Beknopte historie van het instituut voor epilepsiebestrijding MEER EN BOSCH in Heemstede – daarvoor Zoar, gevolgd door Betheda-Sarepta in Haarlem (1882/1885)- heden (tegenwoordig SEIN geheten)
In mei 1882 is jonkvrouw A.J.M.Teding van Berkhout – die tevens aan de basis stond ban het Diaconessen(zieken)huis (tegenwoordig deel uitmakend van het Spaarne Gasthuis) – op bescheiden wijze begonnen met de verpleging van enkele meisjes die leden aan epilepsie ofwel ‘vallende ziekte’.
Twee jaar later is in Haarlem het gebouw ‘Bethesda’ geopend en vonden jongens onderdak in een pand ‘Zoar’ geheten, het nog bestaande gebouwtje in de tuin van de oprichtster, Parklaan 8. Na de bouw van het paviljoen ‘Sarepta’ in 1889 aan de Hazepaterslaan inclusief een kapel (in 1960 gesloopt) was sprake van ‘Bethesda-Sarepta’. In het jaar 1885 is het fraaie buitenverblijf ‘Meer en Bosch’- als buitenplaats daterend uit de 17e eeuw en toen het ‘Paradijs’ geheten, aangekocht voor de som van 25.000 gulden. De arbeid der verpleging werd al in dat jaar aangevangen in het gebouw ‘Zoar’.
Het terrein van Meer en Bosch betrof aanvankelijk 2 hectare groot, met een 18de eeuws herenhuis benevens een stal voor zes paarden, een koetshuis en een koetsierswoning. Aan het einde van de tuin waar zich de moestuin bevond was de tuinmanswoning met oranjerie en een ruime schuur. In 1889 is het paviljoen ‘Salem’ in gebruik genomen, in 1901 de kapel ‘Irene’(=Vrede), in 1906 ‘Nieuw Zoar’ en 1 jaar daarvoor het intussen gesloopte paviljoen ‘Eben Haëzer’ aan de Achterweg.
Een veelheid van grotere en kleinere gebouwen is in de loop van de jaren tot stand fekomen. De weg die dwars door Meer en Bosch loopt was eeuwenlang een openbaar pad, de Achterweg. In 1934 is deze weg door grondruil met de gemeente eigendom van het instituut geworden.
Eerste directeur van de instelling was dominee L.H.F.Creutzberg van 1885 tot 1890, die in het hoofdgebouw woonde. In 1890 is hij opgevolgd door de welhaast legendarische J.L.Zegers, die als zendeling-leraar op West-Java zijn sporen had verdiend. Hij hechtte grote waarde aan het Diaconenwerk, door “dienende Broeders” (in zwart pak gekleed). Na een proeftijd van minstens vier jaar kon men in aanmerking komen voor de inzegening tot diacoon. De opleiding berustte bij de directeur en de geneesheer, bijgestaan door het hoofd van de Protestantse school. Verder ontving men godsdienstonderwijs van enkele predikanten uit Haarlem en Heemstede. De Broeders M.J.Bogert, H.Hofman, J.A.Hoekendijk (ziel van epilepsiefonds: “de Macht van het Kleine’), F.Jonker, J.Smit, C.J.Oostenrijk en anderen hebben zich voor de verpleging grote verdiensten verworven. Aan dr.Zegers, directeur tot 1912 en zeven jaar later op de Algemene Begraafplaats ter aarde besteld, herinnert een monument nabij het gebouw Salem. Op de plaquette is vermeld: ‘een man van liefde, kracht en gebed’.
Na dr. S.Posthuma (in 1895 overleden) nam huisarts dr.M.Colenbrander in 1901 de medische zorg van de instelling op zich, naast de zenuwarts dr.J.Timmer, nadien drs.C.J.C.Burkens die beiden voor de medische opleiding van Broeders en Zusters (Diaconessen) verantwoordelijk waren.
