Tags
Bunge, Huis ter Weeuwen, Margaretha Jacoba de Neufville, Middelhout, Scholenaer, Wijnstroom, Zuider Buiten Spaarne
De eigenaren van Spaarnhout/Sparenhout /Spaar en Hout
Circa 1622 is het terrein aan de westelijke oever van het Spaarne volgens de kaart van Balthasar Floris van Berckenrode in bezit van juffrouw Hoffman. Er is dan nog een bebouwing.
1631-1641 stichting wanneer Johan Corneliszoon Geelvinck, oud-burgemeester van Amsterdam en eigenaar van het nabijgelegen ‘Oosterhout’ een tuin en tuinland verkopen aan Andries en Sacharias Hoofman/Hooftman (1631) en 1641 [gelet op jaartal in tuinmuur aan de Kleine Houtweg] van het huis met als eerste bewoner Zacharias Hooftman, zoon van een Vlaamse immigrant die zich in Haarlem had gevestigd. Zacharias was koopman in Amsterdam, waar hij een herenhuis had aan de Herengracht en bovendien nog een woning in de Koningstraat te Haarlem. Hij huwde met Eva Voet en overleed in 1648.
1651 Weduwe Eva Hooftman-Voet verkoopt de (nog naamloze) hofstede met huis, schuren, plantage c.s. voor ƒ 11.150,- aan François de Vicq (1603-1678), ook al zoon van een Zuidnederlandse immigrant die zich als lakenkoper in Amsterdam had gevestigd. De zoon die in 1626 in Padua was gepromoveerd was in zijn tijd een bekwaam chirurg. In 1661 kocht hij voor 14.800 gulden twee percelen aan de Herengracht, waarop hij een dubbel grachtenpand liet bouwen dat in 1670 werd voltooid. Thans (erfgoed)huis en tuin Mirandolle, Herengracht 476, van de Vereniging Hendrick de Keyser
1676 De Vicq verkoopt Spaarnhout aan de Amsterdamse zijdelakenhandelaar en -fabrikant Philip de Flines voor ƒ 9.580,-, welk buiten door hem is verfraaid.
De Flines was een groot verzamelaar van kunst, prenten, penningen en boeken en speelde een rol binnen het literaire genootschap ‘Nil Volentibus Arduum’ [‘niets is moeilijk voor hen die willen’]. Op Spaarnhout bezat hij een botanische tuin met exotische gewassen. Verder een naturaliënkabinet. Door Constantijn Huygens jr. werd De Flines met nadruk een “curieux en matière de peinture d’Architecture et de Jardinages’ genoemd. De bijzondere gewassen van Spaarnhout werden geroemd door de Leidse hoogleraar en botanicus Paulus Hermann in zijn ‘Paradisus Batavus’ uit 1698. Medicus en dichter Govert Bidloo noemt Spaarnhout in diens ‘Mengel Poëzy’ uit 1719:
“Wat pluim en ongediend, wat zaaden en gewassen
Gedroogt en opgezet. T nieuwsgierig oog verrassen
Met schijn van leeven: dit zal beeter voegen by
Een zang van Spaarenhout, dat met zijn ’Kruidery,
Zijn’ Bloemen, en Geboomte en Beesten u gezonden
Uit Afrikaner, en Amerikaanse gronden,
Uw’ liefde en kennis toont, van al wat wassend leeft,
En water, huis, en hof, en nut, en welstand geeft (…)”
1701 De erfgenamen transporteren Spaarnhout – het oude huis is intussen gesloopt en door De Flines vervangen door een gebouw met koepelvormig uitbouwsel aan het Spaarne – voor ƒ 20.600,- aan Guillelmo (Willem) Pels (1659-1709), commissaris van Amsterdam en later ook schepen. Hij was een vermogend koopman. In 1702 werd het nabijgelegen buitentje Middenhout/Middelhout aan de Kleine Houtweg voor ƒ 4.800,-gekocht van Johan Cockeijs aan Guillelmo Pels, welke kleine hofstede – oorspronkelijk bezit van Willem van Heythuizen en op de grens lag van ten dele in Haarlem, nabij het Hofje van Heijthuizen en ten dele in Heemstede. Pels overleed op 1 mei 1705 In 1714 transporteerden de voogden over de drie kinderen Van Pels én Suzanna Valckenier de hofstede Spaarnhout voor 15.0000 gulden aan Abraham Edens, intussen met een omvang van 2 morgen en 390 roeden. In 1720 door de weduwe en voogd Eghbert Edens verkocht aan de (doopsgezinde) koopman, stadsbestuurder en rentenier David Mattheus de Neufville , waarna Spaarnhout meer dan 130 jaar in bezit zou blijven van deze familie. [Voor 2 nieuwe appartementencomplexen op het terrein van Spaarnhout aan de Kleine Houtweg, Middelhout genoemd naar de vroegere hofstede, zie BIJLAGE aan het slot van dit blog].
