Tags
A.J.Backer, Arthur Spanier, Bernd Lohaus, bibliotheek Deventer WOII, bibliotheken 1940-1945, Do Reeser, Elsa van Gool, G.J.Jaspers, Harry Mulisch, joodse oorlogsslachtoffers bibliotheken, Mark Deckers, P.V.de Wit, Reina van Dijk
‘We liepen met knijpkatten om op duistere plaatsen in het toch al donkere gebouw schrijvers en titels te vinden’ een leeszaalassistente
LOTGEVALLEN VAN DE STADSBIBLIOTHEEK HAARLEM TIJDENS DE DONKERE BEZETTINGSJAREN 1940-1945
Vier eeuwen bibliotheekhistorie
In 1996 herdacht de Stadsbibliotheek (SB) Haarlem het 400-jarig bestaan. Al of niet voortgekomen uit laat-middeleeuwse klooster- of kerkelijke boekerijen na onteigening van katholiek bezit zijn verscheidene academie- en stadsbibliotheken in de 16e eeuw ontstaan: Hoorn (1533), Deventer (1560), Zutphen (1561), Leiden (1575), Edam (circa 1576), Amsterdam (1578), Utrecht (1584), Arnhem (1588), Gouda (1590), Alkmaar (herinrichting 1594) en Haarlem in 1596 vrijwel gelijktijdig met de librije naast de Westerkerk van Enkhuizen (1).
Toen Haarlem in 1578 de beschikking kreeg over enige goederen van Haarlemse kloosters, nam de vroedschap het besluit boeken van het Predikheren- en Minderbroedersconvent te doen catalogiseren door rector Schonaeus van het gymnasium, Schonaeus, en deze aan te bieden aan de nieuwe Academie- bibliotheek in Leiden. In 1581 kwam voor het eerst het denkbeeld van een stadslibrije ter sprake en al op 22 mei 1596 nam de vroedschap van Haarlem het besluit tot de stichting daarvan: ‘is mede verhaelt ende voor goet innegesien ende verstaen, datmen eene Libry sal toerusten ter plaetse, die daer tot int predicarenconvente geordonneert es’.
De bibliotheek werd aldus gehuisvest in het in 1580 opgeheven klooster der Predikheren ofwel Dominicanen, omgedoopt tot ‘Princen-Hof’. Daar zou de bibliotheek met een onderbreking gedurende de Franse Tijd toen de publieke boekenschat in een pakhuis aan de Zoetestraat was ondergebracht ‘aan vochtigheid, lekkagie, dieren, wormen en dieren ten prooi’ tot de verhuizing van 1974 gehuisvest blijven. Zoals voortreffelijk beschreven door dr.G.J.Jaspers (2) zou een deel van het bezit van de Commanderij van Sint Jan in 1625 een eerste grote aanwinst van de bibliotheek betekenen.
‘En over mijn treden daar gingen de voeten
Van hen, die er kennis en wijsheid zoeken moeten
Eerbiedwaardig en deftig en geleerd waren zij.
Ze droegen vaak pruiken en zwarte kleedy
En in het gebouw was het plechtig en stil.
Geen zon kwam ere haast, ’t was vochtig en kil,
jaren en jaren ging alles zoo voort
Zoo stil en zoo deftig, geen lach werd gehoord.
’t Was stil steeds maar studeeren in dikke folianten
Onder de hoede van predikanten.’
In hetzelfde jaar, 1794, dat te Haarlem het patriottisch Leesgezelschap ‘Het Schootsvel’ werd gesticht – met als doel: ‘algemene ontwikkeling en verlichting naast propaganda van de vrijheidsbeginselen’ – is op 19 april door het Departement der ‘Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen’ de eerste volksbibliotheek opgericht. Honderden van deze nutsbibliotheken zouden in ons land volgen.
De Haarlemse librije in het stadhuis is in 1963 gerestaureerd
Voorheen beheerd als nevenambt door predikanten en leraren van de Latijnse School is in 1821 Abraham de Vries als eerste eigenlijke stadsbibliothecaris benoemd, die na eerder uitgekomen catalogi van 1672, 1716 en 1768 tussen 1848-1864 het gehele bezit in drie delen catalogiseerde. In totaal 1380 bladzijden, waarvan liefst 293 pagina’s gewijd aan de uitvinding der boekdrukkunst en typografie en 358 aan het belangrijke legaat letterkunde bijeengebracht door Adriaan van der Willigen.
In 1861 is door 22 notabelen, waaronder burgemeester Fock, A.C. Kruseman, Busken Huet, P.A.Tiele, Staring en Krelage het Leesmuseum gestart, dat in 1890 174 leden telde, welk aantal vervolgens jaarlijks daalde, waarna in 1910 tot opheffing is besloten en deze boekerij in het bezit kwam van de SB. Een eerste ‘Openbare Leeszaal’ met als doelstelling: ‘aan een ieder kosteloos de gelegenheid te geven tot het lezen van dag-, week- en vakbladen, tijdschriften, illustraties enz.’ is opgericht op 1 januari 1890, maar al na vijf jaar gesloten bij gebrek aan financiële middelen en publieke belangstelling. Sedert 1921 is de Haarlemse Stadsbibliotheek met vanouds voornamelijk wetenschappelijke boeken tevens een voor iedereen toegankelijk openbare leeszaal en bibliotheek.
VAN CRISIS- NAAR OORLOGSJAREN IN HAARLEM
Na jaren van planning, waarbij het vergevorderde plan voor nieuwbouw van een te stichten Haarlemse openbare leeszaal en bibliotheek (kosten 121.000 gulden) in 1914 door het College van Burgemeester en Wethouders is verworpen en daarmee ook het aangevraagd Rijkssubsidie verviel, is pas op 21 juli 1921 het voorstel aangenomen tot inrichting van een openbare leeszaal in het gebouw van de SB (3). Bij de opening telde de instelling ongeveer 60.000 boeken, inclusief het waardevolle oude bezit. Het aantal uitleningen steeg nu fors van 4407 werken in 1920 tot 23.475 twee jaar later en in 1930 zijn voor het eerst meer dan 100.000 boeken uit het gesloten magazijn gehaald en over de uitleenbalie gegaan. Datzelfde jaar is tevens een eerste filiaal in gebruik genomen in het historische Huis te Zaanen (Haarlem-Noord).
De economische wereldcrisis, welke omstreeks 1933 inzette, hielden voor de bestaande openbare bibliotheken in financieel opzicht magere jaren in en stilstand betekende achteruitgang. De overheidssubsidies bleven karig gedurende de volgende oorlogsjaren, maar lichamelijke uitputting verdrong de geestelijke honger niet. Weliswaar daalde naarmate de tijd vorderde het leeszaalbezoek, ook al omdat veel periodieken vanwege de beperking der papiervoorraad hun uitgave moesten staken. Het aantal uitleningen stak met in totaal 1.129.970 exemplaren tijdens de vijf bezettingsjaren ver uit boven de voorgaande periode. Van het uitleenbureau op de bovenverdieping en via de historische trap naar de uitgang beneden stonden vaak lange rijen wachtenden, die hun boeken voor zichzelf, soms ook voor onderduikers haalden (4).
In de loop van 1944 konden geen romanlezers meer ingeschreven worden en zijn de avonddiensten gestopt. Op het laatst mocht men nog maar 1 boek meenemen. 26 Januari 1945 gelastte waarnemend-burgemeester Van Driel, na zich persoonlijk van de situatie op de hoogte te hebben gesteld, dat bij negen graden vorst, bloesem op de ramen en geen verwarming bij gebrek aan brandstoffen de bibliotheek drie weken te sluiten, later verlengd tot 15 maart. Bediende H. de Zaaijer, met een technische aanleg, die in 1942 het uitleenbureau van de muziekafdeling had getimmerd, kreeg toestemming om bij het gemeentepersoneel radio’s te repareren.
Het classificeren der collectie volgens een door directeur P.V.de Wit ontworpen systeem is tijdens de oorlogsjaren voortgezet. Aan een verzoek in 1942 van de Buurtvereniging Ramplaankwartier, verzoekende om een eigen lokaliteit met boeken van de SB, kon vanwege ‘overbelasting van de uitleening’ geen gevolg worden gegeven. De Haarlemse bibliotheek fungeerde tevens als opleidingsinstelling met tijdens het cursusjaar 1944/1945 twaalf leerlingen. Ook de volontairs werkten hard en maakten (zesdaagse) werkweken van 46 uur.
Gedurende de bezettingsjaren waren tussen de 16 en 22 personen in dienst, waaronder 5 à 6 dames. Het personeel was hard nodig om het boekenbedrijf draaiende te houden, maar kwam niet in aanmerking voor bonloze bijvoeding. Op 15 juli 1943 is de directeur door dr.Plutzar in Den Haag ontvangen om hem een lijst van functionarissen voor vrijstelling van de arbeidsdienst te overhandigen.
Al in een vroeg stadium zijn vanwege dreigend luchtgevaar 28 kisten met de kostbaarste boeken, zoals handschriften en incunabelen, van de SB in de kelder van de Vleeshal geborgen. Het tijdschrift Bibliotheekleven meldde in 1941 dat bij gebrek aan opslagruimte in het Stadhuispand zo’n 30.000 van de 116.000 boeken ‘naar de Vleeshal waren verhuisd in afwachting van een grootscheepsche oplossing, waarvan de teekeningen reeds klaar zijn’.
Aan de wens van een nieuwe huisvesting kon in de eerste naoorlogse jaren niet voldaan worden en het zou uiteindelijk nog tot 1974 duren alvorens de SB-Haarlem een eigen pand aan het Doelenplein kon betrekken.