In 1903 maakte dr. Colenbrander een wetenschappelijke studiereis naar Duitsland (o.a. Bielefeld) en uit zijn rapportage blijkt dat Meer en Bosch wat verzorging en medische begeleiding betrof niet achterliep bij de Duitse instellingen. “Alleen eiste bij ons de gelegenheid tot het aanwenden van baden en het beoefenen van verschillende handweken (arbeidstherapie) verbetering” meende hij. Enige jaren later waren er diverse werkplaatsen, zoals een kleermakerij, een boekbinderij, timmerwinkel, schilderwerkplaats e.d. en vonden andere patiënten werk in de tuin. Op pastoraal gebied hebben de predikanten van de Hervormde Kerk zich intensief met Meer en Bosch beziggehouden, o.a. Jonker en Korff.
Met de aanstelling van dr. B.Ch.Ledeboer kreeg het medisch aspect meer aandacht met de bouw – onder architectuur van H.Korringa – van de Koningin Emmakliniek in 1933-1934.
In 1955 is dr.A.M.Lorentz de Haas (1911-1967) als geneesheer-directeur benoemd. Hij was een kleinzoon van de Nobelprijswinnaar natuurkunde dr.A.H.Lorentz. De instelling ontwikkelde zich als een van de meest vooraanstaande epilepsiecentra ter wereld, dankzij het wetenschappelijk onderzoek verricht naar de klinische, elektrofysiologische, farmacologische, biochemische en sociaal-medische aspecten die verband houden met de ziekte. De Koningin Emma-kliniek kreeg later een nieuwe naam als ‘dr.A.M.Lorentz de Haas laboratorium’. [Het gebouw in gebruik als polikliniek is tegenwoordig een gemeentelijk monument]. Voornoemde Lorentz de Haas haalde dr. Harry Meinardi (geboren op 20 februari 1932 in Nice) naar Meer en Bosch, waar hij van 1968 tot 1992 eerst wetenschappelijk en vervolgens algemeen directeur is geweest van wat nu SEIN is. In 1985 werd Meinardi bovendien hoogleraar in de epileptologie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Tussen 1965 en 1970 kwam op een terrein van 40 hectare het woondorp ‘de Cruquiushoeve’ tot stand in de gemeente Haarlemmermeer, ten dele bestemd voor zwakzinnigen met epilepsie. In september 1970 is dit instituut in aanwezigheid van Koningin Juliana officieel in gebruik genomen. ‘Meer en Bosch’’ in Heemstede, tegenwoordig SEIN geheten, afkorting van ‘Stichting Epilepsie Instellingen in Nederland’ is in medische kring in ons land en internationaal een begrip geworden.
SEIN heeft vandaag de dag naast drie klinische vestigingen, Meer en Bosch in Heemstede, de Cruquiushoeve in Cruquius en Heemstaete in Zwolle, 12 poliklinieken in Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Den Haag, Heemstede, Leeuwarden, Rotterdam en Utrecht, een afzonderlijke school en een woonvoorziening.
Een tweede instelling is Kempenhaege met een tiental (poli-)klinieken geografisch verspreid over Nederland met nadruk op het Zuiden (Heeze, Maastricht, Oosterhout, Dordrecht, Enschede, Goes, Nijmegen, Rotterdam, Sittard en Winterswijk).
SEIN (Heemstede/Zwolle) met circa 1300 medewerkers en Kempenhaege (Heeze/Oosterhout) zijn in Nederland de twee grote expertisecentra op hert gebied van epilepsie, tegenwoordig ook gespecialiseerd in slaapgeneeskunde. Door de voorzitters van de Raden van bestuur van beide instellingen, respectievelijk J.W.Barzilay en dr.M.Chatrou is een intentieverklaring voor samenwerking overeengekomen.
Na eerdere plannen het instituut in zijn geheel aan gene zijde van de Ringvaart in Cruquius te verhuizen, heeft de directie intussen plannen ontvouwd om de Cruquiushoeve gedeeltelijk naar Meer en Bosch in Heemstede over te brengen, zodat in het plan ‘Wickevoort’ uiteindelijk zo’n 1.000 particuliere woningen kunnen worden gebouwd. Landgoed Wickevoort dat 57 hectare omvat is een woonproject tussen Hoofddorp en Heemstede rond een vroegere boerderij [‘Cruquiushoeve’] van de familie Van Wickevoort Crommelin uit Berkenrode, dat wordt ontwikkeld door landschapsarchitect Michael van Gessel en AM Concepts in nauwe samenwerking met SEIN, vanwaar het initiatief kwam.
