GESCHIEDENIS VAN HERNHUTTERS OFWEL EVANGELISCHE BROEDERGEMEENTEN (EBG) IN ZEIST, HAARLEM EN HEEMSTEDE
In vertaling: ‘Ons Lam heeft gewonnen. Laten we Hem volgen’.
Op 21 september organiseerden de heren Arie van Loenen en Niek van Trigt voor leden van Probus Kennemerland 1 een excursie naar Zeist waar een rondleiding werd verzorgd naar het broederhuis, de kerk en begraafplaats van de Evangelische Broedergemeente ofwel Hernhutters, voor welke piëtistische stroming binnen het Protestantisme Zeist het middelpunt is. Uitleg werd ontvangen van broeder Leo Baauw, psycholoog en orthopedagoog van professie, verbonden aan adviesburo Comenius.
Ook in Haarlem beschikt de Evangelische Broederschap over een eigen kerk en feitelijk gaat de geschiedenis in Zuid-Kennemerland terug naar omstreeks 1735-1740 toen enkele vooraanstaande Doopsgezinden zich mede aansloten bij de Broedergemeente, een min of meer oecumenische beweging in ons land verspreid door de Duitse graaf Nikolaus Ludwig von Zinzendorf, die sterk de nadruk legde op vroomheid en emotionele geloofsbeleving
Voorgeschiedenis: JOHANNES (JAN) HUS
Reeds in de vijftiende eeuw ontstond in Tsjechoslowakije een ‘Broedergemeente’, los van Rome, met de Bijbel als enige autoriteit, welke onder een strenge tucht in navolging van Christus wilde leven. Als gevolg van vervolgingen door de Habsburgse monarchie en Roomse kerk bleven na het overlijden van ‘grondlegger’ Jan Hus maar weinig resten over, totdat in de jaren twintig van de 18e eeuw de graaf van Zinzendorf en Pottendorff daarin nieuw leven en bezieling bracht. Op zijn landgoed in Saksen werd met uit Moravië gevluchte broeders een nieuwe broedergemeente gesticht onder de naam ‘Herrnhut’. Met de Heer onder wiens hoede men wilde leven werd niet Von Zinzendorf bedoeld, mar Jezus Christus bedoeld. ‘Deze von Zinzendorf vertegenwoordigt het Piëtisme naar twee kanten: het warme, persoonlijke geloof, niet zonder sentimentele uitingen; men sprak over Jezus graag als “broeder lammetje”, Maar Von Zinzendorf gaf ook de stoot tot een gigantisch zendings- en ontwikkelingswerk van Groenland tot Labrador, en later van Alaska tot Australië’ (E.Sneller). Ook in ons land begonnen na 1734 de zogeheten Hernhutters hun zendingswerk, waarbij Zeist het centrum werd en nog is tot in onze tijd.Ook in Haarlem vonden de broeders aanhang, vooral in Doopsgezinde kring. Sinds 1876 wordt beschikt over een aanzienlijk kerkgebouw in de Parklaan. Toch bleef hun aanhang en invloed beperkt en telde het aantal dopelingen van de evangelische broederschap in Haarlem en omgeving nooit meer dan ongeveer 100, waarmee deze protestantse denominatie zo ongeveer de kleinste bleef. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de Nederlanders te nuchter zijn voor een piëtistische, op emoties gerichte, geloofsovertuiging. Daarentegen vonden zendelingen van de Hernhutters in de 18e eeuw – mede dankzij de West-Indische Compagnie – in de Hollandse kolonie Suriname een vruchtbare voedingsboden en beschouwt vandaag de dag nog minstens 40% van de Creolen zich als lid van de Evangelische Broeder Gemeente (EBG).
De oorsprong van de Herrnhutters gaat terug naar de Tsjechische kerkreformator Johan Hus (1369-1415) die om zijn gedachtengoed tijdens het concilie Van Konstanz als ketter tot dood op de brandstapel werd veroordeeld. Zijn laatste woorden zouden volgens één bron zijn geweest: ‘de waarheid sterft niet vlammen’, maar volgens een andere lezing ‘’sancta simplicitas’ [heilige eenvoudigheid], wat hij tegen een oude vrouw zou hebben gezegd die net een tak vak voor de brandstapel kwam aandragen. Een andere lezing is dat Hus in het Tsjechisch heeft gezegd ‘pravda vitezi’ , wat zoveel betekent als ‘de waarheid zal overwinnen’. De martelaarsdood van Hus leidde tot een bloedige oorlog. Volgelingen van Hus stichtten in 1457 een gemeenschap van liefde en vrede in het dorpje Tsjechische Kunwald. Dat was het begin van een kleine protestantse gemeenschap, die de kerk van de Boheemse Broeders ofwel ‘Unitas Fratrum’ werd genoemd. Na de Dertigjarige Oorlog zijn de broeders vervolgd en zocht een groepje vervolgden uit Bohemen en Moravië een toevlucht op het landgoed van de Duitse rijksgraaf Nikolaus Ludwig von Zinzendorf.