Lijsten en nog eens lijsten
Een assistente die in 1939 haar opleiding bij de Stadsbibliotheek is aangevangen herinnert zich: ‘Toen de bezetting een feit was en de rust enigszins was teruggekeerd, kregen we het druk met het uit de kasten en catalogi verwijderen, eerst van de Duits-Joodse en later Engelse en Amerikaanse schrijvers (oorspronkelijk en in vertaling), die na het begin van de 1e wereldoorlog hadden gepubliceerd, met uitzondering van de auteurs die de sociale toestanden in Amerika hekelden. Ook het werk van Russische schrijvers van na de Revolutie ging in de ban, maar ook voor moderne, volgens de bezetter “gedegenereerde” kunst. Dat gold ook voor boeken over het Koningshuis, vrijmetselarij en marxisme. Wijsbegeerte (Spinoza, Kierkegaard etc.), psychologie (Freud en Adler vanzelfsprekend, maar ook Jung werd argwanend bekeken) en bijvoorbeeld rechtswetenschappen waren niet langer relevant. We hadden het er druk mee! Desondanks liep het storm. Streekromans werden verslonden; zowat het enige genre dat je veilig aan de man kon brengen. Boeken over de natuur en reisbeschrijvingen waren zéér in trek (behalve richting Duitsland kon men nergens heen). De enige Duitse bestseller, vooral bij scholieren, was: Schiller’s “Wilhelm Tell”. Wat stukgelezen werd, kon veelal niet vervangen worden. Ook studie- en krantenzaal stonden de eerste oorlogsjaren volop in de belangstelling; kranten en tijdschriften waren letterlijk “uitgedund” en veel werd er niet gepubliceerd en wat uitkwam was sterk “gekleurd”, maar je zat warm!’
Het bezit van de Stadsbibliotheek is niet door de Duitse bezetter geplunderd. NSB’ers waren doorgaans tevreden wanneer Volk en Vaderland en het Nationale Dagblad in de leeszaal ter inzage lagen. Verboden boeken werden door de Nederlandse politie opgehaald en gingen eerst naar het bureau in de Smedestraat, vervolgens naar een opslagplaats bij Van Gend en Loos of naar de Duitse instanties in Den Haag.
Volgens een gemeentelijk verslag uit 1948 moesten ongeveer 5000 boeken uit de roulatie genomen worden en in het filiaal ongeveer 1000, echter geen onvervangbare publicaties (5). Het oude bezit was veilig opgeborgen en toen er in 1943 een verzoek kwam van het Departement voor Volksvoorlichting en Kunsten om Het Oudt-Haerlems Liedtboeck te mogen lenen werd dit resoluut afgewezen met een aantekening van de directeur: ‘onder geen voorwaarde’.
Direct na de capitulatie heersten verwarring en onzekerheid over wat komen zou. De historicus dr.J.S.Bartstra, lid van de Commissie van Toezicht bij de SB, werd door een redeloze angst overvallen en ging op 15 mei diens bibliotheek en archief zuiveren op wat voor de Duitsers onwelgevallig zou kunnen zijn. Hij noteerde in een dagboek: ‘Zo vijzelden wij elkaar op tot het verbranden en begraven van allerlei documenten – antifascistische kranten, brochures, zelfs correspondentie en enige boeken – klaarblijkelijk omdat wij ons voorstelden dat de Duitsers onmiddellijk huiszoeking en wel in het bijzonder op Zonnelaan 49 zouden doen’ (6).
De 121 openbare bibliotheken in ons land, inclusief van Protestants-Christelijke en Rooms-Katholieke signatuur, waren verenigd in de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken (CV). Een centrale rol binnen deze organisatie speelde de gezaghebbende (en gezagsgetrouwe) secretaris dr.H.E.Greve, tevens directeur van de Haagse OLB. Van Duitse zijde werd de Oostenrijker dr.F.E.Plutzar, hoofd van het ‘Ministerialrat Kulturverwaltung’ – een vertrouweling van Seyss Inquart en de commissaris-generaal voor bestuur en justitie dr.F.Wimmer – als contactpersoon aangesteld, die de leuze van laatstgenoemde ‘Wir steuern, die Holländer verwalten’ nauwgezet in praktijk bracht.
In CV-circulaires van 4 en 21 september 1940 gaf dr. Henri Greve aan, ‘niet zonder overleg met de Duitse autoriteiten’, welke auteurs hij uit de Haagse bibliotheek had verwijderd met de overweging dit ook te doen, zo mogelijk aan te vullen met boeken in eigen bezit met een duidelijk Anti-Duitse strekking. Hij voegde daaraan toe dat de CV, althans voorlopig, geen complete lijst kon opmaken en aan de leeszalen toezenden.
De Haarlemse bibliotheekdirecteur P.V.de Wit, die in een open brief, gepubliceerd in ‘Bibliotheekleven’ (1935) ten aanzien van de nieuwe openbare bibliotheek van ‘s-Gravenhage over ‘dat nieuwe bolwerk der waarachtige democratie’ had geschreven ging daarbij wel erg ver door een lijst van ongeveer 400 gesaneerde titels toe te zenden, op basis van een officieuze lijst voor boekhandel en winkelbibliotheken verboden boeken die in ‘De Telegraaf’ van 18 juli stond afgedrukt. ‘Mag ik U naar aanleiding van het schrijven van het bestuur der c.v. inzake verwijdering van drukwerken, die aan het Duitsche volk, zyn Führer enz. vyandige of afkeurende strekking hebben nadere inlichtingen vragen. (…) Dus heb ik alle emigrantenlectuur verwijderd en alles wat in verband met het Jodenprobleem aanstoot kon geven. Onder de verwijderde boeken waren er ook tal, waarbij van een Duitschvyandige houding geen sprake was. Wilt u tot betere inlichting en ter spoedigste afdoening van de door U gewenschten lijst mij even melden of deze laatste werken (hoofdzakelijk emigrantenlectuur en die betreffende het Jodenvraagstuk zonder Duitsch-vijandige strekking) weer uitgeleend kunnen worden en in den spoedig te drukken katalogus kunnen worden opgenomen? Om U een indruk te geven van de door ons verwijderde werken zend ik hierbij de volledige lijst’.
Greve antwoordde dat op de vanuit Haarlem toegezonden ‘lijst wel het een en ander staat wat er af zou kunnen. Aanwijzingen daaromtrent geef ik liever niet’.
Najaar 1940 maakte de heer P.V.de Wit, naast CV-secretaris dr.H. Greve en bibliotheekinspecteur dr. P.C.Molhuysen, met de directrices van Amsterdam en Utrecht deel uit van een ‘Leescommissie’, die met grote ijver werkend al in november een cartotheek van 3200 verschillende te verbieden titels had aangelegd, niet minder dan 30.000 tot 40.000 exemplaren in de Nederlandse openbare bibliotheken vertegenwoordigend, doch nauwelijks 1,5% à 2% van het toenmalig bezit. Op 20 december 1940 verspreidde de CV een (voorlopige) lijst verboden boeken, waarvan de uitlening verboden of voorbehouden is. Groep 1 (= uit de circulatie te nemen), Groep II (= voorbehouden belletrie), Groep III (= voorbehouden studieboeken). Intussen was een 110 bladzijden omvattende catalogus van Nederlandstalige en vertaalde romans in de Stadsbibliotheek reeds voorbereid en gedrukt en is na het titelblad een ‘Corrigenda’ ingevoegd. Een vergelijking leert dat hierop enkel drie auteurs voorkomen die niet op de CV-lijsten staan, te weten: H.Bettauer, De stad zonder joden; een roman van overmorgen (1929), N.van Suchtelen, Het Spiegeltje van Venus (1939) en van W.Speyer, De katten van Maineweh (1927). Nederlandse joodse auteurs als Herman Heijermans en Herman de Man kwamen nog met veel titels in de catalogus voor. Deze zijn medio 1943 via een besluit van dr.Plutzar officieel verboden en staan als zodanig vermeld op een in 1944 verschenen uitgebreide landelijke Lijst van verboden boeken en brochures.
Daarin zelfs De Zoon van Dik Trom door C.Joh.Kieviet, nadat dit werk door de hoogste Duitse politiechef Rauter op 29 september 1941 als opruiende lectuur werd gecensureerd, omdat er door jongens aangeheven kreten in voorkwamen als ‘Leve de Koningin’ en ‘Leve de Keizer’, wat op Wilhelmina en de Duitse Keizer sloeg. In 1942 heeft De Wit enkele boeken ter beoordeling of die uitgeleend konden worden (zoals over Heemkunde en Mendes da Costa) naar dr.Plutzar gezonden. Kort tevoren was in een schrijven van 30 januari door dr.Greve op de vingers getikt omdat de SB-Haarlem van de 10e jaargang der Aanwinsten, nr.5,januari 1942 vooraf geen verlof had gevraagd bij de Duitse instanties. In hetzelfde jaar verscheen een Supplement op de in 1940 uitgekomen Katalogus van Nederlandsche, Zuid-Nederlandsche en in het Nederlandsch vertaalde romans, novellen en schetsen. Opmerkelijk feit is, dat daarin weer werken van Duitse auteurs voorkomen, die blijkens de ‘Corrigenda’ eerder verboden waren, zoals werk van Vicki Baum, A.Döblin, L.Feuchtwanger, A.Latzko, Thomas Mann, Arnold Zweig en Stefan Zweig. Naast censuur had ook indoctrinatie plaats en zijn – in beperkte mate – boeken met een nationaal-socialistische strekking in de collectie opgenomen, al moet gezegd dat belangstelling hiervoor vrijwel nihil was. Van 26 april tot 7 october 1941 is in tien grote steden (niet te Haarlem) een tentoonstelling georganiseerd van het ‘Nieuwe Duitsche Boek’. Naar aanleiding hiervan zijn vanuit Haarlem ongeveer 200 boeken via de CV besteld met de mededeling ‘dat de eerder bestelde Duitsche boeken soms zeer op zich laten wachten of in het geheel niet komen’ en met een lijst van ongeveer 250 boeken uit voornoemde catalogus die de Stadsbibliotheek reeds bezat.
==========
============
Leeshonger en boekenvandalisme
Met een absoluut hoogtepunt in 1943 was de uitleen ten opzichte van 1929 verdubbeld tot 183.000 boeken in de centrale en 61.000 in filiaal De Zaanen. In de leeszaal zaten jongeren te studeren die later hoge posities hebben bereikt. De SB beschikte over relatief veel studieboeken en buitenlandse literatuur. In de bewaard gebleven correspondentie komen we ook verzoeken tegen van diverse schrijvers met verzoeken om boeken, met name van Marie van Zeggelen, J.G.de Roever en dr.E.J.Dijksterhuis. Ook van de Heemsteedse predikant G.A.Barger, wiens boek Vervolgd, maar niet verlaten; uit de strijd om de wording van ons zelfstandig volksbestaan, dat in 1941 normaal bij Tjeenk Willink in Haarlem was verschenen, maar drie jaar later op de verbodslijst stond. K.J.L.Alberdingk Thijm, beter bekend als als de letterkundige Lodewijk van Deyssel, woonachtig in pension Schreuder, Dreef 4, vroeg op 7 en 12 october 1943 in brieven aan de directeur met veel omhaal van woorden de werken van P.C.Boutens voor langere tijd dan gebruikelijk te mogen gebruiken voor een studie over deze dichter ‘hetzij door dit bij het begin te bepalen, hetzij door een of meermalige verlengingen van den uitleeningen’. Ook kwamen enkele verzoeken uit Duitsland, onder meer van de UB-Göttingen, geïnteresseerd in Jan Luyken.
