Tags

, , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

Na een lange inleiding [- Herdenking Joods namenmonument Heemstede; – ‘Voor Joden verboden’ (persbericht 12 februari 1943); – Johanna Dólleman-Everard; – Serie over vervolging NSB-burgemeester en NSB-korpschef politie; – H.Loeb; – familie Mogendorff; – familie Den Engelse; – mw. Nieuwenhuis-Schilpzand; – Andries Sternheim; – Bertha en Carla Wallage; – Leesha Rose (192-2016) ; – Herinneringen van Machiel van Ravenstein; – Johan Kruiderink; – Hulp aan Joden; – N.K.J.van Waas; Johan Limpers (1915-1944); – W.H.M.Dirken(1900-1945) ; – Gustav Wolf en Julie Amelie Wolf-Straus – I.C. Barnstein; – Marga Minco ondergedoken in Heemstede; – De Patriot/2 en The (Dutch) Times1; – Paul en Rudi Oppenheimer; – De Patriot en de familie Tol-Bosse; – Gevallen in relatie tot illegale uitgave ‘De Patriot;

In de Nieuwe Haarlemsche Courant van 5 juli 1945 plaatste Jacq. van Beem die de oorlog overleefde bovenstaande dankbetuiging. Hij woonde zelf Javalaan 40 en verklaarde na Bevrijding de Haarlemse politie-inspecteur Cees van Marion hem een persoonsbewijs zonder de letter J. had bezorgd.

Bijlage 1– het lot van mw. La Chapelle- Johanna Hedwig van Straaten; – bijlage 2 Jacob Lopes de Leao Laguna (1901-1942); – bijlage 3 Maurits Kann; – Gerrit Schuijlenburg (1912-1942); – bijlage 4 Leonard Baruch; – bijlage 5 familie Stopper; – bijlage 6 eerbetoon familie Tol; –bijlage 7 Yad Vashem onderscheiding echtpaar Lugtigheid; – bijlage 8 Gezina van der Molen en Mies Nolte; – bijlage 9 echtpaar Pollatz; – bijlage 10 Joods namenmonument Heemstede; – bijlage 11 6 familieleden Van der Molen uit Bennebroek in Auschwitz omgebracht; – bijlage 12 echtpaar Barnstein ondergedoken bij de familie Muriloff; ; bijlage 13– Corrie ten Boom; – BIJLAGE 14 PHILIP DIAS SANTILHANO (1878-1962), Joods ondernemer en verzetsman;

bijlage 15 – Max Cohen over (familie) W.N.Willemse sr. en jr., bijlage 16 – Joodse begraafplaatsen en monumenten (Vijfhuizen – Overveen – Ouderkerk a.d. Amstel ; – bijlage 17 Israël prijs echtpaar Bomans; – bijlage 18 K.R.van Staal, volgen nog 35 (+1) bijlagen:

1A. Familie Pointl; 2A) Het levensverhaal van dr.Oskar Moos die Theresienstadt overleefde; 3A Postume toekenning van Yad Vashem onderscheiding in 2011; 3B. Synagoge Haarlem en rabbijn Simon Philip de Vries (1870-1944); 4AAankondiging onthulling Joods namenmonument in Haarlem; 5A. Het lot van Jacob Snijders, Helena Snijders- de Zwart en hun zoon Leo Snijders; 6A. Familie Ten Boom in de Barteljorisstraat 19 Haarlem, bijgenaamd de Béjé;[zie ook bijlage 13] 7A. G.L.Durlacher; 8A. Niederländische Grundstückverlag (NGV) en het Nederlands Beheers Instituut (NBI); 9A. Lijst van percelen in Heemstede in bezit van Joodse eigenaren die gedurende de Duitse bezetting in beslag zijn genomen; 10A. Landgoed Bosbeek, Glipper Dreef 209 Heemstede; 11A. Archiefinventaris Heemstede 1940-1945 in het Noord-Hollands Archief; 12A. Door Duitse bezetters gemaakte inventarisatie van bij in Heemstede gedeporteerde Joden in beslag genomen eigendommen en hun waardebepaling: 13A. Archiefstukken betreffende Joodse maatregelen in archief (dagrapporten) Politie Heemstede 1940-1945; 14A. Protest in Amsterdam tijdens de Jodenvervolging in februari 1941; 15A. Het na-oorlogse leven van Herman Leefsma uit Gorredijk; 16A. De Joodse reisfotografen Karl en Margot Lubinski, in 1933 naar Heemstede uitgeweken; 17A. Jo Huijboom-Dob redde het leven van twee jongens Max en Eddy Cohen; 18A. Bep Gerritse uit Amsterdam zat in 1944 ondergedoken in Heemstede; 19A. W.J.Baas, hoofd van het Distributiekantoor aan de Valkenburgerlaan 18/20 volgde zijn Joodse vrouw in 1943 naar Amsterdam; 20A. Bertie Visser als leerling op het Kennemer Lyceum; 21A. Herinneringen van de gezusters Sluiter aan de Componistenwijk in Heemstede; 22A. Joodse onderduik en verraad bij de familie Johannes Bogaard in de Haarlemmermeer; 23A. Liquidatie van politieman P.van Duyn door het gewapend verzet; 24A. Meer en Bosch en de familie Ledeboer; 25A. verzetsfamilie Karel en Go Dulk; 26A. Proces Bijzonder Gerechtshof korpschef politie Heemstede P.L.G.Kramer; 27A. Voorstel gedenkmonument Heemsteedse Joden door F. van Einthoven; 28A. Joods monument Bloemendaal 12 april 2018 onthuld; 29A. Katja Happé. boek Veel valse hoop; de Jodenvervolging 1940-1945 in Nederland; 30A. Rob Bakker boek Boekhouders van de Holocaust, Nederlandse ambtenaren en de collaboratie; 31A. Bob Calisch, een Heemsteedse Seyffardt-gijzelaar; 32A. De belevenissen en overleving van Bob Goldsteijn en zijn ouders; 33A. Fotoboeken van Julie Blik / Verzetsman Willy Hijmans (1921-2018); 34A. Overzicht van beroepen Joodse mensen die zich vanaf 1922 tot 1939 in Heemstede hebben gevestigd; 35A. Onteigening van Joods vastgoed en rechtsherstel in Haarlem en omliggende gemeenten.

Persbericht de Heemsteder 13-3-2013
Persbericht de Heemsteder 13-3-2013
Op 4 mei is aan de Vrijheidsdreef nabij Groenendaal in Heemstede een herdenkingsmonument onthuld in herinnering aan 162 Joodse slachtoffers van WO II uit Heemstede. Het heet 'Boek van de Namen - 'Sefer HaSjemot' in navolging van een namenmonument in heerdenkingscentrum Yad Vashem te Jeruzalem. Onder het monument in de vorm van een opengeslagen boek is een door Harald van Perlstein uit Israël meegebrachte steen met davidster gedeponeerd. De grote steen is afkomstig uit China, werd gehouwen door..in Diemen en is ontworpen door Patrick van der Vegt, grafisch vormgever uit Haatlem die in 2013 ook het Joods monument in de Spaarnestad vorm gaf met in totaal 700 namen.
Op 4 mei 2015 is aan de Vrijheidsdreef nabij Groenendaal in Heemstede een herdenkingsmonument onthuld in herinnering aan 162 Joodse slachtoffers van WO II uit Heemstede. Het heet ‘Boek van de Namen – ‘Sefer HaSjemot’ in navolging van een namenmonument in heerdenkingscentrum Yad Vashem te Jeruzalem. Onder het monument in de vorm van een opengeslagen boek is een door Harald van Perlstein uit Israël meegebrachte steen met davidster gedeponeerd. De grote steen is afkomstig uit China, werd gehouwen door Tetterode Natuursteen Amsterdam-Duivendrecht en is ontworpen door Patrick van der Vegt, grafisch vormgever uit Haarlem die in 2013 ook het Joods monument in de Spaarnestad vorm gaf.
4 mei 2015 verscheen m.m.v. de gemeente Heemstede een brochure 'Een Joods Monument in Heemstede' met medewerking van Harld van Perlstein, Paola Koningsveld, Patrick van der Vegt en Hans Krol. Zolang de voorraad strekt kan 1 exemplaar worden aangevraagd via het email adres: jlpmkrol@tiscali.nl
4 mei 2015 verscheen m.m.v. de gemeente Heemstede een brochure ‘Een Joods Monument in Heemstede’ met medewerking van Harald van Perlstein, Paola Koningsveld, Patrick van der Vegt en Hans Krol.
Artikel over Joods Monument Heemstede. Uit: Heemstede: Dichtbij.nl. , 6 mei 2015, door Carel le Brun.
Sjoa-herdenking Heemstede. Rechts achter het Joodse namenmonument als voorzitter van de Stichting Joods Monument Heemstede Paola Koningsveld en links van haar secretaris Harald van Perlstein (Haarlems Dagblad, 2 mei 2019)

