussen lang geleden. Broeder Raphaël had zich eraan gewend, vaker achter het bureau plaats te nemen dan met een krijtje voor het bord te staan. ‘Het moet dingen uit handen kunnen geven aan de mensen die je hebt werken. Veel moeite heb ik daar nooit mee gehad.’ Hij geeft deze week alle touwtjes uit handen. Zaterdag 13 juni biedt het bestuur van de overkoepelende stichting rooms-katholiek onderwijs Heemstede hem een receptie aan, om elf uur. ‘Daarna is het afgelopen. Ze zullen me hier niet meer zien’, stelt het scheidende schoolhoofd vast. ‘Als ik wegga zet ik er ’n punt achter.’ (Haarlems Dagblad, 10 juni 1981).
6. Broeder Aad van Bentem overleden – Voorhout – Op 24 september 2012 is in zijn woonplaats broeder Aad van Bentem overleden, lid van de congregatie der broeders van de Christelijke Scholen. De oorspronkelijke broedernaam was broeder Conrad Wilfried, later dus broeder Aad. Hij was de laatste provinciaal. Het Provincialaat is achtereenvolgens gevestigd geweest in: Baarle Nassau, Heemstede (Herenweg 103a), Haarlem (Spruitenbosstraat 1) en Voorhout (Rijsburgerweg 4-511. ‘Broeder van Bentem was een getalenteerd, geliefd en vruchtbaar persoon, die in zijn leven vele functies heeft bekleed. Hij was gedurende enkele termijnen provinciaal overste van zijn instituten, nadien bestuurslid en voorzitter van de Europese Conferentie van Provinciale Oversten. Voorts was hij de laatste voorzitter van het samenwerkingsverband van de broedercongregaties, de SBCN, alvorens de SBCN in 2004 overging in de KNR-nieuwe-stijl. De laatste jaren was hij actief op missionair terrein al vice-voorzitter van de Week Nederlandse Missionaris, als lid van de Commissie Communicatie van de NR en al bestuurslid van Erfgoedcentrum Kloosterleven. Voordat hij diverse bestuursfuncties bekleedde, gaf hij jarenlang leiding aan de bureau-secretariaten van SBCN en SNVR (‘Bureau Carmelweg’), was redactielid van het Tijdschrift Nederlandse Religieuzen en actief als lid van de voormalige ‘Denkgroep Besturen naar de Toekomst’. Broeder Aad van Bentem (1939) werd geboren in de Haarlemmermeer in een groot gezin van bollenkwekers. Zijn lagere schooltijd bracht hij door bij de Broeders in Heemstede. Zijn vorming tot religieus en tot onderwijzer vond deels in Baarle-Nassau en deels in België (provincialaat Groot-Bijgaarden bij Brussel) plaats. Zijn eerste onderwijservaring deed hij op bij de Broederschool in Mierlo Hout. Daarop volgden de standplaatsen Bennebroek en Helmond (1963-1964). In augustus legde hij geloften voor het leven af en kwam hij in Stevensbeek terecht als begeleider van de brugklassen. Na vier jaar – hij was toen 28 – is hij directeur van het internaat geworden.