Een vaste bezoeker van de bibliotheek was de jonge Harry Mulisch, welke daar naar eigen zeggen ‘bijna dagelijks een paar uur doorbracht’ (8). Hij stal verscheidene boeken, waaronder naar zijn zeggen ook Freud (die voor studiedoeleinden gebruikt mocht worden). Verder een groot plaatwerk met tekeningen van Van Meegeren, maar liep ten slotte – net als Van Meegeren – tegen de lamp toen een huisgenoot deze diefstal aangaf bij de politie. Huidig ereburger Mulisch had alle platen er uit gescheurd en aan de muren opgehangen en moest uiteindelijk een schadevergoeding van ƒ 65,- en ƒ 40,- boete voldoen subsidiair 24 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar, tijdens welke hij zich aan de reclassering had te onderwerpen. Mulisch was overigens lang niet de enige boekenschender. In het gemeentelijk verslag der oorlogsjaren werd vastgesteld ‘dat veel meer lezers dan vroeger zich tot diefstal lieten verleiden en vooral boeken en tijdschriften schonden door er platen uit te scheuren. Diefstal kon vrij afdoend worden tegengegaan, maar bestrijding van het andere kwaad eiste meer zorg. Geïllustreerde werken en tijdschriften worden alleen nog uitgeleend aan hen die bewijzen kunnen ze voor studie nodig te hebben; en als ze worden teruggebracht, gaat een der bedienden van bladzij tot bladzij na of het werk ongeschonden is’. In het archief bevindt zich ook een lijst van 53 door een Haarlemse muziekleraar beschadigde boeken. Een apothekersassistent heeft uit bijna alle Baedecker-reisgidsen van de SB de kaarten gesloopt voordat hij kon worden aangehouden. Deze bij hem thuis aangetroffen en weer met grote moeite in de gidsen geplakt.
Een vroegere medewerkster: ‘In het vakblad werd gewaarschuwd voor een “bende”, die door het hele land encyclopedieën bij elkaar stal. Daarom stelden we in de studiezaal een “gastenboek” in, waarin naam en adres van de bezoeker werd genoteerd aan de hand van het inmiddels ingestelde persoonsbewijs. Een oudere heer was hierover zo verbolgen, dat hij het “gastenboek” onder mijn handen vandaan trok en me er links en rechts mee om de oren sloeg, tot een paar lezers hem tot rede brachten. Toevallig viel deze gebeurtenis samen met een bevel van de NSB-burgemeester, die het betreden van openbare gebouwen aan Joodse medeburgers verbood. Hij verdacht ons ervan met de bezetter samen te werken. Hij was zelf niet Joods en bood me zijn excuses aan. Ik kon zijn woede begrijpen, want ik had een Joodse collega, mej.Reina van Dijk, dochter van de toenmalige bibliothecaris in Leeuwarden, die wij pas waren kwijtgeraakt, omdat Joden geen overheidsbetrekking meer mochten uitoefenen. Jaren later ontmoette ik iemand die haar in Theresiënstadt had gesproken, vanwaar zij niet levend is teruggekomen’.
Openstelling van een muziekbibliotheek
Ondanks de donkere tijden met gebrek aan vrijwel alles was een lichtpuntje de opening op 1 mei 1942 van een een muziekafdeling met in totaal 3700 werken praktische en 700 theoretische muziek, waarvan een groot deel geschonken was. Tien jaar voordien was men met de voorbereiding begonnen na de ontvangst van een legaat der familie Enschedé, met inbegrip van veel kamermuziek in goede staat. Feitelijk was de uitlening in 1937 te vroeg gestart, want vanwege de enorme belangstelling stond op een gegeven moment bijna geen boek meer in de kast, reden waarom de uitleen is gestopt. Toen mej. C.M.Reeser in 1941 bij de Stadsbibliotheek kwam was het grootste deel der 2000 beschikbare banden al ingewerkt. Uitbreiding had plaats met doubletten uit andere muziekbibliotheken, zoals van de muziekafdeling van het Gemeentemuseum in Den Haag. Voorts aankopen van de muziekhandels Alphenaar en Goldschmeding alsmede van antiquariaten in Haarlem (Hovingh), Utrecht, Amsterdam, Leiden en ‘s-Gravenhage. We citeren uit haar ‘dagboek‘ op rijm (1941):
“Het bezit steeg snel tot boven 2500 banden,
Toen kwam de catalogus onderhanden.
De copie werd eerst weer grondig doorgezien;
Ja, minstens wel een keer of tien,
En kwam daarna bij Loosjes op de persmachien.
Met Kerstmis kwam de drukproef eindlijk klaar
Maar toen rees er een groot bezwaar:
’t Papierverbruik kwam juist in distributie,
Dat bracht in de drukkerij complete revolutie!
Niets mocht men drukken zonder absolute sanctie
Van de daartoe ingestelde Duitse instantie.
En verder moest de tekst eerst goedgekeurd,
wat later in Den Haag ook is gebeurd.
Maar o! wat hadden ze daar veel geschrapt
En wàt een musici er uit getrapt!
De Amerikanen werden soms sans pardon geweerd,
De Russen op het kantje af getolereerd;
Intussen echter met dit Unterschreiben:
“Falls Volksmusik oder klassisch kann es bleiben”
De grote Mendelssohn en Mahler zijn subiet geweerd,
Maar ja, dat waren dan ook onvervalste joden.
Sindsdien doen we het zonder ‘Lied ohne Worte’
En zonder Offenbach, Sem Dresden en consorten.
Hiermee verdween toen ook “Das Lied der Erde”
Omdat dit ’t Arische gevoel te veel bezeerde.
De catalogus vertoont hierdoor verschillende hiaten,
Want de drukker wilde van verschuiven niet meer praten.
Ook was daarvoor een ander groot bezwaar:
’t Hele register was al klaar!’
De catalogus kon voor ƒ 1,35 worden aangeschaft. De muziekbibliotheek kreeg onderdak in een apart lokaal in de Noorderpandkamer. Ook daar was het plaatsgebrek een permanent probleem. Op de kasten van de partituren stonden de Handelingen van de Staten-Generaal, hetgeen bij organist Nelissen de opmerking ontlokte: ‘Daar heb je de composities in C-mineur!’. Op 23 juli 1942 kwam een schrijven van de CV binnen naar aanleiding van een oekaze van Plutzar, dat alle composities van Jan van Gilse onmiddellijk uit de circulatie moesten worden genomen. Deze toonkunstenaar had zich namelijk schuldig gemaakt aan acties tegen de Nederlandse Kultuurkamer. Vanaf de begintijd heeft de SB-Haarlem zich gespecialiseerd in orgelmuziek. Het aantal leden verdubbelde tussen 1 mei 1943 en 1 augustus 1944 van 200 tot 400 en vóór het nieuwe jaar is de 500ste persoon ingeschreven. Gedurende de eerste zeven maanden zijn meer dan 1000 boeken uitgeleend, evenals aan musici, instrumentalisten zoals Jos en Albert de Klerk, maar ook aan koor- en concertzangers. Sinds invoering van de Kultuurkamer meden velen principieel het Concertgebouw en is daarvoor in de plaats huismuziek gekomen. Via een speciaal in het leven geroepen Muziekfonds konden nieuwe aankopen gefinancierd worden. In mei 1944 is ondanks de papierschaarste een 1e gedrukte supplement van de muziekafdeling verschenen met 1500 titels.
In het Haarlems Dagblad van 19 december 1995 zei Piet Veenstra, programmeur van het Noordhollands Philharmonisch, vijftig jaar bij “het orkest”: ‘De basis van zijn enorme repertoire-kennis left Veenstra tijdens de oorlog. “Ik heb toen de Openbare Muziekbibliotheek van A tot Z doorgenomen en ik vond er stukken die nog nooit waren uitgevoerd. Muziek van de Groupe des Six, liederen van Ives (…)’.
Een nieuw begin
Ruim een maand voor de Bevrijding overleed de voorzitter van de Commissie van Toezicht, de heer D.J.A.Westerveld, wethouder voor Onderwijs vanaf 1939 die bij het optreden van NSB-burgemeester Plekker was afgetreden. Aan de SB is een groot deel van zijn boekerij vermaakt. Na 5 mei kon voor zover mogelijk het herstel van veel intensief gebruikte boeken die er slordig en haveloos uitzagen worden begonnen (9). De lijst van uiteindelijk behouden boeken is aanzienlijk groter dan de inventaris van niet teruggekomen publicaties. Eerst zijn de in een goederenloods bij Van Gend en Loos opgeslagen boeken met een aanhangwagen teruggehaald. Via de CV werd in Bibliotheekleven gemeld, dat ruim 1100 door de Duitsers in beslag genomen boeken voor rekening van de rechtmatige eigenaars vanuit Den Haag zouden worden geretourneerd, waaronder ook 98 uit Haarlem. Uit een later herhaalde oproep bleek dat de SB niet had gereageerd. Van de ‘Help Holland Council’ (British Council) ontving de Stadsbibliotheek 613 Engelse boeken ten geschenke. Nadat hier in de oorlogs- en bezettingsjaren geen neiging toe was geweest zijn in 1946 weer drie tentoonstellingen door de SB georganiseerd, gewijd aan sport, reizen en het recente Amerikaanse en Engelse boek en bij het 325-jarig bestaan in 1947 had een grote expositie uit eigen bezit plaats van ‘boeken uit zeven eeuwen’.