Herdenkingstoespraak jom hashoa van mw. Paola Koningsveld uit Bloemendaal op 1 mei 2019 uitgesproken bij het Joods Monument aan de Vrijheidsdreef in Heemstede:

Herdenking jom hashoa 1 mei 2019.
Geachte aanwezigen,
Ik wil beginnen met een tekst van rabbijn Awraham Soetendorp
Omdat jij bent geweest
waar jij bent geweest
En ik nu ben
waar ik nu ben
zal ik nooit helemaal kunnen zijn
waar jij bent geweest
en jij nooit helemaal kunnen zijn
waar ik nu ben
Maar we kunnen elkaar het verhaal vertellen
en dat zal voldoende zijn.
Wij zijn hier aanwezig om onze geliefde familie en vrienden en Heemsteedse joden te herdenken.
Wij zijn en blijven in liefde verbonden met hen, die de Holocaust niet hebben overleefd.
Wij denken aan de Heemsteedse joodse burgers hier op het namenmonument, die zijn vermoord. Aan hun afgebroken levens.
Wij danken God voor alles wat goed was in hun leven, voor de grote verbondenheid met hen, die verder reikt dan de grenzen met de dood. In liefde omarmen we hen, hun levens zijn met de onze vervlochten.
Hier wil ik mijn oma Hendrika Slager-Roet herdenken. Zij werd in 1944 op 54 jarige leeftijd in Auschwitz vermoord. Zij was moeder van drie dochters. Mijn moeder Nora was haar jongste dochter.
Mijn moeder heeft met mij korte herinneringen gedeeld over haar jeugd van voor de Tweede Wereldoorlog. Zij heeft goede herinneringen aan het koosjer koken met mijn oma in de keuken. Aan het prachtige witte tafellaken, de mooi gedekte tafel, de viskoekjes en het heerlijke eten. Ze hield zielsveel van mijn oma. Mijn oma, Hendrika Slager-Roet. Wie was zij? Hoe zag ze eruit?
Ze was blond en had prachtige blauwe ogen. Die lieve blauwe ogen, daar sprak mijn moeder vaak over. Oma, Hendrika, Riekje werd ze wel genoemd, was een lieve vrouw. Opa vertelde dat hij nog nooit zo veel van een vrouw heeft gehouden als van zijn echtgenote Hendrika.
Ze was lief en gastvrij. Een oudoom, die naar haar vernoemd is, in Israël, vertelt mij dit telkens als ik bij hem in Jeruzalem op bezoek ben.
Oma had een winkel in huishoudelijke artikelen op het Houtplein 1 in Haarlem aan de gracht, op de plek waar nu het Italiaanse restaurant Napoli gevestigd is.
Een buurjongen van mijn oma is gisteren nog met de auto bij ons op bezoek geweest vanuit de Veluwe. Die buurjongen Piet is nu 89 jaar en ziet mijn oma nog zo voor zich. Een helder wit schort had ze aan als ze bij hem thuis het zieke been van zijn moeder kwam helpen verbinden.
Mijn opa probeerde met mijn oma en zijn dochters met de boot vanuit IJmuiden aan het begin van de oorlog te vluchten. Hij zag al vroeg het gevaar in van de Nazi’s. Begin 1942 vond hij voor het joodse gezin onderduikadressen nog voordat de gele Jodenster verplicht was. Het gezin was het eerste joodse gezin in Haarlem, dat ging onderduiken.
In het algemeen Politieblad uit 1942 staat : de commissaris van politie te Haarlem verzocht opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Hendrika Slager- Roet, een van de joden, die enige weken geleden heimelijk uit Haarlem zijn vertrokken. Met deze omschrijving werden joodse burgers aangeduid, die ondergedoken waren.
Het gezin schreef elkaar brieven tijdens die onderduikperiode onder gefingeerde namen. Oma Hendrika kwam erachter dat haar oudste dochter het heel slecht had op haar onderduikadres. Het was in 1944, het laatste jaar van de oorlog. Ze werd uitgebuit en moest hard werken. Mijn oma is haar dochter zelf gaan ophalen van haar onderduikadres. In de trein van Alkmaar naar Amsterdam zijn ze opgepakt door twee Nederlandse politieagenten. Ze zijn beiden zijn naar kamp Westerbork gestuurd. Vervolgens zijn ze op transport gegaan naar het vernietigingskamp Auschwitz in Polen. Mijn oma is direct vergast. Haar dochter, mijn tante, heeft kamp Auschwitz en Bergen Belsen overleefd. Zij is 95 jaar en woont in Heemstede.
Onze zoon David is vandaag en morgen in Auschwitz in Polen. Hij doet mee aan the March of the Living, De mars van de levenden: Joodse jongeren vanuit de gehele wereld bezoeken ieder jaar tijdens jom hashoa Polen en Auschwitz.
Vandaag heeft hij Kaddisj gezegd voor zijn overgrootmoeder Hendrika Slager-Roet en Kaddisj voor andere familieleden.
Er is een briefkaart van een nicht bewaard gebleven. Het is afkomstig uit het concentratiekamp uit Auschwitz , die op 12 maart 1945 is gedateerd. Het bericht is waarschijnlijk door een gevangene uit het kamp gesmokkeld.
Het is een trillend handschrift vol doorhalingen, dat op en neer danst. Taal en spelling zijn onbeholpen.
Lieve schatten. Na een jaar afgrijselijk Concentrationslager Birkenau, hospitaal Auschwitz is Rosientje overleden, niet geleden en is heengegaan op 16/ 3 / 44. Zondag ziek, diarree( durchfall). Donderdag overleden. Opa en oom Ies direct bij aankomst vergast op 10/ 2 / 44 evenals tante Riek 21/ 5/ 44. Claartje het laatst gesproken 15 oktober 1944. Alles oké. Ben in leven gebleven door wilskracht, Gods hulp en mijn onvergetelijk huis, altijd denken aan vrijdagavond en de feestdagen. Zoek opa, vader en moeder.
Adele Roet, de schrijfster van de briefkaart, was twintig jaar. Zij had de verschrikkingen voorlopig doorstaan, maar op 14 maart 1945, slechts twee dagen, nadat zij dit bericht had verstuurd, was ook zij dood. Adele heeft het kennelijk tot haar plicht gerekend om de sterfdagen van de dierbare familieleden, die haar waren voorgegaan zo precies mogelijk door te geven aan ons, haar nageslacht die de massamoord zou overleven.
Lieve mensen, zoals we hier staan zijn we in gedachten verbonden met het onuitsprekelijke, de moord op de 6 miljoen….
Zolang wij hen blijven gedenken … blijven zij bestaan.