Graaf Von Zinzendorf en Herrnhut
Als student Zag Von Zinzendorf in Düsseldorf een schilderij van Christus met een doornenkroon en met als onderschrift ‘’Dit deed ik voor U, wat doet gij voor Mij?’. Deze afbeelding met tekst heeft hem wezenlijk beïnvloed in zijn latere denken en daden. ‘Moravische broeders’, volgelingen van Hus, vonden onderdak en bescherming bij Graaf von Zinzendorf. Zij werden zendelingen, waarbij de Duitse graaf voorop ging. De piëtistische opwekkingsbeweging, gekenmerkt door een Christocentrische theologie, was mede een reactie geworden op het orthodoxe protestantisme. Als feitelijk stichtingsjaar geldt 1722 toen Nikolaus von Zinzendorf op zijn landgoed ‘Mittelberthelsdorf’ de nederzetting Herrnhut [‘Unter des Herrn Hut’ ofwel onder de hoede van de Heer] stichtte, waar zich vrome leden van de broederschappen vestigden, zich baserend op het gedachtegoed van de hussieten en verschillende piëtistische ideeën ten aanzien van liefde voor de naaste, tolerantie, oecumene een actief zendingsbewustzijn. De Duitse graaf maakte vele reizen in Europa en Amerika ter verspreiding van het evangelie en zijn spiritualiteit en liturgie, waarin de muziek een centrale rol speelt.
Slot Zeist
Von Zinzendorf, wiens credo luidde ‘de wereld is mijn parochie’ kwam in 1736 voor het eerst naar Nederland en vond na problemen te hebben gehad met een vrije godsdienstoefening in IJsselstein, waar de plaatselijke bevolking zeer gekant was tegen de komst van Herrnhutters, een gewillig gehoor bij de doopsgezinde predikant Johannes Deknatel (1698-1759) en schrijver/uitgever Iaac Le Long (1683-1759), beiden uit Amsterdam. De meeste sympathie vond hij bij de Amsterdamse ijzerhandelaar Cornelis Schellinger (1711-1778), zoon van Doopsgezinde ouders, (1) die in 1745 het uit 1685 daterende slot Zeist kocht voor ƒ 157.000,- van graaf Willem Adriaan van Nassau-Odijk.
Die verwerving markeert de wording van de Zeister Broedergemeente. Het waren vooral doopsgezinden die zich bij de nieuwe geloofsgemeenschap aansloten. Met toestemming van de vermogende doopsgezinde koopman Schellinger, heer van Zeist en Driebergen, vestigden zich een aantal Herrnhutters in Zeist, aanvankelijk in het slot met een kerkzaal, totdat in de tuin van het kasteel, links en rechts van de oprijlaan een Broeder- en Zusterplein bebouwd, waarvoor de Duitse architect F.W.Neisser sinds 1745 was ingeschakeld. In 1794 waren beide huizencomplexen nagenoeg voltooid.
Vandaag de dag nog is het in 1768 gebouwde kerkgebouw met een wit interieur (duidend op reinheid) het centrum is van de Broedergemeente Zeist in ons land en van waaruit sinds 1793 dit Zendingsgenootschap mondiaal het geloof verspreidde, vooral met succes via de WIC in Suriname, waar de Herrnhutters sindsdien een belangrijke rol spelen in het leven van alle dag, niet slechts kerkelijk maar ook op de gebieden van onderwijs, gezondheidszorg en financiën. In 1767 heeft voornoemde ambachtsheer de hoge heerlijkheid Zeist verkocht aan Maria Agnes Gravin von Zinzendorf und Pottendorf, de dochter van de stichter der Herrnhutter Broedergemeente. Schellinger bleef nog heer van Driebergen, verliet het slot en betrok samen met zijn gezin voor 20.000 gulden het mooiste huis aan het Broederplein dat was gebouwd in opdracht van Matthijs van Beuning en waar hij tot zijn overlijden in 1768 woonde. De nieuwe Vrouwe van Zeist bleef in Duitsland wonen en voor zover bekend slechts twee maal het slot bezocht dat zij verhuurde en verder alles overliet aan een rentmeester. Sinds 1924 is de gemeente Zeist eigendom van het slot, in gebruik van enkele fraaie zalen die zijn gerestaureerd en voor culturele doeleinden gebruikt worden. Op 28 mei 1793 kwamen in Zeist 34 broeders bijeen om de statuten te ondertekenen van wat destijds de ‘Broedersociëteit ter Uitbreiding van het Evangelie onder de Heidenen’ heette en het later nog altijd bestaande ‘Zeister Zendingsgenootschap (ZZg) wordt genoemd.
