Tags
Ab van der Steur, Abraham van Collem, Conny Palmen, Ets Haim bibliotheek, Evelien Gans, Harry Prick, Igor Cornelissen, Ischa Meijer, Jessica Meijer, Joodse begraafplaats Overveen, Mirjam Meijer, Ronit Palache, Ruud Vreeman, Saul van Messel
‘Je wilt niet weten van hoeveel Joodse organisaties ik geen lid ben’ (uitspraak Jaap Meijer)
‘Als “opperrabijn van Heemstede” zoals hij zich bij vrienden schertsend omschreef, begon opnieuw een geschiedkundige en literaire productie, maar nu voornamelijk van werk in eigen beheer in de reeks “Diasporade. Een reeks alternatieve joodse cahiers’. (Odette Vlessing in: Tussen heden en verleden. De historicus dr. Jaap Meijer. Een biografische schets’, pagina 68.)
Bij zijn afscheid als hoogleraar Oude Testament aan de Rijksuniversiteit Groningen vertelde dr. Ed Noort (1944) in een interview in het Nederlands Dagblad van 13 juni 2009: ‘(…) Het Coornhert Lyceum in Heemstede was heel beslissend voor mijn vorming. Het was een humanistische, zesjarige HBS met extra aandacht voor literatuur. De grote animator op die school was dr.Jaap Meijer, de vader van Ischa, Meijer. Hij maakte me bekend met de geschiedenis en ook met de Joodse geschiedenis. Theologie studeren lag daarom voor de hand.’
PERSOONLIJKE HEEMSTEEDSE HERINNERINGEN AAN DR. JAAP MEIJER, EEN ERUDIETE EN SYMPTHIEKE DWARSLIGGER
Eerder beschreef Ab van der Steur uit Haarlem in “Beschreven Bladen” zijn ‘Ontmoetingen met Jaap Meijer’. Zijn eerste kennismaking dateerde van 1959 en het contact werd na 1983 door Meijer eenzijdig verbroken. Als bijlagev bij deze bijdrage toegevoegd.
Jaap Meijer, Lize Meijer-Voet en zoon Ischa overleefden het vernietigingskamp Bergen-Belsen
Zelf heb ik hem zo’n 16/17 jaar, van 1976 tot kort voor zijn dood in 1993, persoonlijk gekend. Ik bezocht de historicus-dichter in totaal enige tientallen keren op zijn huisadres Herman Heijermanslaan 25 in Heemstede waar Meijer en echtgenote Lize Voet de laatste 30 jaar van hun leven woonachtig zijn geweest. Na terugkeer uit Paramaribo, december 1955 waarheen hij met zijn gezin naar werd gezegd vanwege de Koude Oorlog was geëmigreerd, maar vrijwel zeker evenzeer uit rancune na een heftige botsing binnen het Nieuw Israëlitisch Weekblad, had de familie een flatwoning betrokken in Haarlem-Noord. In 1963 kon men dankzij een aanzienlijke erfenis van een Engelse tante van zijn vrouw naar een herenhuis in Heemstede verhuizen (1). Na hun turbulente oorlogs- en wederopbouwperiode was deze behuizing een rustpunt in hun leven, waar hard werd gewerkt aan ‘Diasporade; een reeks alternatieve cahiers’ en ‘Balans der ballingschap; bijdragen tot de geschiedenis der joden in Nederland’. Jaap Meijer had meer ideeën dan hij menselijkerwijs kon realiseren en sommige projecten zoals ‘Lodewijk van Deyssel als collaborateur; analyse van een Tachtiger’ en ‘Joden zijn ook mensen; over antisemitisme in het na-oorlogse Nederland’ zijn nimmer gerealiseerd. In Heemstede òòk kwam onverwacht op 55-jarige leeftijd een nieuw facet tot leven: zijn dichterschap onder schuilnaam Saul van Messel. Joodse verzen waarin hij herinneringen aan zijn kampverleden kwijt kon, waarover hij essayistisch niet wil of kon schrijven. Daarnaast verschenen erotische gedichten en dichtbundels in het Gronings dialect, dat hij opmerkelijkerwijs nog voortreffelijk beheerste, ofschoon al op 13-jarige leeftijd vanuit Winschoten voor studie naar Amsterdam gestuurd.
Ik was enkel in 1987 korte tijd niet ‘on speaking terms’, nadat hem bekend was geworden dat een Koninklijke onderscheiding was aangevraagd. Die zou hij vrij zeker ontvangen hebben, maar met nog grotere zekerheid geweigerd. De boosheid was overigens van korte duur, want o.a. voor zijn publicistisch werk had hij mij – als bibliothecaris (Jaap Meijer was nimmer contribuerend lid van de Heemsteedse bibliotheek) (2) – méér nodig, dan omgekeerd.
Wanneer ik aan Jaap Meijer terugdenk kan ik slechts bevestigen dat hij een erudiete persoonlijkheid was, in het bijzonder ten aanzien van zijn specialiteiten de Nederlandse joodse cultuurgeschiedenis en 19e/20e eeuwse joods-christelijke letterkunde. Verder een boekenkenner bij uitstek, uiteraard vooral van Joodse en Nederlandstalige letterkunde en alles wat met jodendom, zionisme en Israël te maken had. Indien niet zijn grote passie was uitgegaan naar speurwerk en schrijven had hij antiquaar kunnen worden, in welk geval echter de dominante en querulanterige omgang met het publiek hem op dat punt ongeschikt hebben gemaakt. Een ander probleem zou zijn geweest, dat hij waarschijnlijk allereerst voor zichzelf was gaan verzamelen, daarvoor was hij toch teveel bibliofiel en bibliomaan. Mijn eerste bezoek herinner ik me nog levendig, omdat ik Ischa ter sprake bracht. Dat was voor de eerste en laatste keer, want Jaap Meijer kapte mijn vraag onmiddellijk staccato af door voor eens en altijd duidelijk te maken: “Daar wordt hier niet over gesproken”. Het lezen van ‘Brief aan mij moeder‘ moet voor hen een vreselijke beleving zijn geweest en sowieso aan niet meer te helen breuk met de oudste zoon hebben bijgedragen. Ook over beide andere kinderen is overigens in mijn aanwezigheid nooit een woord gesproken Een onderwerp wat mij persoonlijk interesseerde maar waaraan hij waarschijnlijk liever niet herinnerd wilde worden was zijn naoorlogse tijd als bibliothecaris van ‘Ets Haim’, de rijke bibliotheek van de Portugese gemeente (3). Naar de keurig in het gelid staande boeken in de woonkamer mocht ik kijken maar aankomen niet. Af en toe nam hij zelf een boek ter hand om iets te laten zien. In de hoek van de voorkamer stond een bureau waarop veelal brieven lagen. Eenmaal mocht ik naar boven om zijn speciale boekenkast met boeken in ‘art nouveau’-banden te zien. Zijn echtgenote Liesje zette en schonk thee, luisterde maar sprak over het algemeen zacht en weinig. Het was me bekend dat zij op de achtergrond alle werkzaamheden voor hem deed bij het typen en stencilen van talrijke specialistische boeken, die men in eigen beheer uitgaf, omdat deze voor reguliere uitgeverijen niet interessant genoeg waren. Jaap was levendig, nerveus en druk, als leraar het liefst zelf aan het woord. Soms kwamen er verrassingen, zoals toen ik plots moest vertrekken omdat een voetbalwedstrijd op televisie begon. Voordien dacht ik dat tv voor hem een nauwelijks interessant medium was, voor iemand die zijn heil zocht in steeds weer nieuwe publicaties en/of gedichten. Later vernam ik dat hij op school soms op maandag een nabeschouwing gaf over een wedstrijd van Ajax. Wat me zeer bijgebleven is dat Jaap echt hard kon schaterlachen, terwijl Liesje er stilletjes bijzat en hem met een schuin oog aankeek. Hij was maar wat trots Anne Frank tijdens de bezetting als leerling te hebben gehad op het Joods Lyceum, maar deed voorkomen dat hij dat niet van belang achtte. Zelf vermoed ik dat het hem achteraf heeft dwars gezeten dat hij de talenten van dit joodse meisje destijds niet heeft onderkend. In de zevende hemel was Jaap Meijer in ieder geval toen het vriendenboek ‘Neveh Ya’akov’ in 1982 uitkwam bij gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag, samengesteld door zijn leerlinge professor Lea Dasberg in samenwerking met Jonathan N.Cohen. Hij belde me na verschijning direct op om dit voor hem grote nieuws te vertellen.