Met de noodzakelijk geachte vernieuwingen wordt (helaas) tevens gedacht aan het slopen van de voor het laatst in 1960 gerenoveerde Irene-kapel, nog in gebruik als activiteiten- en ontmoetingsruimte, maar volgens dr.J.W.Barzilay, voorzitter van de Raad van Bestuur/algemeen directeur, zal de historische luidklok ‘een plaatsje in de nieuwbouw’’ krijgen van een op deze locatie geplande polikliniek (Haarlems Dagblad, 2 mei 2018).
=====
Selectie van (gedenk)boeken etc. gewijd aan Bethesda-Sarepta en Meer en Bosch: -C.Peper. Historie hofstede Het “Paradijs” later “Meer en Bosch” te Heemstede. Vereniging Oud-Heemstede-Bennebroek (nu HVHB), 1960.
-J.A.Tours. De Christelijke Vereeniging voor de verpleging van lijders aan vallende ziekte met hare gestichten te Haarlem en Heemstede. In: Eigen Haard, 1893, nummer 52, p.824-827. -Lief en Leed in dienst der Christelijke Barmhartigheid 1882-1907. Haarlem, 1907 -Feestboek van ‘Sarepta’ en ‘Meer en Bosch’. 1882-1922. 1922 -Licht en Schaduw gedurende vijftig jaar onder onze kranken 1882-1932 Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Christelijke Vereeniging voor de verpleging van lijders aan vallende ziekte te Haarlem en te Heemstede. Heemstede, J.A.Hoekendijk, 1932 -Het verzet van de inrichtingen Meer en Bosch en Bethesda-Sarepta te Heemstede en Haarlem gedurende de bezettingsjaren. Heemstede, 1945. Herdruk mei 1995 [Bevat een ten geleide van voorzitter prof. dr.C.Datema , een herinneringsrede van dominee J.C.van Dijk gehouden bij de heropening van Meer en Bosch en een artikel: ‘Ons werk in de oorlogsjaren’ van geneesheer-directeur dr.B.Ch.Ledeboer. . ten slotte een bijdrage over ‘De macht van het Kleine in Bezettingstijd’ door dominee H.W.Duyvendak].
MEER EN BOSCH TE HEEMSTEDE IN DE TIJDELIJKE GREEP VAN DE NSB: 1942
‘Wat is er gebeurd in 1942/ Sinds donderdag 19 maart 1942 is het gehele bestuur met de geneesheer-directeur van Meer en Bosch annex de Koningin Emmakliniek en Beshesda-Sarepta, afgezet en vervangen door een bestuur, geheel bestaande uit NSB’ers, terwijl de nieuwe geneesheer-directeur, de zenuwarts Dozy, van bestuur en directeur om enige onrechtmatige eisen, door de NSB gesteld, in te willigen. Het is duidelijk, waar me heen wil. Wij weten allen uit diverse publicaties van NSB-zijde en uit redevoeringen van vooraanstaande NSB-leiders, hoe het nationaal-socialisme staat ten opzichte van zenuwzieken, geesteszieken en epilepsie-lijders en hoe het dienaangaande beginselen huldigt, die in lijnrechte strijd zijn met onze hoogste medisch-ethische beginselen . De NSB heeft door zijn greep naar Meer en Bosch c.a. de macht gekregen over één der belangrijkste centra der epilepsie-bestrijding in Nederland. Onder de eminente leiding van de thans afgezette geneesheer-directeur met zijn staf zijn de allernieuwste outillage voor de diagnostiek en de behandeling van epilepsie; zij bevatten een uitstekende operatieve afdeling voor de chirurgische behandeling van hersenaandoeningen. De Koningin Emmakliniek is door buitenlandse deskumdigen de beste kliniek ter wered op dit terrein genoemd. Door de nazificering van deze inrichting, waar 600 epilepsielijders worden verpleegd, is door de NSB de eerste stap gezet op de weg van de epilepsiebestrijding op nationaal-socialistische wijze. Welke methoden daarbij worden toegepast behoeft hier nader te worden uiteengezet; zij zijn maar al te zeer bekend. Dat men met de roof van Meer en Bosch de beschikking heeft gekregen over een operatie-afdeling en tevens over een enorme hoeveelheid erfelijkheidsgegevens betreffende honderden epilepssielijders uit heel Nederland zijn feiten, die slechts met ontsteltenis kunnen orden overdacht. Het bestuur van Meer en Bosch en de geneesheer-directeur hebben, diep doordrongen van hun Christelijke beginselen en wetende, wat hier op het spel stond, de enige juiste weg bewandeld. daarom zijn zij afgezet. Maar geneesheren en verplegend personeel hebben izch hier achter hen gesteld en zij hebben zonder uitzondering hun ontslag ingediend. Gezien het grote, vooral ook het medisch-ethische belang, van deze strijd zullen wij hier in chronologische volgorde de gehele toedracht beschrijven.