Na de Bevrijding bleek dat de Haarlemse bibliotheken van Joh.Enschedé en Zonen, de Geologische Stichting en Teyler’s Stichting geheel gespaard waren gebleven en geen schade hadden geleden. Wèl is in de Spaarnestad de bibliotheek van de anti-fascistische essayist Jacques de Kadt in beslag genomen. De Kadt zelf was in mei 1940 naar Londen en vandaar naar Nederlands-Indië gevlucht. In tegenstelling tot zijn ouders en één van zijn broers overleefde hij de internering in Japanse kampen. De Kadt is in 1988 overleden en heeft aldus niet mogen beleven dat vier jaar later een aantal boeken uit zijn privé-bibliotheek uit Rusland is teruggekeerd.
======
Intermezzo: ontslagen Joodse bibliotheekmedewerkers eind 1940
van bovengenoemde 11 personen hebben, naast de per abuis onvermelde Reina van Dijk (1915-1942) 6 personen de Tweede Wereldoorlog niet overleefd, te weten: Jacques van Dijk (1921-1942), Julia van Dijk-de Vries (1903-1943), Gonda Jacobs (`1887-1943), Salomon Barend van der Meusen (1873-1942), Rosa Wolff-Loopuit (1892-1945) en Jet Wolfstein-Meijler (1909-1944).
Tot besluit van de Haarlemse geschiedenis 1940-1945 : het personeel van de bibliotheek is, alle geleden ontberingen daargelaten, op één assistente na de oorlog goed doorgekomen. (Christoph Andreas – Chris – Hollaender, 26-12-1924 geboren in Naumburg an der Saale, kwam vanuit Parijs in 1935 in Haarlem aan. Hij werd leerling op de school van der quakers-familie Lili en Manfred Pollatz. Chris is in 1941 aangenomen bij de Stadsbibliotheek Haarlem als volontair-boekbinder. Vanwege zijn joods-zijn is hij in 1942 weggestuurd bij de bibliotheek, maar kreeg een baan bij boekbinderij P.J.de Vos aan het Klein Heiligland. Hij overleefde de oorlog, is in 1950 als Nederlander genaturaliseerd en was o.a. leraar basis- en voortgezet onderwijs (Duits en Frans). Overleden op 16-9-2009 op 84-jarige leeftijd].
Eind 1940 vermeldde een landelijke CV-opgave van Joods personeel 11 personen. Vijf van hen zijn omgekomen in een concentratiekamp, met inbegrip van J.van Dijk, van 1921 tot 1940 directeur van de bibliotheek in Leeuwarden. Zijn dochter Reina van Dijk, geboren in 1915 te Rotterdam en die in de stadsbibliotheek Haarlem een aantal maanden als assistente in dienst was en daar behulpzaam was bij de catalogisering van bladmuziek, moest eind 1940 haar ontslag nemen. Zij was opgeleid als tandartsassistente, in 1941 heeft Reina van Dijk nog enige tijd gewerkt als hulp in de huishouding tot zij met haar familie naar Westerbork is overgebracht. Ten slotte op 30 september 1942 gelijktijdig met haar vader, twee broers en twee zusters, onder wie tweelingzusje Sara, in Auschwitz omgebracht. (10).
Ook de echtgenote van J.van Dijk: Rachel van Dijk-Bueno de Mesquita, geboren in 1872 is in 1942 in Auschwitz omgebracht. Voorts behalve hun hierboven genoemde dochter Reina ook een tweede dochter Sara, geboren in 1913 en 27 augustus 1942 vermoord in Auschwitz.
G.A.van Riemsdijk vond in het archief van de Centrale Vereniging voor openbare Bibliotheken (CV) een ‘krabbel’ van Jacques van Dijk, die toen min of meer was ontslagen over de CV-lijsten van te verwijderen of voorbehouden boeken in verband met de door de Duitse bezetters gewenste censuur: ‘Leeuwarden, 29 november 1940. Geachte Heer Greve, ofschoon ik mij thans niet meer als directeur der Leeuwarder O.L. beschouwen mag, zal ik zorg dragen dat de door U aangewezen boeken aan den Heer Heer de Wit te Haarlem gezonden worden. Hoogachtend, J.van Dijk
In vorenvermelde lijst van omgebrachte openbare bibliotheekfunctionarissen ontbreekt de Joodse Elsa Louise van Gool, die als assistente werkzaam was in de openbare bibliotheek van ‘s-Gravenhage. en actief is geweest als verzetsvrouw, lid van de Landelijke Organisatie van Onderduikers (LO) / Landelijke Knok Ploegen (LKP).
Elsa Louise van Gool is op 7 februari 1913 in Voorburg geboren. Zij kwam uit een communistisch/socialistisch gezin en één van vier kinderen. Zij was creatief aangelegd en las veel. Een in 1911 geboren broer was de markante Voorburgse fotograaf en bohémien Wouter van Gool. Haar moeder, Julia Mathilde Hess, was Joodse.
Elsa werd assistente bij de openbare leeszaal en bibliotheek van Den Haag aan het Stuyvesantplein. Tijdens de oorlog was zij lid van de LO/KPD en raakte zij als zodanig betrokken bij de hulpverlening aan onderduikers. Zij verborg wapens in een schuur en hield vergaderingen in haar huis. Omdat zij was gehuwd met een arische man heeft zij niet haar functie bij de bibliotheek moeten opgeven, in tegenstelling tot haar Haagse collegae Hannie Wolff en Fanny Simons. Op 17 juli 1943 is zij gearresteerd wegens “anti-Duitse gezindheid” en huisvesting van een Joodse onderduiker, in de val gelokt door een provocateur die haar verleidde berichten te verspreiden. Zij kwam terecht in de strafgevangenis ‘Het Oranjehotel’, cel 385. Op 19 augustus 1943 is zij naar kamp Vught vervoerd, van waaruit ze is tewerkgesteld in een rubberfabriek in Den Bosch. Op 2 of 3 maart 1944 is Elsa op transport gesteld naar kamp Westerbork. Vandaar is zij doorgezonden naar vernietigingskamp Auschwitz en op 6 maart 1944 vermoord. Aangezien zij een Joodse moeder had is Elsa van Gool ook opgenomen in de gegevensbank van Holocaustslachtoffers van Yad Vashem. Behalve op Joods Monument is informatie over haar gepubliceerd in Historisch Voorburg Jaargang 21, 2015, nummer 1/2, 70 jaar vrede en vrijheid.
========
Voorts kwamen om in de Duitse vernietigingskampen:
Julia Henriëtte van Dijk-de Vries (1903-1945), in 1942 verhuisd naar Amsterdam, vandaar via Westerbork vervoerd naar Auschwitz en aldaar op 30 november 1943 vermoord (was directeur van openbare leeszaal en bibliotheek in Steenwijk) Omgebracht evenals haar echtgenoot Salomon van Dijk met wie zij 1943 in Westerbork is getrouwd.
J.H.van Dijk de Vries staat vermeld op het Joods namenmonument in Steenwijk. In 1995 verscheen een uitgave van de Historische Vereniging Steenwijk bij gelegenheid van het 75 jarig bestaan van de openbare bibliotheek Steenwijk. Daarin wordt uitvoerig ingegaan op de jaren 1940-1945 en het tragisch lot van haar Joodse directrice.
Oude foto van kinderen in de bibliotheek van Steenwijk.. met Julia de Vries vermoedelijk links onderaan met de rug naar de camera (met dank aan mw. Geertje Tissingh)
Stolperstein: ter herinnering aan Julia de Vries in bibliotheek Steenwijk
In een jubileumnummer bibliotheek Steenwijk, nummer3, 1995 van Historische mededelingen; officieel orgaan van de Historische Vereniging Steenwijk en Omstreken, is een artikel van historicus H.Spreen opgenomen over de tragedie van mej. J.H.de Vries, directrice van 1921-1941 (ontslagen op last van de Duitsers), p. 87-91.
=====
-Salomon Barend van der Meusen (1873-1942), (hulpassistente openbare leeszaal en bibliotheek Dordrecht). In het gedenkboek 100 jaar bibliotheek Dordrecht, wordt op pagina 44 kort aangestipt: ‘(…) In januari 1941 moest de joodse zaalwachter S.B.van der Meusen op grond van de ariërparagaaf worden ontslagen en het joodse bestuurslid , mr.E.Hamburger, terugtreden. Het wordt in de notulen heel kort vermeld, maar men mag aannemen dat deze onmenselijke maatregelen met pijn in het hart werden genomen] Bij zijn ontslag als zaalwacht voor de zondag, feitelijk een bijbaantje, was van der Meusen 66 jaar. Hij is op 68-jarige leeftijd, 7 december 1943, in vernietigingskamp Auschwitz omgebracht
mw. Rosa Wolff-Loopuit, geboren in Amsterdam op 5 juli 1892, laatste adres Jekerstaat 61-II en overleden in Tröbitz 11 mei 1945. Zij werkte als assistente in bibliotheek. Begin 1945 zijn gevangenen uit concentratiekamp Bergen-Belsen overgebracht naar kamp Theresienstadt. Een van de drie daarvoor gebruikte treinen is bij het dorp Tröbitz door het Russische leger bevrijd. Velen hebben de treinreis niet overleefd. Rosa Wolff-Loopuit en haar zoon Curt Simon Wolff zijn in een gemeenschappelijk graf achter de steengroeve “Hansa” ter aarde besteld. van Den Haag.
mw. Harriëtte Johanna (Jet) Wolfstein-Meijler (1909-1944) overleden op 7 december 1944 in Auschwitz (assistent bibliotheek Winterswijk) . Woonde op het adres Misterweg 51 Winterswijk . Ook haar echtgenoot Jozef Wolfstein, in 1904 geboren te Dortmund kwam om in Auschwitz , op 31 januari 1944.
Joods bal 1934. Vooraan links: Jet Meijler (Henk Vis)
Gonda Jacobs (1887-1943), geboren in Zutphen, verhuisde naar Hilversum, P.C.Hooftstraat 1, was vrijgezel, werkte in de openbare bibliotheek Hilversum. Is eind 1940 ontslagen. Via Amsterdam en Westerbork naar Sobibor vervoerd en aldaar 14 mei 1943 omgebracht.
Noten
(1) In anciënniteit neemt de Stadsbibliotheek van Haarlem van de nog functionerende boekerijen in ons land een vijfde plaats in na de Stads- of Athenaeumbibliotheek Deventer en Universiteitsbibliotheken te Leiden, Amsterdam en Utrecht. De ‘Librije’ van de St.Walburgskerk in Zutphen is thans een museuminstelling.