1705 overleed Pels en verkochten de voogden van zijn kinderen als erfgenamen van G.Pels en Zuzanna Jacoba Valkenier 9 jaar later de hofstede, inclusief Middelhout in 1714 voor 15.000 gulden aan Abraham Edens
[1712 De dichter Lucas Schermer schrijft een herderszang in herinnering aan de overleden Haarlemse dichter Jacob Viruly, waarin ook het Spaarne wordt bezongen, gepubliceerd in de bundel ‘Poezy’, waarin ook een gravure met allegorische voorstelling voorkomt en daarbij Spaarnhout op de achtergrond is verbeeld].
1720 Josina Pieters Edens en haar voogd Egbert Edens verkopen de hofstede voor 20.000 carolusgulden aan de vermogende zijdelakenkoopman David Mattheus de Neufville (1684-1731). En wordt voor het eerst Spaarenhout genoemd. Het buiten zal nu 136 jaar in bezit blijven van deze familie. D.M. de Neufville liet de initialen van zichzelf en zijn echtgenote verwerken in een ornament van de ijzeren toegangspoort aan de Kleine Houtweg. (1)
1722 koopt D.M.de Neufville tevens het naastgelegen Oosterhout voor ƒ 11.500,- van de erfgenamen van Eva Geelvinck, weduwe van Hendrik Bicker.
[De dichter J.B.Wellekens noemt Sparenhout in zijn ‘Verscheiden gedichten’, 1729, deel 2, blz. 455: “Gelyk de schoonste Hoeve aan ’t Sparen”].
1731 De weduwe Jacoba Elisabeth van Gelder verkoopt het verkleinde Oosterhout voor 6.700 carolusgulden aan Reynaldus van der Linden.
1746 Via een veiling op ‘Keukenhof’ kocht de weduwe borstbeelden op piëdestallen die in de tuin van Spaarenhout zijn geplaatst.
[De in Bloemendaal geboren Matthijs Decker die in Engeland fortuin maakte bezocht in 1748 zijn vaderland en ging langs bij collega-kooplieden/magistraten in Amsterdam of op hun buitens in Kennemerland of de Vechtstreek. In een dagboek schreef hij op 6 juli: “De heer Feytema, diens vrouw en ik gingen naar Haarlem. We bezochten het huis van mevrouw Fromont en dineerden op Spaarnhout, het prachtige buiten van mijn oude baas De Flines. Het wordt nu bewoond door de weduwe van David Mattheus de Neufville, die ons te eten had gevraagd. Zij zette ons het meest grandioze en edele diner voor dat ik meemaakte tijdens mijn verblijf in Holland. Er waren twee gangen van ieder 31 schotels en iedere schotel was meer dan volmaakt opgemaakt. Haar twee zoons en hun vrouwen waren eveneens aanwezig, evenals haar dochter en schoonzoon en de heer en mevrouw Van Lennep van Meerenberg. De ontvangst was even voortreffelijk als de hoffelijkheid en voorkomendheid van het hele gebeuren. Alle aanwezige heren nodigden mij uit te komen dineren. Ik moest alle invitaties wel afslaan. We keerden ’s avonds zeer voldaan terug naar Amsterdam.” (2)
– 1773 bewonen zoon Jacob de Neufville en echtgenote Margaretha Verhamme de buitenplaats.