VERSLAG VAN DE GEBEURTENISSEN Nog voor 10 mei 1940 hadden de broeders Vermeer en Kroon op Meer en Bosch reden gegeven tot ernstige ontevredenheid. Zij hadden geweigerd hun broederpak te dragen en aan de viering van het Kerstfeest mede te werken; daarnaast had één van hen misbruik gemaakt van de drukkerij van de inrichting en papier van deze inrichting gebruikt voor het drukken van NSB-geschriften, terwijl de ander een politiek opruiende rede had uitgesproken tegenover de patiënten. Op grond van deze feiten werden de broeders op 3 mei 1940 ontslagen, zijnde ongeschikt als broeder. Op 10 mei d.a.v. weren deze heren, die lid van de NSB waren, ingesloten. Op een van hen werden oen landverraderlijke papieren gevonden. Enige tijd na de capitulatie (in oktober 1940) werd door het bestuur van Meer en Bosch ter ene zijde n de broeders Vermeer en Kroon met hun juridische adviseur, mr.de Rijke, nu procureur-generaal bij het gerechtshof te Arnhem er andere zijde, een contract opgesteld. In dit contract werd onder zeer gunstige voorwaarden voor de gestraften (1 jaar salaris en maximum pensioen) het ontslag nader geregeld. De ontslagenen tekenden het contract zonder enige rancune en verplichtten zich daarbij nimmer enige stap ten nadele van Meer en Bosch te doen en geen poging aan te enden wederom in dienst te komen. Dit contract werd van beide zijden beschouwd als een definitieve regeling. Een jaar lang werd van deze kwestie niets gehoord, totdat eind 1941 het bestuur van Meer en Bosch bericht kreeg van de commissaris voor niet-commerciële verenigingen, met het verzoek om een onderhoud. Bij dit onderhoud werd aan het bestuur medegedeeld dat de broeders onrechtmatig waren ontslagen en dat zij weer in dienst genomen moesten worden. Deze mededeling werd door het bestuur weerlegd door te wijzen op het contract, mede opgesteld door de inmiddels tot procureur-generaal bij het Arnhemse gerechtshof benoemde mr. de Rijke. Het bestuur van Meer en Bosch stond op het standpunt, dat het als bestuur onmogelijk twee voor de verpleging volkomen ongeschikte broeders wederom in dienst kon nemen. Dit standpunt bleek te meer juist te zijn, toen een der ontslagenen in een onderhoud verklaarde, dat hun terugkomst op Meer en Bosch zeer spoedig gevolgd zou worden door het ontslag van de geneesheer-directeur en de benoeming van een NSB’ er in zijn plaats. Lange tijd is hierna is de kwestie weer van de baan geweest, totdat begin februari 1942 het bestuur van Meer en Bosch bericht kreeg van bovengenoemde commissaris Müller Lehning, dat het binnen 8 dagen de broeders in dienst terug moest nemen en dat het schadevergoeding zomede alle kosten voor de verhuizing moest betalen. Het contract, mede ondertekend door mr.de Rijke, moest geannuleerd worden. Het bestuur van Meer en Bosch heeft geweigerd aan deze voorwaarden te voldoen. Naar aanleiding van deze weigering werd een conferentie belegd tussen het bestuur van Meer en Bosch en bovengenoemde commissaris, waar een en ander nog eens besproken werd. Bij dit onderhoud is bij monde van de districtscommissaris gebleken, dat de kwestie van de broeders slechts ” een stok was om de hond te slaan”. Zijn woorden laten aan duidelijkheid niets te wensen over: “Er zijn haarden van verzet tegen de nieuwe orde. Meer en Bosch is een dergelijk bolwerk; deze Augiasstal (meer en Bosch!) moet opgeruimd worden”. Na deze in duidelijke termen geuitte bedoelingen was er slechts één houding mogelijk, namelijk en absolute weigering aan de gestelde eisen te voldoen.