De meeste keren dat ik hem bezocht nam ik boeken van joodse schrijvers of over joodse onderwerpen voor hem mee. Afkomstig van schenkingen aan de bibliotheek en die niet interessant waren om in de collectie opgenomen te worden. In totaal moeten het 150 tot 200 boeken zijn geweest van de circa 9.000 die na zijn overlijden in het huis werden aangetroffen en naar de bibliotheek van het Gemeentearchief Amsterdam verhuisden (4). Van de 500 meest bijzondere boeken – inclusief twee incunabelen uit 1485 – in de sectie hebraïca en judaïca verscheen in 1999 een Engelstalige catalogus, beschreven door Jonathan N.Cohen: ‘Hebraica and Judaica printed before 1900’ (Amsterdam, 1999). Jaap kon aardig opsnoeven. Een keer vertelde hij met 10 exemplaren de grootste collectie incunabelen van Heemstede te bezitten. Te zien kreeg ik die exemplaren echter niet. Af en toe ontving ik wat voor mezelf, maar het was eigenlijk steeds een toezegging: “Ik moet het nog uitzoeken, maar de volgende keer krijg je dit of dat…” en dat ging zo jaren door. Jaap Meijer zag van verre of iemand van joodse afkomst was, althans dat beweerde hij. Eenmaal ontmoette hij bij de bushalte de echtgenote van Herman Divendal uit Heemstede, een vrouw uit het joodse geslacht Belinfante. Het vluchtige gesprek met haar had grote indruk op hem gemaakt, gelet op het feit dat hij hier meer dan eens op terugkwam. Bij mij thuis zijn Jaap Meijer en zijn vrouw nooit geweest. Omstreeks 1980 nam ik hem een keer ’s avonds mee naar het huis van architect T. Jongh Visscher die in een deel van ‘de Gliphoeve’ woonde. Een voormalige buitenplaats waarvan ooit de Reveilman H.J. Koenen eigenaar was (5). Meijer vertelde me bij die gelegenheid dat het de eerste keer in minstens tien jaar was dat hij ’s avonds het huis verliet om ergens naar toe te gaan (6). Ooit vroeg ik hem voor een publicatie een gedicht te maken op het wandelbos Groenendaal. Hij zou het proberen, maar het lukte niet, kennelijk omdat hij hiermee geen of ieder geval te weinig affiniteit had. Het station Heemstede-Aerdenhout als voorbeeld, waar hij bijna dagelijks kwam om dichtbij vanuit zijn woning in de kiosk een krant te halen, was geen probleem geweest, zoals later zou blijken. In 1980 verscheen ter gelegenheid van de 5 mei-herdenking zijn monografie over de socialistische (èn joodse) dichter Abraham van Collem, die kort voor zijn overlijden in 1933 in Heemstede was komen wonen. Geschreven in opdracht van de Minister van CRM (1977). Aan zijn oud-leerling van het Coornhert in Haarlem, intussen wethouder te Heemstede [later Commissaris van de Koningin in de provincie Flevoland], werd een gemeentelijke bijdrage in de kosten gevraagd. Het verzoek was een bedrag van 100 exemplaren à 25 gulden = ƒ 2.500,- . De gemeente nam het besluit 10 exemplaren voor 250 gulden af te nemen. Zijn persoonlijke reactie was dat het bestuur zich ‘kleinlich’ had gedragen en daarin kon ik hem niet helemaal ongelijk geven.
Intermezzo Abraham van Collem.
Abraham Eiazer van Collem is 13 oktober 1858 te Rotterdam overleden en 3 november 1933 in Heemstede overleden. Hij was een Nederlands dichter, geboren uit een joods gezin, werd opgeleid voor de handel, leefde fel mee met de culturele vernieuwing in het laatste kwart van de 19de eeuw en reageerde op de progroms in Rusland met een bundel ‘Russische melodieën”(1891). Socialist geworden, wekte hij aan “de Kroniek”, en “De nieuwe Tijd”. Zijn gedichten hebben een geheel eigen toon van verbeten idealisme, flitsende ironie en een tot pantheïsme uitgroeiend gevoel van verbondenheid met al wat is. Vooral de revolutionaire jaren 1917-1921 inspireerden hem sterk. Bij de oprichting in 1899 van het weekblad “De Vrijdagvond” bij het 25jartig bestaan van de Nederlandse Zionistenbond was Abraham van Collem de eerste president. Hij ruilde het zonisme echter al een jaar later voor het (uiterst links) socialisme. In 1906 publiceerde hij een gedicht ter nagedachtenis van Theodor Herzl en besloot dat met een uiting van zijn messiaanse hoop: “Toch zal zij komen – zult Gij komen moeten, Vrijheid, wanneer door één beweeg bewogen, in alle landen de loonslaaf opstaat”. De secretaris van de Portugese gemeente, A.J.Mendes da Costa, werd Van Collems opvolger.
Over Jaap van Collem in NHA, Heemstede collectie, archiefdoos nummer 398
=================
Vervolg Jaap Meijer
========================
In 1980 ook kwam zijn levensbericht van liedzangeres Julia Culp (1880-1970) uit, bij welke gedenkuitgave tevens de toen bijna 80-jarige zangpedagoge Coby Riemersma betrokken was.
Mercator Pers
Ik bracht Jaap Meijer in contact met classicus Willem Kramer die uiteindelijk 9 bundels met verzen van Saul van Messel op zijn privé-pers zou drukken en uitgeven, waaronder een aantal priapeeën: ‘Toverstaf’(1987) en mogelijk is een tiende uitgave voorzien. Jaap Meijer liet zich tegenover mij buitengewoon lovend uit over de druktechnische capaciteiten van Kramer. Bij gelegenheid van de 75ste verjaardag van graficus Sem Hartz, welke op 25 januari 1987 is gevierd met een tentoonstelling en een huldiging in de Heemsteedse bibliotheek schreef Jaap Meijer onder schuilnaam van Saul van Messel een poëtische lofprijzing: ‘Ad Sem Hartz’. Deze bibliofiele editie in 60 exemplaren kwam dankzij de Mercator Pers tot stand.