P.S. In het kader van  OPEN JOODSE HUIZEN VAN VERZET Haarlem zijn geïnteresseerden welkom  zondag 4 mei 2019 op het adres Houtplein 1 om 13.00 uur en 15.00 uur. Hendrika Slager-Roet had in de jaren dertig van de vorige eeuw een winkel met huishoudelijke artikelen aan de Gasthuissingel (nu Italiaans restaurant Napoli). Kleindochter Paola Koningsveld vertelt haar familieverhaal. 

========================

Tije Vervoort bekijkt het Joods monument na Herdenking 4 mei 2021
Bloemen gelegd bij het Vrijheidsmonument Heemstede 4 mei 2021 door o.a. gemeente Heemstede, Joodse Gemeente Noord-Holland en Stichting Joods Monument Heemste
Bekendmaking van Rauter SS Gruppenführer und Generalleutnant der Polizei. Persbericht 12 februari 1943
Persbericht 27-2-1943

Voor een lijst van vanuit Heemstede omgekomen Joodse personen:

JOODSE ONDERDUIK, VERVOLGING EN VERZET IN HEEMSTEDE

Toevoeging 24 juli 2021 Yad Vashem onderscheiding in 1999 voor mw. Johanna Bosch van Drakestein (1913-2003) voor het in huis opnemen van de Joodse kinderen Michel en Freddy Nager in haar huis Lieven de Keylaan 1 Heemstede 

tulsa

                                                                              (bron: Tulsa) 

Op 17 mei 1934 is Johanna Francisca Maria (Hanneke) Everard uit Aerdenhout in de gemeente Bloemendaal in het huwelijk getreden met Jan Philip Thierry de Bye Dólleman (geboren 2 maart 1906 te Aerdenhout) , employé bij de firma H.van Dam Azn & Zonen, makelaars in assurantiën te Haarlem. Het echtpaar vestigde zich in Heemstede, Lieven de Keylaan 1. Op 17 november 1943 is J.Ph. Thierry de Bye Dólleman overleden. De weduwe is vervolgens 14 januari 1947 hertrouwd met jonkheer Louis Ignace Corneille Ghislain Marie Bosch van Drakestein. 

Overlijdensbericht J.Ph. Thierry de Bye Dólleman (Haarlemsce Courant, 19-11-1943)

Beknopte biografie van Johanna Everard. Gebaseerd op ‘Rechtvaardigen onder de volkeren; Nederlanders met een Yad Vashem onderscheiding voor hulp aan joden (Amsterdam, L.J.Veen, 2005). De ouders van de Freddie (Freddy)  Nager en zijn broer Michel Nager waren in  1939 met hun twee zoons, geboren in respectievelijk 1936 en 1937, uit Duitsland naar Nederland gevlucht. Toen de deportaties begonnen werden de jongens verborgen in het ziekenhuis de Joodsche Invalide, onder het mom dat zij aan een besmettelijke ziekte leden. Ze werden naar buiten gesmokkeld door leden van de Amsterdamse Studenten Groep en op verschillende onderduikadressen ondergebracht. In september 1943 brachten een paar studenten de vijfjarige Michel en Freddie bij Johanna Dólleman-Everard, die hen meenam naar haar huis aan de Lieven de Keylaan 1 in Heemstede. “Tante Johanna” zorgde met liefde en toewijding voor de kinderen. Zes weken na hun komst overleed haar echtgenoot Philip Dólleman, maar zij bleef zich wijden aan jaar Joodse pleegkinderen, zij las ze voor en gaf ze les, waaronder vioolles. Johanna zag er op toe dat de jongens corresponderen met hun moeder, die elders in Amsterdam was ondergedoken. Johanna’s broer, Eric Everard, was een verzetswerker en de Duitse autoriteiten waren geregeld op zoek naar hem, zelfs bij Johanna thuis.  Haar ouders waren fel antinazi en steunden hun dochters in het verzet van harte Na de Bevrijding is Johanna hertrouwd en kreeg zij twee kinderen.

Bericht van huwelijk in dagblad De Tijd van 14-1-1947)

Ze was ervan overtuigd dat de geboorte van haar twee zoons een beloning was voor haar activiteiten tijdens de oorlog. In januari 1999 ontving zij de Israëlitische Yad Vashem onderscheiding. Overleden 31 december 2003 op 90-jarige leeftijd verscheen onderstaand  in memoriam in het tijdschrift Elsevier, 60ste jaargang, nummer 2, 10-1-2004. In 2003 vervaardigde de Amserikaanse filmmaakster Aviva Slesin nam haar eigen ervaringen, ondergedoken bij een Litouwse familie tijdens de Tweede Wereldoorlog als uitgangspunt voor een documentaire ‘Secret Lives’ over Joodse onderduikkinderen, waarin ook het verhaal dan twee broers Nager in het huis van “Tante Johanna” en haar zeer christelijke man in Heemstede is meegenomen.

Gelovige grande dame Johanna Bosch van Drakestein 1913-2003):  in Elsevier, 10-1-2004. Correctie: voorouders van Philip (Flip) Thierry de Bye Dólleman waren schout/burgemeester van Heemstede.

Alfred Israel (Menachem) Nager is 12 mei 1936 in München en zijn broer Michael Israel (Shlomol) Nager aldaar op 14 oktober 1937. Hun ouders, Julius Israel Nager en Fanny Batja Goldschmidt Nager zijn 1939 naar Amsterdam gevlucht. De familie overleefde de Tweede Wereldoorlog. De vader (*1902) is in 1949 in Amsterdam  overleden en de moeder (*1902)  in 1984 te Amsterdam. Freddy Nager is 19 juni 1947 te Harderwijk gestorven.

Michel Nagel was  leraar en chazan in Deventer. Voorts Raadslid joodse gemeente Amsterdam, krijgsmachtrabbijn en sinds 1973 hoofdkrijgsmachtrabbijn. Hij was getrouwd, uit welk huwelijk 4 zonen en 4 dochters zijn geboren.  Michel Nager is op 24 oktober 2006 overleden in Jeruzalem.

Links leraar Michel Nager met leerlingen in Deventer  (Nieuw Israëlitisch Weekblad, 26-3-1965)
Nederlands krijgsmacht neemt afscheid van haar hoofdrabbijn Michael Nager (deel uit: N.I.W., 10-5-1991)

=================

Serie over  vervolging, foute NSB-burgemeester en NSB-korpschef politie, arrestaties, verzet en hulp aan Joodse onderduikers in Heemstede

Deel 1, De Heemsteder, 10 mei 1995 Van de ruim 140.000 in 1940 in Nederland wonende (vol)joden met vier of drie joodse grootouders hebben naar schatting 103.000 personen de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. De historicus dr. J. Presser heeft de vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom in de jaren 1940-1945 op indrukwekkende wijze beschreven in het boek ‘Ondergang’ (twee delen; eerste druk 1965). Uit recent onderzoek, verricht door o.a. Marcel Bulte en Dolf Böing, blijkt dat minstens 145 joden die op 10 mei 1940 als bewoner van Heemstede In het bevolkingsregister stonden geregistreerd zijn omgekomen, voornamelijk in Sobibor en Auschwitz. Voorts nog 26 joodse burgers die zich na de capitulatie van Nederland officieel in Heemstede gevestigd hebben en op grond van de Jodenmaatregelen via het doorgangskamp Westerbork naar vernietigingskampen zijn overgebracht, alsmede een onbekend aantal in Heemstede opgepakte onderduikers. De registratie van alle joden in 1941 heeft de grondslag gelegd voor hun economische, sociale en ruimtelijke uitstoting. Ook in Heemstede is ingevolge verordening nr. 6-1941 van de Rijkscommissaris van het bezette Nederlandse Gebied een dergelijke lijst samengesteld, die 323 namen bevat (in mei 1940 bedroeg het officieel geregistreerde aantal nog 370). Omdat zes aanmeldingsplichtigen wegens onvermogen geen leges konden voldoen is hiervoor 317 gulden ontvangen. Van de 323 persoonsnamen ontvingen 236 het predicaat ‘Volljude’. Bij Harry K.V. Mulisch, destijds woonachtig in de Spaarnzichtlaan, staat G1 vermeld, hetgeen betekende: half jood ofwel 2 joodse grootouders. Zijn moeder Alice Schwartz, afkomstig uit Antwerpen, was van joodse origine. Zijn vader maakte een bedenkelijke carrière bij het bankiershuis Lippmann- Rosenthal en Co., waar joden hun geld, effecten en tegoeden moesten storten alvorens op transport te worden gesteld (om die reden ook bekend als ‘Duitse roofbank’).

