‘Wo man Bücher verbrennt, verbrennt man am auch am Ende Menschen’ (Heinrich Heine, in zijn tragedie ‘Almansor’. 1821, gepubliceerd in 1823) De katholieke Spaanse kardinaal Francisco Jimenez dwong de moslims van Granada tot het christendom te bekeren. Korans werden in het openbaar verbrand. [Almansor: We hoorden dat de verschrikkelijke Jimenez midden op de markten te Granada – Mijn tong verstart in mijn mond – de Koran in de vlammen van een brandstapel wierp! Hassan: ‘Dat was slechts een voorspel, daar waar men boeken verbrandt, verbrandt men uiteindelijk ook mensen’ (Heinrich Heine)
BOEKVERBRANDINGEN IN DE LOOP VAN DE EEUWEN
Boekverbrandingen zijn van alle tijden, vanaf de klassieke Oudheid tot heden, ook aangeduid als biblioclasme [voor beelden en kunstwerken spreekt men van iconoclasme] of libricide. Bibliolythie is de zucht tot boekvernietiging buiten de officiële censuur om , betrekking hebbend op staatsgevaarlijk of godsdienstvijandig geachte geschriften.
The United States Holocaust Memorial Museum defines book burning as ‘the ritual destruction by ire of books or other written materials. Usually carries out in a public context, the burning of books represents an element of censorship and usually proceeds from cultural, religious, or political opposition to the materials in question”.
Inleiding J.H.(Jaap) Kruizinga (1913-1996) werd geboren in de toenmalige gemeente Watergraafsmeer, in 1920 door Amsterdam geannexeerd. Hij behaalde een onderwijsakte en gaf o.a. les op zijn vroegere lagere school in de Watergraafsmeer. Tijdens de bezettingsperiode belandde hij in het Huis van Bewaring op de Weteringschans en schreef daar op 300 wc-papiertjes, die uit de gevangenis werden gesmokkeld, een kinderboek ‘Roetje, het gevangeniskatje’. Na zijn vrijlating kon hij geen les geven en bezocht Kruizinga veelvuldig het gemeentearchief aan de Amsteldijk. Daar verdiepte hij zich speciaal in de geschiedenis van de Watergraafsmeer en publiceerde uiteindelijk acht boeken over dit stadsdeel. Na de oorlog is door hem met H.W.Alings de vereniging voor Heemkennis ‘Ons Amsterdam’ opgericht. In totaal schreef hij 29 boeken over Amsterdam, naast 14 schoolboekjes en o.a. liefst 45 delen in de AO-reeks. Ook het boek in al zijn vormen had zijn bijzondere interesse. In de jaren zeventig verscheen als populaire uitgave ‘Tussen Papyrus en Paperback; lotgevallen van boeken’, bestaande uit een tiental hoofdstukken, waaronder: V. Naar de brandstapel! , waarin allerlei historische geven over boekverbrandingen zijn opgenomen.
In 2012 verscheen het boek ‘Verboden Boeken’, een uitgave van Centre Céramique bij gelegenheid van het 350jarig bestaan van de Stadsbibliotheek Maastricht. Daarin komen ook diverse boekverbrandingen ter sprake.
De wijsgeer Confucius zwierf van 492 tot 483 voor Christus door China en bood in verscheidene staten zijn diensten aan. Tevergeefs trachtte hij gehoor te vinden voor zijn hervormingsideeën. Na terugkeer in zijn geboortestaat Loe stichtte hij een school. Confucius beschouwde zichzelf niet als een vernieuwer maar als een conservatieve hervormer. Zijn bekendste uitspraken zijn door leerlingen verzameld in “Loen ju’, in het Westen bekend als de ‘analecta’of ‘gesprekken’.
De eerste keizer van China van de Qin-dynastie (221-206 v.chr.), Huang Ti, regeerde als een absoluut vorst. Zijn Eerste Minister en hoofdgeschiedschrijver (!) Li Ssu vaardigde een wet uit dat het verleden moest worden uitgewist en de geschiedenis opnieuw begonnen. Om de herinneringen aan het verleden uit te wissen gelastte de keizer in 213 voor Christus dat alle bekende literatuur moest worden vernietigd, met uitzondering van de boeken over geneeskunde, waarzeggerij en landbouw. Ook vrijwel alle exemplaren van ‘Loen ju’ zijn toen verbrand. Wie weigerde om boeken ter verbranding af te staan, werd, gebrandmerkt en veroordeeld tot vier jaar slavenarbeid aan de Grote Muur. Overgeleverd is dat tenminste 460 protesterende schrijvers levend zijn begraven. Hen werd ten laste gelegd verraderlijke taal te hebben gebezigd.