Titelblad van Saul van Messel: Toverstaf; nieuwe priapeeën. Mercatorpers, juli 1987. Bevat 2 illustraties van Lex ter Braak.
Meester Meijer
In 1993 is het eerste exemplaar van ‘De factor arbeid: werkende mensen in de letteren’ van Ruud Vreeman in de Heemsteedse bibliotheek gepresenteerd aan schrijver Theun de Vries. Dit boek bevat een hoofdstuk over Vreeman’s leermeester geschiedenis op het Coornhert Lyceum: ‘Meester Meijer moet meester Meijer blijven’ (blz. 87-91). Genoemde bijdrage is tevens in NRC-Handelsblad gepubliceerd. Daarop reageerde zoon Ischa geërgerd met een ingezonden stuk: “Met veel aandacht las ik het goed bedoelde, doch helaas geenszins van idolatrie gespeende artikel door Ruud Vreeman. (…) Vooral deze passage viel mij op: ‘Ik lees de brief die zijn zoon Ischa aan zijn moeder schrijft. Het beeld dat hij van zijn vader geeft, is voor mij een pijnlijke confrontatie. Waarom worden dit soort brieven niet over de post gestuurd? Ik ga me er niet in verdiepen, meester Meijer moet meester Meijer blijven’. Juist van een leerling van mijn vader had ik een groter stylistischer vermogen en, vooral, een kritischer instelling verwacht” (15 juni 1993).
Het boek: ‘Brief aan mijn moeder’ (1974), dat eigenlijk over zijn vader gaat, heb ik zelf als één van weinig boeken meerdere malen gelezen.
Een Koninklijke onderscheiding? “Neen, neen, neen!”
In 1987 spraken gemeenteraadslid Geert Hofland, tevens boeken- en kunstverzamelaar alsmede bewonderaar van Jaap Meijer”(1), en ondergetekende met toenmalig burgemeester jhr. mr. O.R.van den Bosch over de mogelijkheid van een Koninklijke onderscheiding, uit te reiken op 18 november bij gelegenheid van diens 75ste verjaardag. De burgemeester stond positief tegenover dit verzoek, en verzocht een voorstel op papier te zetten met Meijer’s verdiensten en publicaties. Verder zou hij het verzoek graag ondersteund willen zien door een vertegenwoordiger uit de joodse gemeenschap (waarbij hij Judith Belinfante, directeur van het Joods Museum suggereerde) en de literaire wereld. Brieven gingen uit naar mw. Belinfante en literair criticus Wim Zaal. Eerstgenoemde sprak ik tevens telefonisch waarin zij toezegde een aanbeveling te sturen naar de burgemeester van Heemstede. Naar ik me meen te herinneren sprak zij haar lichte twijfel uit of Jaap Meijer een dergelijke decoratie zou waarderen. Hoe dit ook zij, achteraf bleek dat een aanbevelingsbrief van haar hand uitbleef. Wim Zaal reageerde enthousiast en schreef in een brief van 15 juni 1987 “Een voordracht van Jaap Meijer voor een Koninklijke onderscheiding kan ik, als literair criticus en als essayist op enkele terreinen die ook door Jaap Meijer worden bestreken, geheel ondersteunen. Als dichter neemt hij een bijzondere plaats in, vooral door uit joodse ervaringen ontstane poëzie: het werk van iemand die door alle smart heen verzoening wenst. Als essayist legt hij in zijn onderzoek vasthoudendheid aan de dag, in zijn stijl helderheid, in zijn opinies persoonlijkheid. Hij is geen schrijver met wie men het altijd eens is: zijn grote verdienste bestaat hierin, dat hij steeds animeert en tot nadenken en stelling nemen dwingt. Een beroemde uitspraak van Jakob Grimm over Bilderdijk, ‘Ik heb altijd van hem geleerd, al was het niet steeds wat hij me wilde onderwijzen’, is ten volle op Jaap Meijer van toepassing. En het zou mij verheugen indien een Koninklijke onderscheiding zijn werkkracht, talent en onafhankelijkheid van geest zou eren”. W.g. Wim Zaal, Kunstredactie Elseviers Magazine. Omdat Judith Belinfante was afgevallen schreef ik nog naar Abel Herzberg, professor dr. L.de Jong en Marga Minco. Eerstgenoemde achtte zich gelet op zijn leeftijd, 94 jaar oud, niet meer in staat om een schrijven te concipiëren. Dr. L.de Jong liet me schriftelijk weten: “Vriendelijk dank voor uw briefje van 28 juni. Een uitstekend denkbeeld! Ik heb burgemeester Van den Bosch een brief gestuurd”. Marga Minco ten slotte berichtte: “Aangezien ik enige weken met vakantie was, kan ik nu pas reageren op uw brief van 28 juni. Wat uw verzoek aangaat het volgende: ik heb er geen bezwaar tegen om de heer Meijer voor een koninklijke onderscheiding te laten voordragen. Ik gun het de heer Meijer van harte en ik geloof dat hij die onderscheiding in elk opzicht verdient. Misschien kunt u mijn aanbeveling aan de burgemeester van Heemstede doorgeven. W.g. Marga Minco.
Toen Jaap Meijer vanuit het gemeentehuis werd gepolst of hij een ridderorde zou accepteren, was het antwoord kort maar krachtig en zonder motivatie van zijn kant: “Neen, neen, neen”. Deze eer dus niet, maar hem een beetje kennende ben ik er wèl zeker van dat hij trots zou zijn geweest wanneer hij had geweten dat in ‘zijn’ provincie Groningen, in Delfzijl, een Saul van Messelstraat (voorheen Iersestraat) in een nieuwe schrijverswijk is vernoemd.
(1) Geert Hofland leerde Jaap Meijer kennen op wekelijkse boekenmarkt op de Botermarkt in Haarlem en raakte onder de indruk van diens openbaar tentoongespreide boekenkennis. Hofland was zakenman en woonde op de Heemsteedse Dreef. Hij was gemeenteraadslid voor het CDA in de gemeente Heemstede van 1976 tot 1982. Behalve een grote verzameling kunstboeken beschikte hij over tientallen werken van de COBRA-kunstenaar Eugène Brands (1913-2002). Daarvan verscheen in 1990 bij een tentoonstelling het boek: Éugène Bands. Collectie G.Brands (Veen Reflex De Beyerd Breda), die na zijn overlijden zijn verkocht. Aan de Historische Vereniging Heemstede Bennebroek schonk Hofland een aantal gravures met portretten van Adriaan Pauw, Heer van Heemstede.
=======
In het boek ‘A.E.Cohen als geschiedschrijver van zijn tijd'(Boom/MIOD, 2003) schrijft H.F.Cohen in zijn voorwoord over zijn vader: ‘(…) Trouw in zijn vriendschappen, ongeïnteresseerd in enige andere vrouw dan degene die hem in zijn huwelijk na stond, consciëntieus in alles wat hij ondernam. Een harde werker, die met zijn Heemsteedse overbuurman, de historicus Jaap Meijer, onuitgesproken wedijverde bij wie het licht op de studeerkamer het langst bleef branden’.