H. Loeb

De enige op voornoemde lijst die tevens staat vermeld op een gedenksteen aan de voet van het monument voor de gevallenen in Groenendaal is Henk Loeb. Deze was half-arisch en half-joods, met twee joodse grootouders van vaders kant. Van zijn nog in Heemstede wonende zuster ontving ik enige jaren geleden de volgende informatie. Hendrik Otto Ernst Loeb werd op 20 juli 1919 geboren als zoon van E. Loeb, makelaar in Oliën, Heemsteedse Dreef 1. Voor verzetswerk is hij opgepakt en in het bureau aan de Amstelveenseweg vastgezet. Weer vrijgelaten heeft de jonge Loeb zich agressief tegenover de bezetter gedragen en is hij wederom opgepakt en toen naar het kamp Vught overgebracht. Daar kreeg hij een Jodenster opgespeld, ondanks het feit dat hij enkel half jood was. Naar Westerbork op transport gesteld is Henk Loeb in het concentratiekamp Sobibor omgekomen. Van de met 19 transporten in totaal 34.313 naar Sobibor gedeporteerde Nederlanders hebben slechts 18 personen de oorlog overleefd. Eén van hen, Jules Schelvis, heeft in 1994 een boekwerk over dit vernietigingskamp gepubliceerd, met daarin voor het eerst een gepubliceerde lijst met namen. H.O.E. Loeb komt voor op de transportlijst van 18 mei 1943 en is drie dagen later met 2.511 anderen omgebracht.

Hendrik Otto Ernst (Henk) Loeb

Jodenvervolging

Het percentage vermoorde joden uit Nederland bedraagt circa 74%, zeer hoog vergeleken met België (38%) en Frankrijk (29%). Enkel in Polen en Griekenland is dit percentage nog hoger dan in Nederland. De nazi’s hebben zich meer dan eens lovend uitgelaten over de efficiëntie en snelheid waarmee de deportaties uit ons land konden worden uitgevoerd. Op 22 en 23 februari 1941 vond in Amsterdam de eerste grote razzia plaats, waarbij 400 joden zijn weggevoerd. Na de oorlog bleek nog slechts één van hen in leven te zijn. Op 25 en 26 februari 1941 legde een algemene staking in de hoofdstad als protest tegen de Jodenvervolging het leven stil. Deze zogeheten Februaristaking kostte het leven aan 15 leden van de Geuzengroep, onder wie de Haarlemmer Bernhard IJzerdraad, alsmede aan drie stakers. In 1942 werden de joden gebrandmerkt met een gele Davidster en in juli van dat jaar begon de grootscheepse deportatie uit Nederland via Westerbork, van waaruit de meeste van de in totaal 102 transporten vertrokken. Het merendeel kwam om in Auschwitz, Sobibor en Bergen Belsen. Sommigen in Dachau of Theresienstadt, zoals de joodse bankier F. Gutmann van huize ‘Bosbeek’. Ongeveer 16.000 joden hebben de vervolging overleefd dankzij de onderduik, waaronder verhoudingsgewijs veel in Heemstede. Aanvankelijk waren zo’n 25.000 joodse burgers ondergedoken, maar velen zijn verraden, soms voor een premie van  7,50 gulden. De NSB-burgemeester van Heemstede J.H.van Riesen (1), afkomstig uit Voorburg, die geboekstaafd staat als “een eerste klas jodenjager” en bij verschillende aanhoudingen van joodse onderduikers aanwezig was heeft bij zijn proces voor het gerechtshof verklaard dat hijzelf – ondanks vermoedens van het tegendeel – nimmer (anonieme) brieven uit de bevolking heeft ontvangen over ondergedoken joden. Hij zou bij de arrestatie van Joden zijn meegegaan om de driftige politieluitenant te temperen.

Registratiekaart J.H.van Riesen, Politieke Recherche Afdeling, Afdeling Haarlem

(1) September 1947 heeft de op dat moment vastgehouden J.H.van Riesen aan de Politieke Recheche Afdeling afdeling Haarlem het volgende verklaard: “(…) Toen Kramer begin 1943 als korpschef van Politie in Heemstede kwam, wist ik dat hij evenals ik lid van de N.S.B. was. Ik kan U met zekerheid verklaren, dat voor de komst van Kramer door de toenmalige korpschef Berentsen of door mij of in tegenwoordigheid van mij in de gemeente Heemstede geen Joden zijn gearresteerd zijn geworden of een onderzoek naar hen is ingesteld. Ook zijn er in die tijd daar geen opdrachten voor gekomen. Of de bezettende macht in die tijd op eigen initiatief Joden in de gemeente Heemstede, zonder tussenkomst of medeweten van de plaatselijke politie, heeft gearresteerd is mij niet bekend. In de tijd dat Kramer als korpschef in Heemstede is geweest, zijn er van de bezettende macht verschillende opdrachten gekomen hetzij bij mij of bij Kramer om een onderzoek te doen instellen naar ondergedoken Joden in de gemeente Heemstede. Ik heb nu de indruk dat de bezettende macht met het geven van die opdrachten zolang heeft gewacht, totdat er in Heemstede een N.S.B.korpschef kwam en temeer ook al dat Kramer terzake deskundig was, omdat hij in Amsterdam voor zijn komst in Heemstede werkzaam was geweest aan het bureau Joodse Zaken en dat dan ook de gegeven opdrachten door de bezettende macht wel zouden worden uitgevoerd. Toen dan ook de eerste opdracht kwam om Joden in de gemeente te arrsteren, sprak ik met Kramer af dat ook ik in den vervolge bij iedere jodenarrestatie in Heemstede aanwezig wilde zijn. Ik had namelijk van Kramer gehoord, dat het bij de Jodenarrestaties in Amsterdam hardhandig toeging. Omdat ik geen hekel aan Joden had en ik niet wilde hebben dat zij hardhandig zouden worden behandeld, ben ik bij diverse Jodenarrestaties aanwezig geweest. Bij al die arrestaties waarbij ik tegenwoordig ben geweest, was er door de bezettende macht opdracht gegeven. In de opdracht werd dan het perceel genoemd, waar Joden zouden zijn ondergedoken. Hoe de opdrachgevers daaraan kwamen is voor mij altijd een raadsel geweest. De arrestaties liet ik altijd aan Kramer over, omdat ik daar geen verstand van had. Ik had namelijk geen arrestatiebevoegdheden. Kramer sprak met mij dan een tijd af hoe laat in het opgegeven perceel een inval zou plaats vinden. Geen enkele maal heb ik de bewoers van het opgegeven adres gewaarschuwd of laten waarschuwen dat er zo en zo laat bij hen een inval zou plaatsvinden naar ondergedoken Joden. Thans voel ik aan dat het beter was geweest , dat ik die mensen van te voren had laten waarschuwen. Wat er met de gearresteerde Joden ging gebeuren heb ik nimmer geweten. Ik dacht altijd dat zij naar het kamp Westerbork werden vervoerd en vandaar uit naar Duitsland te werk gesteld. (…). Ik kan mij nog herinneren dat ik bij de volgende Jodenarrestaties in de gemeente Heemstede aanwezig ben geweest, namelijk bij Molenaar aan de Van Merlenlaan nummer 1, op een adres aan de Jan Steenlaan, op een adres aan de Johannes Vermeerstraat en de Zandvoortselaan in de buurt van het station Heemstede-Aerdenhout [Hiervan is door J.H.A.Sweers ten nadele van Van Riesen in augustus 1945 aangifte gedaan]. Van deze laatste drie adressen kan ik mij de namen van de bewoners niet heer herinneren. Hoeveel Joden er op deze adressen gearresteerd zijn geweest weet ik niet meer, doch ik schat het aantal op twaalf tot vijftien stuks. Al deze mensen zijn zoals Kramer mij later mededeelde, overgeleverd aan de S.D. te Amsterdam. Wat er van deze mensten terecht is gekomen is mij niet bekend (…)”.  