Vanaf de jaren zestig kwamen de schoolinternaten steeds meer onder vuur te liggen. In 1972 werd de Stichting Schoolinternaten opgericht, waarvan broeder Van Bentem bestuurlijk secretaris werd. In een interview vertelde hij over die jaren het volgende: “We begonnen met 36 internaten met circa 5500 interne leerlingen en na tien jaren waren nog vier over! In de jaren zeventig vond en grootschalige sanering plaats in de jeugdhulpverlening. Volgens de heersende opvattingen in die tijd hoorde de opvoeding niet in internaten plaats te vinden, maar in de thuissituatie. Veel internaten in de jeugdhulpverlening en in de sector onderwijs (denk ook aan kinderen van schippers en kermisexploitanten) verdwenen.” Broeder Van Bentem sprak en schreef altijd graag en vol overtuiging over het Lasaliaanse erfgoed: De La Salle had een uitgesproken visie op het leven en werken van zijn broeder. Hij schreef naast de ‘Meditaties’ over aspecten van het religieuze leven, een praktische handleiding voor het klassikaal onderwijs en een boek over de regels van wellevendheid. Hi wilde de onderwijspraktijk naar een hoger niveau. Hij vond het belangrijk dat leerlingen door een gemeenschap van broeder zouden worden opgevoed en opgeleid. Als ideaal stond hem een gelovige, evangelisch geïnspireerd gemeenschap voor ogen, gericht op het opheffen van ervaringen van uitsluiting. De eerste broeders legden uitsluitend de gelofte van associatie af; zij verplichtten zich in gemeenschap te leven teneinde kosteloos onderwijs te kunnen geven. De parochie moest in hun levensonderhoud voorzien; anders kwamen ze er niet werken. De drie geloften, die de Codex voorschreef, zijn er later gekomen. In een recent interview in het kader van de Week van de Nederlands Missionaris 2012 gaf Broeder Van Bentem zijn visie op de toekomst van het missionaire werk: Onze zorg gaat vooral uit naar de leken, die nu in het voetspoor van de traditionele missionarissen willen treden en zó het missionaire werk voortzetten. Zes jaar geleden schreven de Nederlandse bisschoppen een brief over missie in de 21ste eeuw. De uitdaging aan de missionaire beweging was de ‘nieuwe evangelisatie’. Hoe kunnen wij in onze tijd Jezus Christus en Zijn Evangelie verkondigen, in ons land en in de hele wereld? Ik heb er geen probleem me, zolang missie maar méér is dan de inplanting van het kerkelijk ‘bouwwerk’ met priesteropleiding, kerkenbouw en sacramentbediening. Er moet ook, meen ik en met mij vele religieuzen, evenveel plaats gemaakt wordt voor diaconie, ziekenzorg en onderwijs. Ook dient er aandacht te zijn voor de rechtvaardigheid en vrede in de samenleving. In die wisselwerking tussen de gemeenschappen hier en daar ligt naar mijn idee de toekomst van onze missie ‘. (KNR) De uitvaartdienst van broeder Aad van Bentem heeft plaatsgehad in de parochiekerk te Voorhout en hij is begraven op de begraafplaats van de Broedercongregatie, Nieuw Schoonoord in Voorhout.
Broeder Leonardus Paauw fsc schrijft vanuit Voorhout dat na het overlijden van Aad van Bentem de Nederlandse provincie is opgeheven ‘en werden wij sector van de provincie Centraal-Europa (Nederland, Oostenrijk, Slowakije, Hongarije en Roemenië). Vanaf 2010 tot 2015 was br.Leonardus Paauw bestuurslid van deze provincie, vanaf 2015 is dat broeder Ambrosius Dobbelaar, onze sectorleider en ben ik eerste plaatsvervanger. Onze sector Nederland bestaat nog uit 13 broeders, waarvan 1 in Kameroen, 1 in Berchmanianum te Nijmegen, 3 in Voorhout en 8 in Cuijck. De broeders. De Broeders van de Christelijke Scholen (broeders van de La Salle) zijn werkzaam in 77 landen en bestaat volgens de statistiek van l (1-1-2015 uit 4.110 broeders’.
JEAN BAPTISTE DE LA SALLE
Boekgravure uit omstreeks 1900 van de zaligverklaring van J.B.de la Salle in de Sint Petrus basiliek te Rome. In 1888 had zaligverklaring plaats, in 1900 is hij door paus Leo XIII heilig verklaard en in 1950 is hij door paus Pius XII benoemd tot beschermheilige van de onderwijzers en patroon van alle opvoeders.
In het blad ‘Tweeluik’ 33 van 25 maart – 13 mei 2007 schreef Fried Jansen o.a. het volgende over de terugkeer van Jean Baptiste de la Salle naar Heemstede dankzij John van den Putten: Na zijn verhuizing binnen Heemstede komt John van den Putten bij de broeders op de St.Jozefschool. Hij maakt daar Broeder Alfons Schalks, Broeder Paulus Manders (van H.B.C.) en Broeder Rafaël mee. Laatstgenoemde is de Rafaël, die in Heemstede een begrip geworden is en tot in de zeventiger jaren als laatste broeder in het lager onderwijs op de Ark werkzaam is geweest. Op de Henricusulo krijgt John les van broeders met namen als Albertus, Andreas, Bernard, Christiaan, Alfons en Bernardus. John maakt vervolgens een overstap naar een internaat in Stevensbeek, dat ook door de broeders geleid wordt en daar ontmoet hij Broeder Jan Nijsen, met wie hij nog steeds contact heeft en Broeder Aad van Bentem, die daar Broeder-directeur is. Aad is degene die John later als Broeder-Provinciaal op het spoor zal brengen van het beeld, dat het onderwerp is van dit interview. Met zijn mavo-diploma op zak volgt John zijn studie op Hertenduin, waar de broeders vanuit Baarle-Nassau in 1961 neergestreken zijn met een havo- en pabo-opleiding. Ook daar ontmoet John weer bekende gezichten en o.a. ook de broeders Bernardinus Verberendse (directeur), Leo Paauw, Leonardus Visser en Paulus van Hoek. Daar rondt John zijn studie aan de Pedagogische Academie af en begint zijn loopbaan als onderwijzer op de Valkenburgerschool. Na 12 jaar lesgeven op deze voormalige broederschool verlaat John het onderwijs en stapt over naar de makelaardij. Maar daarbij is het Lasalliaans contach nog niet ten einde, want vanaf 1990 wordt John door Broeder Paulus van Hoek benaderd voor het schoolbestuur voor het katholiek onderwijs in Heemstede. (…)’.