=======
Na zijn overlijden
Met de dood in het verschiet heeft Jaap Meijer alles wat strikt privé was vernietigd en verder vastgelegd dat zijn boeken- en archiefcollectie aan het Gemeentearchief van Amsterdam zou worden gelegateerd. In 1992 publiceerde hij in de bundel ‘Net echt; ouderdomspoëzie’ een vers onder de titel: ‘Voorzorg’
ik ben mijn brieven
aan het ordenen
vandaag ben jij
aan de beurt
verscheurd.
De laatste keer dat ik Jaap Meijer sprak was begin juli 1993, zoals achteraf zou blijken enkele dagen voor zijn plotse dood. Ik belde hem voor iets naar aanleiding van een publicatie. Hij leek geagiteerd en ik dacht toen hem wellicht uit een middagdutje te hebben gewekt. Hij vroeg me of ik later wilde terugbellen. Dat is er niet meer van gekomen. Het concentratiekamp Bergen-Belsen had hij overleefd, maar de dood van zijn vrouw, zijn hulp en toeverlaat, op 3 juni maakte verder leven kennelijk zinloos voor hem. Het gerucht dat ging rond dat Jaap Meijer zelfmoord zou hebben gepleegd. Dat klopt niet zoals mij telefonisch door een overbuurvrouw, die enkele keren boodschappen voor hem deed en bij zijn overlijden aanwezig was, later is bevestigd.
Na van het overlijden van zijn vader te hebben vernomen schreef Ischa de volgende necrologie, gepubliceerd in zijn lijfblad Het Parool: ‘Heemstede. Gisterenavond is in zijn woonplaats Heemstede de historicus, hebraïst en letterkundige dr. Jaap Meijer gestorven. Hij werd tachtig jaar. Meijer verwierf faam met onder andere zijn biografie van Jacob Israël de Haan. Ook schreef hij een roemruchte studie over de tachtiger Willem Anthony Paap. Meijer deed talloze dichtbundels verschijnen onder het pseudoniem Saul van Messel. Jacob Meijer werd geboren in Winschoten als zoon van een marskramer; niettemin gelukte het hem om het Nederlands-Israëlitisch seminarium te doorlopen en later studeerde hij Nederlands en geschiedenis. Hij promoveerde nog in de oorlog bij Jan Romein, op een dissertatie over Isaäc da Costa’s Weg naar het Christendom. Later werd hij met zijn vrouw en zoon Ischa via Westerbork naar Bergen Belsen gedeporteerd. Gedrieën overleefden zij dat kamp. Na de oorlog ontwikkelde Jaap Meijer zich tot een gedreven docent, rabbijn te Paramaribo en schrijver van – vaak in eigen beheer uitgegeven – monografieën, meestal de geschiedenis der joden in Nederland betreffende; zijn diepe en veelomvattende kennis omtrent deze materie staat allerwegen buiten kijf; zijn, doorgaans polemische instelling heeft hem echter tot een zeer geïsoleerd man gemaakt – een positie die hij overigens leek te ambiëren’.
Overleden op 9 juli, 80 jaar oud, publiceerde zoon Ischa zijn bekende stukjes (van een verslaggever) in Het Parool; ‘Jaap Meijer in Heemstede overleden’. Die wist niet hoe snel het huis – met toenmalig levenspartner Connie Palmen – te bezoeken, de woning te betreden. Het huis dat hij inpandig niet kende omdat Ischa vanuit Haarlem het ouderlijk huis definitief had verlaten. Beschreven in het boek I.M. (pagina’s 205-207) vond de begrafenis 13 juli op de Algemene Begraafplaats in Heemstede plaats. Naar algemeen wordt aangenomen in strijd met de laatste wil van de overledene, die zoals met zijn kort daarvoor overleden echtgenote gebeurd wenste dat zijn stoffelijk lichaam aan de wetenschap zou worden overgedragen. In een huurgraf, naamloos zonder grafzerk maar met een stenen locatiepaaltje en inscriptie H-RR-293, is hij in aanwezigheid van de kinderen en enkele familieleden waaronder Ischa’s dochter Jessica, in Heemstede begraven.
Ischa Meijer: ‘Jacob Meijer was een slachtoffer van het jodendom’
De kinderen, met wie de ouders alle drie gebrouilleerd waren plaatsten een kleine advertentie in NRC-Handelsblad, Het Parool en De Volkskrant “Nu zijn verenigd in de dood onze vader en moeder”. Ondertekend door Ischa (Amsterdam), Mirjam Chorus-Meijer (Mechelen, België) en Job Meijer (Den Haag). 23 leerlingen, vrienden, antiquaren en bewonderaars plaatsten nog een overlijdensannonce ‘In Memoriam Dr. Jaap Meijer’, onder wie Henriëtte Boas, Lea Dasberg, Igor Cornelissen, Kees Hovingh, Max Israël, Adri Offenberg, Ruud Vreeman Odette Vlessing en Louis Putman.
In het begin ging de mare dat Ischa in het ouderlijk huis wilde gaan wonen, maar zover kwam het niet, want het huis werd verkocht en de opbrengst gedrieën verdeeld. C. van Dijk, die als Haarlems bibliothecaris èn margedrukker Jaap Meijer goed gekend heeft, maar ook gebrouilleerd met hem raakte, publiceerde een waardige necrologie in Jaarboek Haerlem 1993 (1994). In 1995 verscheen van journalist Igor Cornelissen, die een groot bewonderaar was van Jaap Meijer en hem tweemaal voor Vrij Nederland interviewde [“Ik ging niet naar Heemstede voor lof, ik kwam er om te leren en daarin heeft hij mij nooit teleurgesteld’] het boekje: ‘Een joodse dwarsligger. Jaap Meijer 1912-1993’. (Amsterdam, De Kan). Intussen was Ischa Meijer op 14 februari 1995 plotseling overleden.
Als reactie op het overdreven eerbetoon in de pers aan diens broer publiceerde Mirjam Meijer een jaar later een in uiterst verzorgde stijl geschreven boekje: ‘Mijn broer Ischa’ (De Kan, 1996; vijfde herziene druk: uitgeverij Vassallucci, 1997), dat uiteraard evenzeer over haar ouders gaat. Daarin schrijft zij onder meer: “Als ik terugdenk aan Ischa, is het zeker niet met liefde. Ik vond hem niet aardig, niet sympathiek. Als ik hem vergelijk met mijn ouders, dan concludeer ik dat zij, zelfs mijn vader, mij sympathieker waren dan Ischa. Mijn ouders waren naar mijn idee vooral ziek. Gefrustreerd, bang, labiel. En ook wel nu en dan onbetrouwbaar. Hun onbetrouwbaarheid heb ik echter nooit als opzettelijk gezien; meer als ‘bij het pakket labiliteiten inbegrepen’. Terwijl ik de onbetrouwbaarheid van Ischa beklemmend vond, omdat ik die als structureel heb ervaren.” Daarvoor gaf ze m.i. een goede karakteristiek van vader en zoon met de woorden: “Als ik iets van hem [= Ischa] las of als ik hem wel eens bezig zag of hoorde op televisie of radio, dan was het altijd of ik mijn vader voor me zag. Datzelfde agressieve gedrag, dat voortdurend een ander in de rede vallen. De kleine, driftige, corpulente gestalte. Zelfs die scherpe, kortaangebonden stem. Mijn broer werd steeds meer zijn vader.’