Riesen
benoeming burgemeester van Riesen (Haarlem’s Dagblad juni 1943)
riesen1
Schrijven van een NSB-ambtenaar van het raadhuis aan NSB Opperluitenant P.Kramer over installatie van NSB-burgemeester Van Riesen 26 juni 1943
Riesen1
Installatie van den burgemeester  26-6-1943
Riesen2
vervolg van installatie van de burgemeester H.D. 26-6-1943
Al in april 1930 heeft mr.A.J.Backer zich in Heemstede gevestigd.
Boven: burgemeester van Riesen inspecteeurt de Jeugdstorm, Onder: pNCB-politieluitenant Kramer feliciteert Van Riesen met zijn benoening 26 juni 1943
Installatie van burgemeester Van Riesen door commissaris van de provincie Noord-Holland mr. A.J. Backer op 26 juni 1943 in de raadzaal van Heemstede onder het oog van de portretten van Hitler en Mussert en met de vlaggen van de SS en NSB.
Mr. Arnold Johan Backer (in 1899 geboren in Groningen) was als opvolger van dr. Röel van 1941 tot 5 mei 1945 NSB-commissaris van de provincie Noord-Holland. Hij ontpopte zich als een fanatiek nationaal-socialist en omringde zich met politieke trawanten. Op bovenstaande foto neemt hij in nsb-uniform 24 januari 1944 de eed af van D.H.Querner, in het uniform van de SS, als bestuursraad de provincie. Bij de Bevrijding is Backer gearresteerd door de Binnenlandse Strijdkrachten en bij de bijzondere rechtpleging werd hij veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf. Uiteindelijk is hij na vijf jaar detentie vrijgelaten. In zijn voordeel sprak dat hij bij zijn aanhouding onmiddellijk toegaf dat hij fout was geweest in zijn beslissingen. Backer woonde in Heemstede in de Postlaan en was in 1940 o.a. voorzitter van de Nederlandse Vereeniging voor Luchtbescherming, afdeling Heemstede.
Riesen2.jpg
Van Riesen inspecteert de erewacht van de Landwacht op het Raadhuisplein.
riesen3
Vervolgens inspecteerde Van Riesen leden van de Jeugdstorm uit Heemstede en omgeving
Inspectie van de ‘Meeuwkes’
riesenvan1.jpg
Arrestatie van burgemeester Van Riesen in Bloemendaal-Overveen door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (Amateurfilmplatform/Beeld en Geluid
riesenvan2
Foto van de arrestatie Van burgemeester Riesen in Bloemendaal dooro.a. inspecteur van politie Ed. E.Woud en leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) (Amateurfilmplatform)
N.S.B.burgemeester J.H.van Riesen (links) is 11 mei 1945 in Bloemendaal aangehouden en gevangen gezet in de garage van Van Lent in de Raadhuisstraat. te Heemstede. Op 4 juni is hij overgebracht naar interneringskamp Duinrust te Overveen.
N.S.B.burgemeester J.H.van Riesen (vooraan) is 11 mei 1945 door de POD in Bloemendaal aangehouden, door politieagent E.W.Woud naar Heemstede overgebracht en gevangen gezet in de garage van Van Lent in de Raadhuisstraat. te Heemstede. Op 4 juni is hij overgebracht naar interneringskamp Duinrust te Overveen.
De gearresteerde Van Riesen met koffer en begeleid door POD’rs arriveert in de garage van Van Lent alvorens naar detentiecentrum Duinrust te worden overgebracht
Na zijn arrestatie op 11 mei 1945 gemaakte pasfoto’s van J.H.van Riesen. Op 22 september 1948 is hij mede op basis van een “indrukwekkende dodenlijst” door het Bijzonder Gerechtshof veroordeeld tot 12 jaar vrijheidsstraf, Op 11 mei 1949 diende Van Riesen een verzoek om gratie in vanwege zijn slechte gezondheid. Dat werd ingewilligd en al op 11 augustus werd hij ontslagen om aanvankelijk thuis en vervolgens in een verpleeghuis tot zijn overlijden te worden verzorgd. Tegen de gewezen korpschef van de Heemsteedse politie Piet Lambertus Gerardus Kramer (geboren op 16-2-1912 te Den Haag) werd door het Bijzonder Gerechtshof op 16 april 1948 vijftien jaar cel geëist en vervolgens 18 jaar gevonnist [uiteindelijk is hij al in 1954 vervroegd brijgelaten].  Hij was betrokken bij de arrestatie van Joden in Amsterdam, Hilversum en Heemstede. Een schier eindeloze rij van mensen die het niet overleefden is tijdens een zitting van negen uur voorgelezen: Oostra, Sara Oostra-Rothschildt, Sajet, Schaap, Eliazar Moffie, David van Dam, Winnik, Snoek, Thomas Hendrik Grippo… etc. Een Joodse musicus die met elf anderen bij profesor J.W.Pootjes in Hilversum was ondergedoken, vertelde dat hij de enige overlevende was van deze groep die eveneens door Kramer werd gearresteerd. Na zijn vervroegde vrijlating begin 1954 ingeschreven in Eygelshoven is Kramer vervolgens naar Duitsland verhuisd waar hij met een Duitse vrouw is hertrouwd. In 1988 kreeg hij van de Minister van Justitie toestemming om zijn zieke moeder te bezoeken die – o ironie – werd verpleegd in huize Bosbeek, het vroegere huis van het in 1944 in resp. Theresienstadt en Auschwitz omgebrachte Joodse echtpaar Gutmann. In 1992 aan een hersenhumor lijdende liet Kramer zijn echtgenote schrijven aan de heer V.C.Klep dat hij een ‘te goed’ politieman was geweest die slechts bevelen van hogerhand uitvoerde.
(De Waarheid, 22-9-1948)
Na ruim tien dagen in Bloemendaal te zijn ondergedoken werd J.H. van Riesen na aanhouding door leden van de Binnnenlandse Strijdkrachten binnengeleid in de garage Van Lent
Van Riesen op 15 mei 1945 na zijn zijn arrestatie achter prikkeldraad bewaakt door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten achter de garage van Van Lent in de Raadhuisstraat.

