Sino van Dijk geeft 5 november lezing over geschiedenis stoommachines  (Heemsteeds Nieuwsblad, 23 oktober 2019)

De eerste in Nederland gebouwde stoommachine stond in Groenendaal

Intussen allang door andere krachtbronnen verdrongen is de stoommachine vooral in de 19e eeuw van enorme invloed is geweest op de eerder in gang gezette industriële revolutie. Omstreeks 1850 is de droogmaking van het Haarlemmermeer met stoomdruk als beweegkracht uitgevoerd door 3 enorme stoommachines, Cruquius, Lijnden en Leeghwater. De kleerblekerijen in Zuid-Kennemerland schakelden één voor één over op stoommachines en stoomketels. Bij de Duinwater-Maatschappij op Leiduin waren gedurende meer dan een eeuw stoommachines in gebruik. Al deze fabrieken en openbare werken hebben aan velen arbeid verschaft en zonder aarzeling kan worden gesteld dat stoomwerktuigen in niet geringe mate hebben bijgedragen aan de verhoging van het algemene welvaarstspeil in onze streek.

Engelse tekening van een vuurmachine uit 1725
Engelse tekening van een vuurmachine uit 1725

Stoom is water in gasvormige toestand ofwel de damp van water met een temperatuur va tenminste 100 graden Celsius. Een stoommachine is een werktuig door stoom aangedreven waarbij de als stoom toegevoegde energie wordt omgezet in kracht of beweging. Ofschoon al in de Oudheid Hero van Alexandrië een primitieve stoommachine op papier zette, is deze pas in de 17e en 18e eeuw ontwikkeld. Voortbouwend op de onderzoekingen van de burgemeester van het Duitse Maagdenburg, Otto van Guericke (1650) evenals van de Franse brit Denis Papin als uitvinder van de eerste zuigerstoommachine in 1690, vooral door Britse werktuigkundigen zoals Thomas Savery (stoompomp, 1698) en Thomas Newcomen (atmosferische vuurmachine, 1712). James Watt (condensatiemachine, 1769) is de uitvinder van talrijke verbeteringen. Het aanbrengen van een condensator leverde een zodanige besparing van brandstof op dat men nog slechts één-kwart van de steenkool ten opzicht van de atmosferische machine van Newcomen nodig had. In 1774 richtte Watt met de vermogende Boulton in Soho een machinefabriek op, die rond 1800 al zo’n 500 stoommachines had afgeleverd (1). John Hope correspondeerde met Matthew Boulton, fabrikant en zakenpartner van Watt, over de bouw van een stoommachine in Heemstede, omdat de windvijzelmolen van Groenendaal ongeschikt bleek om de waterstand van het landgoed op peil te houden.

Tekening van de Rotterdamse stoomachine aan de Oostpoort door Dirk Langendijk (1748-1805). (Beeldbank, Stadsarchief Rotterdam)
Tekening van de Rotterdamse stoommachine aan de Oostpoort door Dirk Langendijk (1748-1805). (Beeldbank, Stadsarchief Rotterdam)
Aquarle van de eerste stoomachine van Engelse makelij (Newcomen-machine) bij het gemaal van de Oostpoort in Rotterdam
Aquarel door G.N.Nijmegen uit 1776 van de eerste atmosferische stoommachine ofwel ‘vuurmachine’ voor stoomgemaal in ons land van Engelse makelij (Newcomen-machine) met balansen of hefbalken. waarmee de pompzuigers werden bewogen bij het gemaal van de Oostpoort in Rotterdam

Op 9 maart 1776 is in ons land de eerste atmosferische ofwel vuurmachine in werking gesteld in de oude kruidtoren bij de Oostpoort te Rotterdam, teneinde water uit de stadsgrachten in Schielands hoge boezem te pompen. IJzeren ketel en cilinder van dit stoomwerktuig waren uit Engeland betrokken. Na Groenendaal in 1781 is een derde verbeterde stoommachine in 1787 gebouwd en in 1788 in de polder Blijdorp, Rotterdam, in bedrijf gesteld, opgericht door het Bataafsch Genootschap en met technische medewerking van vooral Jan Daniël Huichelbos van Liender (2).