(2) G.J.Jaspers, De blokboeken en incunabelen in Haarlems Libry. Haarlem 1988. Voor de geschiedenis van de Stadsbibliotheek, zie o.a.: P.V.de Wit 1947 (lit.opgave) en de publicatie: Uit de voorgeschiedenis van de Stadsbibliotheek te Haarlem; met een ten geleide door L.Hellinga-Querido. Haarlem/Amsterdam 1971.
(3) In hetzelfde jaar (1921) is een Rooms Katholieke Openbare Leeszaal en Bibliotheek aan de Nieuwe Gracht geopend.
(4) Dat door onderduikers veel werd gelezen blijkt onder meer uit het dagboek van Anne Frank, die op 11 juli 1943 noteerde, dat Miep Gies iedere week vijf bibliotheekboeken meebracht: ‘Wij kijken altijd reikhalzend naar de Zaterdag uit, omdat dan de boeken komen. Net als kleine kinderen die een cadeautje krijgen’. Deze boeken werden voor de families Van Daan en Frank gehaald uit een winkelbibliotheek in de Rijnstraat en uit de openbare bibliotheek op de Keizersgracht.
(5) In het gedenkboekje uit 1947 noemt de directeur een wel erg laag aantal verloren boeken: ‘De duizenden boeken van Hoofdbibliotheek en Filiaal, die in de bezettingsjaren òf geheel “weggerechercheerd” waren òf aan de uitleening moesten worden onttrokken, maar opgeborgen mochten worden in eigen localiteit, zijn op hoogstens 200 na weer in de boekerij teruggekeerd, zoodat van eenig belangrijk verlies voor de bibliotheek geen sparke is, ook al omdat de verloren gegane werken door andere exemplaren vervangen konden worden of dikwijls niet meer de moeite van het vervangen waren’ (blz.22). Ten aanzien van de oorlogstijd wordt verder enkel gewezen op de geleden ontberingen, de zeer drukke uitleen en de drukte ‘achter de coulissen‘, waar het vele werk op katalogus- en administratief gebied werd voorbereid.
(6) Dagboek (augustus 1939 – 11 mei 1945; 255p.) aanwezig in de collectie dagboeken van het RIOD-Amsterdam. Citaat naar P.Schneiders (zie lit.opgave).
(7) 2,5 Jaar voor alle Joodse schrijvers van de Duitse bezetter uit bibliotheken geweerd moesten worden, verordonneerde ‘kameraad’ S.L.A.Plekker, regeringscommissaris voor Haarlem, eind maart 1941 dat met het oog ‘op de handhaving van de openbare orde, het aan Joden werd verboden hotels, restaurants, café’s, bioscopen, schouwburgen, openbare leeszalen (…) binnen de gemeente te betreden’. Daartoe moesten biljetten met het opschrift ‘verboden voor joden’ in deze openbare inrichtingen worden opgehangen. Een gruwel voor velen en voor leeszaalbestuurder en geschiedenisleraar dr.Bartstra aanleiding zijn leerlingen op het hart te drukken niet de SB te mijden, maar juist nu boeken voor joodse medeburgers te halen.
(8) Harry Mulisch, Mijn Getijdenboek. Amsterdam 1975,p. 93.
(9) Enigszins ongelukkig was een hartekreet geweest van De Wit, gepubliceerd in Bibliotheekleven enkele maanden na de capitulatie, waarin hij, teleurgesteld over het feit dat de overheid openbare bibliotheken zo minimaal subsidieerde, zijn collega’s had opgeroepen oog te hebben voor de tekenen van een nieuwe tijd. Terwijl hij in deze bijdrage de indruk wekte dat door de gewijzigde politieke omstandigheden de toestand voor het bibliotheekwerk in dit alles verbetering zou brengen, blijft De Wit in een tweede artikel in Bibliotheekleven van 1941 deze zaken voor later claimen ‘als de tijden hun verschrikking verloren hebben’. Dr.O.Noordenbos, die begin 1943 om principiële redenen uit het bestuur der Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen (N.V.B.) was getreden, schreef hierover na de Bevrijding: ‘Op zijn zachtst gezegd, getuigde het op zijn minst van grote naïeviteit ten aanzien van onze bezetters, wier aard en bedoelingen ons zoo overduidelijk zijn geworden’.
(10) In tegenstelling tot andere oorlogsslachtoffers is zij niet herdacht op de Algemene Ledenvergadering van de CV 8 oktober 1946 en haar naam ontbreekt ook in de geschiedschrijving van de Nederlandse openbare bibliotheken tijdens W.O.II (lit.opg.: Van Riemsdijk). De volgende Joodse personeelsleden die in 1940 vanwege hun Joods zijn werden ontslagen en hebben de Tweede Wereldoorlog, veelal dankzij onderduiken, overleefd:
– mej.Dora Nellie (Nelly) Belinfante, assistente ob Zeist kwam in verscheidene kampen terecht, zoals Westerbork en zelfs Theresienstad, maar had het geluk na de Bevrijding in Zeist terug te keren en is zij na kort in het Vredespaleis tot 1957 werkzaam geweest in de Koninklijke Bibliotheek te ‘-Gravenhage.
Josef Cohen (directeur OLB Groningen) Op 2 januari 1886 geboren in Deventer en 12 juli 1965 overleden te Groningen. Hij was schrijver van romans, novellen, poëzie, toneelstukken en hoorspelen. Studeerde Duitse taal en letterkunde aan de Universiteit van Göttingen, was vervolgens journalist bij de Telegraaf. In 1914 is Cohen benoemd tot directeur van de Openbare Leeszaal in Groningen. 23 december 1940 is hij vanwege zijn joods zijn. op grond van de verordening 187/40 ‘van zijn functie ontheven’, voorlopig met behoud van salaris, maar is 1 maart 1941 op last van de Rijkscommissaris definitief ontslagen, waarvoor mej. M.A.J.van Wicheren in zijn plaats kwam. Hij was in 1944 enige tijd geïnterneerd geweest in een werkkamp te Havelte voor gemengd getrouwde Joden, en met enige voorzichtigheid, zoals onderduiken, overleefde Cohen de oorlog. Historicus Buist schrijft dat wel vast staat dat met name CV-voorzitter Molhuysen en secretaris Greve hebben gefunctioneerd als doorgeefluik voor de maatregelen van de Duitse bezetter, zowel wat betreft het ontslag van joods bibliotheekpersoneel als het weren van Joden uit leeszalen en bibliotheken. Ook op het gebied van de boekcensuur en van het aanprijzen van nationaal-socialistische lectuur was de CV een gewillige spreekbuis’. Tot zijn teleurstelling is Cohen na de Bevrijding niet hersteld in zijn oude functie, wel behield hij zijn bibliothecaristitel als ‘bibliograaf’ heeft hij nog via een voor hen financieel niet ongunstige regeling ondanks kritiek van het personeel over zijn gebrekkig en grillig functioneren, tot zijn pensionering in 1951 gewerkt, door o.a. contacten met het publiek te onderhouden, adviezen te verstrekken bij de collectievorming.
Celine Polak (1889-1986), 5 december 1940 uit haar functie ontheven. en na de Bevrijding teruggekeerd.
Fanny Simons (1885-1953), ass. muziekbibliotheek olb Den Haag, Zij publiceerde de uitgave: Regels voor het katalogiseren van praktische muziek. 1929. Fanny Simons overleefde de oorlog door onder te duiken en keerde na de Bevrijding terug op haar post in de bibliotheek
Hannie Wolff (1907-2009) hoofd jeugdafdeling openbare bibliotheek Den Haag. Via Westerbork naar Theresienstadt overgebracht en 7 mei 1945 bevrijd door Russische soldaten.
Henriëtte Sara de Leve (1887-1959), assistente openbare bibliotheek Leeuwarden.
Henriëtte Sara de Leve (1887-1954) werkte aanvankelijk, 1916, als volontair bij de openbare leeszaal en bibliotheek van Veendam. Volgde opleiding in Amsterdam en werkte vanaf 1921 in de openbare bibliotheek aan de Tweebaksmarkt in Leeuwarden
Interieurfoto van de in 1913 in Veendam gestichte openbare leeszaal
SUMMIER OVERZICHT VAN OVERIGE JOODSE PERSONEN (M/V) DIE ALS BIBLIOTHECARIS WERKZAAM ZIJN GEWEEST EN TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG (1940-1945) ZIJN OMGEKOMEN (bron: http://www.joodsmonument.nl)
Marcella Berwin-Birmann (1906-1942 Auschwitz) librarian
–Michel van Campen (1874-1942) Auschwitz). Was bibliothecaris van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB) in Amsterdam
–Theodor Max Chotzen (* 27 juni 1901 Amsterdam, ov. 27-2-1945i n Scheveningen (‘Oranjehotel’) 27-2-194. Max Chotzen studeerde verschillende talen. Hij specialiseerde zich in Keltische talen en promoveerde in 1927 aan de Universiteit van Amsterdam. 1929 benoemd als assistent bij de bibliotheek was het Vredespaleis Hij ontwikkelde zich met veel publicaties tot een befaamd Keltoloog en was vanaf 1931 privaatdocent aan de universiteit van Amsterdam tot intrekking in 1941. Chotzen trouwde in 1929 met Cornelia Margaretha van Driel en op 16 april 1932 is hun dochter Cornelia Margaretha Elisabeth geboren. Met zijn dochter maakte hij deel uit van de verzetsgroep ‘Hein’, die illegale kranten drukte en verspreidde. Een poging om eind 1943 naar Engeland te vluchten mislukte. In januari 1945 is het hele gezin gearresteerd en overgebracht naar de Frederikskazerne en 10 dagen later naar de gevangenis van Scheveningen. Zijn vrouw en dochter zijn 20 februari vrijgelaten. Max Chotzen overlijdt na martelingen op 43-jarige leeftijd, 27 februari 1945. Het lijk werd afgeleverd aan de Gemeentelijke Ontsmettingsdienst, wat de familie pas in maart 1946 vernam. M.Th.Chotzen liet een vrouw en jonge dochter na. Het weduwepensioen is door de Carnegiestichting aangevuld met een extra toelage. Op 29 mei 1946 is Chotzen postuum met de Bronzen Leeuw onderscheiden.