==========================================================================

Fragmentgenealogie Salomon Israël Mogendorff (bron: genealogieonline)
Fragmentgenealogie Salomon Israël Mogendorff (bron: genealogieonline)

Het lot van de familie Mogendorff

Komende uit Arnhem vestigde S.I.Mogendorff zich begin april 1940 in een huis aan het Sweelinckplein in Heemstede (EHC, 11-4-1940)
Komende uit Arnhem vestigde S.I.Mogendorff zich begin april 1940 in een huis aan het Sweelinckplein in Heemstede (EHC, 11-4-1940). Hij noemde zich fabrikant. In 1940 vestigde zich ook firmant M.Mogendorff als directeur van de Fabrieks Verkoopcentrale in Arnhem, eerst kort aan de Herenweg 145, daarna Hugo de Grootlaan 2a in Heemstede, en overleefde de oorlog.
Swee2
Het Sweelinckplein in Heeemstede
mogendorff
Bernard Mogendorff (1932-1943) met zijn zus Sara (1929-1943) in toenmalig woonadres Sweelinckplein 4, Heemstede
Lies Grintjes tussen Sarah (Sonja)  en Bernard (Bertie)  Mogendorff achter huis aan het Sweelinckplein, maart 1942
Mevrouw Mogendorff schrijvende, 1940
Mevrouw Grietje (Greta) Mogendorff-Meijer, in 1940

Uit acht joodse families in Heemstede hebben vier gezinsleden de holocaust niet overleefd. Daaronder de familie Mogendorff. Afkomstig uit Arnhem zijn vader Sally (Salomon Israel), moeder Greta en twee kinderen, Sara Antoinette en Bernard, op 2 april 1940 naar het adres Sweelinckplein 2 verhuisd. De 22-jarige Lies Grintje werkte bij de familie in de huishouding in Arnhem en verhuisde mee naar Heemstede. E.M. (Lies) Grintjes huwde in 1943 in Heemstede en is in de gemeente blijven wonen. (1). Enkele familiefoto’s, een Jodenster en de laatste briefkaarten uit het kamp Westerbork – welke tijdens de recente tentoonstelling in het raadhuis zijn getoond – vormen de enige tastbare herinneringen aan deze voor haar dierbare familie. In 1942 werd de familie Mogendorff verplicht zich in Amsterdam te vestigen, waar men een bovenetage in de Rivierenbuurt betrok. Vervolgens is men ondergedoken bij een boer in de Haarlemmermeer en door verraad op 11 november 1942 opgepakt. Algemeen is bekend dat Johannes Boogaard (‘Oom Hannes’) honderden joden heeft bijgestaan en ook joodse kinderen in Heemstede heeft ondergebracht. De Mogendorff’s zijn overgebracht naar het kamp Westerbork nabij Hooghalen. Op 20 februari 1943 ontving Lies Grintjes, die intussen werkzaam was bij tandarts Ten Hones aan de Heemsteedse Dreef, een laatste briefkaart met o.a. de volgende inhoud: “Wat prettig dat je nog geregeld schrijft. Ook de kinderen vinden het fijn als een brief van je komt en dan worden er altijd oude herinneringen opgehaald. Wij maken het naar omstandigheden goed. Onze stemming laat wel eens wat te wensen over. Ik werk veel in de buitenlucht. Het nichtje Nel is ziek en haar toestand nogal ernstig. Maar zo lang er leven is is er hoop.” Het laatste levensteken is een adreswijziging, op 24 februari afgestempeld in Assen, met als oud adres ‘Barak 67 Westerbork’ en nieuw adres ‘onbekend’. Op 24 maart 1943 schreef een familielid vanuit Amsterdam: “Je zult al wel weten, dat Gré en de kinderen weg zijn. Er was niets meer aan te doen. Afschuwelijk. Verder zijn nu ook weg mijn zuster en zwager, die in Enkhuizen hebben gewoond, zonder de kinderen. ’t Is allemaal even erg.” Uit verklaringen van het Internationale Rode Kruis blijkt dat mevrouw G. Mogendorff-Meijer en haar twee kinderen op 26 februari 1943 in Auschwitz zijn omgebracht en dat S. Mogendorff al eerder naar Polen op transport is gesteld en dat op 13 december 1942 aan zijn leven een eind werd gemaakt in hetzelfde vernietigingskamp.

Foto van de in 1929 geboren Sara Antoinette Mogendorff, toen zij op het Sweelinckplein woonde. Sara draagt hier de verplicht gestelde jodenster. Zij stierf op 26 februari 1943 in Auschwitz (foto mw. E.H.Boelsma-Grintjes)

Op bovenstaande foto van links naar rechts: Salomon Israël Mogendorff (geboren 19 juli 1904 in Arnhem en omgebracht 13 december 1942 in Auschwitz), Grietje Mogendorff-Meijer (geboren 21 juli 1906 in Groningen) en overleden 26 februari 1943 te Auschwitz), Suzanne Mogendorff-de Leeuw (geboren 7 juni 1902 in Groningen en omgebracht 25 oktober 1944 in Auschwitz), Michael (Michel) Mogendorff (30 juli 1901 in Arnhem geboren en 28 februari 1945 in Midden-Europa gestorven).

Het laatste levensteken van Grietje (Gré) Mogendorff aan Lies Grintjes was een adreswijziging op 24-2-1943 afgestempeld in Assen, met als oud adres: ‘Barak 67 Westerbork’ en nieuw adres ‘onbekend’.

(1) Elisabeth (Lies) (Boelsma-) Grintjes, geboren op 18 oktober 1918 is op 25 april 2005 in Heemstede overleden. Een kleindochter schreef en werkstuk over de oorlogsperiode, gepubliceerd onder de naam Lisette van den Akker op het de site van het Holocaust namenmonument.

Vermelding van naam Mogendorff met meer dan 6.700 andere Joodse familienamen in herdenkingsruimte van de Hollandse Schouwburg

Deel 2, De Heemsteder, 17 mei 1995 Tientallen families in Heemstede hebben de moed gehad, ondanks alle gevaren en risico’s, joodse onderduikers in huis te nemen. Achter vele verhalen zit een tragedie. In deze aflevering een drietal voorbeelden uit respectievelijk de Pieter de Hooghstraat, de Hugo de Grootlaan en de Koediefslaan.

Familie Den Engelse De in 1994 op 85-jarige leeftijd overleden verzetsman C.F.S. Dulk heeft na de oorlog zijn herinneringen op papier gezet en schrijft onder meer: “Ik heb diverse schuilplaatsen in huizen gemaakt voor onderduikers, meest Joden. Een treurig voorval moet ik hier melden. Bij de familie Den Engelse in de Pieter de Hooghstraat 7 waren vijf Joodse onderduikers in huis waarvoor ik boven een schuilplaats had vervaardigd. Een kindje stierf aan slijmhoest in bed. Ik kreeg hiervan bericht en ging ’s avonds om tien uur mijn oude brikkie in het pikkedonker over de Johan Wagenaarlaan naar het huis van de familie Den Engelse om het lijkje op te halen, dat in een grote koffer werd gedaan. Terug met deze last reed ik naar de werkplaats, gelegen in de Lombokstraat achter in de poort naast slager Reemeijer. Ik heb toen voor die stakker een eikenhouten doodskistje gemaakt, twee bossen fresia’s gekocht en de kleine gekist en vervolgens het deksel met koperen schroeven in het vet dichtgemaakt. Het kistje paste precies in de koffer en de volgende dag heeft dokter Van Luin met zijn gasauto achteruit de poort inrijdende het kistje in de kofferbak meegenomen en in het geheim op de openbare begraafplaats in Heemstede ter aarde besteld. Ik heb hier verder nooit meer iets van gehoord. Het ergste was dat het doorgangshuis van de familie Ten Boom in de Barteljorisstraat in Haarlem opgerold werd en de mensen naar concentratiekampen verdwenen. Dit was vermoedelijk  mede oorzaak van het feit dat in de Pieter de Hooghstraat 7 een inval door de moffen werd gedaan, waar toevallig de Joodse onderduikers om de tafel beneden een verjaardag aan het vieren waren. Mevrouw Den Engelse en de Joodse huisgenoten werden opgepakt en weggevoerd. De zoon en zijn vader waren op dat moment niet thuis. De heer Den Engelse die ondanks een waarschuwing ’s avonds naar huis ging werd prompt gearresteerd. Het echtpaar kwam in een kamp terecht, maar overleefde de oorlog en is na de bevrijding in Den Haag gaan wonen. Van de Joodse onderduikers is niets meer vernomen.” Als dank ontving de heer Dulk van de familie Den Engelse een exemplaar van het boek ‘Gevangene en toch ..’ van Corrie ten Boom met daarin de volgende opdracht: “Met grote dankbaarheid voor het liefdevolle werk, wat u deed en voor de verzorging van het lijkje van onze Joodse baby ‘Petertje’ bieden wij u dit boekje aan, waarvan de schrijfster tegelijk met ons in het concentratiekamp Vught was. (Ondertekend) H.P. den Engelse.”