Na 1773 Zoon David Mattheus van Gelder de Neufville [die de naam van zijn moeder in zijn familienaam heeft opgenomen], getrouwd met Elisabeth Barnaart, wordt nieuwe eigenaar. Behalve koopman was hij ook magistraat en bracht het tot loco-burgemeester van Amsterdam.
[1804 laat Adriaan Loosjes in diens ‘Hollands Arkadia’ Cornelis na aankomst bij de hofstede Sparenhout zeggen: “Een zeer eigenaardige naam, omdat deze Hofsteede zowel aan het Spaarne als aan den Hout uitkomt. Immers, maar weinige Buitenplaatsen hebben dit voorrecht, en geene zo volkomen als deze, welke in het Spaarne ter eener zijde en in den Hout ter andere ziet.”]
1806 uitbreiding met het buitenverblijf ‘Lommerlust’ en een boerenwoning ‘vanouds het Maagdenhuis’, beide aangekocht voor ƒ 4.600,- elk.
1814 Na zijn dood bewoond door oudste dochter Margaretha Jacoba de Neufville. Door een ongelukkige val als kind was zij sindsdien kreupel. Zij werd verliefd op Hendrik Balthasar Smissaert, maar haar vader was tegen een huwelijk. Zij bleef ongehuwd en wijdde haar leven aan het onderhoud van de buitenplaats en de letterkunde. M.J.de Neufville schreef behalve vertalingen, kinderverhalen ook, geïnspireerd door Jacob van Lennep een historische roman ‘De Schildknaap’ (1829) , die in de Middeleeuwen speelt. Ook tekende zij uit liefhebberij portretten. Ze hield verder een dagboek bij dat nog grotendeels moet worden gepubliceerd. In 1806 noteerde zij: “Ik hoop dat eens mijn landgenoten mijn werk zullen rekenen tot de Nederlandsche literatuur.” In de wintermaanden bewoonde ze het ouderlijk huis Herengracht 477. Omstreeks 1820 is het huis Sparenhout ingrijpend verbouwd – zoals te zien op een litho van P.J.Lutgers – naar een ontwerp van de Amsterdamse architect M.G.Tetar van Elven.
Spaar en Hout.Ingekleurde steendruk door P.J.Lutgers,circa 1840
1856 Spaarnhout werd geërfd door Abraham de Neufville, haar enige broer. Omdat deze al in ‘Houtvreugd’ aan de Paviljoenslaan woonde liet hij het veilen.
1857 Julius Bunge uit een koopmansfamilie, oorspronkelijk afkomstig uit Duitsland maar fortuin gemaakt in Amsterdam, koopt de buitenplaats voor ƒ 24.500,-.
Tot 1926 zullen drie generaties Bunge eigenaar zijn, Zoon Julius G.Bunge was medeoprichter van de Wagner Vereniging. Na zijn dood in 1908 vestigde de weduwe Charlotte Cornelie Emilie Eggeling zich vanuit Amsterdam permanent op Spaar en Hout. Hun zoon Julius Carl Bunge werd nieuwe eigenaar en bouwheer ook van Kareol in Aerdenhout (1908-1912).
1926 verkoopt de familie Bunge de buitenplaats aan de gemeente Heemstede, die voornemens was daar de Vereniging voor Bloemencultuur onder te brengen. Dat werd gedwarsboomd door de annexatie van 1 mei 1927, waarbij Haarlem tot de Blauwe Brug werd uitgebreid.