In 1999 publiceerde Odette Vlessing, als archivaris verbonden aan het Stadsarchief Amsterdam, een biografische schets: ‘Tussen heden en verleden; de historicus dr. Jaap Meijer’. In: Uitgelezen boeken 8, nr.1-2 (november. Amsterdam, De Buitenkant). In 1999 publiceerde dagblad ‘Het Parool’ een overzicht van 100 Amsterdammers van de eeuw. Op plaats 1 kwam burgemeester Arnold Jan d’Ailly. Als nummer 96; Ischa Meijer (1943-1995), 97 Jaap Meijer (1912-1993), [en 98 accordeonist Johnny Meijer (1912-1992) – geen familie].
Het eerste deel van een ‘definitieve’ biografie over de zeer ingewikkelde en gecompliceerde levens van vader en zoon: ‘Jaap en Ischa Meijer; een joodse geschiedenis 1912-1956’ is in 2007 door Bert Bakker uitgegeven en geschreven door de joodse historica professor Evelien Gans. De Haarlemse jaren van vader en zoon en Heemsteedse jaren van Jaap Meijer zullen in deel 2 aan de orde komen.
Naast hem op nummer 23 in de Herman Heijermanslaan woonde Neerlandica professor dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen. Ze vertelde me na zijn dood een duidelijke mening over haar buurman te hebben, maar deze liever voor zich te houden. Toen in 2008 naar het graf van Jaap Meijer werd gevraagd ben ik daar voor het eerst naar toe geweest. Een naamloos steentje, meer zou hij ook niet gewenst hebben. In gedachten zag ik hem weer even door Heemstede lopen, een beetje toch als een vreemdeling in Jeruzalem.
Hans Krol
In 2008 verscheen het eerste deel van een dubbelbiografie door professor Evelien Gans: Jaap en Ischa Meijer; een joodse geschiedenis 1912-1956 (Amsterdam, uitgeverij Bert Bakker).
Geen deel 2 vanwege overlijden van historica dr. Evelien Gans.
Het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 20 juli 2018 bericht: ‘Historica Evelien Gans is donderdagmiddag op 67-jarige leeftijd overleden. Dat bevestigt Uitgeverij Prometheus. De uitgeverij schrijft dat de historica overleed na “enkele maanden van depressie”. Ze had net haar agenda min of meer leeg om te beginnen aan het tweede deel van de dubbelbiografie (“Jaap en Ischa”) waar ik haar bij zou helpen. We hebben uren bij haar thuis gezeten, archieven doorgespit en oude verhalen en anekdotes opgehaald en sketches beluisterd van Ischa Meijer. Maar ze kreeg last van ernstige somberheid”, zegt Ronit Palache, hoofd publiciteit bij Prometheus, tegen het NIW. In 2008 verscheen het eerste deel van de door haar geschreven dubbelbiografie over vader en zoon Jaap en Ischa Meijer. In 2011 ontving Gans de Henriëtte Boasprijs voor het boek (…) Naast onderzoeker bij jet NIOD was Gans bijzonder hoogleraar Hedendaags Jodendom aan de Universiteit van Amsterdam. Ook was zij actief als actief lid van de Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden in Nederland van het “Menasseh ben Israel Instituut’.
Via het literaire blog Tzum is bekend gemaakt dat Annet Mooij het vervolgdeel van de dubbelbiografie vader Jaap en zoon Ischa Meijer gaat schrijven. Dit tweede deel is voorzien in 2023. ‘Annet Mooij heeft boeken op haar naam staan als “De strijd om de Februaristaking. Dag in dag uit. Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant” en “Branie”, de biografie van de feministe en schrijfster Mina Kruseman. Dit najaar verscheen haar biografie over Gisèle van Waterschoot van der Gracht, het veelgeprezen ‘De eeuw van Gisèle. Mythe en werkelijkheid van een kunstenares‘. Haar boek over Ischa Meijer zal in 2023 bij Prometheus verschijnen.’
Titelblad van Saul van Messel: Poëtische pas op de Plaats. Deze bundel werd met de hand gezet uit de Lectura en in X en 75 genummerde en gesigneerde exemplaren, waarvan 1 – X gebonden door Binderij Phoenix, gedrukt ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Saul van Messel op 18 november 1987 aangeboden door de Mercatorpers.
(Uit: Saul van Messel: Poëtische pas op de plaats. Mercatorpers, 1987)
NOTEN
(1) In 1952 heeft Jaap Meijer alvorens met zijn gezin naar Paramaribo te verhuizen korte tijd les gegeven aan de gemeentelijke HBS aan de Zijlvest in Haarlem. Tot zijn vervroegde pensionering gaf hij in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw geschiedenisles aan het Coornhert Lyceum. Verder was hij een aantal jaren op zijn verzoek privaatdocent in de geschiedenis van het Nederlandse Jodendom aan de universiteit van Amsterdam. Tot een zeer geambieerd hoogleraarschap is het nooit gekomen. Wat dat betreft kon hij zich meten met de geleerde veelschrijver Willem Bilderdijk die ook niet verder kwam dan baantjes als leraar en bibliothecaris. Opmerkelijk is dat in het Heemsteedse huis aan de Heijermanslaan 25 tot maart 1942 de joodse familie Cohen-Spijer woonde. Philippus Cohen was in 1874 in Delfzijl geboren en zijn echtgenote in 1878 te Londen. Het echtpaar is 22 oktober 1943 in Auschwitz omgebracht. Hun namen komen voor op het Joods namenmonument in Heemstede. Op dit adres hebben ook nog gewoond de Jood Abraham van den Bergh (1 juli 1879 geboren in Oss), zijn vrouw Betje Knurr (*1887 Rotterdam) en zoon Jacob. Alle drie overleefden dankzij onderduik de oorlog. Het echtpaar woonde na de Bevrijding korte tijd op het adres Kerklaan 34 en verhuisde 29 juni 1945 naar Haarlem. Zoon Jacob heeft na de oorlog gewoond op het adres Frans Schubertlaan 71.
(2) Een bekende uitspraak van hem was: “Je kunt het zo gek niet bedenken of ik ben er geen lid van.”
(3) Tijdens zijn bibliothecariaat is na de oorlogsperiode ‘Ets Haim’ officieel heropend op 30 november 1947.
(4) Zijn tot 1944 bijeengebrachte boekencollectie ging grotendeels verloren. Na de Bevrijding is hij opnieuw gaan verzamelen via antiquariaten, boekenmarkten, schenkingen en mogelijk ook diefstallen. Bij sommige antiquariaten had hij zich als wanbetaler een slechte naam verworven en van een collega van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam vernam ik dat hij met toneelspeler Ko van Dijk tot de ‘slechtste’ leners van deze instelling behoorde. Eind 1955 keerde Jaap Meijer terug uit Suriname om zich met zijn familie tijdelijk in een familiepension in Bloemendaal te vestigen en uiteindelijk naar Haarlem aan de Planetenlaan (voor 1927 gemeente Schoten) verhuisde. Pas een half jaar na zijn terugkeer uit Paramaribo later kwam zijn boekerij in ruim 30 kisten in Nederland aan.
(5) In 1982 verscheen van de hand van J.Meijer: ‘H.J.Koenen: Geschiedenis der joden in Nederland (1893): historiographische analyse.