Op 19 maart 1942 is het bestuur van Meer en Bosch met de geneesheer-directeur Ledeboer afgezet. Het neuwe bestuur, uitsluitend bestaande uit NSB’ers (o.a. dominee Foeken uit haarlem, mr. Schönhardt, mr. de Kock van Leeuwen, dominee Hylkema, mevrouw de Gelder,mr.van Leyenhorst) en de nieuwe geneesheer-directeur dr. J.Dozy hebben, allen met NSB-insignes getooid, vrijdagmorgen 20 maart 1942 de inrichting in bezit genomen. Geneeskundigen, broeders, zusters en andere functionarissen hebben de enige weg gekozen, die zij moesten nemen: zij hebben allen hun ontslag ingediend. Teneinde patiënten zo weinig mogelijk te laten lijden onder deze maatregelen zullen zij voor de afwikkeling der diverse lopende zaken nog een week hun werk blijven doen. Inmiddels zijn alle patiënten door de broeders en zusters uit de inrichtingen naar hun respectievelijke woningen over gebracht en is Meer en Bosch door de Duitse Weerrmacht in beslag genomen’ (april 1942).
Verslag uit 1942 door een anonieme Broeder: “Meer en Bosch” te Heemstede in den greep der N.S.B. en in gebruik genomen door de Duitse Weermacht
Vorderingen door de Duitse bezetters van panden Achterweg 5, instituut Meer en Bosch Heemstede
Over de dagen kort voor en na de Bevrijding schrijft dr. B.Ch.Ledeboer onder meer: ‘Tussen de eerste berichten over decapitulatie en het verschijnen van de Canadezen verliepen verscheidene dagen. Op de eerste van deze onzekere dagen had ik in tegenwoordigheid van Hoofdbroeder de Vries en de administrateur, de heer van Zutphen, een onderhoud met de NSB-directeur dr. Dozy van Meer en Bosch in “diens” huis. Op de vraag of hij bereid was het werk wederom aan ons over te dragen, zei hij “dat dit wel niet anders kon, daar diezelfde middag zijn laatste NSB-verpleger weggelopen was en 25 patiënten geheel zonder hulp waren!” Verder uitte hij de bekende praatjes: “dat hij het toch zo goed bedoeld had” en ook “dat hij een goed verliezer was”! Blijkbaar had hij de lugubere werkelijkheid der laatste jaren als een hazardspel opgevat! Wij verklaarden ons bereid nog dezelfde avond de zorg voor 25 patiënten op ons op te nemen, op voorwaarde dat de heer Dozy alle voor onze Vereeniging belangrijke gegevens direct overdroeg. Deze werden in zijn eigen brandkast gedeponeerd, waarvan wij de sleutel medenamen. 2 Dagen later werd hij gearresteerd en daarmede eindigde het regiem dat gegrondvest was op onrecht. De 25 overgebleven patiënten waren ondergebracht in een huis, dat door de NSB-burgemeester kameraad Van Riesen, het enig overgebleven Bestuurslid, voor dat doel was gevorderd. Op het afgesproken uur, begaven wij ons met een aantal broeders en zusters naar het huis en namen de zorg voor deze patiënten op ons; op dat moment was het werk herboren. Nog even werden wij herinnerd aan de NSB-mentaliteit, toen de melkleverancier kwam vragen, “of hij nog langer de melk van de ziekenbonnen der patiënten naar Burgemeester Van Riesen en enkele andere leden der NSB moest brengen?”! Nadat wij ook deze kwestie afdoend hadden geregeld ging ieder aan de slag. Enorm is er gewerkt door de kleine groep, zowel bij dag als bij nacht. Bij een bezoek dat door ons aan d Inrichting zelf werd gebracht, bleek ons dat zich daar niet minder dan ongeveer 500 – deels zwaar gewonde – Duitsers bevonden. Canadezen waren er toen nog niet, maar de Duitsers hadden het schreeuwen en schelden toch al wat verleerd, al keken zij zeer wantrouwend naar de burger, die zonder vragen en zonder “Ausweis” door hun gebouwen liep en deze inspecteerde. Toen later een Canadees commandant aankwam. werd met deze contact gezocht, en werd hem de situatie uitgelegd. Hij zegde alle medewerking toe om de Duitsers zo spoedig dit mogelijk zou zijn, uit de Inrichting te verwijderen en deze aan ons over te dragen. Aan de grote medewerking van deze commandant, dr. Luvinsky, hebben wij het te danken dat onze Inrichting zo spoedig, en wel op 8 Juni weer in ons bezit hadden. Op die dag trok een kleine schaar medewerkers en medewerksters het terrein op – werd de driekeur op de Kliniek gehesen en nam de wederopbouw van de Inrichting “Meer en Bosch” een aanvang. Ontzaglijk veel was vernield; muren waren doorgeslagen om doorgangen te maken; “een der dagverblijven was tot garage gemaakt, een ander tot stal ingericht. Alles was volkomen vervuild en uitgewoond; het terrein bezaaid met auto-schuilplaatsen, diep in de grond uitgegraven. (…)’.