Congregatie BROEDERS VAN DE CHRISTELIJKE SCHOLEN
SCHOLASTICAAT EN NOVICIAAT IN BAARLE NASSAU (N.Br.)
Vanuit het Nederlands provincialaat in Baarle-Nassau zijn de broeders wat communiteiten en onderwijswerkzaamheden betreft het meest actief geweest in Heemstede. Van de provincies vooral in Noord-Brabant, namelijk in de volgende gemeenten: Reek, Heesch, Stevensbeek, Sint Anthonis, Boxmeer en Cuijk. Verder in Den Haag (Huize Groenestein), Bennebroek, Achthuizen, Roermond, Mierlo-Hout, Alphen a.d.Rijn, Haarlem en Voorhout.
ST. JOZEFSCHOOL HEEMSTEDE
HONDERD JAAR HERENWEG 103
Mw. Ima Sanders schreef bij gelegenheid van 100 jaar Herenweg 104 het volgende: ‘In april 2004 bestond de woning aan de Heemsteedse Herenweg 103 honderd jaar. Bijzonder aan dit pand is dat het oorspronkelijk één harmonieus geheel vormde samen met de St. Jozefschool en rechts daarvan richting Haarlem het Broederhuis van De la Salle. Helaas is hiervan alleen het vroegere woonhuis van de hoofdonderwijzer bewaard gebleven. Gelukkig wèl met behoud van het oorspronkelijke karakter. Sporen van de bezetting Eén van de huidige bewoners mevrouw Agnes Sanders-Moorman woont sinds 1952 in het huis aan de Herenweg 103. “Het was vroeger een huis van de parochie. Een onderwijzershuis, waar meester Pronk van de Jozefschool heeft gewoond. Mijn vader was onderwijzer op deze school sinds 1947” vertelt zij. “Toen wij er met onze familie introkken was het huis er slecht aan toe. Geen verwarming, geen douchegelegenheid. In de oorlog hadden de Duitsers het huis in gebruik genomen. Van die bezetting waren nog sporen terug te vinden. De schoorsteenmantels waren groteneels afgebroken en er stond een enorme bunker in wat nu onze achtertuin is. Plannen voor woningen niet gerealiseerd Het huis en de school zijn in 1904 gebouwd. Vijfentwintig jaar later volgde het Broederhuis. De broeders maakten deel uit van de onderwijsorde De la Salle van de Christelijke Scholen. en gaven les op de Jozefschool. In 1976 is de woning grondig gemoderniseerd onder leiding van architect Piet Koster senior. Behoud van het oorspronkelijk karakter van het huis stond daarbij voorop. Drie jaar later werd de school gesloopt. Op die plaats is sinds begin haren ’80 een gezinsvervangend tehuis gehuisvest. In 1981 kocht de gemeente het Broederhuis, met het voornemen om er woningen te maken : die plannen zijn nooit gerealiseerd, ondanks toezeggingen door de gemeente. Dat is te betreuren, want het kantoorgebouw dat ervoor in de plaats is gekomen past absoluut niet bij de stijl van de panden in de directe omgeving” vinden Agnes en Wim Sanders. Deondnaks wonen zij met veel plezier in het honderd jaar oude huis’.