1927 Villabouw op het terrein stuitte op verzet. Nieuwe koper voor 200.000 gulden werd de opgerichte Stichting Spaar en Hout die hier een Doopsgezind Bejaardenhuis vestigde. Het oude (verwaarloosde) huis werd tussen 1928 en 1930 verbouwd en passende nieuwbouw met twee vleugels kwam tot stand, ontworpen door architect Klaas Jonkheid. De theekoepel aan het Spaarne, een rijksmonument, bleef staan en is in intussen helemaal gerestaureerd. Leonard A.Springer tekende in 1929-1930 voor reorganisatie van de tuin, waarbij oude bomen waar mogelijk intact bleven. In de hal van het in 1986 gerenoveerde gebouw is een tegel ingemetseld met het volgende opschrift: “De Stichting ‘Spaar en hout’ werd geopend in de maand mei van het jaar 1930 onder bestuur van Vincent Loosjes, voorzitter, Michiel Lugt, Pieter Herman Craandijk, Mr. Jan Deenik, secretaris” Verder met kleinere letters: “Architect K.Jonkheit, Aann. Fa. Martens & Zn., Tuinarchitect Leonard A.Springer”. Over de verbouwing tot doopsgezind rusthuis, zie o.a. P.A.Vis: Spaar en Hout. In: Doopsgezind Jaarboekje 30, 1931, p. 104-109.
1930 Op 20 mei feestelijke opening van het nieuwe rusthuis aan het Zuider Buiten Spaarne en de Kleine Houtweg 139.
1986 Verbouwing van Spaar en Hout
1999/2000 Restauratie van theekoepel aan het Spaarne.
2010/2012 Ingrijpende restauratie, waarbij de wooneenheden zijn vergroot door hun aantal te verminderen. Ook het restaurant en de conversatiezaal zijn opgeknapt.
Uit de tuin zijn in 1989 twee marmeren borstbeelden gestolen en in juli 1991 de historische zonnewijzer. Op het voorgazon is een grenssteen Heemstede-Haarlem geplaatst die vanouds nabij het hofje van Heijthuizen stond Achter in de tuin bij het Spaarne staat een neoclassicistische houten tuinkoepel met Dorische pilasters.
Noten
(1) Aan de overzijde van het Spaarne aan de Schalkwijkerweg lag een boerenhofstede ‘Spaarenhout’, lange tijd een van de meest toonaangevende boerderijen en in 1952 door de gemeente Haarlem onteigend. Marcel Bulte schrijft hierover in het boek ‘Schalkwijk’ (1999): “In de tweede helft van de zeventiende eeuw lag op deze plaats een wat kleinere boerderij die vermoedelijk tussen 1654 en 1688 was gebouwd. De toenmalige ‘huijsmanswoningh’ had een deel van haar bijbehorende stukken land – ruim drie morgen groot – in de vrijdom van Haarlem liggen en een ander deel in de banne van Haarlemmerliede en Noord-Schalkwijk. Tussen 1720 en 1870 waren de boerderij en eigendom van de bekende familie De Neufville. David Mattheus de Neufville, geboren in Amsterdam op 6 juli 1684 en kleinzoon van de begin zeventiende eeuw in Haarlem geboren Balthasar de Neufville, was van zijn familie de eerste eigenaar. David de Neufville vergrootte het bedrijf tot een omvang van ruim tien morgen. Via vererving werd het bezit in 1819 met nog eens 1,5 morgen bosland uitgebreid en in 828 met nog eens twee bunder wei- en hooiland, afkomstig van de boerderij ‘Boschlust’. De laatste telg uit het ‘De Neufville’-geslacht was Abraham de Neufville.”
(2) Citaat uit: Het dagboek van sir Matthew Decker; een Nederlandse Engelsman over Nederland in 1748 en een overzicht van de buitens in de 18de eeuw. Van commentaar voorzien en bewerkt door dr.A.Doedens, L.Mulder en A.C.Bijsmans. Baarn, Bosch en Keuning, 1987.
Hans Krol
VERDERE LITERATUUR
– Chr. Bertram. Noord-Hollandse Arcadia. Stichting Provinciale Atlas Noord-Holland/Canaletto-Repro Holland, 2005.
– A.van Damme. De buitenplaatsen te Heemstede, Berkenrode en Bennebroek 1628-1811. Haarlem, Gebr. Van Brederode, 1903.
– Documentatiemap Sparenhout, in collectie Heemstede, Noord-Hollands Archief.
– C.F.Jansen. De buitenplaats ‘Spaar-en-Hout’ In: Haerlem Jaarboek 1959. Haarlem, 1959, blz. 101-110.