Ook in het Bijbelboek Handelingen (19:13-19) komt een geval van boekverbranding voor. Toen de Apostel Paulus in Efese was traden de 7 zonen van Sceva, een joodse opperpriester, op tegen een door de duivel bezetene. Deze overweldigden hen en sloeg hen bijna naakt zijn huis uit. Die gebeurtenis maakte zoveel indruk dat enkele collega-duivelbezweerders hun boeken op de brandstapel wierpen. Citaat: ‘Velen ook degenen, die ijdele kunsten gepleegd hadden, brachten de boeken bijeen en verbrandden ze in aller tegenwoordigheid; en berekenden de waarde dezelve, en bevonden vijftig duizend zilveren penningen’.
==========
Na het Concilies van Nicaea (325 na Christus) en Sardica (342) zijn de geschriften van de als ketter beschouwde Arius en diens navolgers, Arianen, verbrand.
In 411 voor Christus zijn de werken van Protagoras in Athene verbrand. De bibliotheek van Pergamon (Pergamum); waar perkament werd gebruikt bij gebrek aan papyrus, is geroofd voor de grote Museion-bibliotheekvan Alexandrië, die eerst in 48 voor Christus ten dele onder Caesar is verband en na plunderingen door Christelijke Kopten in 395 ten slotte in 635 het restant zou zijn verwoest door moslimgeneraal Khalid ibn Walid op last van kalief Omar (592-644), een vurig aanhanger van de profeet Mohammed. Dat allemaal onder het motto ‘Of deze boeken zijn in strijd met de Koran en dan gevaarlijk, òf ze zijn in overeenstemming met de Koran en dan overbodig. In beide gevallen moeten de boeken naar de brandstapel’. Volgens één bron zouden de boekrollen en codices van de bibliotheek zijn aangewend als brandstof voor de badhuizen. Nog twee voorbeelden uit de klassieke oudheid: in 168 voor Christus is de Joodse bibliotheek in Jeruzalem opzettelijk verwoest tijdens de opstand van de Makkabeeën en in de eerste eeuw na Christus heeft de Romeinse keizer Augustinus opdracht gegeven werken van de dichters Cornelius Gallus en Ovidius te verbranden.
De eerste uitgave van de Katharen, die het Oude Testament afwezen en Jezus centraal stelden, verscheen in de tiende eeuw. Vanaf 1145 trad de Room-Katholieke Kerk op tegen de Katharen ofwel Albigenzen als ketters in Zuid-Frankrijk en Noord-Italië en kwamen hun geschriften op de brand stapel terecht. Ook talrijke aanhangers van dit voor de Roomse kerk ketterse geloof voor de kerk, zijn levend verbrand, de laatste Kathaarse leider pas in de veertiende eeuw. In de zestiende eeuw hebben de uit Frankrijk en Italië Waldenzen zich als Protestanten aangesloten bij de Reformatie.De leider van de Spaanse inquisitie, de Dominicaner monnik Thomas de Torquemada (1420-1498) stond aan de basis van de zogeheten ‘Auto dafé’ (= daad van geloof), die verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van duizenden Joden en hun boeken.
Ruim een halve eeuw later in 1559 zijn in Valladolid en Sevilla mensen die de denkbeelden van reformator Luther verbrand en met de slachtoffers werden tevens hun ketterse boeken een prooi der vlammen. ook in Rome, Keulen en Leuven zijn Luther geschriften verbrand. De boeken gingen in tegen het gezag van de paus en dus ook ‘Tegen Gods wil’ ingaan.
Tijdens de middeleeuwen waren de Katharen de meest vervolgde groep binnen de christelijke kerk. Omstreeks 1200 stuurde de paus Dominicus, stichter van de Dominicanen èn van de Inquisitie (kerkelijke rechtbanken) naar Zuid-Frankrijk om hen te bekeren tot het ware geloof, maar dat lukte niet. De later heilig verklaarde Dominicus besloot toen hun geschriften te verbranden. Tegelijkertijd zijn toen ook heel wat Katharen levend verbrand Pas in de veertiende eeuw is de laatste leider van de Katharen naar de brandstapel geleid. De Inquisitie heeft in later jaren enorme brandschade veroorzaakt, niet alleen in Europa maar ook in Amerika waar de boeken van de Azteken en Maya’s in opdracht van Spaanse bisschoppen zijn verbrand.
(1) Gebaseerd op een vermelding van de monnik Pierre des Vaux de Vernai, in diens: Historya Albergenis. Historia de factis et triimfis memorabilibus nobilis viri domini Simonis comitis de Monte Forti, 1213-1218.