POSTLUST HEEMSTEDE
BROEDERHUIS HERENWEG HEEMSTEDE
BROEDERHUIS CAMPLAAN HEEMSTEDE
ALOYSIUSSCHOOL/VALKENBURGSCHOOL HEEMSTEDE
HUIZE DE LANCKHORST
JACOBASCHOOL HEEMSTEDE
HENRICUS-ULO HEEMSTEDE
Voor de ulo van de broeders in ‘Postlust’ was tot uiterlijk 31 juli 1930 toestemming verleend. Het plan om de nieuwe school te combineren met de bestaande bijzondere lagere school ‘Sint Joseph’, die in 1925 op aandringen van pastoor IJzermans in de serre van ‘Postlust’ was opgericht, haalde het niet. Daartegen werd door de gemeente bezwaar gemaakt. Uiteindelijk werd de keuze gemaakt om ten zuiden van het in 1907 gebouwde ‘Verenigingsgebouw’ aan de Herenweg 101 en het in 1929 gebouwde Broederhuis een nieuwe school te bouwen. Op 29 januari 1931 kreeg men te horen dat op het terrein waar eeuwenlang de kerk van Berkenrode had gestaan de U.L.O.-school mocht komen. Volgens insiders een gunstige plek. Dicht bij het Broederhuis (Herenweg 03) en de R.K.Kerk en in het centrum van de parochie. Op 12 februari 1931 ging het College van Burgemeester en Wethouders akkoord met de tekeningen en plannen. De bouw werd voor 44.174 gulden gegund aan de laagste inschrijver, de Heemsteedse aannemersfirma ‘Venhoven & Evers’. Vervolg:
‘Tot in de jaren negentig heeft de Haemstede Mavo het uitgehouden. Op 28 november 1996 werd het Uitwerkingsplan ‘terrein Haemstede Mavo’ door de Gemeenteraad vastgesteld en op 1 juli 1997 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland goedgekeurd. In dit nieuwe bestemmingsplan werd voorzien in de bouw van 88 seniorrenwoningen van het Zorgcomplex ‘Westerduin’. Het in handen van de postduivenvereniging ‘De Vredesduif’ overgegane verenigingsgebouw mocht blijven staan en werd in het plan opgenomen. In februari 1999 werd het schoolgebouw aan de Herenweg uiteindelijk gesloopt. De leerlingen waren voorgoed vertrokken. Op 25 februari van dat jaar ramde de Heemsteedse wethouder Jos Hardesmeets de eerste zware kogel met grote kracht tegen de schoolmuur, wat hij met groot plezier deed. Niet alleen omdat hij onderwijs had gevolgd op deze school, doch ook omdat hij zich nog levendig kon herinneren hoe ook het strenge regiem van de broeders hem wel eens had getroffen. Ad van de Nes, eveneens oud-leerling van de school, besefte op dat moment dat de muur waar de kogel doorheen ging toebehoorde aan het muzieklokaal “waar ze vergeefs probeerden ons noten te leren lezen. Maar wel gevoel voor muziek hebben meegegeven.” Het broederhuis ‘Huize St.Johannes Baptist de la Salle’ met achterterrein en bijbehorende opstallen werden in 1981 door broeder Franciscus (K.L.Smit) van de ‘Nederlandse Provincie van de Congregatie van de Broeders van de Christelijke Scholen’ te Heemstede voor 735.000 gulden verkocht aan de Gemeente Heemstede, ruim een jaar nadat deze kerkelijke instelling het had gekocht van de ‘Stichting Institut du Sacré Coeur’. Enkele jaren na deze transactie – in 1986 – werd ‘Huib Bakker Bouw B.V.’ de nieuwe eigenaar. Die mocht op deze ‘gewijde grond’ appartementen bouwen, zo’n tien jaar voordat een nieuw bestemmingsplan ‘Westerduin’ zou gaan doen verrijzen.’ Na een fusie met de Gerrit Barger Mavo heet de nieuwe school tegenwoordig Haemstede-Barger Mavo.
Na de bevrijding beschikte de Henricus-Mulo over een eigen tijdschrift ‘Eigen Stemmen’ . De redactie bestond t H.Brüggeman, J.Grapperhaus, J.Huyzer, J.Kwakman, J.Out en Cl.Overdijk. Incidentele medewerkers waren J.Hoogervorst, C.Weijers en Th. Winter. Veel spirituele bijdragen leverde kapelaan J.van Adrichem die van 1941 tot 1949 aan de Bavokerk van Berkenrode was verbonden.
In 1984 zijn de Heemsteedse St.Antonius-mavo met ongeveer 200 leerlingen en Henricus met circa 300 leerlingen gefuseerd. Hieruit ontstond de Haemstede-mavo.