(6) Oud-stadsbibliothecaris van Haarlem Cees van Dijk noteerde in zijn necrologie: “Zelf kwamen de Meijers ‘nergens’. Toen ze mijn vrouw en mij een keer met een bezoek vereerden merkte Jaap op: ‘Dit is de eerste keer in tien jaar dat we samen op visite zijn’. In hun eigen huis waren ze overigens zeer gastvrij en menigeen heeft er van Liesjes kookkwaliteiten kunnen genieten.”
BIJLAGEN:
1. Persoonsbewijs van Jakob Meijer. Geboren als zoon van een Groningse marskramer in Winschoten. Hij beschikte over een doctoraat in de letteren – in 1941 gepromoveerd over Isaac da Costa bij Jan Romein en had een opleiding gevolgd voor rabbijn aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium. Gedurende zijn geschiedenisstudie met bijvak letterkunde heeft hij in een bakkerij gewerkt en een middenstandsdiploma voor het bakkerijwezen behaald. Dat laatste kwam hem naast zijn vermogen om te organiseren tijdens de oorlog goed van pas in de kampen van Westerbork en Bergen-Belsen, omdat hij daar in de keuken mocht werken.
2. Jaap Meijer verzorgde zelf de publiciteit van zijn ‘eenmansuitgeverij’.
3. Een herhaling, nu met succes, want de bibliotheek schreef in op zijn publicaties.
4/5/6 Jaap Meijer schreef “beleefd aanbevelende” briefjes voor publicaties van zijn hand en verzoeken om literatuur voornamelijk op briefkaarten.
7 Gedicht van Jan Hanlo, door Saul van Messel vertaald in het Hebreeuws.
8. Manuscript van vers ‘Station Heemstede-Aerdenhout’ Uit: ‘Het geluid hing te trouwen’ (De Windroos, 1972). Later opgenomen in bibliofiele uitgave: ‘Heemstede en omstreken’ door Saul van Messel. Een uitgave in 75 exemplaren van de Mercator Pers in 1986, met de hand gezet in de Cancellaresca Bastarda. Het bevat o.a. een gedicht dat is gewijd aan de zionistische rabbi S.R.de Vries uit Haarlem en een ander ter ere van publiciste Mea Nijland-Verwey uit Santpoort, dochter van Albert Verwey en Kitty van Vloten.
9. Handschrift gedicht: ‘Heemstede/wandeling’
10. Brief met verzoek om een gemeentelijk subsidie
Westerwolde; joodse ballade door Saul van Messel. Priegelpers
Westerwolde; joodse ballade. Door Saul van Messel, uitgegeven aan het begin van joodse jaar 5747 door Jaap en Lies Meijer.
‘ZER ZAHAV’- Een krans van goud. Sonnet van P.C.Hooft met Hebreeuwse en metrische vertaling door Albert van der Heide, aangeboden an dr.Jaap Meijer ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag in 1982, gedrukt op de Quid Novum Pers
Ommezijde van ‘ZER ZAHAV’ met sonnet van Pieter Cornelisz. Hooft en Hebreeuwse vertaling
P.S. De collectie ‘Heemstede’ met boeken en documenten betreffende Jaap Meijer/Saul van Messel bevindt zich tegenwoordig in het Noord-Hollands Archief, locatie Kleine Houtweg 18, Haarlem.
Vooromslag van ‘Ad Sem Hartz’, een lofdicht op de graficus door Saul van Messel. Bibliofiel uitgegeven in opdracht van de openbare bibliotheek Heemstede door private presss Mercator in Santpoort in 1987 bij gelegenheid van de 75ste verjaardag van Hartz.
Titelblad Saul van Messel: Heemstede en omstreken. Santpoort, Mercatorpers, 1986
Eerste vers in: Saul van Messel: Heemstede en omstreken. Mercatorpers, 1986.
Persoonlijke opdracht voor Hans Krol van Saul van Messel, in ‘Heemstede en omstreken. Mercatorpers, 1987.
Schrijven van Saul van Messel (Jaap Meijer): SEM-per(s) Zeven indrukken nopens een 75-jarige = Sem Hartz, 1987.
Concept Jaap Meijer/Saul van Messel, de dato 26 augustus 1986 met afdruk van Ahasverus door Sem Hartz
Titelblad van Saul van Messel: Bruid waar blijft je mond.; een (nieuwe) bundel priapeeën. Haarlem, Tuinwijkpers (Sem Hartz en Cees van Dijk), 1969.
Vooromslag van ‘Naar Winschoot op zoek; Winschoten in verhalen en gedichten’. Derde totaal herziene druk 2005. Bevat van Saul van Messel: Joekels, p.13-15; Wikwief, p. 16-17; Sjoel zonder joden, p. 19; veur Simon van Wattum, p.20
Van Jaap Meijer ontvangen nieuwsjaarswensen Rosj Hasjana 5748 (1988) en 5749 (1989)
Vooromslag van Saul van Messel. Jom Hazikaron. Tien Joodse kwatrijnen. 5748
Vooromslag van Saul van Messel. Jonas Daniel Meijerplein. Herinneringspoëzie. 5749
Vooromslag van Pesach melodieën. Jaap Meijer. Pesach, 5748-1988.
Joodsch Lyceum, Amsterdam . Schoolregels met aantekeningen van Jaap Meijer
Ommezijde van schoolregels Joodsch Lyceum, Amsterdam. In Piam Memoriam, door Jaap Meijer [ eenbladsdruk op 5 mei 1989 verschenen in een oplaag van 100 exemplaren [‘Jaap Meijer: ‘Het leek me zinvol middels dit lugubere document vandaag speciale aandacht te vragen voor die talloze leerlingen – joodse jongens en meisjes in de bloei van hun leven – die koelbloedig werden vermoord alleen en uitsluitend omdat ze joden waren. Laten we hen nooit vergeten! ]
Voorzijde kaart met priapee ‘Na het concert’ door Mercator n.a.v. overlijden Jaap Meijer 1997
Achterzijde kaart ‘In memoriam Jaap Meijer’ mei 1997 Mercator
Onderstaand: persoonsbewijs 1941 van Jakob Meijer, Amsteldijk 99-II
Voor- en achterflap van O.M., Ischa Meijer, Ín Margine’, Ín Memoriam’ door Connie Palmen
Eind december en 1 januari 2020 zon AVROTROS op NPO1 een dramaserie in 4 delen uit, onder regie van Michel van Erp en met in in de hoofdrollen Ramsey Nasr en Wende Snijders, gebaseerd op het boek I.M. van Connie Palmen.
Column van Henk Kuitenbrouwer ‘Wedstrijd’ in Het Parool van 22 februari 1995:
Bijlage: necrologie Jaap Meijer (18 november 1912- 9 juli 1993) door Cees van Dijk, gepubliceerd in Haerlem Jaarboek 1993. 1994, p.252–256.