Archief en bibliotheek van de Evangelische Broedergemeente Zeist zijn intussen grotendeels vanwege betere bewaarmogelijkheden ondergebracht in het Utrechts Archief, met daarbij een groot aantal historische muziekpartituren.
- Ook een broer van Cornelis, Jacob Schellinger kwam onder invloed van Von Zinzenberg. Laatstgenoemde was tevens beïnvloed door de Rijnlandse theoloog en piëtist Gerhard Tersteegen, evenals Adriaan Pauw, kleinzoon van de raadpensionaris en als erfgenaam zelf ambachtsheer van Heemstede van 1698 tot 1704.
Nederland
Wereldwijd tellen de Hernhutters circa 800.000 leden in vele landen, merendeels in Afrika, vooral Tanzania en Zuid-Afrika met 600.000 leden, Midden- en Zuid-Amerika (Suriname) en het Caribisch gebied (Jamaica). In Europa ruim 25.000 leden in Duitsland, Nederland en Letland. In ons land zijn de meeste aanhangers te vinden onder de Surinaamse Nederlanders en in enkele steden. Er zijn kerken te vinden in Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Haarlem, Alkmaar, Hoorn, Den Helder, Heerhugowaard, Rotterdam, Utrecht en Zaanstad. In 1746 is in Zeist de eerste synode gehouden door de Hernhutters, een traditie die tot in onze tijd wordt voortgezet.
Gabriël Briski, Houtlust en de Haarlemmerhout
In Amsterdam in 1735, is in Haarlem een jaar later een (kleine) Broederkring gevestigd. De uit Herrnhut en oorspronkelijk uit West Galicië (Oekraïne) afkomstige Gabriël Briski (Brischki) heeft zich als zendeling in Haarlem gevestigd en vond daarbij aansluiting bij lokale Mennonieten ofwel Doopsgezinden. Op 10 oktober 1742 kocht hij huis en erf, zijnde een voormalige herberg, vanouds genaamd ‘Oude Verbrande huis’ aan de Nieuwe Hout daterend van voor 1698. Hij betaalde hiervoor ƒ 1.750,- aan juffrouw Anna van Tongeren, de weduwe van Isaäc Snep, voor welk bedrag hij ook nog twee kleine huisjes verwierf– bewoond door Daniel van Meurs en Willem Verkuijl – gelegen aan de Meester Lottenlaan. Briski noemde de oude herberg in de Haarlemmerhout voortaan ‘Houtlust’. Vanuit een juridisch oogpunt ressorteerde de Hout onder de ambachtsheer Van Heemstede. Met andere piëtistisch georiënteerde doopsgezinden ging Briski godsdienstoefeningen houden in zijn huis. De officiële staatskerk verzette zich hier fel tegen en noemde Brischki ‘een vreemdeling hier te lande’. Men zorgde ervoor dat de vroedschap van Haarlem een verbod uitvoerde om dergelijke bijeenkomsten te houden. Briski verzette zich hiertegen en wees de magistraten op ‘de vrije Nederlanden’ en argumenteerde ‘dat dog vrijhijt verleent word in deze Landen, aan vergaderingen, daar geheel wat anders geleert word.’ Alles tevergeefs, hij mocht met geen zes, ja zelfs met geen drie personen godsdienstige bijeenkomsten houden. Formeel is het verbod gebleven ook na tussenkomst van de heer van Heemstede en heeft Brischki ‘Houtlust’ in 1756 via bemiddeling van zijn vriend Georg Petrus Swertner verkocht aan de Amsterdamse koopman en resident van de Koning van Denemarken in ons land met enig verlies voor ƒ 1.200,- In dat jaar is het perceel Houtlust getrokken bij de buitenplaats ‘Groen en Hout’. Brischki was al in 1755 verhuisd naar IJsselstein in de provincie waar zich intussen andere Hernhutters hadden gevestigd. Eerder was hij op 21 oktober 1749 in Zeist in het huwelijk getreden met Catharina Daams die hij in Haarlem had leren kennen.
Rekest aan Benjamin Pauw geboren Hoeuft, heer van Heemstede etc.
Op 26 maart 1743 stuurden enkele Herrnhutters vanuit Haarlem een verzoek aan de ambachtsheer van Heemstede om het Haarlemse verbod, dat door de heer van Heemstede was bekrachtigd om bijeenkomsten in het huis van Gabriel Brischki in de Hout ongedaan te maken. Het 5 pagina’s tellende verzoekschrift is geschreven door Joost Daams Pietersz. En mede ondertekend door George Pieter Swertner, Simon Voorhelm, Ferdinand Bonte, Pieter Boon en Adriaan van der Mincke – allen Mennoniet én lid van de Evangelische Broedergemeente, wat goed samen kon gaan. Zij wijzen de ambachtsheer erop welk ‘een gruwelijke haat’ zich tegen hen heeft gekeerd en onwaarheden worden verteld en laster rondgaat, terwijl zij niets anders doen dan via broederlijke bijeenkomsten Jezus Christus aanbidden. Een antwoord is niet bekend, wèl staat vast dat het verbod om samenkomsten te houden bleef gehandhaafd, reden voor Brischki om Haarlem te verlaten en zich in IJsselstein te vestigen.