Prent van het stoomgemaal in de polder Blijdorp bij Rotterdam
Prent van het stoomgemaal in de polder Blijdorp aan de Schiekade bij Rotterdam; het derde van ons land en niet het eerste zoals in diverse publicaties abusievelijk vermeld.
Aquarel van Dirk Langendijk. De stoommachine van Blijdorp met pomphuis en vierkante schoorsteen. Verbeeld is het bezoek aan de stoommachine door prins Willem V op 20 oktober 1790.
Aquarel van Dirk Langendijk. De stoommachine van Blijdorp met pomphuis, de ketel voor het gebouw aan de afgebeelde zijde  en vierkante schoorsteen, feitelijk de eerste fabrieksschoorsteen in ons land.  Verbeeld is het bezoek aan de stoommachine door prins Willem V die met een koets aankomt  op 20 oktober 1790.
Opgraving van de fundamenten der stoommachine in de polder Blijdorp bij Rotterdam. Uit: R.Daalder e.a.: Het Keezewnding in de polder Blijdorp - 1787 de eerste stoommachine van James Watt in Nederland. Rotterdam, 2011 [Omdat Initiatiefnemer Steven Hoogendijk tot de Patriotten [ scheldnaam 'Kezen'] behoorde werd het gemaal door Oranjegezinde boeren 'Keezending' genoemd].
Opgraving van de fundamenten der stoommachine in de polder Blijdorp bij Rotterdam. Uit: R.Daalder e.a.: Het Keezending in de polder Blijdorp – 1787 de eerste stoommachine van James Watt in Nederland. Rotterdam, 2011 [Omdat Initiatiefnemer Steven Hoogendijk tot de Patriotten [ scheldnaam ‘Kezen’] behoorde werd het gemaal door Oranjegezinde boeren ‘Keezending’ genoemd].
Sruk fundering afkomstig van het stoomgemaal Blijdorp dat zich tegenwoordig bevindt op het terrein van het Cruquiusgemaal. Het is daar dankzij Piet Beertema, die in het verleden vrijwilliger was bij Cruquius vanuit Rotterdam verhuisd naar het museum in Cruquius.
Stuk fundering afkomstig van het stoomgemaal Blijdorp dat zich tegenwoordig in Cruquius bevindt (foto Pierre Geelen).

1781: Rhijnse Lieve Brouwer installeert vuurmachine op verzoek van John Hope

Molen en pomphuis met vuurmachine voor de bevloeiing van het landgoed Groenendaal(tekening uit 1781)

De tweede stoommachine – qua bouw en werking aanzienlijk verbeterd – is in 1781 op particulier initiatief in bedrijf genomen. Later als één van de spaarzame voorbeelden van technische innovaties op buitenplaatsen genoemd. Deze (tweede) machine is geheel in Nederland geconstrueerd, zodat toch sprake is van een primeur. Een tamelijk volledige en betrouwbare boekstaving van technische gegevens vond in 1800 plaats door dr. L.Bicker (3).

John Hope (1737-1784), telg van een schatrijk van oorsprong Schots geslacht van bankiers-kooplieden en lid van de vroedschap van Amsterdam, werd in 1774 Heer van o.a. Nederhorst den Berg, alwaar hij over een prachtig kasteel kon beschikken. Eerder, namelijk in 1767 was hij voor ƒ 27.000,- eigenaar geworden van de hofstede Groenendaal in Heemstede door aankoop van mr. David van Lennep. Hij liet zijn nieuw verworden buitengoed verder verfraaien in de Engelse landschapsstijl. Het was overigens zijn voornemen – door zijn erfgenamen ten uitvoer gelegd – het huis Groenendaal te slopen en zich op het nabijgelegen Bosbeek te vestigen, dat kort voor Hope’s plotselinge overlijden voor 60.000 gulden was gekocht. Behalve een fabuleus vermogen liet John Hope een uitnemende collectie schilderijen, tekeningen, prenten en boeken na.

De geschiedenis van de Groenendaalse stoommachine kan als volgt worden samengevat. De stellingmolen – uniek vanwege de twee stellingen – functioneerde oorspronkelijk als windvijzelmolen, die water uit het Haarlemmermeer aanvoerde voor de vijvers, sloten en fonteinen van het landgoed Groenendaal-Bosbeek. Bij windstilte was er echter te weinig water en de nabijgelegen hoge bomen belemmerden bovendien de wind. Intussen had Hope vernomen van de in Engeland ontwikkelde “fire engines” met stoom in plaats van wind als drijfkracht. Gedateerd 2 juli 1779 Groenendaal schreef hij een brief aan M.Boulton in Birmingham die Hope eerder had ontmoet tijdens een bezoek in april/mei 1779 toen de Engelsman op zocht was naar financiers voor zijn ondernemingen. Vermoedelijk in overleg met de uit Friesland afkomstige Rhijnse Lieve Brouwer informeerde Hope na verstrekking van allerlei gegevens wat de prijs zou zijn van een in Engeland vervaardigde machine. Nieuwe brieven volgden volgden 5 en  6 augustus, respectievelijk vanuit Amsterdam en “Groenendael near Haarlem”. Daarin deelt hij onder meer mede dat zijn vriend mr. William kaarten van het Haarlemmermeer zal meenemen en bericht dat het water niet 5 foot hoeft te worden opgepompt, maar dat 4 foot al voldoende zal zijn.15 augustus schreef James Watt een zeer uitvoerige brief aan Hope met allerlei technische gegevens. Hij laat weten dat Boulton in principe geen stoommachines voor het buitenland bouwt, tenzij het privilege wordt verleend als enige dergelijke machines voor dat land te vervaardigen.