– M. Gravendeel. 75 jaar ‘Spaar en Hout’ 1930-2005.
– G.H.Kurtz. De Haarlemse Hofjes. Haarlem, 1951 [Voor informatie over ‘Middelhout’, blz.122-123].
– H.Slagter-Wieringa. Het buiten Kareol te Aerdenhout en zijn Bouwheer “De stille Heer van Kareol”. 1974.
Internetsite: http://www.weeshuisdoopsgezinden.nl
– Bert Sliggers. Buitenplaatsen aan het Zuider Buiten Spaarne in de rug van de Haarlemmerhout. In: Haarlemmerhout 400 jaar. Haarlem, 1984, blz. 112-114.
– P.A.Vis. Spaar en Hout. In: Doopsgezind jaarboek 30, 1931, p.104-109.
– Voorontwerp bestemmingsplan Spaarnhout; door L.B.Idema en Jan Dekker. Haarlem, Openbare Werken, 1985.
– Werken van K.Jonkheid, arch N.I.V.A. te Heemstede, in: Het Bouwbedrijf, 1931, pp.120-123.
INTERNET: http://onh.nl-NL/verhaal/1912/Spaer-en-hout
http://www.pro-senectute.nl/zorgbalans/sparenhout
(Haarlems Dagblad, 17juni2000)
(Haarlems Dagblad, 21 juni 2000)
BIJLAGE: HET HUIDIGE MIDDELHOUT: 2 appartementencomplexen sinds 1998
Het gehele park van Spaar & Hout beslaat anno nu 3,68 hectare – vóór 1927 ressorterend onder de gemeente Heemstede en sinds de annexatie van 1 mei in dat jaar geannexeerd door de gemeente Haarlem. In 1927 werd het landgoed Spaar& Hout verkocht aan de Stichting ‘Weeshuis der Doopsgezinden’, die er vervolgens een rusthuis bouwde. Naar een ontwerp van architect Klaas Jonkheit op 20 mei 1930 officieel geopend, De moestuin raakte in ongebruik en dat stuk werd in 1950 verpacht aan de Plantsoenendienst van de gemeente Haarlem. Zij kweekten er struiken en bomen en gebruikten het terrein ook voor de opslag van materiaal en voertuigen. Maar de Plantsoenendienst wilde rond 1990 meer ruimte en heeft toen een groter terrein buiten de stad betrokken. Het rusthuis Spaar & Hout had het terrein van de moestuin niet nodig om het eigen park uit te breiden. Toen werd overwogen om het uit te geven aan een woningbouwcorporatie om daarmee extra inkomsten te genereren. Maar op 30 mei 1996 heeft de stichting Spaar & Hout in overleg met het Weeshuis der Doopsgezinden de stichting MIDDELHOUT opgericht,. Als architect werd Klous en Brandjes aangetrokken. Leningen werden gesloten bij de Generale Bank, de Belgische Bank, die later werd overgenomen door Fortis en ABNAMRO. Het weeshuis verstrekte ook een lening en stond bovendien garant voor de leningen van de Generale Bank. Als makelaar en eerste beheerder functioneerde het kantoor Strijbis. Later werd die rol overgenomen door PreWonen en daarna door het kantoor Boonstra/Heijmeijer. De eerste bewoners kwamen in januari 1998. Het eerste bestuur van Middelhout werd gevormd door Sjaak Kanbier, Marijke Reinders Folmer, Fieth Corbet, Piet Krom, Hans Leepel, Bert van Dijk en Hendrik Blanksma. In het huidige bestuur zitten Janneke Kanbier, de weduwe van de eerste voorzitter, Cees Wiersma, Gerrit Jonker en Hendrik Blanksma. De stichting ‘Middelhout’ heeft verschillende verbindingen met de Doopsgezinde Gemeente te Haarlem. Zo moet een meerderheid van de bestuursleden lid zijn van de doopsgezinde gemeente in Nederland. En de stichting heeft als doelstelling naast het huisvesten van ouderen ook het behoud van cultureel en kerkelijk erfgoed, met name van doopsgezind erfgoed. Uit oogpunt van ‘good governance’ is daarbij vastgesteld, dat de bestuursleden van de stichting Middelhout worden benoemd respectievelijk herbenoemd door de Raad van Toezicht. Deze RvT wordt op zijn beurt benoemd door het samenwerkingsverband van drie Haarlemse doopgezinde stichtingen, namelijk het Predikfonds, het Weeshuis der Doopsgezinden en het Fonds Van Zanten. Bovenstaande informatie is verstrekt door drs. Hendrik Blanksma