Betonreliëf (dubbelzijdig) in voormalige Henricus ulo Heemstede; door Hans Wiesman, 1958, 43 x 93,5 centimeter – is gesloopt tegelijk met voormalig schoolgebouw
Dubbelzijdig betonreliëf van gewapend beton, vm. Henricus ulo Heemstede, 1958 door Hans Wiesman – is gesloopt.
Hieronder: een betonreliëf van Hans Wiesman bleef wèl bewaard in de voormalige Petrus-LTS in Haarlem (foto Oneindig Noord-Holland)
PEDAGOGISCHE ACADEMIE DE LA SALLE HEEMSTEDE
In 1977 bij het afscheid van Hertenduin telde De La Salle 378 P.A.studenten, 123 HAVO-leerlingen, 41 docenten en 10 man man ondersteunend personeel.
In 1977 hebben studenten en docenten van de Pedagogische Academie De la Salle ter gelegenheid van de verhuizing van de school naar een nieuw gebouw een groot feest georganiseerd. In 1960 begon de kweekschool met 60 leerlingen in het landhuis Hertenduin aan de Herenweg. Hoofd van de r.k.kweekschool de la Salle was Broeder Bernardinus (= A.M.Verbarendse). Ruim 16 jaar later is de school, intussen academie geheten, uitgegroeid tot meer dan 500 studenten. De daaraan voorafgaande jaren moesten steeds meer lokalen worden ingericht in barakken die in de omgeving van de school geplaatst werden. Het nieuwe schoolgebouw werd ontworpen door architect Sturm uit Rozendaal. Voor de aanpassing van het terrein rondom de nieuwe school is gezorgd door tuinarchitect Van Empelen uit Heemstede. Voor de festiviteiten rond het verlaten van Hertenduin en de ingebruikneming van de nieuwe school heeft men in 1977 een week uitgetrokken. Na fusies en verhuizing naar Leiden is het schoolgebouw afgebroken en kreeg het terrein, ook meer richting Glipperweg een nieuwe woonbestemming en zijn vier appartementengebouwen tot stand gekomen, Hagenduin genaamd.
SINT JOZEFSCHOOL EN FRANCISCUSSCHOOL BENNEBROEK
Samengesteld door Jaap de Groot e.a. verscheen in 1995 de boekuitgave: 100 jaar katholiek onderwijs Bennebroek; herinneringsboek honderd jaar katholiek onderwijs Bennebroek 1895-1995, waarin ook de Sint Francischool en de comunniteit van de Broeders van de la Salle in enkele hoofdstukken ter sprake komen.
Oude opname van de R.K.Sint Jozefschool in Bennebroek. In 1919 stopten de zusters van de Sacré Coeur en gingen school en klooster over aan de zusters Franciscanessen. In 1924 zaten jongens en meisjes nog bij elkaar in de klas, nadien vond een scheiding plaats en namen broeders het onderwijs voor hun rekening op de jongensschool.
Klassefoto van de derde klas van de Sint Jozefschool in 1949 met broeder Andreas, die later les gaf aan de Heemsteedse Aloysiusschool in de Molenwerfslaan. Op de achterste rij, vierde van rechts Rob Ockeloen; 2e rij van voren, vierde van links Ruud van der Molen; voorste rij, eerste van rechts Joop Kimmenade en daarnaast Ton van Vliet.
1964: AFSCHEID BROEDERS VAN DE ST. FRANCISCUSJONGENSSCHOOL
Met ingang van 1 september 964 droeg Broeder Augustinus Prinsen de leiding van de St.Franciscus jongensschool over aan de heer J.B.Nelissen. Hij was in 1956 de eerste lekenkracht op de school. Deze benoeming betekende het einde van de school als Broederschool. Sinds haar oprichting op 28 augustus 1929 verzorgden de broeders van de congregatie Jean Baptiste de La Salle het onderwijs op deze school. Het onderwijs kwam meer en meer in handen van niet-kloosterlingen en in 1964 trokken de broeders zich geheel terug uit het onderwijs. In 1969 zou de jongensschool met de meisjesschool (St.Jozefschool) samengevoegd worden en werd voor het eerst gemengd lesgegeven.