model
model van een stoomketel in Leiden, zoals in 1781 gebruikt voor het pomphuis bij het molentje van  Groenendaal

Doctor in de proefondervindelijke wijsbegeerte Rhijnse Lieve Brouwer, één van de drie bekroonden van een in 1778 uitgeschreven prijsvraag tot verbetering van het pompstel van het eerste stoomgemaal in ons land  – dat als gevolg van technische onvolkomenheden gebrekkig functioneerde -, kreeg uiteindelijk opdracht van Hope op zijn buiten ‘Groenendael’ een kleine vuurmachine te bouwen om water voor tuinbevloeiing op te pompen. Van hem is bekend dat hij omstreeks 1750 in Akkrum is geboren uit Doopsgezinde ouders, vanwaar hij als autodidact naar Amsterdam trok en zich met succes in de techniek en natuurwetenschap bekwaamde.  Een fraaie doorsnee-tekening van de atmosferische vuurmachine, vervaardigd door Brouwer, is bewaard gebleven. De ketel was uit plaatijzer samen geklonken en de cilinder uit brons in Amsterdam gegoten met 44,5 cm diameter. Met 12 tot 13 slagen per minuut ontwikkelde de machine een vermogen van ongeveer 5 lpk. De pomp was van hout, doch sterk uitgevoerd, de diameter bedroeg 9,2 cm en de slaglengte bedroeg 1 meter 61. Na installatie werd dit kleine wonder van techniek een bezienswaardigheid. Hope en Brouwer moeten blijkens een verslag in ‘Den Hollandschen weeklijkschen Nieuws-Vertelder’ van 8 december met het resultaat van deze toentertijd hypermoderne aanwinst niet weinig trots zijn geweest. Belangwekkend detail is een uitspraak van Brouwer: “Op uitdrukkelijke begeerte van den heer Hope met alle deszelfs deelen geheel hier te lande vervaardigd.” In ‘De Nederlandsche Stad- en Dorpsbeschrijver’ (1796) wordt er onder hoofdstuk ‘Bijzonderheden van Heemstede ‘over gezegd: Voords is er ter bezichtiginge, eene vuur-machine, aangelegd op order en koste van eenen Hope, welke aldaar een aanzienlijk buitengoed heeft: doch dat door deszelfs ligging somtijds gebrek aan water heeft, want daar andere zulke machines gebruikt worden om in eenen kleinen tijd eene ontzachlijke hoeveelheid waters uitteloozen, is dit werktuig aangelegd om het water in de doorsnijdigen van de Hofstede intebrengen. De machine, vinden wij aangetekend, is zeer kunstig zamengesteld door eenen Brouwer, een Fries van geboorte, maar die jaaren lang in Amsterdam gewoond heeft. ’t Is bijna ongeloovelik met hoe weinig steenkoolen te stooken deeze machine het vereischte effect doet. Het stookhuis is beneden, en op de vuurplaats staat de met water gevulde ketel, waarvan de uitwaaseming de overige gedeelten in werking brengt. Een groot plat, hangende aan een langen stok, die boven aan een zwaaren, net in evenwigt liggende, balk is, gaat even als een brouwers putstoel op en neder, en dit bord voert slag over slag eenige tonnen waters op, die het in eene goot of bak overstort en langs canaalen door alle beekjens, vijvers en andere waterplaatsen van dit landgoed rondvoert.”

Doorsneetekening van door Rhijnse Lieve Brouwer vervaardigde stoommachine

Ingenieurs uit binnen- en buiteland kwamen in 1781/1782 naar Heemstede om de stoommachine in werking te zien. Juli 1790 arriveerde voor familiebezoek in Amsterdam het Kasselse gezin Engelbrunner, inclusief dochter Nina, die zich in haar dagboek tooide met de achternaam van haar moeder d’Aubigny. Op zaterdag 21 augustus 1790 noteerde zij – vertaald in het Nederlands – “We gingen naar Hochstatt [Heemstede], een mooi dorp waar Maria de’ Medici heeft gelogeerd om er een machine te zien, gelijkend op die welke het Seinewater door heel Parijs leidt en die alleen door het vuur wordt aangedreven.” (4)

Er is wel verondersteld dat de stoommachine tot 1820 in werking is geweest. Uit enkele bronnen van tijdgenoten blijkt evenwel dat al na 1800 de ‘vuurmachine’  niet meer in gebruik was. Adriaan Loosjes Pzn. Bericht in zijn ‘Hollandsche Arcadia” (Haarlem, 1804) dat de buitenplaatsen ‘Bosbeek’ en ‘Groenendaal’ bij elkaar hoorden en dat er bij de eeuwwisseling (dus omstreeks 1800) een ‘vuurmachine’ stond “die zou moeten hebben strekken om, daar dit buitengoed somtijds gebrek aan water had, binnen korte tijd het water in de doorsnijdingen dezer hofsteden te brengen. Deze machine moest dus een tegengestelde uitwerking doen dan de meeste andere, die geschikt zijn om een grote hoeveelheid water uit te lozen.”