In het Florence van de vijftiende eeuw ergerde zich de priester en boeteprediker Girolama Savonarola (1452-1498), prior van het klooster van San Marco te Florence, aan de room-katholieke autoriteiten. Zelf heerste in zijn abdij armoede en strenge ascese. Volgens Savonarola waren de hoge priesters volgens hem corrupt, trokken zij zich niets aan van het celibaat en verdienden ze geld met de handel in aflaten. Tevergeefs pleitte de pater Dominicaan voor een terugkeer naar de pure en sobere leer van God. In 1497 werd Savonarola door paus Alexander VI geëxcommuniceerd. Omdat hij weigerde zich aan zijn gezag te onderwerpen. Savonarola organiseerde zogeheten ‘Vreugdevuren der IJdelheden’, waarbij naast wereldse luxe goederen als sieraden e.d. ook godslasterlijke boeken werden verbrand, zoals de Decamerone van Boccaccio en de geschriften van Dante Alighieri. In 1497 werd de boekverbrander zelf op aandrang van hogerhand verbrand, samen met zijn geschriften.
In 1837 is diens werk ‘Opuscculi inediti’ op de r.k. Index van verboden boeken geplaatst. In 1952 publiceerde Pierre H.Dubois zijn roman ‘Een vinger op de lippen: Bekentenissen van Lorenzo Viitelli, Florentijns monnik omgekomen op de brandstapel in het jaar 1498’, gebaseerd op het leven van Savonarola. De IDIL verbood de roman voor katholieke lezers, omdat hij “moet worden geacht te vallen onder de kerkelijke Codex en is af te wijzen als ten enenmale onverenigbaar met de christelijke levensopvatting”.
De reactie van de Duitse reformator Luther op zijn excommunicatie was het verbanden van de pauselijke banbul en van Roomse wetboeken. Via aanplakbiljetten maakte hij bekend dat 10 december 1520 om negen uur in de ochtend ten aanschouwe van het publiek voor de Eksterpoort in Wittenberg een brandstapel zou worden ontstoken. Op deze plaats bevindt zich tegenwoordig de Luthereik.
Na de Spaanse verovering van Mexico door de Spaanse veldheer en conquistator Hernan Cortes(1485-1547) zijn vele inheemse codices van de Precolumbiaanse cultuur door Spaanse missionarissen verbrand, in welk verband vooral Diego de Landa (1524-1579) wordt genoemd. Hij schreef: ’We vonden een groot aantal boeken, van geen belang vanwege bijgeloof en beschouwd als leugens van de duivel. We verbrandden ze allemaal, wat hen = [de Maya’s] bedroefde en wat hen veel kwelling veroorzaakte.’ Van de Maya’s is slechts een viertal codices bewaard, allevier buiten Mexico, en bekend als 1) Dresden codex, 2) Madrid codex, 3) Parijs codex en 4) Grolier ofwel Sáen codex in New York.
Inquisiteur Juan de Zumárraga deed het zetzelfde met de boeken en archieven van de Azteken door deze publiekelijk op de markt van Tialteloloco te verbranden. Ondanks dat volgens een overgeleverde bron de door een Spaanse bisschop bevolen verbranding enkele dagen en nachten heeft geduurd, zijn van de Azteken gelukkig enige tientallen codices bewaard gebleven.
===========
In de 15e tot 19de eeuw zijn op diverse plaatsen in de wereld boeken om religieuze dan wel politieke redenen verbrand, o.a. in Budapest (1526), Munster (1534) Cairo (1806), Wartburg etcetera, etcetera.
De Raad van Beroerten (Alva’s ‘Bloedraad’ bijgenaamd) in Brussel toonde zich in 1568 actief met het arresteren van Protestantse persionen die naar onafhankelijkheid streefde, Het jaar daarop kwamen de boeken aan de beurt. Op 26 maart 1569 werd er gelijktijdig een inval gedaan bij vrijwel alle boekhandelaren in de Lage Landen. De boekverkopers van Doornik, dat een calvinistisch bolwerk was, weden financieel zwaar belast door het afstaan van meer dan 500 ketterse boeken die op 16 juni publiekelijk verbrand werden
=======
=========
Teneinde de ideeën van 1789 met wortel en tak uit te roeien plaatsten de censoren van de Duitse staat Beieren naast Helvetius, Montesquieu, Rousseau en Voltaire op de lijst van verboden boeken: Frederik de Grote van Pruisen, Spinoza, kant, Erasmus van Rotterdam, Swift, Schiller, Wieland, Ovidius, Vergilius, Thomas More en zelfs de Ilias van Homerus, nochtans niet diens Odyssee.
In de Katholieke encyclopedie, tweede druk, vijfde deel, 1934, is weliswaar een uitvoerig lemma gewijd aan de r.k. boekenwetten, met hoofdstukken; 1) boekencensuur, 2) boekenverbod, 3) kerkelijke straffen, maar is het begrip (boek(en)verbranding vermeden.