Bijlage: Inrichting van een Wehrmacht-bordeel
ZIE BIJLAGE: Het verzet op Meer en Bosch – Bethesda Sarepta, door Mimi Vonk-Herwegh, Expres, mei/juni 1985.
-De eerste 60 jaren van ‘Meer en Bosch’1885-1945. Heemstede, 1970. -Adriaan Venema. Vanuit het duister. Schetsen van honderd jaar epilepsiebestrijding. Met illustraties van Gerard Vroon. Amsterdam, Meulenhoff Informatief, 1982.
In 1982 zijn in het informatieblad van het instituut: ‘Expres’acht artikelen gepubliceerd over de geschiedenis van Meer en Bosch. -Liber Amicorum aangeboden aan prof.dr.Harry Meinardi op 21 februari 1992 bij zijn afscheid als directeur van het Instituut voor Epilepsiebestrijding. Heemstede, 1992.
-SEIN: verder met epilepsie. Uitgave van de afdeling Voorlichting en Public Relations van het Instituut voor Epilepsiebestrijding met een voorwoord van dr.H.Meinardi, algemeen directeur. Circa 1990.
Oorlogsperiode 1940-1945
Over de Duitse bezettingstijd 1940-1945 is in het hoofdstuk ‘De NSB en andere totalitaire organisaties’ (deel 2 van ‘Onderdrukking en verzet; Nederland in oorlogstijd’, het volgende beschreven: ‘(…) Zeer grote invloed kreeg Müller Lehning, de commissaris voor de niet-commerciële verenigingen en stichtingen. Hij was slechts zetbaas van Schmidt, die o.a. hiervoor expressievelijk naar Nederland was gezonden, maar bevoorrechtte in die hoedanigheid op ergerlijke wijze zijn eigen partij. Aan deze NSB-er, die met ruwe hand ingreep, was de “schoonmaak” van meer dan 120.000 verenigingen en stichtingen toevertrouwd. Hij ontbond talloze verenigingen en maakte er op de misselijkste wijze misbruik van zijn machtspositie Door zijn schuld zijn vrijwel alle epileptici uit de inrichtingen Meer en Bosch en Bethesda-Sarepta te Heemstede en Haarlem verdwenen. Een prachtig christelijk liefdeswerk is voor jaren vernietigd omdat Müller Lehning er niet terstond in geslaagd was, twee nationaal-socialistische broeders te doen herbenoemen, die wegens wangedrag voor mei 1940 waren ontslagen en met wie een alleszins redelijke schikking was getroffen. Hij heeft deze inrichtingen niet opgeheven, maar op zijn manier “schoongemaakt”. Bestuur en directie werden vervangen door NSB-ers, met het onmiddellijk gevolg, dat de familieleden de patiënten weghaalden. De politie kwam er aan te pas, arrestaties hadden plaats, en in een overwinningsroes maakte de WA op 28 maart 1942 een muzikale ommegang op het terrein van Bethesda-Sarepta. Het mooiste van het geval was, dat kort daarna het nieuwe bestuur een der beide NSB-broeders moest ontslaan. De melk van de ziekenbonnen der patiënten kwam later bij de nationaal-socialistische burgemeester van Heemstede Van Riesen terecht. Reeds eerder hadden de nieuwe bestuurders op Meer en Bosch een feestmaal ingericht, waarbij de voor de patiënten bestemde levensmiddelenpakketten gretig werden aangesproken. Deze weerzinwekkende ondermijning van een tweetal uitermate nuttige inrichtingen, waardoor het aantal patiënten van zeshonderd tot vijf en twintig ingekrompen werd, noemde Müller Lehning “herordening (…)’.