Bart-Jan van Gaart gezegd:
Hallo, het portret van Bunge is niet in 1925 maar in 1941 in Wuppertal verbrand. Niet in het familiehuis van de Bunges maar in een opslagloods die door de Engelsen gebombardeerd was. Het portret maakte deel uit van de volledige inventaris van huize Kareol (1908-1979) dat Jules Bunge aan de van Lennepweg in Aerdenhout had laten bouwen en dat na zijn dood geerfd werd door zijn adoptief dochter Hilde Rusag. Na haar dood in 1941 erfde haar familie o.a. Kareol. Deze gaf opdracht om de hele inboedel naar Duitsland over te brengen waar het bij een bombardement verloren is gegaan. (Bron: H. Slagter-Wieringa, Kareol en zijn Bouwheer. Bloemendaal 1975
Kasper P.J. Janse gezegd:
Een correctie op dit interessante artikel: Julius Carl Bunge was niet de zoon van de laatste bewoonster van Spaar en Hout (Charlotte C.E. Eggeling), maar van de eerste vrouw van J.G. Bunge (Emilie Julie Bunge), die in 1899 overleed.
Graag zou ik enige vragen stellen aan de schrijver van dit artikel.
Met vriendelijke groet,
Kasper P.J. Janse, Pianola Museum
Helena Schroeder gezegd:
I enjoyed this article! Can you tell me where the print of Spaarenhout by Andries de Leth is located? Is it in a museum collection in the Netherlands? Bedankt!
Hans Krol gezegd:
Dear Helena Scrhroeder, in answer I let you know that an original print of estate Spaarenhout bij Hendrik de Leth in the book ‘Het Zegenpralent Kennemerlant’, 1730, is present in several collections both archives and libraries, such as Rijksmuseum-Amsterdam, University library Leyden,, University library Amsterdam Rijksdienst Cultureel Erfgoed Zeist, Noord-Hollands Archief Haarlem etc,I believe I have also a copy in mij private collection. With best wishes, Hans Krol
Hessel Krol gezegd:
Ten eerste dank voor alle interessante en nuttige informatie op deze site; ik heb er in de loop der tijd veel van opgestoken.
Wat Spaar en Hout betreft het volgende: langs het voetpad aan de Kleine Houtweg is in het afgelopen voorjaar een gasleiding gelegd. Toen de gegraven sleuf weer was dichtgegooid lag de grond bezaaid met scherven van oud aardewerk. Daartussen heb ik een Romeinse munt gevonden, een follis van Constantius uit 303, geslagen in Trier. Ook vond ik een fragment van Romeins aardewerk uit de 1e eeuw. De archeologen aan wie ik de vondsten heb laten zien houden het er op dat de munt en de scherf in latere tijden dan de Romeinse aan de Houtweg terechtgekomen zijn. Ik moet beamen dat die verklaring van een vondst zo dichtbij een classicistische tuin geen onmogelijke gedachte is.
Maar wie op de hoogtekaart van Arcgisonline de tuin van Spaar en Hout bekijkt ziet met een beetje goede wil de omtrekken van een Romeinse villa met vrijwel dezelfde afmetingen als de Villa Rijswijk die bij het Archeon is nagebouwd.
Wie weet heeft ter plekke aan het Spaarne daadwerkelijk een Fries-Romeinse villa gestaan en is daar de geschiedenis van Haarlem (of moet ik Heemstede zeggen) ooit begonnen. Dat is toch op zijn minst een interessante hypothese, lijkt mij.