Rond 1842 is de machine die toen al langere tijd niet meer in gebruik was gedemonteerd en als schroot aan een Haarlemse sloper verkocht. De Opregte Haarlemsche Courant berichtte in een verslag dat “op 10 augustus 1836 ’s morgens tien uur werd in Groenendaal een extra groote partij te velde staande aardappelen van vroegere en latere soorten verkocht. Dit is niet zoo buitengewoon, maar wel merkwaardig voor dien tijd was de verkooping op 12 augustus 1836 van een hecht, sterk steenen gebouw, ingericht geweest voor een vuurmachine (primitieve stoommachine). Met dit gebouw werden ook verkocht de daartoe behoorende vaste koperen, metalen, ijzeren en looden werken. Daartoe behoorde o.a. een roodkoperen ketel, wijd 2 el 4 palm 5 duim (kleine 2 meter) en hoog 1 el 4 palm 3 duim.”

Advertentie over verkoop pomphuis vm vuurmachine Groenendaal uit o.a. de Leydse krant en Oprechte Haarlemsche Courant van 29 juli 1836
Advertentie over verkoop pomphuis vm vuurmachine Groenendaal uit o.a. de Leydse krant en Oprechte Haarlemsche Courant van 29 juli 1836

Toen P.J.Lutgers omstreeks 1843 zijn tekening maakte van de molen en Belvedère, was van het pompgebouw niets meer te zien. Wat bleef is het siermolentje, alom bekend herkenningspunt bij de ingang van het wandelbos. Ten gevolge van verschillende restauraties, o.a. vernieuwing onderstuk, vervanging wieken e.d., is eigenlijk sprake van een nauwkeurige imitatie van de oorspronkelijke watermolen, waarvan de draai-installatie in 2002-2003 is hersteld. De molen heeft nog enige tijd als theehuisje dienst gedaan. Het benedengedeelte was in de jaren 60 van de vorige eeuw in gebruik als schuil- en voederplaats voor de herten en verder als winterverblijf van de aanwezige kangoeroes.

Met bovenvermeld verhaal is getracht allerlei foutieve beweringen en onjuiste veronderstellingen te logenstraffen, zoals dat de molen nimmer water zou hebben opgepompt. Verder: dat de molen een vroegere ‘korenmolen’ was [Buiten, 1911]; “de onderbouw was oorspronkelijk een pompgebouw” en “de wieken hebben nooit gedraaid” [Heemstede in oude ansichten, deel 1 en deel 2]; “de stoommachine zou in Engeland zijn besteld” [De Natuur, 1913]; de stoommachine zou tot circa 1820 in bedrijf zijn geweest [in plaats van eind 18e eeuw]; verder: “de eerste stoommachine in ons land werd in Heemstede in bedrijf gesteld” [o.a. in Bevorderaars der wetenschap, 1978]. Ten slotte nog in recente publicaties is de veronderstelling geuit dat de Groenendaalse molen als folly ofwel siermolentjes zou zijn gebouwd, hetgeen wordt geloochenstraft in de brieven van John Hope aan Matthew Boulton en James Watt (5)

Hans Krol

Restant van het muurwerk bij het molentje op een foto uit 1913 van Immink
Restant van het muurwerk bij het molentje op een foto uit 1913 van Immink

Noten

(1) In de 19e eeuw is ten behoeve van supervermogens (meer dan 20.000 paardenkracht) de stoomturbine geconstrueerd, tegenwoordig een van de belangrijkste krachtbronnen voor de opwekking van elektriciteit. Waterrad en windmolen zijn als energiebronnen verdrongen, doch ook de stoommachine moest het veld ruimen voor de gas- olie- en dieselmotor en vooral de vele voordelen biedende elektrische motor, waarbij uiteindelijk met een druk op de knop voldoende is. Daarentegen moet een stoommachine warm gehouden worden, is het rendement geringer, zijn de installaties (stoomketels) groter, is meer personeel vereist en behalve de hoeveelheid nodige kolen of turf als brandstof is het water als tussenstof ook een minpunt. Menige ketelexplosie kwam voor als gevolg van droogkoken.