=====================================================
P.S. Vraag van Michel Janssen uit Nijmegen betreffende BROEDER REMIGIUS STEVENS: ‘Ik ben bezig met een website over de voormalige wandelvereniging RK WSV De Vrolijke Tippelaars Roermond http://www.devolijketippelaars.nl Deze vereniging is in februari 1947 opgericht, helaas is mijn oom al in 1972 overleden. Ik probeer een andere broeder Remigius Stevens op te sporen, die als broeder begin jaren zeventig is vertrokken naar Heemstede. Deze voormalige broeder zou wellicht nog veel kunnen vertellen.’ Mocht iemand gegevens over hem hebben houdt hij zich voor informatie daaromtrent aanbevolen. janssen63@planet.nl
===========================================
Broeder Stanislas Verhoeven, mede-oprichter ULO Stevensbeek bij vertrek naar Aruba, 1969 (foto Jan Waarrma)
ARUBA: in 1965 vierden broeder Kaspar en Broeder Bonifacius hun zilveren jubileum
RECEPTIE VAN BONIFACIUS in de Antillen (Aruba), 1970
Links de Arubaanse politicus Betico Croes in gesprek met broeder Bonifacius
Uit feesttoespraak gedeputeerde provincie Noord-Holland drs. J.H.J.Verburg: ‘Bijzonder onderwijs in Antillen relatief goedkoop’. In:: Amigoe di Curacao, 2 maart 1970
Vervolg en slot artikel uit Amigoe di Curacao over feesttoespraak van bestuurslid drs. Bob-Verburg , 2-3-1970.
Bidprentje Broeder Franciscus Karel Leonardus Smit
NOTA BENE: In het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven (bibliotheek) bevindt zich van broeder Ambrosius Dobbelaar, fsc, de uitgave: ‘Broeders van de la Salle in Heemstede en Bennebroek 1925-1998’.
Bijlage: Drie Heemsteedse broers als Broeders van de la Salle: Aloysius, Antonius en Gerardus Couenberg
Via Els Couenberg ontving ik een door haar oud-oom Gerardus Couenberg (29-6-1909 – 22-5-1996; ingekleed bij de Broedercongregatoe in 1929) kort voor het einde van zijn leven geschreven beknopt levensverhaal (14 pagina’s), waarin hij schrijft over zijn familie, de intrede bij de Broeders van de Christelijke Scholen en de doorstane oorlogsjaren. Zijn vader was huisschilder – op een plaatje aan de gevel stond ‘meesterschilder’- en woonde op het adres Binnenweg 101 (later 131). Het gezin bestond uit 14 kinderen. Zijn oudere broer Aloysius (1906-1973) is eerder ingetreden. bij de Broeders van J.B.de la Salle. Eén zuster (geboren 15-8- 1892, overleden 19-6- 1971) is bij de Carmelitessen van het Goddelijk Hart als kloosterzuster ingetreden onder de naam Bonifacia van de Heilige Theresia. En dan was er nog een broer Joop Couenberg die op 17-jarige leeftijd naar het klooster van de paters in het Limburgse Cadier en Keer ging en priester-missionaris werd in Neder-Volta. Gewijd te Hastings in Engeland op 19 december 1931. Voor zijn eerste heilige mis in geboorteplaats Heemstede schrijft Gerardus: ‘Op de Tweede Paasdag 1932 werd hij [=Joop] aan de grens Haarlem-Heemstede door het bestuur der leden van de SDAP zegenvierend verwelkomt. Het plein voor de Bavokerk in Heemstede was bij zijn aankomt volgestroomd met parochianen. Velen hadden zelfs een zichtbaar plekje gezocht tot in de toren. Hij was in die tijd dan ook een van de eerste priesters uit een arbeidersfamilie in Heemstede. Toen de Broeders van de Heilige Johannes Baptist de la Salle in 1925 in Heemstede gekomen waren, trokken zij alleen al grote aandacht vanwege hun kledij. Vooral was men onder de indruk als men hen ’s morgens naar de kerk zag komen. Mijn broer Antoon moest van zijn baas, een kruidenier, nogal eens vaak nar de Broeders boodscxhappen brengen en liet eenmaal aan Broeder Gabriël (de directeur) weten dat hij ook graag Broeder wilde worden. Broeder Gabriël Antoon toen op weg geholpen naar Broederhuis Groot Bijgaarden waar hij op 3 oktober 1926 zijn postulaat kon beginnen.(…) 7-9-1929 ben ik zelf naar de Broeders in Groot Bijgaarden (België) gegaan waar voor mij 20 november 1929 het noviciaat begon (…) (…) Ik zag steeds meer de zin van het kloosterleven zodat ik besloot om mij als religieus door geloften te verbinden bij de Broeders van de Christelijke Scholen bij de minst bedeelden (de kansarmen van die tijd). Dat was 21 november 1930. Op 7 december 1930 ben ik toen naar het scholasticaat gegaan in Baarle Nassau. Het schooljaar was weliswaar in september al begonnen, maar alles verliep zeer gunstig. (…) 18-8-1935 is de datum geweest dat ik mijn eeuwige beloften heb afgelegd in Groot-Bijgaarden na mijn 30-daagse retraite.’ In het tehuis Groenestein in Den Haag werd hij vervolgens ingezet bij ‘ontwortelde’ voogdijkinderen. Later is hij in 1939 het Broederhuis aan de Reek te Bennebroek terecht gekomen om daar te werken…als kok. Na de bezetting werd het Broederhuis door de Duitsers in bezit genomen en is toen tijdelijk verhuisd naar villa ‘Casa Nova’ aan de Rijksstraatweg. Omdat zijn broer Broeder Aloysius verhuisde naar de communiteit aan de Camplaan in Heemstede kon Gerardus augustus 1941 zijn plaats innemen aan de Reek, vanwaar hij voor anderen adressen zocht bij boerenfamilies in de omgeving waar nog eten te verkrijgen was. In augustus 1944 is verhuisd van de communiteit Lanckhorst in Heemstede. In de hongerwinter kwam het voor dat er geen voedsel was en de Broeders noodgedwongen bloembollen moesten eten. Men ging er op uit naar o.a. Hillegom en Lisse om aardappelen en groenten te bedelen. Vanzelfsprekend ook bij de boeren in de Haarlemmermeer tegen vergoeding tarwe etc. te verkrijgen. Voorts is met anderen per boot vanuit Hillegom naar Anna Paulowna gereisd waar nog voedstel te bekomen was. Van de heer Warmerdam, hoofdarbeider bij de firma Tubergen in Haarlem zijn ooit 30 mud zakken ontvangen. Broeder-directeur Johannes gaf een keer 300 gulden mee om in Anna Paulowna voedsel te kopen bij de familie Ruijsenaars die vroeger in Heemstede hadden gewoond.Drie weken lang heb ik daar onderdak gekregen; alles gratis! Elke dag ging ik op weg in de omgeving aldaar om voedstel bij elkaar te krijgen. Mijn bedelactie verliep gunstig, vooral op een dag in de Wieringermeer en ik ’s avonds op een wagen vol geladen met tarwe en rogge in Anna Pauwkona aankwam. Al dat voedsel is met het schip van de familie Van Trigt naar Hillegom vervoerd. Na enkele weken kwam ik voldaan huis met zelfs meer dan 30 volle mud zakken. Ik gaf Broeder-directeur de ƒ 300,- terug plus ƒ 25,-. Mijn moeder, die met 2 van mijn zussen in Haarlem woonde, heb ik toen ook gelukkig door de hongerwinter heen kunnen helpen. (…) Een onvergetelijke herinnering die mij uit de oorlogstijd is bij gebleven was 6 december 1944. We gingen met drie bakfietsen ’s morgens vroeg op weg naar Hillegom om al onze voorraad bij de familie Van Trigt op te halen. Alles was prettig geregeld. Echter op de terugweg stond daar op de Kerklaan in Heemstede een heel regiment Duitse soldaten om ons aan te houden. Ze werden echter door hun commandant aan weerskanten van de weg opzij gezet en zo gingen wij met onze overladen bakfietsen, omlijst door de krijgsmacht verder naar het Broederhuis. Het was kwart voor zeven en klokke zeven uur begon de mensenrazzia en niet eerder. “Befehl ist Befehl!’ Wij waren dus mooi op tijd in onze haven binnengekomen! Nog één herinnering uit dat jaar. Om voor de maaltijden iets te kunnen braden of bakken is vanzelf ook olie nodig. Vet of boter waren zeer schaars geworden. Bij de boeren zag je toen hele velden met koolzaad bloemen, waar dan een soort koolzaadolie uit geperst werd. De Broeders hadden twaalf liter-inktflessen schoongemaakt en die achter op mijn fiets vastgemaakt; aan beide kanten zes flessen. Zo ben ik naar de Noord gegaan voor koolzaadolie. Na twee weken kwam ik terug, geslaagd met 12 volle liter flessen koolzaadolie, alles gratis! Ook door ons is de Bevrijding in mei 1945 gevierd. In dat jaar heb ik nog een feestje op touw gezet. Mijn zus, Zuster Bonifacia, was 20 december 25 jaar in het klooster. Zij woonde op de Collenberg in Sittard en om haar kloosterfeest ook met de familie te kunnen vieren mocht ze naar Haarlem waar de zusters toen ook een kindertehuis hadden. Maandenlang heb ik met broer en zusters, neven en nichten, elke week, in de Jacobaschool bij de Broeders op Lanckhorst gerepeteerd en het is voor ons allen een geslaagd feest geworden. Aan Broeder Augustinus Prinsen [1923-1993] heb ik ook gevraagd enkele herinneringen op te schrijven.’