Mevrouw Nieuwenhuis-Schilpzand Mij is verteld dat het voorkwam dat personen die Joodse onderduikers in huis hadden daar soms problemen mee kregen. Sommigen waren veeleisend, men wenste extra eten of een extra bed als de vrouw onrein was. Ook is het voorgekomen dat een beginnende verhouding dreigde te ontstaan met een huisgenoot. De heer J.E. Baalbergen uit Andijk heeft de herinneringen aan zijn grootmoeder in Heemstede die aan verschillende Joden onderdak heeft geboden in 1992 op schrift gesteld. Dat betrof mevrouw Jo Nieuwenhuis-Schilpzand die met  haar kinderen op het adres Hugo de Grootlaan 14 woonde.

Hugo de Grootlaan 14 op een foto uit 1938

“Via Julia, een zuster van Jo, kwam de eerste Joodse onderduiker in huis, Nora Brouwer (schuilnaam Carry). Julia werkte bij het onderduikadres van Nora’s moeder, de familie Scheer in de Javalaan. Nora werkte als verpleegster in het Portugees ziekenhuis in Amsterdam en zocht een onderduikadres. Waarom Jo haar in huis besloot te nemen is niet echt duidelijk. Waarschijnlijk had zij hiervoor meerdere redenen. Zij was allereerst iemand die er niet tegen kon als er iemand werd achtergesteld of buitengesloten. Ook haar opvoeding is hierbij van belang geweest, zeker in het licht van haar geloof, dat haar leerde dat haar medemens niet in de steek te laten. Een laatste reden kan zijn geweest dat de extra inkomsten haar in staat stelden de uitgaven meer te spreiden.” Op 25 november nam zij een Joods echtpaar in huis, Jacob (Jaap) en Rosalie (Rosalein) de Vries-Stern uit Haarlem. Die kwamen onder hun schuilnaam Kees en Bep Klok op hun inmiddels derde onderduikadres. Ze waren eerst ondergedoken geweest in Opheusden bij een vriend van Jaap en in Haarlem-Noord, waar Jaap’s ouders achterbleven. Hun drie kinderen waren ondergedoken in een internaat voor schipperskinderen en hebben de oorlog overleefd.  In het voorjaar van 1943 is eerdergenoemde Nora Brouwer weer vertrokken naar een vriendin in de Betuwe. [Nora Brouwer heeft de oorlog overleefd en werkte daarna o.a. als privéverpleegster in Amsterdam]. Omdat de ouders van Jaap problemen kregen op hun Haarlemse onderduikadres grepen zij de mogelijkheid aan om naar de Hugo de Grootlaan te verhuizen. Zo kwamen Bernard (roepnaam Benjamin) en Sara (roepnaam Suze) de Vries-van Kloeten in november 1943 als onderduikers in Heemstede. [Deze familie had in de Smedestraat een winkel in porselein en huishoudelijke artikelen]. “De onderduikers hadden als woonkamer de voorkamer boven tot hun beschikking. Op deze kamer sliepen ook Benjamin en Suze. Zoon Jaap en diens vrouw Rosalie sliepen op de zolderkamer achter . Dat hield natuurlijk in dat Jo en haar kinderen hun eigen kamer moesten afstaan en met elkaar de overgebleven slaapkamers moesten delen. Het voedsel werd eerlijk verdeeld. Menigmaal kwamen de vier onderduikers beneden eten en las Jaap na de maaltijd uit de Bijbel (O.T.). Vanzelfsprekend werden de Joodse spijswetten niet meer gevolgd. Dat was trouwens ook onmogelijk aangezien men blij was met alles wat voedsel betreft dat kon worden verkregen. Als er eens een extraatje was, bijvoorbeeld koek, dan werd er ook boven van genoten. Op normale dagen brachten de onderduikers de dag door met huishoudelijke werkzaamheden, lezen, studeren, schrijven, boeken vertalen, schaken en monopoly spelen. Vanzelfsprekend moesten ze zich tijdens deze activiteiten steeds bewust zijn geen geluid te maken en zich niet voor de ramen te vertonen. De vitrage bleef dan ook vaak overdag gesloten. Koken deed Jo op gas. Het gas was echter op rantsoen: je mocht en bepaald gedeelte gebruiken van de hoeveelheid die voor rantsoenering werd gebruikt. Natuurlijk heb je voor negen personen meer nodig dan voor vier. Er werd dus gas gebruikt tot de meter bijna de maximale hoeveelheid aangaf. Dan schroefde Jaap de gasmeter los en verbond de beide van de pijpen met de binnenband van een fiets. Zo konden ze weer en tijdje vooruit. Tegen de tijd dat de stand van de meter werd opgenomen, schroefde Jaap de gasmeter weer op zijn plaats.” 

Distributiekaart van Barend de Vries, één van de kinderen van het echtpaar De Vries, elders ondergedoken. In dun schrift is ook zijn onderduiknaam nog te zien: Meijer