(3) Toen deze stoommachine in de Blijdorp-polder werd gebouwd kwamen de omwonende boeren in opstand omdat men bang was voor brandgevaar en dacht dat de koeien geen melk meer zouden geven. In Heemstede was kleerblekerij Visser de eerste die een stoommachine aankocht. Ondanks talrijke protesten van Blekersvaart-bewoners en nabijgelegen blekerijen die bevreesd waren voor roetvorming welke een nadelige invloed zou kunnen uitoefenen op het bleken der goederen, gaf het vooruitstrevende gemeentebestuur toch toestemming. Toen alles nogal bleek mee te vallen volgden geleidelijk de andere blekerijen. Ook de oude heer Stastok had het er helemaal niet op begrepen, getuige de volgende passage in de ‘Camera Obscura’ (1839): “Hij behoorde alzo tot die mensen, die hun zaken aan de kant gedaan hebben en, het uitzicht op verdere winsten opgevende, zich met een aardig inkomen, een onverzettelijke afkeer van stoommachines, en de Haarlemsche Courant tevredenstellen.”

(3) Zie Literatuuropgave.

(4) Opmerkelijk is dat ruim 1,5 eeuw later nog gerefereerd wordt aan het beleefdheidsbezoek van de Franse koningin-moeder aan Adriaan Pauw op het Huis te Heemstede. Van die viste bestaat een tekening van Jan Martsen de Jonge, uit het bezit van mevrouw A.C.van Houten-Beels, welke is afgedrukt in het boek: Adriaan Pauw (1585-1653), staatsman en ambachtsheer’. Heemstede, VOHB, 1985, blz. 26.

(5) In 2003 schreef me de heer Leo Middelkoop, destijds bestuurslid van de SMZK en tekstredacteur Nederlandse Molendatabase, “Dat molentje stelt menigeen voor een raadsel: is het ‘echt” en zo ja: waarvoor diende het? De afbeelding van de ‘vuurmachine’ met het molentje ken ik uiteraard ook. Feit is, dat het molentje in de twee Noordhollandse Molenboeken (1964 en 1981) niet werd opgenomen, al voldeed het met een vlucht van 8,20 aan de ondergrens van 8,00 meter! Waarschijnlijk vond men het maar ‘nep’ of zoiets.”

Het molentje bij de ingang van Groenendaal

Appendix:

Bijlage 1: L.Bicker, een tijdgenoot van Brouwer, publiceerde wat uitvoeriger over de  stoommachine op Groenendaal, in: ‘Nieuwe verhandelingen van het Bataafsch Genootschap. (Rotterdam). Eerse deel. Amsterdam, Johannes  Allart, 1800, P.1-132. Onderstaand wat hij schreef: ‘Gelukkiger was intusschen geslaagd de heer RHYNSE LIEVE BROUWER, welke van dat grooter vermogen der stoom-machines overtuigd. gedurende de jaren 1780-1781 alleen op zich genomen had om “: er voor rekening van den Heere Jan Hope op deszelfs Buitenplaats GROENENDAAL by Heemstede eene opterichten, welke dienen moest om, by droog weer, water in die Plaatse optepompen, ter bevogtiging der dorre zandgronden op dezelve; tot welks einde de heer Hope eerst een windmolen, een vijzel bewerkende, had doen maken; doch die geheel onvoldoende was bevonden op die tijden van het jaar, wanneer men deszelfs hulp het meest nodig had “.  De Heer Brouwer volvoerde deze onderneeming met den alerbesten uitslag, en welverdienden lof. Het stoom-werktuig, dat hij er oprichtte, schoon eene proeve  van eenen Hollandsche en Werktuigkundigen, was een meesterstuk in zijn soort, zo zindelijk bewerkt als konstig samengesteld en volkomen voldoende. Aan dat oogmerkt heeft deze stoommchine volkomen voldaan, en doet zulks nog, en, daar zij in verscheiden opzichten merkwaardig is, verdient zij wel, dat ik er een bijzondere melding van maakte. De heer Brouwer heeft in de samenstelling de oude manier, of de grondbeginselen van Newcomen gevolgd, waar in de drukking van den dampkring in den stoom-cylinder op den stoom-zuiger werkende, de werkende macht is, die aan het geheel en alle deszelfs delen de vereiste beweging geeft; trouwens de nieuwe wijze van werking der stoom-machines was toen ter tijd hier nog niet zeer bekend. De stoom-cylinder is te Amsterdam van metaal gegoten, en heeft een middellijn van 17 duimen. De waterpomp is van hout gemaakt, en heeft een middellijn van 35eenkwart duimen (alles Rijnlandsche maat). De hefbalk met ongelijke armen werkende, heeft een slag van 5eenzevende voeten lengte in de pomp en van 5 voeten in de stoom-cylinder. De waterkolom, van 5 voeten lengte en 35eenkwart duimen dikte, wordt 12 tot 3 malen in iedere minuut opgevoerd, en ten uiterste zuiver en volkomen uitgestort, zonder enige de minste horting of stoting. Het gantsche werktuig heeft een zeer geschikte beweging. Het verhoogt het water in één uur 3,5 duimen door de menigvuldige grachten en kanalen der Plaats lopende. De zuiger der waterpomp bestaat uit 2 kleppen met yzeren scharnieren, wel vastgemaakt aan eenen yzeren middenbalk van 4 duimen breedte. De yzeren hengsels of kleppen zijn eenkwart dik  en staan van voren in eene sponning ter breedt van eenhalve duim, en van agteren tegen, den middenbalk in een kantige sponning van ruim halve duim breedte. Behalve de 2 kleppen in de middenbalk, bestaat de zuiger uit een dubbele of 2 ijzeren ringen 2,5 duimen breed, en ieder van 34halve duimen middellijn. Tussen deze ijzeren ringen worden een duffelse en een zeildoekse kraag op looden cirkelstukken zeer stevig vastgeschroefd door middel van ijzeren schroefbouten, welke door gaten gaan, die in de ringen zijn en met elkanderen overeenkomen. Deze kragen, rondom buiten de ringen uitstekende, maken dat de zuiger in de houten pomp behoorlijk luchtigt fluit, en tegen de gladde wanden derzelve gemakkelijk op en nederglijdt. De houten pomp is gemaakt van een behoorlijke dikte van hout en met sterke ijzeren banden verzekert en in de houten stortvloer in een stevige kraag vastgezet. Voor het overige is alles, wat er aan is, zeer net en zindelijk bewerkt, en alleen en geheel in Holland gemaakt, en zo sterk en stevig, dat de zuiger van het begin af behoorlijk heeft gewerkt, en het zonder enige gebrek, vier jaaren aan een, heeft uitgehouden, zo als ook de houten pomp vele jaren aan een in goede orde is gebleven. Gelijk men derhalve uit dit stoom-werktuig van den Heere Brouwer leren kan, dat het zeer mogelijk is grote pompen van hout sterk genoeg samenstellen om de werking van een stoom-machine te kunnen uithouden, zo strekt het ook tot eenen volkomen wederlegging van alle de zwaarigheden, die de heer Steenstra geopperd heeft tegen de mogelijkheid en voordeeligheid om stoommachines in plaats van wind-watermolens in ons land te gebruiken. En daar dit stoomtuig van de heere Brouwer het eerste van dit soort van werktuigen is, welke in ons land tot volkomenheid gebracht i, hoewel het het tweede is ten aanzien van den tijd vanoprigtinge; daar het aan het oogmerk volkomen heeft beantwoord, zo kan men met recht zeggen dat het, schoon een eerste proeve van eenen Hollandschen Werktuigkundigen, wezenlijk een meesterstuk in  zijn soort is, het welk zijnen maaker en zijnen landaard een allergrootste eer aandoet. Jammer is het maar dat de afgelegenheid van de plaats, alwaar, en het bijzonder oogmerk, waar toe het opgericht is, oorzaak geweest zijn, dat het slechts aan zeer weinig mensen is bekend, en door nog minder is bezogt en gezien geworden, en dat men er deswegens met dien lof aan gegeeven, niet dien ophef van gemaakt heeft, welke het waarlijk verdiend heeft; waar door het ook niet zodaanig heeft medegewerkt, om de gemeene vooroordeelen, die men tegen deze werktuigen in ons land heeft opgevat, uitteroeyen, als men wel had mogen wenschen en verwaqgten’.   

Bijlage 2: Jan A.Backer, De jonge reiziger door Nederland. 1797:  ‘(…) Van hier gingen wy de nieuwe laan, die vlak voor het huis uitloopt, in, en Petersen, gedachtig dat in het naby gelegen Heemstede, eene zogenaamde vuurmachhine was, stelde voor ons derwaards te wandelen – Wy deeden zulks echter onder bepaaling, dat Hendrik tegen vyf uur met een wagentje de Dames van daar zoude afhaalen. – De weg hier na toe is weder zeer vermaaklyk, geheel met boomen beplant, en met schoone buitenplaatzen geboord. Heemstede zelf is een zeer vermaaklyk Dorp, van hoogen ouderdom, dat gelyk alom de plaatzen van ons Vaderland, oneindig heeft blootgestaan aan de rampen des oorlogd. vooral in de twisten tusschen Hoekschen en Kabeljauwschen. ’t Naby gelegen Slot, dat in de vijftiende eeuw vernield wierd, is naderhand weder opgebouwd, en pronkt thans met twee fraaie torens. – De laan die uit het midden van het Dorp derwaards loopt, is van eene considerabele lengte, en ’t zyn alle schoone recht opgaande hooggestamde boomen. ‘r Kerkje is klein, en heeft niets byzonders, dan de tombe van de Heeren van Heemstede. – Na wat gerust te hebben, wandelden wy naar de vuurmachine, die gelukkig aan het werken was. – Dezelver is zeer kunstig zamengesteld door eenen Brouwer, een Fries van geboorte, maar die jaaren in Amsterdam eeft gewoond. Hij stichtte dit gebouw op order en kosten van mevrouw Hope, die hier een aanzienlyk buitengoed heeft, doch dat doordeszelfs hooge ligging, somtyds gebrek aan water had. ’t Is byna ongelooflyk, met hoe wenig steenkoolen deeze machine het vereischte effect doet. – Het stookhuis is beneden, en op de vuurplaats staat de met water gevulde ketel, waarvan de uitwaaseming der overige gedeeltens in werking brengt. – Een groot plat bord, hangende aan eene lange stok, die boven aan een zwaare, net in het evenwicht leggende balk vast is, gaat even als een Brouwers putstoel op en neder, en dit bord voert slag voor slag eenige tonnen waters op, die het in eene goot of bak uitstort, en langs kanaalen door alle beekjes, vyvers en andere waterplaatzen van dit landgoed rond voert. – In omtrent twee uuren, zag ik het meer dan een voet ryzen. – Vervolgens maakten wy ons hier op de duinen en in enige laanen van deze uitgestrekte lustplaats, tot het tyd wierd om te gaan eeten. (…)’