Een eigen kerkzaal in Haarlem (1753-1879)
Zoals hierboven geschetst had de eerste vriendenkring onder Brischki veel tegenstand te verduren en omdat men als zendelingen teveel naar buiten trad verboden stadsbestuur en ambachtsheer van Heemstede bijeenkomsten. In 1739 vond een broederbijeenkomst plaats van vrienden, allen uit doopsgezinde kring, onder leiding van voorganger Johannes Deknatel uit Amsterdam. ‘In 1744 kwam het tot een echte Broedergemeente, als zodanig erkend door de Synode der Broeder Uniteit te Mariënborn erkend, waarvan de familie Swertner de leiding kreeg. In december van dat jaar werd de eerste Oudstenraad officieel ingezegend, maar om ophef te voorkomen had het avondmaal niet Haarlem maar in Amsterdam plaats. Op 7 januari 1746 is min of meer in het geheim een eerste avondmaal in Haarlem gevierd in het huis van Jacobus de Witt. Het betrof een kleine groep Herrnhutters en vrienden, die onderdak gaven aan voorbij trekkende zendelingen. Omdat deze “stille vergaderingen” in en gewoon burgerhuis door de Staten van Holland niet werden gewaardeerd, kreeg de Broedergemeente een “Vaderlijke waarschuwing” dat de Çonventienden” die hier samen kwamen “eigenlijk geen Protectie” hadden. Het was een stille wenk om een echt kerkgebouw neer te zetten. In 1748 werd daarom een pand aangekocht aan het Groot Heiligland 26, dat ze in 1753 betrokken. Het lag tussen de Ravelingsteeg en de Omvalspoort. Dit gebouw heette voordien ‘het Vlaamse Blok” en was een voormalige Mennonietenkerk. De Broedergemeente telde aanvankelijk circa 70 leden, welk aantal na 1752 zakte nadat vanuit Zeist een brief was ontvangen waarin een strakkere reglementering en hiërarchie door de autoritaire Zinzendorf werd geëist. Hij sommeerde de leden der gemeenten onder bedreiging met de kerkelijke ban, zich onvoorwaardelijk te onderwerpen aan de richtlijnen van de kerkelijke leraren, waartegen de Haarlemse leden in verzet kwamen. Na een tijdelijke opleving raakte de Evangelische Broederschap in verval en telde men in 1762 nog slechts één lid in Haarlem. Nadien schommelde het aantal ingeschreven leden rond de 15, terwijl hooguit 40 kerkgangers de diensten bezochten. Het in gebruik genomen pand werd bijna 130 jaar door de Evangelische Broedergemeente als kerkzaal gebruikt. Het werd in 1879 verkocht aan de diamantslijper Barend Jacob Nopol uit Amsterdam.
Fraai kerkgebouw aan de Parklaan sinds 1876
Een opleving van de Evangelische Broedergemeente in Haarlem dankte men aan de benoeming van predikant Emanuel Weiss (1870-1898), die tevens als vertegenwoordiger in Nederland van de hernhutter zending fungeerde.
‘In 1876 werd de huidige kerkzaal gebouwd, naar een ontwerp van de Haarlemse architect D.E.L.van den Arend en ruimte biedend aan 400 personen en die op 2 april 1877 feestelijk ingewijd. De typerende waterstaatsstijl is een mengeling van classicistische, Romaanse en gotische elementen, met rondboogvensters in zware omlijstingen en gevelbekroning met kruisbloem. Het fraaie gebouw is volledig door de Evangelische Broeder Gemeente uit Zeist betaald, en werd gebouwd met een luxe die voor de EBG in Nederland ongekend was. Een dure en overbodige koepel op het dak, een dure preekstoel, gebronzeerde gaskronen, een windvaan op het dak. Een dergelijke aankleding kwam in geen andere Nederlandse behuizing van de EBG voor. Ruim een eeuw later, in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, onderging het kerkgebouw een grondige renovatie. Uiterlijk is er aan het gebouw weinig veranderd, al is de dakruiter, die op oude foto’s nog te zien is, verdwenen. Ook de inrichting heeft weinig veranderingen ondergaan. Gebleven is het kenmerkende en feestelijke Hernhutter wit (reinheid verbeeldend), dat door de kleurnuances nog meer in het oog springt. De versieringen zijn bescheiden, maar hebben toch een zekere uitbundigheid. Ook in deze broedergemeentezaal ontbreekt met de afbeelding van het lam dat de zegevaan draagt, met de Latijnse tekst “Vicit agnus noster eum sequamur “ (Ons Lam heeft gewonnen. Laten we Hem volgen), Achter in de kerk bevindt zich de kaart van Suriname, het geboorteland van veel leden van de Broedergemeente. Vele Evangelische en Apostolische groeperingen hebben hier in de loop der jaren tijdelijk kerkruimte gehuurd. Bijvoorbeeld de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt Binnen Verband. Ook de Deutsche Evangelische Gemeinde heeft van 1929 tot het eind van de 2de Wereldoorlog hier (Duitstalige) diensten gehouden. Er werkten voor de 2de Wereldoorlog veel Duitsers in Nederland. Predikant P.J.Holland fungeerde tussen 1922 en 1930 als predikant van zowel de Herrnhutters als van de Duitse evangelisch Lutherse gemeente te Haarlem. In 1970 is dominee S.de Waard als voorganger van de evangelische broedergemeente in Haarlem bevestigd. In april 1978 nam ds.J.W.Th.Rapperlié afscheid en deed ds. J.van Veen zijn intrede. De huidige voorgangers zijn S. Bernhard en L.F.M.B.Schalkwijk