De Roemeens-Nederlandse schrijfster Mira Feticu (*1953) publiceerde in 2023 een lezenswaardig boek Geheugen geschiedenis, beschaving; Loflied op de bibliotheek (Uitg. De Geus 120 p). Daarin wijdt zij ook een paragraaf aan libricide, de vernietiging van boeken in een hoofdstuk ‘Afschrijven is de hel’. p.42-45
Over paus Adriaan VI, geboortig in Utrecht, zijn verscheidene boeken geschreven, o.a. door Casper Burman in 1727; A.Höfler, in 1880; Else Hocks in 1942 en 1944; Herdenkingstentoonstelling Paus Adrianus VI, Gedenkboek catalogus. Utrecht, Centraal Museum en Leuven, Stadhuis, 1959. J.Bijloos, Adrianus VI de Nederlandse paus (Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1989; T.Geurts. De Nederlandse paus. 2016; De Nederlandse Paus Adrianus van Utrecht 1459-1523. Uitgeverij Balans, 2017; en M.Verwey, Adriaan VI (1459-1523): de tragische paus uit de Nederlanden. 2011.
Naar wordt aangenomen is Adriaan Boeyens door de Spaanse kardinaal Ximenez de Cisneros in de zomer van 1516 door de jonge koning Karel V aan de paus voorgedragen als bisschop van Tortosa. [28 juni 1519 werd de toen 19-jarige Karel, kleinzoon van Keizer Maximiliaan, Hertog van Bourgondië en Koning van Spanje in Aken tot Keizer gekozen]. In november 1516 is Adriaan benoemd tot Inquisiteur van Aragon en Navarra . In die tijd ging in Spanje de macht van de Kroon in kerkelijke aangelegenheden verder dan in andere landen. Het ingerichte nieuwe inquisitiegerechtshof tegen onbetrouwbare Maranen en Moriscen, werd in Spanje als een nationale aangelegenheid beschouwd en door de (katholieke) Spanjaarden volkomen gebillijkt Enkel over misbruiken als verbeurdverklaring werd bij de Koning in Brussel appèl aangetekend. Op 4 maart 1518 volgde de benoeming door Karel V van Adriaan Boeyens als grootinquisiteur van Castilië en Leon. Hem werd opgedragen te waken voor de pers, de boekeninvoer en boekenverkoop, daar de inquisitie ook te zorgen had dat in geschriften geen afbreuk werd gedaan aan de rechtzinnigheid in geloofszaken, omdat deze beschouwd werd als een staatsburgerlijke plicht. Naar wordt gezegd was Adriaan milder dan de meeste van zijn opvolgers. Het aanzien van de bisschop steeg steeds hoger en in zomer van 1517 is hij door paus Leo X [die hij na diens overlijden eind november 1521, 9 januari 1522 zou opvolgen] tot kardinaal benoemd. 21 oktober 1520 is Adriaan door Karel V, die in de herfst van 1517 vanuit het Bourgondische Hof naar Spanje was gekomen, tot regent van Spanje benoemd. In de uitvoerige catalogus uit 1959 bij de tentoonstelling gewijd aan Adrianus VI is wat omfloerst genoteerd: ‘(…) Nadat hij benoemd was tot groot-inquisiteur van Aragon, Valencia, Navarra enz. in 1516 en van Castilië in 1518, nam zijn nieuwe functie het grootste gedeelte van zijn tijd en van zijn krachten in beslag. De oorspronkelijke breven waarbij hij door paus Leo X tot deze dubbele waardigheid verheven wordt, zijn op de tentoonstelling aanwezig. Het ‘Achivo de la Inquisición’ te Madrid bewaart nog een groot aantal processtukken die door Adrianus werden ondertekend, hieruit blijkt duidelijk dat zijn optreden niet alleen vrij was van fanatisme en wreedheid, maar ook ingegeven door een voor die tijd breeddenkende gematigdheid.’ (p.146).
Vriend en vertrouweling van Adriaan VI was de Nederlander Willem van Enckevoirt (geboren in 1464 te Mierlo-Hout, door Adriaan VI tot kardinaal benoemd en 19 juli 1534 in Rome overleden). Deze was bisschop van Tortosa van 1523 tot 1534 en tevens van Utrecht van 1529 tot 1534, waar hij overigens in 1532 voor het laatst aanwezig was, terwijl hij ook weinig in Spanje kwam, maar meestentijds in Rome verbleef.
Verboden boeken in de Republiek der Verenigde Nederlanden 1585-1794 waren o.a. werken van Hugo de Groot, Joost van den Vondel (Palamedes), Thomas Hobbes, De dwalende Hoer’ van Pietro Aretino, Benedictus de Spinoza, Almanak van Duyvel, J.J.Rousseau, Voltaire, La pucelle d’Orléans, de Grooninger Raarekiet, De Zingende Kees, Vermaaklijk Reijse van een gezelschap heeren en juffrouwen door Zuid-Holland, Leerboek der Rechten van den Mensch (selectie uit: W.P.C.Knuttel, ‘Verboden boeken’).