(...)'Heel wat beter verging het een machine die in 1781 werd gebouwd in Heemstede. Deze kleine vuurmachine met één pomp, ontworpen foor de Amsterdamse Rijnse Lieve Brouwer en geheel in Nederland vervaardigd, diende voor..... [Uit: R.Daalder. Het Keezending in de polder Blijdorp. (Rotterdam, 2011).
(…)’Heel wat beter verging het een machine die in 1781 werd gebouwd in Heemstede. Deze kleine vuurmachine met één pomp, ontworpen foor de Amsterdamse Rijnse Lieve Brouwer en geheel in Nederland vervaardigd, diende voor…..
[Uit: R.Daalder. Het Keezending in de polder Blijdorp. (Rotterdam, 2011).

Literatuurlijst stoommachine Groenendaal

d’Aubigny, Nina. Journal d’un voyage d’Hollande 1790. Hiervan bestaat een in stencil gebrachte Nederlandse overzetting (Stadsarchief Amsterdam). Zie ook: Tijdgenoten over Haarlem, V, Nina d’Aubigny, 1790-1791, in: Jaarboek Haerlem 1974. Haarlem, 1975, blz. 273-284.

Bettink, G.J. De eerste stoommachine in Nederland. In: De natuur, september 1913, blz. 257-258.

Bicker, L. Historie der vuurmachines of stoomwerktuigen hier te lande. In: Nieuwe verhandelingen van het Bataafsch Genootschap (Rotterdam). Eerste Deel. Amsterdam, Johannes Allart, 1900, blz. 1-132.

Buist, M.G. At spes non fracta; Hope & Co. 1770-1815. The Hague, Martinus Nijhoff, 1974.

Diederichs, H.A. Stedeling en buitenplaats. In: Amstelodamum, 68e jaarboek, 1976, blz. 108-122.

Dissel, E.F. van. Opgaven van geschiedkundigen en technischen aard omtrent de Boezem-stoomgemalen van het Hoogheemraadschap Rijnland. 1893.

Gedenkboek van het Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam; tot een blijvende herinnering aan het 150-jarig bestaan uitgegeven door het bestuur; 1769 – 17 augustus – 1919. 1919.

Hallema, A. Een Friesche uitvinder van de stoommachine; wat hij te Heemstede bereikte, nog vòòr Watt’s machine hier te lande in gebruik werd genomen.

Hart, G. ’t Rijnlands eerste stoomgemaal. In: Leids jaarboekje, 1975, blz. 117-156.

Hollandschen weeklijkschen nieuws-vertelder, den, 8-12-1781, nr. 49, blz. 194-195.

Kannegieter, J.Z. Een stoomwerktuig op de buitenplaats van een Amsterdams regent in het jaar 1781. In: Maandblad Amstelodamum, 1973 (66), blz. 27-29.

Krol, H. Eerste in Nederland gebouwde stoommachine vuurde twee eeuwen geleden in Groenendaal. In: Heemsteedse Courant, 6 augustus 1981.

Muller, F. De eerste stoom-machines van ons land; uitgewerkte herdenkingsrede uitgesproken in een vereenigde vergadering van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte en het Kon. Instituut van Ingenieurs op 2 October 1937 te Rotterdam. In: De Ingenieur; W.Werktuig- en Scheepsbouw II, 1937 (52), nr. 41, blz. 103 –W.114.

Ollefen, L. van. Stad- en Dorpsbeschrijver van Kennemerland. Heruitgave: Europese bibliotheek (Zaltbommel), 1976, blz. 11-12 onder Heemstede.