Een bijzonder treurige geschiedenis was die van de ex-medewerkster, in 1916 in dienst getreden als assistent-bibliothecaresse Elsa Rachel Oppenheim, waar ze samen met bibliothecaris dr.Ph.J.Molhuysen (1913-1921 bibliothecaris Vredespaleis en van 1921 tot 1957 directeur van de Koninklijke Bibliotheek) een catalogus van de bibliotheekcollectie publiceerde. In 1920 is zij getrouwd met Molhuysen, In 1923 echter gescheiden en vanaf 1924 was zij werkzaam bij de Universiteitsbibliotheek Leiden.
Vanwege haar Joodse achtergrond is ze november 1940 ontslagen. Zonder middelen van bestaan en onder toenemende dreiging van de bezetter, pleegde ze op 8 april 1941 zelfmoord te Leiden. Ze is begraven op de Israëlitische begraafplaats in Den Haag, nabij het Vredespaleis.
-Sara (‘Lien’) Cohen (1910-1943 Sobibor) was muziekbibliothecaresse
–Mathilde Louise Hillesum-Samuel (1895-1943 Sobibor), wetenschappelijk assistent bij de Universiteitsbibliotheek Amsterdam
–Jacob Michaël Kleerekoper (1905-1943 Sobibor) . Was handelsvertegenwoordiger en kortstondig bibliothecaris van de Joodse Gemeente in ‘s-Gravenhage
-Catharina Helmina (‘Kitty’) Koperberg (1892-1943 Sobibor), was van 1931 tot ontslag in 1941 bibliothecaresse bij de het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) in De Bilt
Nota Bene: Het KNMI heeft samen met de weerdiensten Met Office (Groot-Britannië) en de Met Éireann (Ierland) de lijst met stormnamen 2019-2020) opgesteld. Nederland heeft onder andere de nam Jan en Kitty ingebracht. Jan verwijst naar Jan Pelleboer, de eerste weerman op radio en televisie en naar Jan Buisman, historisch geograaf en schrijver van de boekenreeks Duizend jaar weer, wind en water in de Lage landen.. Kitty is vernoemd naar Kittie Koperberg, oorlogsslachtoffer van de Tweede Wereldoorlog. De Joodse bibliothecaresse trad in 1938 in dienst van het KNMI (RTV Utrecht, 2019)
–Helene van Meekren (1881-1943 Sobibor). Bibliothecaresse bij het Ned. Israëlitisch Ziekenhuis in Amsterdam
–Caroline van Loen (1886- maart 1944 Auschwitz), was van 1 mei 1918 tot 23 november 1940 in dienst van de universiteitsbibliotheek in Leiden. In Magna Commoditas'(2001) schrijft Christiane Berkvens-Stevelinck: (…)In zijn dagboek noteerde (directeur) Sevensma één dag eerder op 22 november 1940: “Mevrouw E.R.Molhuysen-Oppenheim en mejuffrouw C.van Loen ontvangen mededelingen van het Departement van Onderwijs dat van hare diensten geen gebruik meer zal worden gemaakt. Meer niet. In zijn jaarverslag voegde hij hieraan toe dat dit geschiedde “tengevolgen van den maatregel betreffende het niet-arisch overheidspersoneel”. Van enig verzet of protest zoals dat onder studenten en hoogleraren wel klonk, is in het dagboek van Sevensma geen spoor te vinden. Over de joodse medewerkers werd niet meer gesproken. De eerste pleegde zelfmoord op 8 april 1941, de tweede werd naar Duitsland gedeporteerd en keerde niet terug’.
–Arthur Mendel (1901-1945 Auschwitz), was bibliothecaris in Halle a.d.Saale, Duitsland, voor zijn emigratie naar Nederland.
Geboren op 14 mei 1901 in Halle a.d.Saale was Arthur een zoon van Max Wendel en Toni Herzfeld. Twee van de drie kinderen uit het gezin overleefden de oorlog. Hij werkte in de stadsbibliotheek en genealogie was zijn hobby. In 1938 werd Mendel naar Buchenwald gezonden. In februari 1939 ging hij naar Westerbork in Drenthe en trad aldaar in het huwelijk met Irma Regina Mendel-Weinberg, geboren in 1891, die op 3 oktober 1944 in Auschwitz is vermoord. Op 4 september werd Arthur Mendel gedeporteerd naar Theresienstadt en vandaar eind september naar Auschwitz overgebracht waar hij januari 1945 is vermoord.
–Elsa E. Molhuysen ( werkte aanvankelijk bij de bibliotheek van het Vredespaleis en na enkele jaren bij de universiteitsbibliotheek Leiden. Op 23 november vanwege Joodse roots ontslagen, pleegde zij op 8 april 1941 zelfmoord
–Heinz Wolfgang Nassau (1908-1943 Auschwitz). Op 27 november 1908 geboren in Essen-Rüttenscheid. Was bibliothecaris van de Synagoge in Essen alsmede journalist van een Joodse krant; in 1938 direct na de Kristallnacht van 9 op 10 november naar Nederland geëmigreerd. Hier vond hij onderdak bij zijn tante Jenny Jordan-Nassau (op 5 maart 1943 omgebracht in vernietigingskamp Sobibor). Op 7 mei 1940 verhuisde hij naar het adres Grensstraat 25-III. Het laatste bekende woonadres was Zuider-Amstellaan 90-II, per 25 november 1942. Op 18 juli trouwde Heinz Nassau met Lotte Rosenzweig (die WOII overleefde en in 2016 is overleden) Het betrof een schijnhuwelijk waarbij Lotte een “Sperre” verkreeg omdat Heinz Nassau inmiddels in dienst was van de Joodse Raad. Nassau is als gevolg van een actie van en Nederlandse NSB-premiejager op 27 augustus 1943 gearresteerd en werd op 23 september overgebracht naar Westerbork. Vandaar is hij met het transport van 19 oktober 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en aldaar op een onbekende datum in 1943 omgebracht.
–Jacob da Silva Rosa (1883-1943 Sobibor), 1910 benoemd als assistent en vanaf 1916 bibliothecaris van Ets Haim Joodse bibliotheek in Amsterdam
–Arthur Spanier (1889-1944 Bergen Belsen).
Op 17 november 1889 geboren in Magdeburg. Was docent in de Talmud en bibliothecaris. In Duitsland 14 jaar werkzaam bij de Staatsbibliotheek in Berlijn, afd. Oriëntalistiek (Judaïca en Hebraïca) vóór zijn vlucht in 1939 naar Nederland. In 1938 is hij na een progrom een aantal weken vastgehouden in KZ Sachsenhausen. Internationaal bekend van talrijke publicaties ontving Spanier een verzoek college te geven aan het gerenommeerde Hebrew Union College in Cincinnati, maar de US-ambassade in Berlijn verleende hem geen visum. In 1939 emigreerde Arthur Spanier naar Holland, om te proberen via het Amerikaans consulaat in Rotterdam alsnog een visum te verkrijgen. Dat lukte niet en Spanier werkte vervolgens in de Bibliotheca Rosenthaliana. In 1942 viel hij in handen van de nazi’s en is Spanier naar kamp Westerbork vervoerd en vandaar naar KZ Bergen-Belsen alwaar hij op 30 maart 1945 is vermoord. Dat was twee weken voordat Britse eenheden het kamp bevrijdden op 15 april 1945. In 2011 zijn in vier vitrines in de leeszaal van de Staatsbibliotheek in Berlijn persoonlijke documenten met betrekking tot Arthur Spanier tentoongesteld. “Persönliche Dokumente (Zeugnisse, Wehrpass, Beurteilungen von Vorgezetzten and der Staatsbibliothek, Korrespondenz mit der Gestapo vor der Emigration, selbständige Arbeiten sowie Beiträge Spaniers u Zeitschriften, Lexika und Festschriften, dazu handschriftliche Original-Karteikarten aus dem alten Orient-Katalog gezeigt. Einige Bände aus der Nachkriegszeit enthalten Würdigingen des “stillen Gelehrten” hinsichtlich seines bibliothekarischen Engagements sowie seiner wissenschaftliche Leistung” [Staatsbibliothek zu Berlin – Preusssischer Kulturbesitz Foyer vor dem Orientlesesaal, Potsdamder Strasse 33, 10785 Berlin].
Rebecca Vaz Dias geboren 9 april 1913 in Amsterdam en na kamp Westerbork overleden 30 september 1942 in Auschwitz. Woonde laatstelijk op het adres Volkerakstraat 3-II Amsterdam, Van beroep: bibliotheekassistent (Joods Monument). Ook vermeld als verkoopster.
=========
=============
Vervolg Stadsbibliotheek Haarlem
bijlage: lijst van verboden boeken Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels in op dracht van het Departement van Volksvoorlichting van Kunsten, januari 1942
vervolg verboden boeken en auteurs: Em. van Loghem: Asfelt en horizon; Vicky Baum: alle boeken; Madame Eva Curie: alle boeken; Herman Rauschling: alle boeken; Wilhelm Speyer: alle boeken; Lord Marley: het bruinboek; Antal Maros: De “Roode Donau”; Emid Ludwig: alle boeken: mr.H.J.Kruis en H.Staring: op de bres voor Bederlandsch Onafhankelijkheid.
Opgave van bronnen en literatuur
– Noord-Hollands Archief Haarlem: archief Stadsbibliotheek Haarlem
– Gemeentelijke openbare bibliotheek Heemstede: catalogi Stadsbibliotheek
– ‘Dagboek’ in rijmvorm 5-12-1942/8-5-1945 door mevrouw C.M.Reeser
– Mondelinge informatie, o.a. van mw.M.Warns en mw.M.Wijnstroom
-Bibliotheekleven; orgaan der Centrale Vereniging voor openbare bibliotheken en van de Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen. Jaargangen 1935 en 1940-1947.
-Wim Cerutti. van koosterlibrije tot stadsbibliotheek; boeken in het Haarlemse stadhuis 1296-2001. Haarlem, 1999.
-H.E.Greve, In nacht en ijs; openbare leeszalen en bibliotheken van september 1944 tot juni 1945. ‘s-Gravenhage, 1945 (Leeszaalwerk; nr.23).
-Hans Krol. Lotgevallen van de Stadsbibliotheek Haarlem tijdens de donkere oorlogsjaren 1940-1945. In: Waardevol oud papier; feestbundel bij het tienjarig bestaan van Bubb Kuyper veilingen boeken en grafiek. Haarlem. 1996, p. 162-170.