De Broers Aloysius en Gerardus zijn met Petronella Maria Couwenberg (1896-1975) in één graf begraven op het kerkhof van de H.Bavokerk te Heemstede.’
Harrie Grielen gezegd:
Onze heemkundige Studiekring De Acht Zaligheden in Eersel kreeg een krantenknipsel uit 1962 t.g.v. 25-jarig jubileum van broeder Rafael (Harrie Lepelaars). Daarbij verzoek of we voor onze periodiek De Rosdoek misschien “iets” konden met dit knipsel. Rafael komt uit een oude familie (1590) die vanaf ca 1700 – heden in Eersel woont. Met dank aan deze website: ik heb er veel informatie uit gehaald voor een artikel. Ik neem aan dat dit gebruikt mag worden?
Dit uiteraard met bronvermelding! Met vriendelijke groet, Harrie Grielen Eersel.
Hans Krol gezegd:
O.k. is prima! Hans Krol
els C gezegd:
Het verhaal van de opgepakte broeders was nieuw voor mij. Tot mijn stomme verbazing ontdekte ik bij de getuigenis van de opgepakte broeders de naam van mijn oud-oom Aloysius Couenberg. Ik heb in mijn bezit een relaas van zijn jongere broeder, Gerardus Couenberg, ook een broeder de La Salle, die tijdens de oorlogsjaren in Lanckhorst woonde en daar kok was. Interessant is het verhaal van 6-12-1944, waar hij en twee andere broeders met etenswaar langs de Duitsers kwamen omdat een commandant ‘Befehl ist Befehl’ riep en de razzia pas een kwartier later zou beginnen. Gezien de ontwikkelingen een interessant verhaal. Er staat niets in over de wonderbaarlijke redding van zijn broer. Ik heb alles ingetikt (ik heb kopietjes van het handgeschreven verhaal) en kan dit stuk zo toesturen, als jullie daar in geïnteresseerd zijn.
Met vriendelijke groeten,
Els Couenberg
p.s.: de website elsbladnerf was een probeersel, hij is niet interessant. Een stukje over Jan Couenberg, een Heemstedenaar die de naam Couenberg onder boomdeskundigen wereldberoemd heeft gemaakt is te vinden op mijn site http://www.natura-ingenium.nl onder ‘Jan Couenberg’.
Gé du Maine gezegd:
Ben al jaren uitgebreid bezig met onze familiegeschiedenis en stuitte vandaag op deze zeer interessante site. Heb broeder Alphons ( Cock du Maine ) natuurlijk goed gekend. Heb ook 1957 / 58 op de Henricus Mulo gezeten.
Hein van Stekelenburg gezegd:
Heb Broeder Alphons (Cock du Maine) goed gekend. Van 1955 tot 1958 zat ik op de Ulo in Baarle-Nassau (intern). Veel later kwam hij wel eens langs in mijn antiquariaat in Amsterdam. Hij speelde prachtig piano. Les trois cloches – Village au fond du valle´
marialette gezegd:
Mijn vader, Hans de Haas, is eind jaren ’70 tekenleraar geweest bij de Henricus mulo. Broeder Alfons du Maine heeft vaak bij ons thuis op de vleugelpiano gespeeld. Pa had het ook vaak over Br Christiaan’s(?) hond B-b-b-boef (de eigenaar stotterde enigszins :-).
Aart van Deutekom gezegd:
Wie herkent de meest linkse heer in de oude foto v/d Jozefschool ca 1963 vraagt mevr. Heemskerk. Mischien al achterhaald maar ik denk dat het Mijnheer Moorman kan wezen,. Hij was de onderwijzer van de 5e klas en woonde in het pand rechts v/d Jozef school.