Valkenburg, C.C. van. Bevorderaars der wetenschap; fragmenten van jaarredes gehouden in de algemene vergaderingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen 1966-1978. Haarlem, 1978, blz. 125-127.

Verbruggen, J.A. The Correspondence of Jan Daniël Huichelbos van Liender with James Watt. Proefschrift Universiteit Twente, 2005.

Verbruggen, J.A. Stoombemaling in Nederland. Stichting De Cruquius/Delftse Universitaire Pers, 1996.

N.B. Twee originele tekeningen uit 1781 (1 van stoommachine (door R.L.Brouwer) en 1 van onbekende hand van pompgebouw en molen) bevinden zich in het archief van het Bataafsch Genootschap (Stadsarchief Rotterdam).

Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte. Uit: ‘Bevorderaars der wetenschap’ door jhr.mr. C.C.van Haarlem, Valkenburg, 1978
Vervolg Molentje en vuurmachine op buitenplaats Groenendaal. 1978, pagina’s 126-127

Verdere komst van stoommachines in Heemstede

In 1840 vroeg de blekerijfirma Joh. van Houten Hz. bij Gedeputeerde Staten en gemeente goedkeuring een stoomketel te mogen plaatsen.  De burgemeester van Heemstede had bezwaren maar gaf goedkeuring na inachtneming van een aantal bepalingen. Zie afschrift:

stoomketel1
Aanvrage/goedkeuring stoomketel bij bleekerij Van Houten (1)
stoomketel2
Vervolg afschrift stoomketel blekerij Van Houten (2)
stoomketel3
Slot afschrift stoomketel blekerij Van Houten

Mr.J.W.Groesbeek bericht in zijn boek ‘Heemstede in de Historie’ (1972) het volgende: ‘(…) Op éen derzelve heeft men in 1840 getracht door middel van een stoomwerktuig de daaraan verbonden werkzaamheden te doen uitvoeren. Hetzelve heeft in de uitvoering echter zovele bezwaren opgelevers, dat de eigenaar gemeend heeft het genoemde werktuig weder te moeten wegnemen, en zijn werk thans weder op de vroeger gebruikelijke wijze verrigt. Het is jammer dat dit experiment zo slecht afliep, maar het getuigt toch wel van grote voortvarendheid, dat men de nieuwe mogelijkheden zo spoedig in praktijk trachtte te brengen. Pas in 1853 deed een “stoomwerktuig” opnieuw ijn intrede in de gemeente, maar nu bij de duinwaterleiding.’  Klaartje Schweizer bericht in het blad ‘Alledaagse‘(1993): ‘Tussen 1856 en 1858 worden de eerste stoommachines op de blekerijen geplaatst. Twee komen er in Den Haag, een in Utrecht en een bij Thorp in Heemstede aan de Glip, een gebied waar men net als in Overveen vanouds veel Blekerijen lagen. In 1860 volgt de tweede stoommachine in Heemstede, bij het bedrijf van Breed. Na 1870 vindt de doorbraak van de stoommachines plaats’. De stoommachine bij de blekerij de Morgenstond Thorp is in 1857 geplaatst, een primeur bij de Heemsteedse blekerijen. Het werktuig werd met turf gestookt en leverde een vermogen van 3 paardekracht. De eigenaar M.Thorp was met het resultaat bijzonder tevreden. 

ddd_010240303_mpeg21_p003_image
In 1860 nam J.van der Kruis bleekerij ‘de Morgenstond’ van J.Thorp over (Opr. Haerlemsche Courant, 19-2-1860)
ddd_010528821_mpeg21_p004_image
Openbare verkoop van de stoom-kleerenbleekerij de Morgenstond, advertentie in Opr. Haerlemshe Courant van 15 maart 1869

 ============================================

Toen P.J.Lutgers deze tekening en litho vervaardigde (1843) was het pompgebouw net afgebroken. Enkel het molentje van Groenendaal zis nog zichtbar, naast de nabiigelegen belvédère
Toen P.J.Lutgers deze tekening en litho vervaardigde (1843) was het pompgebouw al afgebroken. Enkel het molentje van Groenendaal is nog zichtbaar, naast de nabijgelegen belvédère
Ontwerp stoommachinegebouw van Cruquius (Heemstede) en Lijnden (Sloten) 1852
litho

                                                        Steendruk van stoomgemaal Cruquius

Cruquius

 Oude ansichtkaart met rechts stoomgemaal  Cruquius en links de oude brug over de Ringvaart naar Heemstede

Afbeelding van stoommmachine van de firma J.J.de Waal Malefijt – ‘Well Works’ – Overveen bij Haarlem, in gebruik bij de aanleg van de waterleiding van Leyduin naar Amsterdam