P.Manasse, Verdwenen archieven en bibliotheken; de verrichtingen van de Einsatzstab Rosenberg gedurende de Tweede Wereldoorlog. ‘s-Gravenhage 1995
G.M.Nieuwenhuis, Vijf jaren oorlog over Haarlem; verslag van de gemeentelijke bemoeiingen van 1940-1945. Haarlem 1948
G.A.van Riemsdijk, Geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland. Deel 2 van mei 1940 tot mei 1945. ‘s-Gravenhage 1979.
P.Schneiders, Lezen voor iedereen; geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland. ‘s-Gravenhage 1990. (Hoofdstuk 3: p.135-186; fragmenten van dit oorlogshoofdstuk zijn verschenen in het tijdschrift Maatstaf (1989) nr.10, p.75-102.
P.V.de Wit, Bij het herdenken van 350 jaar Stadsbibliotheek (en leeszaal) van Haarlem, 1596-1947. Haarlem 1947.
Tijdens de bezettingsperiode (mei 1940-mei 1945) door de Stadsbibliotheek-Haarlem uitgegeven catalogi:
– Katalogus van Nederlandsche, Zuid-Nederlandsche, Zuid-Afrikaansche en in het Nederlandsch vertaalde romans, novellen en schetsen aanwezig in de Stads-Bibliotheek en Leeszaal van Haarlem. 1940 Supplement 1942 (stencil).
– Katalogus der exacte en technische wetenschappen van de Stads-Bibliotheek en Leeszaal van Haarlem. 1941. Supplement 1943.
– Katalogus aardrijkskunde, land- en volkenkunde van de Stads-Bibliotheek en Leeszaal van Haarlem. 1942. (stencil)
– Katalogus der muziekafdeeling van de Stads-Bibliotheek en Leeszaal van Haarlem. 1942. Supplement 1944.
Bijlage 1: enkele knipsels uit oorlogstijd
Bijlage 2: verslag stadsbibliotheek Haarlem, in: ‘In nacht en ijs; openbare leeszalen en bibliotheken van september 1944 tot juni 1945. Samengesteld door dr.H.E.Greve (Leeszaalwerk, nummer 23)
Bijlage 3: over wat Harry Mulisch schreef over zijn boekendiefstallen uit de Stadsbibliotheek Haarlem in ‘Mijn getijdenboek’, 1975: ‘(…) Kunst en misdaad, Genie und Irrsin, dat waren de thema’s die mij in mijn mefistofelische periode biologeerden. Weliswaar had ik bij Weiniger gelezen, dat “der verbrecherische Trieb im grossen Menschen vergeistert” wordt “zum Künstlermotiv wie bei Zola, oder zur philosophischen Konzeption des “Radikal Bösen” wie bei Kant’en dat zij daarom niet “zur verbrecherischen Tat” leidt, dat na niet weg dat Han van Meegeren mij toen verscheen als het radikaal boosaardige oerbeeld van de Grote Mens, die ik graag zelf wilde zijn. Zijn affaire dook op alsof ik haar geroepen had. In een map verzamelde ik alle knipsels; ik ging naar Amsterdam, naar Annie van Ees, die ooit door hem geschilderd was en hoorde haar uit over hem. Urenlang zat ik in meditatie voor haar portret. En toen besloot ik zelf ook tot een misdaad over te gaan. De leeszaal van de Haarlemse stadsbibliotheek, waar ik bijna dagelijks een paar uur doorbracht, bezat een groot plaatwerk van tekeningen van Van Meegeren. Dat moest ik hebben. Maar het boek was een halve meter hoog en viel niet onder een regenjas te verbergen, zoals de andere werken die ik placht te stelen. Er was maar één mogelijkheid om met zo’n foliant de leeszaal te verlaten: wanneer men er ook mee binnengekomen was. Nu bezat mijn vader een ongeveer even groot plaatwerk van Rembrandt . Gedurende verscheidene dagen ging ik met dat kostbare, in bruin leer gebonden boek naar de leeszaal, zodat de bibliothekaresse achter de lessenaar er aan zou wennen, dat ik altijd grote boeken onder mijn arm had. Tot mijn vreugde hield zij mij meteen de eerste dag bij het weggaan aan – toen het Rembrandtboek mijn eigendom bleek te zijn, noodzakelijk voor mijn vergelijkende studies van het clair-obscur, kon er weinig meer gebeuren. Zou ik toch nog gesnapt worden, dan was het eenvoudig een vergissing, – ik zou in de lach schieten en zeggen: “Dat zou een mooie manier zijn om te stelen!” Maar ik werd niet gesnapt, en met Van Meegeren verborgen achter Rembrandt wandelde ik het Prinsenhof op – ongeveer zoals hij zelf zich had verborgen achter Vermeer. Maar net als hij liep ook ik ten slotte tegen de lamp, – zij het door mijn eigen schuld: ik had mijn mond niet kunnen houden en was door een huisgenoot aangegeven bij de politie. De twee andere boeken, die de Vordering tot Gerechtelijk Vooronderzoek van 14 februari 1946 vermeldt, had ik al in de oorlog gestolen; die had ik uit eigen beweging opgegeven om te voorkomen, dat mijn hele bibliotheek uitgekamd zou worden, wat mij vermoedelijk op op levenslang was komen te staan. Nu werd het een schadevergoeding van ƒ 65,- (want ik had alle platen er uit gescheurd, en aan de muur opgehangen), ƒ 40,- boete sbs. 24 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van drie jaar, tijdens welke ik mij aan de reklassering had te onderwerpen. De ambtenaar van dit instituut, die mij spoedig na mijn proces kwam opzoeken gaf Frieda zijn kaartje, dat luidde: J.J.Dorrepaal Ouderling der Nederlandsch Hervormde Gemeente. Ik zie nog het gezicht van Frieda, die mij het kaartje kwam brengen: of ik als laatste snufje nu christelijk aan het worden was. De brave Dorrepaal wist natuurlijk niet dat zo’n funktie bij ons heel wat meer opzien baarde dan wanneer er eenvoudigweg had gestaan: Ambtenaar van het Nederlandsche Genootschap tot Reclassering, want dat ik een gangster was had Frieda altijd wel vermoed. Dorrepaal leek precies op de oude Freud. Ondanks dat mag ik mij er geloof ik op beroemen, dat hij al na een paar bezoekjes volslagen onder mijn invloed was gekomen. Misschien was hij – na Henny – de tweede, die de Grote Mens in mij herkende. In elk geval zei hij na drie weken – dat was in 1947 – en niet na drie jaar, dat hij geen reden zag om mij verder nog te bezoeken. Ook zou hij er voor zorgen, dat de veroordeling niet op mijn strafregister werd vermeld, want anders, zei hij “zul je niet meer naar Amerika kunnen emigreren”. Hij was een lieve man, die mij een vreselijk lot heeft bespaard. Ik had hem uitgelegd, dat ik mijn misdaad uitsluitend had gepleegd, uit een schuldige identifikatiebehoefte met mijn vader, die ook in de gevangenis zat. Die wijsheid had ik uit de echte Freud – maar ik verzweeg, dat ik diens werken eveneens had gestolen (…)’.
Bijlage 4; lijsten van boeken WOII
Bijlage 5: In 2019 verscheen een interessante publicatie door Mark Deckers: ‘Alles behouden; de oorlogsdagboeken van de Bibliotheek Deventer’ , een uitgave van Walburg Pers
Bij zijn archiefonderzoek ontdekte Mark Deckers een brief waaruit bleek dat Annie M.G.Schmidt in 1941 solliciteerde naar het directeurschap van de bibliotheek in Deventer, maar het werd een andere Annie die zich voor het openbaar bibliotheekwerk verdienstelijk zou maken, namelijk Annie Timmenga. Zoals bekend werd Annie M.G.Schmidt dat jaar directrice van de bibliotheek in Vlissingen.
====================================================
=================
DE LIBRIJE VAN HAARLEM
Jaap Temminck: Ad pios usus: uitgaven voor vrome werken. ‘In 1595 nam de Haarlemse vroedschap het besluit tot het oprichten van een bibliotheek, de librije. Maar al in 1595 kregen de kerkmeesters driehonderd pond toegewezen voor de oprichting van een librije. Zij zullen er boeken voor hebben gekocht. Van 1597 tot 1600 kregen ze nog eens ieder jaar tweehonderd pond om de librije van boeken te voorzien. In 1608 kocht de pensionaris voor 120 pond boeken in Den Haag en werden in goud voor 180 pond twaalf met de hand op perkament geschreven delen met teksten over allerlei onderwerpen voor e stads librije aangekocht. Ook werd betaald voor het binden van veertien boeken en het maken van ‘haken’ daaraan. Lagen die boeken in de librije aan de ketting/ Door de stad ontvangen geschenken zoal het door Emmanuel van Meteren geschreven werk “De Nederlandsche historie’ werden in de librije geplaatst. Andere historische werken die ontvangen of gekocht werden waren ‘oorspronck ende voortganck van de Nederlantsche beroerten” door Cornelis Cornelisz. Coenesteijn van Leiden (25 pond) en “De Nederlandsche Republique’ door Jan Francois le Petijt (50 pond). Zeven delen gedrukte resoluties van de Staten Generaal kostten in 1614 negen pond. De verering van de stad met “de Belegering en geschiedenis van Ostende” leverde de schrijver Hendrik van Haaften zestig pond op. “Haerlemsche belegeringe ende bly eyndepel” waarmee Govert van den Eembd Haarlem vereerde werd met dertig pond beloond. (…) Uit: Haerlem jaarboek 2017. Haarlem, 2018.