ISCHA MEIJER EN ‘DE DIKKE MAN”
Artikel van Theodor Holman: Ischa Meijer ‘mislukt genie’ (Het Parool, 6 december 1992)
een laatste groet (anoniem, maar aangenomen wordt geschreven door Gerard Timmer) In memoriam dr. Jaap Meijer en 17 andere letterkundigen. Amsterdam, Erven Gerard Timmer, 1987
De Haarlemse literatuurvorser W.de Graaf, een briefwisseling; door Clemens Hoevenaars
Bijlage: Antiquaar Cees Hovingh uit Haarlem had het op een gegeven moment wel gehad met Jaap Meijer. Die kocht regelmatig boeken op de pof maar vergat achteraf te betalen. Boekhandelaar Clemens Hoevenaars van Boekhandel Blokker vond hem een onmogelijke man en bovendien erg ijdel met die mooie hoed en stok met zilveren knop, althans zo herinnert hij zich Meijer. Haarlem-historicus Ab van der Steur heeft zijn ontmoetingen met Jaap Meijer op papier gezet voor de leden van bibliofiel en grafisch genootschap het Beschreven Blad:
‘Lezing van het eerste deel van Evelien Gans’ biografie “Jaap en Ischa Meijer. Een joodse geschiedenis 1912-1956” (Amsterdam 2008), deed mij terugdenken aan mijn eigen ontmoetingen met Jaap in de jaren ’70 en ’80’. Dat was vooral het geval toen ik las (p.512 e.v.) over Jaaps bezetenheid bij het verzamelen van boeken voor zijn eigen bibliotheek, waarbij hij zelfs niet terugdeinsde voor diefstal.
Mijn eerste kennismaking dateert uit 1959. In dat jaar hield dr.Jaap Meijer voor de Vereeniging Haerlem een lezing over de ‘tachtigers’. Ik was toen nog student en had zoveel historische belangstelling dat vrienden van mijn ouders, Ab en To Franken (van de broodbakkerijen), enkele jaren daarvoor hadden gesuggereerd dat ik maar eens lid moest worden van de historische vereniging in Haarlem. Mijn vader volgde deze raad op maar gaf zichzelf op als lid – ik denk omdat dat praktischer was, ik had uiteraard als scholier geen girorekening en geen geld – maar in de praktijk kon ik mij lid noemen. De lezing van Jaap Meijer, in een bovenzaal van Brinkmann aan de Grote Markt, was een van de eerste bijeenkomsten die ik meemaakte. waar Jaap het precies over had weet ik niet meer, maar ik herinner mij het grote enthousiasme waarmee hij over deze periode uit de literatuurgeschiedenis vertelde en de eerbiedige manier waarop voorzitter Van Valkenburg hem inleidde en bedankte.
Vele jaren later, ik was werkzaam in de kledingzaak in de Kruisstraat, kwam ik Jaap weer tegen en wel op de maandagochtenden op de Botermarkt. Daar was in de jaren ’70 op maandagen markt in tweedehands spullen en stonden er drie à vier boekenkramen of handkarren met boeken. Als je daar een beetje op tijd was viel er nog wel eens iets te halen dat de moeite waard was. Vaste bezoekers die ochtend waren onder anderen Paul Vernout – die ik kende las boekhandelaar en als medebestuurslid van de afdeling Kennemerland van de Nederlandse Genealogische Vereniging – en Jaap Meijer. de laatste altijd in een wat viezige regenjas, druk pratend met iedereen en zijn zojuist verworven schatten tonende. Bij iedere aanwinst vertelde hij wat een geweldige vondst het was en waarom het en spotkoopje genoemd kon worden. Het kwam me wat snoeverig over, maar ik had bewondering voor zijn grote kennis, vooral bij aanwinsten met een joodse connectie.
Midden jaren ’70 werd ik langzaam van verzamelaar tot handelaar en had ik de uitgebreide voorraad van de Haagse antiquaar Halwasse overgenomen. Daaronder waren ook judaïca en om ook een wat terug te kunnen zeggen op de maandagochtenden begon ik Jaap te vertellen wat ik in de afgelopen week in mijn eigen collectie had ontdekt. Toen ik vroeg of hij een jaartal uit een Hebreeuws boek kon herleiden, zei ik hij; dat zal ik je wel eens uitleggen, kom maar eens langs en neem dan je joodse boeken en prenten mee, dan zal ik je er iets over vertellen.
Gevolg was, eind jaren ’70, een paar bezoeken aan de Herman Heijermanslaan in Heemstede, waar ik kennis maakte met mevrouw Meijer. Een ongelofelijk ‘clean’ interieur en het toppunt van ongezelligheid. Een glazen tafeltje, een paar stoelen, een dressoir met niets erop en een boekenwand met fraaie banden die stijf in het gelid stonden. Geen krant te zien, naar mijn gevoel ook lege vensterbanken, geen opengeslagen boek of iets dergelijk. Ik liet mijn aanwinsten zien en Jaap vertelde er honderduit over. Liesje zat erbij, zei niets en schonk een kopje thee. Conversatie was moeilijk, want Jaap luisterde niet als ik wat zei en Liesje reageerde niet. Onschuldig zei ik eens dat ik iets van Ischa Meijer had gelezen… een ijzige stilte was het resultaat. Na een uurtje wilde ik mijn meegebrachte boeken weer bij elkaar pakken, maar toen zei Jaap: laat ze nog maar even hier, ik wil er nog verder naar kijken, als je een volgende keer komt kun je ze weer meenemen. Ik denk dat dit zich nog een keer of twee herhaalde: ik liet steeds de paar meegebrachte zaken achter en kreeg niets mee terug. Uiteraard ben ik toen gestopt met meebrengen van boeken en heb hem in het vervolg telefonisch om informatie gevraagd. Ondanks het feit dat ik er nog wel eens maar vroeg, heb ik nooit één van de geleende boeken teruggezien.
Intussen begonnen wij elkaar beter te leren kennen en op een gegeven moment verschenen Jaap en Liesje in mijn kledingzaak, wilden door mij geholpen worden, en kochten voor Jaap een kostuum en allerlei kleinere artikelen. Dit werd overigens prompt betaald.
Daarnaast had ik mij geabonneerd op de serie door Jaap in eigen beheer uitgegeven (en door Liesje getypte) studies over joodse geschiedenis en paar keer per jaar vielen er publicaties in mijn bus, waar ik soms op kon reageren.
De laatste periode in onze ontmoetingen betrof Jaaps boekje over de Joodse begraafplaats in Overveen, uit 1983: “Versteend verleden”. Jaap vertelde me eens dat hij een tekst gereed had over deze begraafplaats. Ik was toen als bestuurslid van de Vereniging Haerlem degene die zich met publicaties over de geschiedenis van Haarlem en omstreken bezighield. Ik vroeg hem het manuscript ter inzage en zei dat ik zou proberen het gepubliceerd te krijgen. In die tijd was Dolf de Vries via zijn uitgeverij De Vrieseborch, gestart met de reeks Haarlemse Miniaturen en hij bleek bereid Jaaps manuscript als deel 2 van deze reeks te publiceren. Dat betekende dat het buiten de verenigingskas gepubliceerd zou kunnen worden en dat ik de contacten tussen Jaap Meijer en Dolf de Vries had gelegd en mijn ideeën over het manuscript had geventileerd, kon het verder buiten mij en buiten de Vereniging Haerlem verschijnen.