In een in 1979 door J.M.C.M.Siebers vervaardigde publicatie ‘Inventarissen van de archieven van de Evangelische Broedergemeenten in Nederland’ (Inventarisreeks van het Rijksarchief in Utrecht) is het volgende vermeld over de Herrnhutters in Haarlem: ‘In Haarlem werd in 1739 de eerste broedergemeente bijeenkomst van vrienden, allen uit doopsgezinde kring, gehouden onder leiding van Johannes Deknatel. Voorlopig zag men zich gedwongen, provisorisch en op ongeregelde tijden bijeenkomsten te houden in nauwe samenwerking met de doopsgezinden. In 1742 werd het huis “Houtlust” of “Het oude Verbrand Huis” in De Hout onder Heemstede aangekocht. Het aantal leden of sympathisanten nam geleidelijk toe. In 1784 werd Haarlem door de Synode der Broeder Uniteit te Marienborn als gemeente erkend. Op 2 december van dat jaar werd de eerste Gemeintag gevierd. Maar van de zijde van de burgerlijke overheid viel de broedergemeente minder begrip ten deel. Toen op aanstoken van de gereformeerde predikanten de gemeente tijdens kerkdiensten door het gereformeerde magistraat, beducht voor verstoring van de openbare orde; de herrnhutters werd verboden openlijk erediensten te houden. Het eerste avondmaal, gevierd ten huize van Jacobus de Witt op 7 januari 1746, vond dan ook in het geheim plaats. De gemeente groeide gestaag in ledental en telde spoedig reeds 70 avondmaalgangers. Er werd naar een passender ruimte omgezien. In 1748 kocht men voor 7000 gulden “Het Vlaamsche Blok”, een voormalige doopgezinde kerk in de Kruisstraat. Maar al in 1750 vorderde het stadsbestuur de kerk op voor de inkwartiering van soldaten. Drie jaar later kon de broedergemeente het gebouw weer terugkrijgen, maar door de ondertussen ingetreden teruggang van het ledenbestand zag zij er van af en deed de kerk voor 1000 gulden aan de stad over. Ook te Haarlem had de rondzendbrief van Zinsendorf van 13 november 1752, waarin hij zich schep uitliet over de kerkelijke discipline en strenge richtlijnen uitvaardigde, desastreuse gevolgen. Velen keerden de door “Broeder Inquisitie” bedreigde beweging de rug toe. Voor het tiental overgeblevenen werd op 12 februari 1753 door Georg Pieter Swertner een kleiner huis op het Groot Heilig land gekocht, dat later op naam van Kornelis van Laer werd gesteld en na diens dood op die van de Evangelische Broedergemeente. Amsterdam sprong financieel bij. Een dieptepunt werd echter bereikt in 1762, toen er nog slechts één lid over was. Sindsdien is het aantal leden rond de 15 blijven schommelen, terwijl gemiddeld een 40-tal kerkgangers de diensten bezocht. Niet altijd had de gemeente Haarlem de beschikking over een eigen predikant. Soms werd zij vanuit Zeist of Amsterdam bediend of kerkten de leden te Amsterdam. Vanaf 1806 tot 1859 was Haarlem zelfs een filiaalgemeente van Zeist, dat ook bestuurlijk de touwtjes in handen hield. Bij feestelijke gelegenheden werd een predikant uit Zeist gestuurd, voor het overige organiseerden de Haarlemse leden zelf diensten of gingen ter kerke bij andere gemeenten. In 1859 – er zijn dan 38 leden, waaronder ook enkele van de in 1818 opgeheven gemeente van Amsterdam – werd met financiële hulp van sympathiserende buitenstaanders, die een jaarlijkse bijdrage hiervoor toezegden, eindelijk weer een eigen predikant benoemd. Onder Emanuel Weiss (1870-1898), die tevens als vertegenwoordiger in Nederland van de herrnhutter zending fungeerde – evenals zijn opvolgers – volgde een opbloei. Dit was niet zozeer te danken aan de overtuigingskracht die uitging van de eigen gemeente als wel van de omstandigheid, dat het optreden van een aantal modernistische predikanten in Haarlem in het laatste kwart van de 19de eeuw vele gelovigen als vanzelf in de armen dreef van de Haarlemse broedergemeente, die door de traditionele instelling van haar leden en haar predikant, een oratorisch zwaargewicht, grote aantrekkingskracht uitoefende op deze medeprotestanten. Weiss richtte een zondagschool op, hield bijbeluren en stichtte zendingnaaikransjes. De hierdoor veroorzaakte groei naar mer dan 100 leden maakte de bouw van een grotere kerk noodzakelijk. Op 2 april 1871 werd de nieuwe kerk aan de Parklaan ingewijd.