In ‘Nieuw Letterkundig Magazijn, jaargang 20 (2002) is geschreven ‘Over verlichte boekenbrandjes in 1720 en 1732 Tijdens de Verlichting was in principe boekverbranding uit en boze. Toch is door enkele liefhebbers van boeken in de eerste decennia van de achttiende eeuw gepleit voor vurige opruiming van boeken. Een dergelijk pleidooi kan men vinden in het blad ‘De Hollandsche Spectator’, het weekblad dat in de jaren 1731 tot en met 1735 werd uitgegeven onder leiding van Justus van Effen. In de editie van 12 december 1732 beschreef Van Effen hoe boekenbezitters het beste de koude winter konden bestrijden, namelijk door boeken in de haard! De liefhebbers van het boek zouden zich ‘weten te warmen by de vlam van het uitschot hunner Dichtverzamelingen’. In het vers ‘Den Winter op de Helikon” wordt aangeraden om in de koude op temperatuur te blijven de klappertandende Muzen te offeren met het werk van slechte dichters en toneelschrijvers: ‘Smyt voort den bondel in het vuur’ ‘en smyt die grollen in ’t vier’ [= vuur]. De bibliotheken boden daarna de aanblik van verschroeide aarde. ‘In de laatste regels van genoemde aflevering van ‘De Hollandsche Spectator’ werd de hint gegeven dat het winters gedicht “een navolging is van de Allegorie, die tot uitlegging strekt der Tytelplaat van het “Nouveau Receuil des Epigrammites Francois, in den jare 1720 bij de Wetsteins gedrukt”. Het boek waaruit Justus van Effen voor een dichterlijke boekverbranding opstak, is samengesteld door mr.B.L.M.Antoine Bruzen de la Martinière (1682-1749). Het boek verscheen inderdaad in 1720, in twee delen in Amsterdam bij de gebroeders Wetstein. Het exemplaar van “Nouveau receuil des epigrammistes francois anciens et modernes” dat in de Leidse universiteitsbibliotheek wordt bewaard (signatuur 700 D 9), behoorde blijkens een ingeplakt strookje weleer toe aan Prosper Marchand, de bibliografische omnivoor. De titelpagina wordt geflankeerd door een titelprent, die in het middelpunt een vuurtje toont dat brandend gehouden wordt met boeken.(…) ‘.
In 1817 verbrandden Duitse studenten in 1817 onwelgevallige boeken en voorwerpen die in verband werden gebracht met de Duitse verdeeldheid en de Napoleontische bezetting op het zogenaamde ‘Eerste Wartburgfest’, waarbij overigens vooral gebruikte exemplaren en onbruikbare misdrukken het moesten ontgelden, zodat achteraf van een symbolische vernietiging sprake zou zijn.
De Amerikaan Anthony Comstock (1844-1915) was een hartstochtelijk pleitbezorger van censuur. Met hulp van vrienden in de YMCA richtte hij een vereniging op waarmee hij beroemd werd en trots verklaarde hij aan het eind van zijn 160 ton obscene boeken te hebben laten vernietigen.
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog moesten van het naziregime alle boeken die niet aan de eisen van de Cultuurkamer voldeden, zoals geschriften van Joodse, marxistische en antifascistische [‘zgn. ‘on-Duitse’] schrijvers, worden verbrand. Bekend is de boekenverbranding onder leiding van Joseph Goebbels, minister van propaganda, op de Opernplatz in Berlijn op 10 mei 1933, maar ook elders hadden in Duitse steden dergelijke verbrandingen plaats, waarbij het boeken betrof van o.a. Thomas Mann, Erich Maria Remarque, Alfred Döblin, Erich Kästner m(met uitzondering van het boek ‘Emil’), Franz Kafka, Karl Marx, H.G.Wells, Sholem Ash, John Dos Passos, Albert Einstein, Sigmund Freud, Maxim Gorky, Ernst Hemingway, Helen Keller, V.I.Lenin, Jacl London, Marcel Proust, Upton Sinclair, Joseph Stalin, Leon Trotsky, Arnold Zweig, Henri Barbusse, Beer-Hoffmann, Günther Birkenfeld, Jozef Kllinikow, Karl Schroeder, Anna Seghers, Rudolf Geist, Fjodor Gladkow, Ernst Glaeser,George Bernhard, Lion Feuchtwanger, Friedrich Wilhelm Foerster, Werner Hegemann, Arthur Holitscher, Karl Kautsky, Alfred Kerr, Egon Erwin Kisch, Emil Ludwig, Karin Michaelis, Carl von Ossietsly, Theodor Wolff, Theodor Plivier e.v.a.