Verdere literatuur over de geschiedenis van de stadsbibliotheek Haarlem:
Bovenstaand vooromslag van een concept-uitgave van circa 50 pagina’s door Wim Cerutti, in 1999 uitgegeven in de serie ‘Indrukwekkend’ van bibliofiel en grafisch genootschap ‘Het Beschreven Blad’. Bedoeld als vooruitgave voor een te verschijnen boek over de geschiedenis van de stadsbibliotheek Haarlem. Cerutti schrijft ‘Het middeleeuwse stadhuiscomplex bestond uit twee grote onderdelen; 1) het eigenlijke stadhuis, waarvan de kern is gebouwd rond 1370, 2) het daar direct achter gelegen dominicanenklooster, gesticht in 1287 en – na diverse branden – rond 1385 herbouwd en rond 1460 vernieuwd. Het klooster verviel in 1578 aan de stad. Op de vooromslag zien we: Verdieping Prinsenhof. Hal van de Stadsbibliotheek. Links van de gang de Bibliotheekkamer, rechts de Leeszaal. Boven de toegang het bord met de latijnse tekst, in vertaling luidend: ‘Bibliotheek Deze plaats verwelkomt mannen van de wetenschap, Verbiedt de toegang aan het grote publiek, Verlangt naar rechtschapenen, Weert het volk’.
Het stadhuiscomplex heeft een groot aantal functies gehad. De belangrijkste zijn: – zetel van het stadsbestuur; – huisvesting van ambtenaren; – ‘paleis van justitie’; – klooster; – gastenverblijf voor hoge bezoekers (“Prinsenlogement’); – hoofdwachtplaats van de Schutterij. Voorts nog talrijke andere functies, waarvan de belangrijkste zijn; – Stedelijk Museum; – Stadsbibliotheek; – Leesmuseum; – Stadsarchief.
Onderstaand een voorlopige inhoudsopgave van ‘Van kloosterlibrije tot stadsbibliotheek’:
- Anneke van den Bergh. Haarlem: De Haarlemse Librije. In: Historische stadsbibliotheken in Nederland; studies over openbare stadsbibliotheken in de Noordelijke Nederlanden vanaf 1560 tot 1800; onder redactie van Ad Leerintveld en Jan Bedaux. Zutphen, Walburg Pers, 2016.
- Wim Cerutti, Van kloosterlibrije tot stadsbibliotheek; boeken in het Haarlemse stadhuis 1296-2001. Haarlem, 17 november 1999.
- Lotte Hellinga-Querido. De Koningbijbel van de prins in de Stadsbibliotheek te Haarlem. Stadsbibliotheek Haarlem en Instituut voor Neofilologie en voor Neolatijn van de universiteit van Amsterdam.1971.
- F.Tames. De stadsdoelen; van schutterij tot boekerij. In een uitgave samen met ‘De schutterij te Haarlem door dr.C.van de Haar. Haarlem, Stadsbibliotheek, 1974.
- Uit de voorgeschiedenis van de stadsbibiotheek te Haarlem. Stadsbibliotheek Haarlem en Instituut voor Neofilologie en voor Neoatijn aan de universiteit van Amsterdam. 1971.
- P.V.de Wit. Bij het herdenken van 350 jaar Stads-bibliotheek (en Leeszaal) van Haarlem 1596-1947. [met als speciale bijdrage “De Oude trap” , een gelegenheidsgedicht van Guda Ratelband]. Haarlem, 1947.
- Vier eeuwen boek; 400 jaar traditie en vernieuwing. Speciale krantuitgave van Haarlems Dagblad / IJmuider Courant. 1996.
Tekening door Ietje Rijnsburger bij gelegenheid van een kindertentoonstelling tijdens Kinderboekenweek in de jeugdbibliotheek toen deze in 1983 nog gevestigd was in de wijk Bosch en Vaart in het pand Schouwtjeslaan 63
De Bibliothecaresse: Guda Ratelband. Uit; Jannie Poelstra, Vrouwen aan het Spaarne. Haarlem. de Vrieseborch, 1998
Boekenlegger Stadsbibliotheek Haarlem, 1996
Hoofdstuk over nieuwe stadsbibliotheek aan het Doelenplein In Haarlem uit biografie Bernard Bijvoet, ontwerper van de centrale bibliotheek Haarlem in samenwerking met G.H.M.Holt. (Met dank aan ir. Jan Dekker, die zich verder zorgen maakt om de manoeuvres van de bibliotheek om de “tweederangs-voorraad” op te doeken, omdat er een paar scholieren willen studeren. ‘En diezelfde scholieren zijn waarschijnlijk – in de meeste gevallen – niet eens lid/contribuant. Ik vind de bibliotheek een prachtig instituut. maar als het zo gaat kan ik ook mijn lidmaatschap wel opzeggen.’
In het Litterair dagboek van Barend Rijdes 1966-1975 (Uitgave Lenie Peetoom, 1988) komt Van Dijk meermaals voor. Zo schrijft hij op 17 januari 1966; ‘(…) Liet een eind met van Dijk op, Rotarian en directeur van de gemeentelijke bibliotheek. Van het een op het ander komend vertelde hij mij dat hij, samen met Sem Hartz, een handpers heeft en daar wat op gaat drukken. En wel over van Deyssel: een krantenartikeltje van Mari Andriessen, onder andere denk ik, en een brief van van Deyssel aan Sem Hartz. De laatste had in jeugdige bewondering Van Deyssel een brief geschreven en hem een houtsnede ex-libris gestuurd met het verzoek of de grote meester dit wil aanvaarde en in zijn boeken plakken. Maar de houtsnede vertoonde onder meer een parende man en vrouw, waarop Van Deyssel antwoordde dat “hij dit, daar hij toch altijd nog een product was van een christelijke samenleving, niet in zijn exemplaar van de Imitatio Christi kon aanbrengen, zoals u dit niet in een lijstje zult zetten op de schrijftafel van uw moeder.” Over Van Dijk , Hartz en de Tuinwijkpers wordt onder meer via de Rotary geschreven op de pagina’s 23-27, 29-31, 38, 47-50, 72, 76-79, 85, 96 en 99. In later tijd heeft Cees van Dijk publicaties gezet en gedrukt op zijn Carlina Pers. Twee uitgaven van Barend Rijdes zijn gedrukt op de Tuinwijkpers: Bitterkoekjes (aphorismen), 1968 en Kwatrijn in 1970.
BREAKING NEWS: STADSBIBLIOTHEEK HAARLEM STOPT MET EEUWENLANGE FUNCTIE VAN BEWAARBIBLIOTHEEK?!
In een artikel in het Haarlems Dagblad van 6 mei 2017 deelt een medewerkster van de stadsbibliotheek Haarlem mede: ‘(…) Het is gezellig met al die lerende kinderen. Wij vinden het zelfs zo belangrijk dat we extra studieplekken gaan creëren. De boeken die in de kelder staan gaan naar de kunstacademie in Amsterdam, die maken er vervolgens tafels en stoelen van. Zo zal ook die ruimte in de toekomst benut kunnen worden om te studeren. (…)
Bovenstaande opmerkingen hebben o.a. geleid tot een reactie van de heer Dick Kortekaas, een opiniestuk van drs. Wim de Wagt en ingezonden berichten van Anja Kroon, T.Beer en Kees Schabbing.
SCHATTEN UIT DE STADSBIBLIOTHEEK HAARLEM. Uit: verslag van het jubileumjaar 1996:
P.S. Gelukkig is dankzij een wethouder met vooruitziende blik en een directeur die wèl de waarde en betekenis hiervan hebben ingezien de oude collectie (waaronder de zogeheten ‘Costerina’ al verhuisd naar het Noord-Holland Archief in Haarlem. Jarenlang heeft de stadsbibliotheek zich geprofileerd als ‘de schatkamer van Haarlem’. Die eretitel komt te vervallen nu managers de boventoon voeren boven bibliothecarissen. Het is toch te zot voor woorden dat als alternatief voor boeken met een bewaarfunctie een kunstacademie daar design-stoelen en tafels van gaat vervaardigen. Boudewijn Büch zaliger zou spreken van cultuurbarbarisme, en hij niet alleen. In dit verband wordt verder opgemerkte dat de bibliotheek/mediatheek van de Hogeschool InHolland te Haarlem, naar werd gezegd vanwege digitalisering, enkele jaren geleden is wegbezuinigd en dat het personeel (geruisloos) is ontslagen.
Café the Library aan het Houtplein in Heemstede heeft het slechts enkele jaren volgehouden. Nabij Baan 7 (Houtplein) is bij Carlton Bar & Kitchen Zocher een bibliotheekkamer ingericht.
Anno 2020 omvat de bibliotheek Zuid-Kennemerland, naast de stads- ofwel hoofdbibliotheek aan het Doelenplein, en de Stationsbibliotheek, de volgende filialen in de stad Haarlem: Noord: Planetenlaan 170, Oost: Leonard Springerlaan 5; Schalkwijk; Fie Carelsenplein 2. Verder ressorteren hieronder de bibliotheken in Bennebroek, Bloemendaal, Heemstede, Hillegom, Spaarndam en Zandvoort.
TENTOONSTELLING: EEN OPENBOEK 425 JAAR BIBLIOTHEKCOLLECTIES IN HAARLEM IN HET NOORD-HOLLANDS ARCHIEF VAN 11 SEPTEMBER TOT EN MET 7 NOVEMBER 2021
https://noord-hollandsarchief.nl/nieuws/nieuwsoverzicht/974-een-open-boek
De expositie bevat informatie over de geschiedenis van kloosterbibliotheken naar stadsbibliotheek én openbare bibliotheek. De historische bewaarcollectie is intussen in verband met betere conserveringsmogelijkheden overgebracht naar het Noord-Holland Archief, locatie Jansstraat 40. Tentoongesteld zijn o.a. voorbeelden van deelcollecties, zoals de ‘Costeriana’, blokboeken, antieke bijbels zoals de ‘Koningsbijbel’ en ‘Armenbijbel’ centsprenten, pop-up boeken, bibliofiele uitgaven e .d. Onderstaand enkele foto’s
Volgende Bijdragen:
-Herinneringen van en aan Harry Mulisch in Heemstede en Haarlem (1927-1958)
–Boekenzegeltjes van boekhandels en leesbibliotheken in Zuid-Kennemerland
Gerard J. Telkamp gezegd:
Over de Openbare Bibliotheek (Haarlem) (Stadsbibliotheek) in de Tweede Wereldoorlog. Verschrikkelijk dat velen in het openbaar bibliotheekwezen zo “pro-actief” en kruiperig zijn geweest ten opzichte van de bezetter. Om erger te voorkomen? Hoe dan? De term Burgemeester in Oorlogstijd mag wat mij betreft worden vervangen door Bibliothecaris in Oorlogstijd. Maar met een nog bitterder bijsmaak..
Pingback: Merkwaardig (week20) | www.weyerman.nl