Nota Bene Het hoofdgebouw (in gebruik als kantoor) is rijksmonument; de voormalige Koningin Emma (poli)kliniek) en ‘Salem’ zijn gemeentelijk monument. De paviljoens ‘Terp’ en ‘Schakel’ evenals de Irenekapel komen voor op een door de Historische Vereniging Heemstede Bennebroek samengestelde lijst van waardevolle gebouwen die bescherming verdienen Naar aanleiding van een excursie op 22 april 2006 publiceerde Marloes van Buuren een artikel ‘Nadere kennismaking met Meer en Bosch’ in het blad ‘HeerlijkHeden’, nummer 129, augustus 2006, p.129-132.
Illustraties
In 1922 verschenen 24 24 koperdiepdrukken in een omslag, 12 van Besthesda-Sarepta in Haarlem en 12 van Meer en Bosch in Heemstede, van welke laatsten een scan volgt.
In het in 1932 uitgegeven gedenkboek Feestboek van Sarepta en Meer en Bosch ‘Licht en Schaduw’ zijn ook enkele koperdiepdrukken opgenomen.
Voorts zijn in het gedenkboek ‘Licht en Schaduw’ uit 1932 afdrukken te zien van linoleumsneden door politieagent F.H. van Emmerik als liefhebberij vervaardigd van zowel Bethesda-Sarepta als Meer en Bosch. Alleen die van de Heemsteedse instelling zijn onderstaand opgenomen + een prent van het Haarlemse paviljoen Sarepta.[P.S. Carla van der Stap publiceerde in Heerlijkheden, nummer 176, 2018, een artikel met illustraties onder de titel: ‘De houtsnedes van politieagent Van Emmerik’].
Houtsnedes van F.H.van Emmerik ((1805-1953) uit ‘Licht en Schaduw (1932)
========
Beknopte biografie van Jan Lambrecht Zegers (1845-1919) door jhr.M.C.T.van Lennep, De ontwikkeling derinwendige zending in Nederland. ‘s-Gravenhage, Boekencentrum, 1846, tweede vermeerderde druk, p.175-181
Uit: De ontwikkeling der inwendige zending in Nederland; door jhr.M.C.T.van Lennep.
=========
In 2001 schreef ik in de uitgave van ‘Oud Heemstede vanuit de lucht’ (Slingenberg Boekproducties): ‘Met het oog op het aanstaande vertrek van het instituut Meer en Bosch nar de Cruquiushoeve, Amsterdam en Utrecht zijn anno 200 plannen in ontwikkeling om hier, naast koopappartementen, huisvesting te realiseren voor gehandicapten. Behalve het monumentale herenhuis zullen volgens de meest recente plannen ook de paviljoens Salem, Terp en Schakel blijven staan en voor bewoning geschikt gemaakt worden.’
De periode 1939-1945 zoals beschreven in boek 1885/1945:
Twee oude prentbriefkaarten een interne zendingsbijeenkomst ‘Onze Dag’ op Bethesda in Haarlem (boven) en Meer en Bosch Heemstede(onder)
BIJLAGE: MEER EN BOSCH – BETHESDA SAREPTA 28 maart 1942: NSB trof LEGE GEBOUWEN aan – het verzet (UIT: expres, 16E JAARGANG, NR.5/6, MEI/JUNI 1985, door Mimi Vonk-Herwegh).
Enkele foto’s door Aug. Oepke, Bloemendaal, uit: ‘Feestboek van “Sarepta’ en “Meer en Bosch”, 1922
Meer en Bosch. Aug. Oepke, Bloemendaal. 1922
Meer en Bosch door Aug. Oepke, Bloemendaal, 1922
Meer en Bosch, door Aug. Oepke, Bloemendaal, 1922
Meer en Bosch, door Aug. Oepke, Bloemendaal, 1922.
GRAVEN MEER EN BOSCH OP DE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS HEEMSTEDE