=========
Verrsteend Verleden: de Joodse begraafplaats te Overveen; door Jaap Meijer en Jaap Slagter
Tijdens de productie van het boekje hoorde ik van Dolf dat Jaap verder geen prijs stelde op mijn medewerking. Die medewerking was overigens ook niet nodig, maar ik begreep de opmerking van Jaap niet goed. Toen ik er Dolf nog eens naar vroeg zei hij: je hebt bij onze besprekingen over de publicatie van het boek iets gezegd dat bij Jaap in het verkeerde keelgat is geschoten. Dolf had geen idee wat, ik ook niet, maar vanaf dat moment was ons contact over. Op de Botermarkt deed hij of hij mij niet zag, kleren kocht hij niet meer, mijn uitgeleende boeken heb ik nooit meer teruggezien‘
(A.G. van der Steur, Beschreven Bladen, mei 2008, p.183-185)
Bijlage: bibliofiele uitgaven van Saul van Messel. Uit: Bibliografie van marginale uitgaven 1981-1994. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 1996
Saul van Messel in de Koninklijke Bibliotheek (slot)
Over de relatie van dr. Jaap Meijer met dr. Harry Prick is gepubliceerd door Nop Maas in diens publicatie Werken voor de eeuwigheid; een geschiedenis van het Letterkundig Museum. Op pagina 220 is het volgende geschreven: ‘(…) Een merkwaardig geval was Jaap Meijer, de vader van Ischa (het zou Ischa ongetwijfeld plezier hebben gedaan te weten dat de verhoudingen nu zo liggen dat hij nodig is om zijn vader aan te kondigen). Meijer was steeds bezig met literair-historische studies. Op een gegeven moment dreigde hij het museum in gebreke te stellen in verband met de conservering van Perk-manuscripten die niet te vinden waren. Het punt was dat hij in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek ook Perkiana ingezien had en in Den Haag zocht, wat hij in Amsterdam kon inzien. Daarmee door Harry Prick geconfronteerd drukte hij de handen tegen zijn oren en zei: “Harry , ik hoor niet wat je zegt. Ik luister niet naar je. Je hebt ongelijk.” Hij was vroeger bevriend geweest met Prick, maar had die vriendschap opgezegd toen Prick hem aangeraden had een serie reisbrieven niet te publiceren, omdat ze niet genoeg kwaliteit hadden. Bij zijn bezoeken aan het museum zei hij tegen Prick: “Een van de vervelendste dingen die ik hier in Den Haag tegen kom, is dat ik jou tegen het lijf loop. Jij hoort hier niet thuis. Ga terug naar het zuiden des lands.’ (1)
(1) In de Nieuwe Taalgids van 1973 (p.297-312, 473-480)en 1974 (p.139-145) volgde een polemiek van Jaap Meijer en Harry G.M.Prick over de beschuldiging van de eerste dat dat Willem Kloos een gedicht van Perk vervalst had’ (pagina 476)
Documentatie Jaap Meijer/Saul van Messel in het Noord-Hollands Archief, Heemstede collectie, archiefdoos nummer 366: Ischa Meijer, nummers 475-475.
====
Vervolg over Jaap Meijer, in Het Rijdes gevoel’, 2003
In deel 3 van Barend Rijdes Literair Dagboek 1966-197 (Uitgave Lenie Peetoom, 19880 komt Jaap Meijer voor op de pagina’s 1, 8, 9,12-14,22,27-29,31,32. Schrijft Rijdes aanvankelijk bewonderend over zijn collega-leraar Meijer, later wordt dat duidelijk minder. Voorbeelden: 24 april 1968: ‘(…) Voorts was Jaap Meijer als gebruikelijk vol van zichzelf en zijn werk: er verschijnen vier bundels gedichten van hen (…)’; 26 augustus 1968: ‘Gesurveilleerd met Jaap Meijer. Conclusies bevestigden zich: geen manieren, luistert niet, wacht niet op een antwoord op zijn eigen vragen, laat zich onmiddellijk afleiden Sprak over een eerder aangesneden onderwerp: zelfmoord. Volgens hem ook zelfmoord door Gerard den Brabander en, onlangs Frans Babylon (die een inleiding schreef bij een bundel van zijn broer die in zee verdronk: Frans Babylon verdronk in zee – de omstandigheden wijzen volgens Jaap Meijer naar zelfmoord). Overigens was ik met hem oneens inzake een aantal op de bekende vlotte wijze getrokken conclusies. Ik zal de afstand weer groter moeten maken.’ 18 december 1968: ‘Gekocht vaan Saul van Messel: “Strelen om een stam”, van de Tuinwijkpers van van Dijk. Een lang gesprek over Jaap Meijer, die door van Dijk milder wordt beoordeeld dan door mij. “Een curieus mannetje”, dat je dwingt tot voortdurende bewustheid van zijn jood-zijn – normaal verdwijnt die gedachte bij de ontwikkeling van een contact. Opmerkelijk deze late stroom van poëzie en proza – hij is bezig aan een román, aan een toneelstuk – en van Dijk vroeg zich af of niet sprake is van een losbreken van de schade van de oorlog (…)’. 4 januari 1969: Dat ik Jaap Meijers “Priapeeën” toch niet zó vond, hield mij bezig. En ik vond een mij treffende overeenkomst met zijn overige, haastige werk maar vooral met zijn wil o onmiddellijk alles te beheersen (…)’.
Twee personen met de naam Jaap Meijer: 1) werkzaam bij de universiteitsbibliotheek Amsterdam en drukker van de Jaap Meijer Pers en 2) dr. Jaap (Jacob) Meijer, de Joodse historicus en neerlandicus. o.a. werkzaam geweest als bibliothecaris van de Est Haim bibliotheek. Beiden konen aan de orde in een artikel van wijlen Adri Offenberg, oud-bibliothecaris van de Bibliotheca Rosenthaliana (UB-Amsterdam), in: Uit de schaduw. 2011, p. 210-212.
frank tiesing gezegd:
geachte heer krol,
met grote aandacht uw verhaal over jaap meijer gelezen. kunt u mij ook zeggen of mevrouw elly van wijk-scheffelaar, lerares nederlands, hierin enige rol heeft gespeeld:?
mij is altijd door mijn moeder -hartsvriendin van elly van wijk- verteld dat zij (elly) zo’n belangrijke rol in het leven van ischa had.
met vriendelijke groet, frank tiesing
Hans Krol gezegd:
Goededag Frank Tiesing. Het wachten is op deel 2 van genoemde dubbelbiografie door mw. professor Evelien Gans, waarin vooral leven en werk van zoon Ischa Meijer aan de orde zal komen. Met vriendelijke groet, Hans Krol
F Zwaan gezegd:
Geachte heer krol,
Ik hoop dat dat tweede deel inderdaad verschijnt. Ik lees momenteel deel 1, maar dat is al 4 jaar geleden verschenen, inmiddels. Deel 2 wordt nog nergens aangekondigd.
esther gezegd:
Iemand enig idee wanneer deel 2 verschijnt? Wij zijn al 2 jaar in afwachting!
Hans Krol gezegd:
Uitgeverij Prometheus/Bert bakker deelde heden schriftelijk mede dat de precieze verschijningsdatum van deel 2 nog niet vaststaat, vermoedelijk in 2016. Afwachten dus,
Hans Krol
Hans Krol gezegd:
Vanwege het overlijden van mw. professor Evelien Voet, neemt schrijfster-onderzoekster Annette Mooij die taak over en schrijft de uitgever dat deel 2 nu voor 2023 is gepland.