De zogeheten ‘Schmutz- und Schundliteratur’ was in drie groepen ingedeeld: 1) Joodse schrijvers, 2) oorlogsliateratuur (zoals van Remarque, Renn en Zweig), socialistische boeken (o.a. Brecht, Tucholsky, Rubiner, Ottwalt, Russische tijdgenoten. Van 82 auteurs was alles verboden, zoals van Max Adler, Karl Marx, Coudenhove Calergi), van anderen mochten bepaalde boeken wèl blijven bestaan, zoals van Heinrich Mann, diens ‘Macht und Mensch’. van 6 tot 10 mei 1933 had de zuivering van boeken uit openbare en commerciële leesbibliotheken alsmede van boekhandels in Berlijn plaats op basis van gepubliceerde lijsten van verboden boeken. De correspondent van het Berlijnse bureau van ‘Associated Press’ P.Lochner noteerde: ‘Ik was getuige van deze gebeurtenis. De hele mmiddag werden strooptochten ondernomen in openbare en particuliere bibliotheken en men heeft die boeken, die dr.Goebbels in zijn wijsheid ongeschikt voor Nazi-Duitsland had betiteld, op straat gegooid’.
De populaire auteur Kästner was bij de boekverbranding in Berlijn aanwezig en noteerde in zijn dagboek hoe het aanwezige publiek luisterde naar en gehoorzaamde aan de ‘vette tiraden van de kleine doortrapte leugenaar’. Op bevel van hogerhand moesten alle exemplaren van het boek over de Rozenkruizers, Die ‘Rosenkreuzer, zur Geschichte einer Reformation’, verbrand worden. In 1970 verscheen herdruk van dit boek, maar er is geen bewijs dat deze herdruk gelijk is aan het origineel. De lijst van verboden auteurs en boeken was in 1933 samengesteld door de Zentralstelle für das Deutsche Bibliothekswesen in Berlijn onder leiding van de eerzuchtige bibliothecaris dr.Wolfgang Hermann, die over een uitgebreide staf medewerkers kon beschikken met als meest bekende adviseurs Hanns Johst, Wilhelm Stapel en dr.Bruno E.Werner. Op in totaal 90 plaatsen in Duitsland – in 23 universiteitssteden – hadden in 1933 boekverbrandingen plaats van deze door het nazi regime beschouwde ‘on-Duitse’-boeken, van Hamburg tot München en van Kleve tot Rostock. Op diverse plekken zijn gedenktekens geplaatst in herinnering aan die nazistische wandaden. Meest bekend is de ondergronds gelegen en met een glasplaat zichtbare lege boekenkast op de Opernplatz met plaquette
Door bibliofiel Georg P.Salzmann (1929-2013) is een ‘Bibliotheek van de verbrande boeken’ samengesteld met 12.000 andere exemplaren van in 1933 in het openbaar verbrande publicaties. Veel van de vooral Joodse auteurs gingen in Exil, een aantal van hen is echter als gevolg van de Holocaust omgebracht. Deze speciale collectie bevindt zich sinds juli 1909 in de Universiteitsbibliotheek van Augsburg.
Bij de geplande vernietiging van (het Joodse deel) van Warschau, Polen, zijn in 1944 door de Duitse bezetters de werken van Macrobius uit omstreeks 1470 verbrand.
Meer recent kunnen worden vermeld: de verbranding door Islamisten van het boek ‘DeDuivelsverzen’ van Salman Rushdie na een fatwa in 1989 uitgevaardigd door ayatollah Komeini. Vanwege godslastering werd het boek verboden in alle islamitische landen, in India en Zuid-Afrika. In 1998 is de fatwa opgeheven.
Generaal Pinochet, als militair dictator na een staatsgreep aan de macht in Chili van 1973 tot 1990, verordonneerde dat het klassieke boek ‘Don Quichot’ van Cervantes uit alle openbare instellingen moest worden verwijderd en vernietigd, omdat de Spaanse roman tot burgerlijke ongehoorzaamheid zou oproepen.
Door conservatieve Amerikaanse christenen zijn Harry Potterboeken van J.K.Rowling verbrand omdat men de inhoud als satanisch beschouwde.
De Canadese schrijver Lawrence Hill publiceerde de roman ‘The Book of Negroes’ dat in ons land verscheen onder de titel ‘Het Negerboek’. Die titel leidde tot protesten van o.a. Roy Groenberg, voorzitter van de Stichting Eer en Herstel’. 22 juni 2011 wilde hij daarop een boekverbranding organiseren. Dat leidde tot felle discussies, zelfs in New York. Uiteindelijk besloot men in aanwezigheid van een groep sympathisanten, voornamelijk Creoolse Surinamers, zich te beperken tot het brand teken van een kopie van de titelpagina van het gewraakte boek bij het Slavernijmonument in Amsterdam.