Het oude gebouw op het Groot Heilig Land werd twee jaar later verkocht. In het begin van de twintigste eeuw, toen minder uitgesproken modernistische predikanten de kerkgang naar de broedergemeente aan de Parklaan deed afnemen, trad geleidelijk verval in. In feite is de omvang van de laatste decenniën van de vorige eeuw nooit meer bereikt, al zal de recente invloed van Surinamers, waaronder veel leden van de broedergemeente, voor een opleving kunnen zorgen. Korte tijd is de predikant van Haarlem P.J.Holland (1922-1930) tevens predikant geweest van de Duitse evangelisch Lutherse gemeente te Haarlem, die de kerkzaal aan de Parklaan voor haar diensten gebruikte. Na 1930 kreeg deze wel een eigen voorganger, maar zij bleef tot in de oorlog de kerk van de broedergemeente huren. Speciale zorg besteedde de predikant aan de opvang van Duitse meisjes, die na de Eerste Wereldoorlog in Haarlem weren opgenomen bij partikulieren.’
Ambigue houding van Heemsteedse predikanten tegenover de Hernhutters in het verleden
In zijn studie van de geschiedenis der Hervormde kerk in Heemstede, heeft dominee E.Sneller in drie delen de geschiedenis beknopt weergegeven. In deel 2 dat over de 18de eeuw handelt komen ook de Herrnhutters enkele malen ter sprake In het hoofdstuk over het Piëtisme schrijft Sneller: ‘Keek men vanaf het eiland der gevestigde levensorde met angst en afkeer nar de wilde stroom van de Verlichting die links voorbij joeg, niet veel minder heftig waren dezelfde gevoelens ten aanzien van het Piëtisme. Men vreesde zijn fanatisme, zijn geestdrijverij waardoor de moeizaam bevochten gevestigde orde bedreigd en de rust (!) in gevaar werd gebracht. Dat in het Piëtisme ondanks zijn niet te ontkennen neiging tot sektarisme aan de kerk ook een onbetaalde rekening werd aangeboden, zag men niet of wilde men niet zien. Dat de veruitwendiging van kerkelijk en persoonlijk geloofsleven, met name bij de minder ontwikkelden een alternatief moest oproepen, daarvoor konden maar weinigen begrip opbrengen. (…) In Duitsland was het Piëtisme ontstaan als reactie op een starre orthodoxie en op de geestelijke en zedelijke ontworteling na de dertigjarige oorlog, die gelijk met onze tachtigjarige in 1648 eindigde. Het stelde, dat het geloof alleen echt was, als het in liefde zich uitte en daarin aktief werd. En dat werd het bij A.H.Francke [in Halle] in de stichting van vele filantropische instituten, o.a. voor weeskinderen, de “Innere Mission” . Maar ook in de ‘Uitwendige zending”, zoals die bijvoorbeeld bij von Zinzendorf en zijn Broedergemeente gestalte kreeg in het geweldige persoonlijke offers opgezette zendings- en ontwikkelingwerk in Suriname. (…) Het Piëtisme inspireerde ook tot talloze liederen, waarvan de geestelijke betekenis door hun warme persoonlijke sfeer moeilijk overschat kan worden. Het bracht een meer op het kind afgestemd godsdienstonderwijs; het maakte dat de preken “menselijker” werden. Het protestantse Piëtisme was overigens geen geïsoleerd verschijnsel. Een verwante stroming was het Jansenisme binnen het Franse roomskatholicisme (Pascal); zo ook het mystieke quiëtisme in Spanje (De Molinos); de Heilige Hart-mystiek van de Jezuïeten, en binnen het Jodendom, het Chassidisme in Polen. De negatieve aspecten waren er ook: de neiging tot sentimentaliteit. Men leze de teksten van Bachs cantates waarin de gevoelens aangaande Gods daden meer nadruk krijgen dan die daden zelf. (…) Wij zullen zien dat aan vele Heemsteedse predikanten in de achttiende eeuw piëtistische trekken niet vreemd waren, maar ook bleven zij binnen de gangbare calvinistische orthodoxie. Het ging hun te ver om bekering en liefde tot God met het Piëtisme als voorwaarde in plaats van als vrucht van Gods genade te zien.’ Kritiek op mret name de Hernhutters werd geuit door de predikanten Theodorus van S. Schelluyne, 1716-1717 en Albertus Voget, van 1717-1721, voorganger in Heemstede. Met professor D.Gerdes, hoogleraar aan de Groningse universiteit, en dominee professor Gerard Kuypers (1721-1798, die verscheidene pamfletten tegen de Hernhutters uitgaf) stond Schelluyne kritisch tegenover de Herrnhutters. Hij bekende zich daarentegen ‘als een ijveraar voor de ongeschonden zuiverheid van de leere der hervormde Kerke’. Zijn bezwaar ten opzichte van de Hernhutters was dat zij te gemakkelijk spraken over ‘het inwengid Licht’, alsof God in hen woonde, en ook de grote vertrouwelijkheid in hun spreken over Jezus verried een mystieke gezindheid, een vermenging van het goddelijke en het menselijke. Albertus Voget, de latere hoogleraar in de theologie aan de universiteit Utrecht bestreed de Hernhutters zo mogelijk nog feller. Hij hield deze geloofsgemeenschap voor een geheime broederschap en net als de Amsterdamse kerkenraad gedaan had beschuldigde hij de evangelische broeders ‘van geestdrijverij en bedorven mystikerij’. In 1739 publiceerde Voget zijn boek tegen de Hernhutters: ‘Oorsprong en voortgang van de valsche Mystieke Godgeleerdheid’ . Naast deze orthodoxe en theologen heeft Heemstede in later tijd ook veel minder dogmatische predikanten als voorganger gekend, niet in de laatste plaats ‘herder’ Nicolaas Beets. Wat hem met andere mannen uit Réveil-kring met de Hernhutters verbond was zoals hij dat noemde ‘de getrouwe verkondiging van het kruis van Christus’
Hans Krol
Bronnen en literatuur
- Noord-Hollands Archief Haarlem, Heerlijkheidsarchief (Van Doorninck, nr.405; zie ook manuscript Dolleman, bladzijde 280 en archiefdoos Herrnhutters nummer 52
- Haarlemmerhout 400 jaar ‘mooier is de wereld nergens’. Haarlem, Schuyt & C C.V., 1984.
- J.M.C.M.Siebers. Inventarisreeks Evangelische Broedergemeenten in Nederland. Rijksarchief Utrecht, 1979.
- J.M.van der Linde. Hernhutters in Nederland. Zeist, 1968.
- Meer dan steen…de Haarlemse kerken en andere gebedshuizen vroeger en nu. Historische Vereniging Haerlem, 2007.
- J.M.C.Siebers. Inventarissen van de archieven van de Evangelische Broedergemeenten in Nederland buiten Zeist (Amsterdam, Haarlem, Akkrum, Blokzijl) 1738-1961. Rijksarchief Utrecht, 1979.
- R.Sneller. Eiland in de stroom. Hervormd Heemstede in de achttiende eeuw. (Haarlem), 1988.
- S.L.Verheus. Naarstig en vroom. Doopsgezinden in Haarlem 1530-1930. Haarlem, Rombach boek en beeld, 1993.
In de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief Haarlem is nog de volgende aanvullende literatuur aanwezig over de Evangelische Broederschap in Haarlem:
- D.E.L.van den Arend. Bestek en voorwaarden waarnaar door het bestuur der Evangelische Broedergemeente te Zeist bij enkele inschrijving zal worden aanbesteed: het bouwen van eene kerk en pastory te Haarlem, op een terrein gelegen aan de Parklaan, tusschen de St.Jansstraat en de Kruisstraat aldaar: alles met bijlevering van alle daartoe benoodigde materialen, arbeidsloonen enz. 1876.
- Haarlems kerkepad: een nadere kennisnaking met 750 jaar geloof, bezinning en architectuur.
- Evangelische Broedergemeente te Haarlem; orde van dienst op zondag 16 april 1978 bij het afscheid van ds.J.W.Th.Rapperlié en de intrede van ds. J.van Veen. 1978.
- Feest-psalmen ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan der Evang. Broedergemeente te Haarlem op 2 december: 1744-1894. 1894.
- Bart Uittenhout. Kerk van de Evangelische Broedergemeente, Parklaan 32-34 te Haarlem. 1985.
==============================================
Moravië, Herrnhut, IJsselstein, Zeist, Suriname etc.
De op 24 augustus in Heemstede overleden letterkundige Kees Ouwens is in 1944 geboren in Zeist. Zijn roman ‘De eenzeemheid door genot’ uit 1987 speelt zich af in het fictieve dorp Zinzendorf en is gebaseerd op het slot en broeder- en zusterhuis van de Hernhutters te Zeist.
Uitvoerige informatie over graaf von Zinzendorf is bij gelegenheid van diens 300ste geboortedag door de ‘Comenius Foundation’ op het internet geplaatst. http://www.zinzendorf.com/
Schrijven de dato 17 januari 1944 van de heer P..M. Legêne, toenmalig voorzitter-secretaris van het zendingsgenootschap der Evangelische Broedergemeente in Zeist aan schrijfster Mary Pos, die om informatie had gevraagd
JOHANNES SWERTNER (1762-1813): Haarlems Herrnhutterpredikant en kunstenaar
De Haarlemse tekenaar, graveur en predikant van de Broedergemeente Johannes Swertner was een neef van Henricus Spilman, die ook lid was van de Broedergemeente. Zijn vader was Georgio Pieter Swertner, gedoopt te Amsterdam in 1710 en overleden te Haarlem 5 juli 1762, vanaf 1733 als lid ingeschreven van het Haarlemse Sint Lucasgilde. Diens voorouders zouden in de 16e eeuw om geloofsvervolgingen uit polen naar Amsterdam zijn gevlucht. Genoemd als predikant van de mennonieten, tekenaar van patronen voor stoffenfabrikanten en kunstenaar. Hij vervaardigde o.a. een tekening van het Klaphek in Aerdenhout. Zijn familie was oorspronkelijk afkomstig uit Polen. Na het overlijden van zijn vader verhuisde hij in 1733 naar Haarlem en werd daar lid van het Sint Lucasgilde. In 1742 werd hij voorganger van de doopsgezinde gemeente, maar was al in 1736 na een zendingsbezoek van graaf von Zinsendorf overgegaan naar de Evangelische Broedergemeente vanwege de sterke oeucumenische gerichtheid. Na bijeenkomsten in 1739 volgde In 1744 volgde te Haarlem een gemeente van de Herrnhutters, voornamelijk met leden uit doopsgezinde kring. Swertner werd voorganger in een huis voor samenkomsten op het Groot Heiligland. De in 1746 geboren zoon Johannes volgde zijn vader, zoals als voorganger bij de Broedergemeente als in de kunst, voornamelijk tekenaar en etser van topografische taferelen. In 1771 besloot Joannes Swertner zich definitief aan de Broedergemeente te wijden en vertrok hij voor een theologische opleiding naar Barby (Duitsland) en raakte daar bevriend met Carl Gotthold Reichek (1751-1825). In 1775 is hij beroepen in het Engelse Fullneck en zegde een verzoek om naar Suriname te komen af, Hij bleef in Engeland en is in Bristol in 1813 overleden. B.C.Sliggers publiceerde een bijdrage: ‘Het werk van de Haarlemse Herrnhutter-predikant Johannes Swertner (1746-1813), in: De Boekenwereld, januari 1990, p.41-54.
Over de zoon Johanes Swertner publiceerde B.C.Sliggers bovengenoemd artikel in het tijdschrift ‘De Boekenwereld’van januari 1990, p. 41-54.
Uit 1763, jonge leeftijd dus, dateren ook een aantal etsen met Haarlemse gezichten, zoals: 1) De Zijlweg buyten Haarlem, 2) buyte Haarlem aan de Wageweg, 3) aan ’t Suyder buyten Spaarne buyten Haarlem, 4) Buyten Haarlem an ’t Suyder buyten Spaarne, 5) Buyten Haarlem bij de baan, 6) buyten Haarlem aan de Amsterdamse vaart. Uit 1762 gateert een ets van Johannes Swertner: ‘Stranding van een potvis tussen Zandvoort en Wijk aan Zee’.
Uit 1765 – toen hij naar Engeland verhuisde – zijn nog twee fraaie geëtste Spaarne gezichten van hem bekend: 1) gezigt over het Spaarne bij de brouwerij het Dubbelt Anker binnen Haarlem, en 2) gesigt bij de Melkbrug over ’t Spaarne binnen Haarlem. Van beide etsen zijn later opticaprenten vervaardigd. In 1766 verscheen een gravure van Nieuw-Herrnhuth op Groenland (1766) in een boek van D.Cranz, Historie van Groenland. (Haarlem/Amsterdam, 1767). Uit zijn Engelse tijd stamt een Panoramische gezicht op Londen, een ets uit 1801.
=======
bobblogger gezegd:
hans, je hebt weer een mooi verhaal van gemaakt, zeker voor mij omdat ik helaas niet op die excursie mee kon.
Ineke Mok gezegd:
Mooi en interessant blog! U noemt hier ook Susanna Dumion, als lid van de EBG-kerk. Heeft u hiervan een bron? Ben heel benieuwd!
Dank alvast voor uw reactie.
Hans Krol gezegd:
Goede vraag. Bron is secundair. De naam Dumion zou voorkomen in doopboeken van de Surinaamse EBG, daarom thans ‘vermoedelijk’ toegevoegd.