Een meer filosofische beschouwing van Henk Pröpper over ‘Boekverbranders, Bibliofielen en Bibliomanen’ is gepubliceerd in ‘Optima; cahier voor literatuur en boekwezen’, vijfde jaargang nummer 3 en 4, z.j. [1988], p.294—314.
Boekhistoricus Alberto Manguel is de auteur van ‘De bibliotheek bij nacht; de liefde voor boeken en de kunst van het verzamelen’. AMBO/Amsterdam, 2007. In het hoofdstuk ’De bibliotheek als schaduw’, p. 103-122 komen boekverbrandingen aan de orde. Verboden en verbrande boeken zijn tevens door de Spaanstalige auteur Manguel beschreven in: ‘Een geschiedenis van het lezen’ (AMBO/Amsterdam, tweede druk 2000, p.324-332.
In zijn boek ‘Verzonken boeken’ van Gerrit Komrij (Amsterdam, 1986, p.108-109) brengt de auteur ‘de ideologische ‘auto-da-fe’s’ in herinnering. Van de apostel Paulus, wiens preek in Efese werd opgevat als een pleidooi om ijdele boeken aan het vuur prijs te geven, tot de nazi’s met hun boekverbrandingen in 1933 van ‘on-Duitse’ boeken.
Wim Koesen publiceerde in zijn Reaal aktueel reeks een boek over ‘De kunst van boekverbranding’ ‘(…)In alle tijden en in alle regiems is de kunst van boekverbranding beoefend. Wat gaat er schuil achter de verterende emoties/ Wat is de waarde van de vergelijking met Nazi Duitsland, de doodvonnissen van Hendrik VIII en de heksenvervolgingen door de Inquisitie? Een boek is niet zo maar een boek. Rushdie is als mens waarschijnlijk niet meer waard dan wie ook van de 1 miljoen Iraniërs die tijdens de Golfoorlog werden geofferd. Maar hij is de drager van een idee. De idee van de persvrijheid. Omdat het geschreven woord uiteindelijk de laatste kampioen moet blijven van de democratie’.
Twee recente publicaties over boekverbrandingen zijn van:
– Haig A. Bosmajian. Burning books. Jefferson, USA, McFarland, 2006
– Matthew Fishburn. Burning books, Hampshire (Engeland), Palgrave MacMillan, 2008.
In 1953 verscheen de sciencefictionroman ‘Fahrenheit 451; van de Amerikaanse auteur Ray Bradbury. Met als ondertitel ‘Knowledge is a dangerous thing’. Het speelt in de 24e eeuw in een wereld waar boeken verbannen zijn en kritische gedichten worden onderdrukt. De titel refereert aan ‘de temperatuur waarop boekpapier vlam vaten verbrandt’. 451 graden Fahrenheit is ongeveer 233 graden Celsius. Wikipedia bericht: ‘De verhaallijn in het boek behandelt problemen die in de tijd van het schrijven belangrijk waren: censuur en onderdrukking van gedachten en ideeën in de jaren 50 in de Verenigde Staten (McCarthyisme), het verbranden van boeken in nazi-Duitsland vanaf 1933 en de verschrikkelijke gevolgen van het gebruik van een atoombom’.
Het boek beleefde talrijke herdrukken en is in vele talen uitgekomen, ook in het Nederlands. Voorts is het boek twee maal verfilmd. Het eerst in 1966 door Francois Truffaut met Oskar Werner in de hoofdrol. Nogmaals in 2018 door de Perzisch-Amerikaanse regisseur Ramin Bahrani.
==========
BIJLAGE: illustraties rond de boekverbrandingen in 1933 en een aantal gedenktekens in herinnering daaraan
Annex 2: Boekverbrandingen in Haarlem
annex 3: Cartoons, kunstuitingen en algemene boeken over boekenverbranding, verboden boeken en boekendestructie
annex 5: Column Boekverbranding door Henk Slechte
annex 6: boekverbrandingen als kunstenaarsproject
annex 6: Gefühlsspeicher. Die Geschichte der Bibliotheken ist auch eine Geschichte der Gefährdung. In ihnen lagert das, was im Menchen besonders wichtig ist: Erinnerung. Daran hat sich auch im Zeitalter der Clouds nichts geändert – von Tilman Spreckselsen (Frankfurter Allgemeine Zeitung, 13-10-2018.
MOSUL, IRAK: the muncipal library and university library destroyed in april 2017
====
ZIE OOK librariana-blog: DE BIBLIOTHEEKSITUATIE IN UKRAINE IN HET VERLEDEN EN NA DE RUSSISCHE OORLOG IN 2022. Destroyed librarries and archives in Ukraïne 2022
6 gedachten over “BOEKVERBRANDINGEN IN DE LOOP VAN DE EEUWEN”
Tineke Grootgezegd:
Dag Hans,
Hierbij nog wat commentaar nav het eerste stukje van de boekverbrandingen:
Het waren de Katholieke Koningen, Isabel van Castillië en Ferdinand van Aragón, die in hun koninkrijk één godsdienst wensten: zowel joden als moslims moesten zich bekeren, zo niet dan werden zij het land uitgezet.
Zij droegen de bisschop van Coria, Pedro de Ximénez de Préxano (overleden in 1495 en die in hun gevolg de inname van Granada (1492) had meegemaakt) op om een “leerboek” te schrijven: Lucero de vida Xristiana (1493). Het boek wordt in 1518 in het Nederlands vertaald door de drukker/uitgever/vertaler Thomas van der Noot “Het licht der kerstene”, aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Francisco Jiménez, beter bekend onder zijn tweede naam, Cisneros, (1436-1517), is niet alleen kardinaal, maar ook in de Spaanse politiek een belangrijk man: tot 2 maal toe is hij, eerst bij het overlijden van Isabel, daarna bij het overlijden van Ferdinand, regent voor de troonopvolger, Karel V, geboren in Gent. De tijden zijn veranderd, het katholieke geloof wordt niet overal meer door iedereen aangenomen.
Almansor/Almanzor leefde van 938-1002. Heine doet aan geschiedvervalsing wanneer hij Almansor de naam van Jimenez op de markt van Granada laat uitspreken.
‘geschiedvervalsing’ impliceert een bewuste keuze is daarmee wel weer een scherp oordeel over iemand die in 1856 stierf…… of kende tineke groot heinrich misschien persoonlijk???
Met dank voor aanvullende informatie. Ximénez de Cisneros is in de Spaanse geschiedenis zonder meer een belangrijk man geweest. Nochtans heeft hij als grootinquisiteur bevolen dat de Moren zich moesten bekeren en alle Arabische geschriften met uitzondering van geneeskundige boeken verbrand. In dit verband verwijs ik naar de publicatie van Don Francisco Javier Simonet (1829-1897), in 1885 uitgegeven in Granada: El cardinal Ximénex de Cisneros y los manuscritos arábigo-granadinos.
Tineke Groot gezegd:
Dag Hans,
Hierbij nog wat commentaar nav het eerste stukje van de boekverbrandingen:
Het waren de Katholieke Koningen, Isabel van Castillië en Ferdinand van Aragón, die in hun koninkrijk één godsdienst wensten: zowel joden als moslims moesten zich bekeren, zo niet dan werden zij het land uitgezet.
Zij droegen de bisschop van Coria, Pedro de Ximénez de Préxano (overleden in 1495 en die in hun gevolg de inname van Granada (1492) had meegemaakt) op om een “leerboek” te schrijven: Lucero de vida Xristiana (1493). Het boek wordt in 1518 in het Nederlands vertaald door de drukker/uitgever/vertaler Thomas van der Noot “Het licht der kerstene”, aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Francisco Jiménez, beter bekend onder zijn tweede naam, Cisneros, (1436-1517), is niet alleen kardinaal, maar ook in de Spaanse politiek een belangrijk man: tot 2 maal toe is hij, eerst bij het overlijden van Isabel, daarna bij het overlijden van Ferdinand, regent voor de troonopvolger, Karel V, geboren in Gent. De tijden zijn veranderd, het katholieke geloof wordt niet overal meer door iedereen aangenomen.
Almansor/Almanzor leefde van 938-1002. Heine doet aan geschiedvervalsing wanneer hij Almansor de naam van Jimenez op de markt van Granada laat uitspreken.
Tineke Groot
________________________________
jaap pieters gezegd:
‘geschiedvervalsing’ impliceert een bewuste keuze is daarmee wel weer een scherp oordeel over iemand die in 1856 stierf…… of kende tineke groot heinrich misschien persoonlijk???
Hans Krol gezegd:
Met dank voor aanvullende informatie. Ximénez de Cisneros is in de Spaanse geschiedenis zonder meer een belangrijk man geweest. Nochtans heeft hij als grootinquisiteur bevolen dat de Moren zich moesten bekeren en alle Arabische geschriften met uitzondering van geneeskundige boeken verbrand. In dit verband verwijs ik naar de publicatie van Don Francisco Javier Simonet (1829-1897), in 1885 uitgegeven in Granada: El cardinal Ximénex de Cisneros y los manuscritos arábigo-granadinos.
Pingback: Merkwaardig (week 2) | www.weyerman.nl
Pingback: URL
Pingback: Deze column gaat niet (echt) over corona | Peter S. Visser