Het aantal mensen dat van het verblijf van de twee echtparen De Vries afwist was klein, zo’n acht tot tien personen. Helaas één teveel. D. uit de Zaanenstraat zou de S.D op de hoogte hebben gesteld. Ten gevolge van dat verraad is mevrouw Nieuwenhuis wegens Jodenbegunstiging met vier Joodse onderduikers op 30 juni 1944 aangehouden door de Haarlemse gemeentepolitie (onder wie Krist) voor de S.D. Door de tuin en de heg van nummer 12 is men via de bijkeuken binnengekomen. na een huiszoeking zijn Jo Nieuwenhuis, haar aanwezige kinderen Ria en Jos en de familie De Vries naar het politiebureau in de Smedestraat te Haarlem afgevoerd. “In de Smedestraat kwamen Jo (net 45 jaar oud) en haar kinderen met ongeveer vijftien andere mensen in een grote, kale ruimte met aan het plafond één klein lichtpitje. Ze hadden spullen zoals veters etc. moeten afgeven. Ze werden vredelijk vuil, want de de matrassen waarop ze zaten en lagen waren vies en stoffig. Het eten was belabberd, maar gelukkig was kwam de vader van een andere gearessteerde zijn zoon (Imco Leemhuis) voedsel brengen. Steeds werden ze uit de zaal gehaald om te worden verhoord.” Door bemiddeling van Jaap de Vries zijn kinderen Ria en Jos Nieuwenhuis de volgende dag vrijgelaten. Op 5 juli 1944 is mw. Jo Nieuwenhuis met de Joodse familie De Vries en andere gevangenen in een bus naar Amsterdam vervoerd. Ze kwam terecht in een huis van bewaring op de Amstelveenseweg.  Op 13 juli zijn de vier personen De Vries naar doorgangskamp Westerbork overgebracht. Op 3 september volgde transport naar Auschwitz waar Benjamin de Vries (geboren 26-11-1884 in Haarlem op 6 september in de gaskamer is overleden. [Bron: In Memoriam. SDU, 1995, p.778]. Sara de Vries-van Kloeten (geb. 8-1-1891 in Zierikzee) ging op transport naar Bergen-Belsen, maar is volgens I.M. op een onbekende dag in september 1944 in Auschwitz gestorven. Rosalie de Vries-Stern (geboren 25-8-1914 in Groningen) is op 13 oktober 1944 in Birkenau aan tyfus gestorven. Jaap (Jacob) de Vries overleefde de oorlog en is intusen overleden. Over de reis in een veewagen naar Auschwitz schreef hij later o.a.: “O, wat lag ik moeilijk. M’n benen waren stijf. Ik had kramp in mijn nek. Maar Ro lag goed. En Pa en Moe, zo zag ik in het schemerdonker, zten tegen elkaar aanleunend tegen de zijwand en op de dekenrol. Ik kon dat duidelijker zioen toen iemands sigarenaansteker even oplichtte.” Na de Bevrijding keerde hij via Odessa en Marseille op 31 mei 1945 behouden in Heemstede terug. Mevrouw Nieuwenhuis-Schilpzand is wegens jodenbegunstiging op 12 augustus 1944 naar kamp Vught vervoerd. Op 5 en 6 september werd de kampbevolking van Vught naar Duitsland geëvacueeerd vanwege het naderen van de geallieerde troepen. Op 7 september is zij  met een grote groep vrouwen per trein naar concentratiekamp Ravensbrück ten noorden van Berlijn op transport gesteld. Daar kwam zij in contact met o.a. Helena Kuipers-Rietberg (Tante Riek) en Corry ten Boom en heeft ze Betsy ten Boom verpleegd. Vandaar is zij begin oktober naar Dachau gezonden om in een buitencommando voor de nazi’s dwangarbeid te verrichten. Op 26 april ging zij op ‘dodenmars’ uit Dachau en enkele dagen later (4 of 5 mei 1945) is zij door de Amerikanen bevrijd. Via Bern, Lyon, Mons, Brussel, Rozendaal en Oudenbosch is mevrouw Nieuwenhuis op 22 mei 1945 bij haar huis in Heemstede afgezet.  Na haar terugkeer ontving ze een oorkonde ‘Welkom in Heemstede’ met handtekeningen van de bewoners uit de Hugo de Grootlaan. Mevrouw Jo Nieuwenhuis-Schilpzand overleed in 1972 en haar is postuum de Yad Vashem-onderscheiding toegekend. Oorkonde door bewoners van Hugo de Grootlaan, Heemstede, aangeboden aan mw. Jo Nieuwenhuis-Schilpzand na behouden terugkeer uit Ravensbrück mei 1945.

APPENDIX. De archivaris van Haarlem, drs. J.J.Temminck, heeft op verzoek van de heer J.E.Baalbergen de dagrapporten van de Haarlemse gemeentepolitie geraadpleegd. Blijkens het dagrapport 182 de dato 30 juni 1944 werden die dag te 15.00 uur voor de S.D. (F.Krist) de volgende personen ingesloten in het politiebureau aan de Smedestraat: 1. Jacob de Vries, geboren Haarlem 08.05.1914, vertegenwoordiger, wonende Zaanenlaan 62; 2. Benjamin Jacob de Vries, geboren Haarlem 26.11.1884, winkelier, wonende Zaanenstraat 62; 3. Rosalie Stern, geboren Groningen 25.08.1914, wonende Zaanenstraat 62; 4. Sara van Kloeten, geboren Zierikzee  08.01.1891,  zonder oproep, wonende Zaanenlaan; 5. Johanna Regina [Nieuwenhuis] Schilpzand, geboren Hillegom 09.06.1899, zonder beroep, wonende Hugo de Grootlaan 14, Heemstede; 6. Hendrica Cornelia Nieuwenhuis, geboren Hillegom 23.01.1923, dienstbode, wonende Hugo de Grootlaan 14, Heemstede; 7. Johanna Regina Nieuwenhuis, geboren Hillegom 27.03.1927, zonder beroep, wonende Hugo de Grootlaan 14, Heemstede. Volgens dagrapport 183 de dato 1 juli 1944 werden de arrestanten Nieuwenhuis die dag te 13.30 uur heengezonden. Volgens dagrapport 187 de dato 5 juli 1944 werden te 11.30 uur o.a. de arrestanten Schilpzand, De Vries (2x), Stern en van Kloeten naar Amsterdam getransporteerd.

Andries Sternheim

Andries Sternheim, 6 maart 1944 omgebracht in Auschwitz

In 1991 verscheen een proefschrift van Bertus Mulder gewijd aan de Nederlandse socioloog en vakbondsman in de ‘Frankfurter Schule’ Andries Sternheim. Vanaf 1920 was hij hoofd van bibliotheek-documentratiecentrum van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen (IVV). Nadat in 1943 hen de grond te heet onder de voeten werd in Amsterdam, lukte het Sternheim en zijn echtgenote via een vriendin een onderduikadres te vinden bij boekhandelaar Taeko Edelman en diens vrouw Anna Lucretia Sas, Koediefslaan 4 in Heemstede (1), die eerden in ‘s-Gravenhage woonachtig waren geweest. Een woning, die daar intussen door de Joodse Jacob Wallage met zijn gezin was verlaten. “Ze gaan door voor arische vrienden van het echtpaar Edelman, doen boodschappen en maken ’s avonds wandelingen.”. Hun positie blijft echter hachelijk, schrijft Mulder. Als de huisarts doorgeeft dat een razzia op komst is, neemt de spanning weer bezit van het echtpaar Sternheim. In zijn dagboek ‘Balling in eigen land’ (1943) schrijft de geleerde volkomen in tegenspraak met zijn benarde situatie op zijn onderduikadres op 5 september 1943: “Ik geloof, ondanks alle theorieën die het omgekeerde beweren, onvoorwaardelijk aan de vooruitgang der mensheid. Ik zie in de ontwikkeling van de menselijke samenleving, trots neerslagen en regressie, een tendens die naar steeds hoger wijst. Ik geloof aan het betere individu, zoals ik ook aan een betere gemeenschap geloof. Geloven is eigenlijk niet juist gezegd, want het zou kunnen doen veronderstellen, dat het alleen maar een wens, een verlangen uitdrukte. Neen, ik meen op grond van de uitkomsten der sociologische wetenschap te mogen vaststellen, dat ook hier van wetmatigheid sprake is en dat wij niet behoeven te wanhopen.” Op 7 oktober 1943 overleed Taeko Edelman aan een longontsteking. Sternheims zonen, elders ondergedoken, werden opgepakt. Driekoningen 1944 is het huis in de Koediefslaan door agenten van de S.D. uit Amsterdam omsingeld en wordt het echtpaar met de vrouw des huizes mevrouw Edelman-Sas naar Amsterdam op transport gesteld (2). Sternheim weet de chauffeur te bewegen zijn dagboek te bezorgen bij de familie Hogeweg. Op 12 januari zijn dr. A. Sternheim en echtgenote naar Westerbork afgevoerd. In een laatste briefkaart van 3 maart 1944 aan vriend Piet Laroo (1) schrijft hij: “Het is anders gegaan dan wij verwachtten. Plotseling Auschwitztransport waarmee ook wij gaan. Wij zitten in de trein, zijn beiden gezond en sterk en vol goede moed. Zijn goed doorvoed en bereid alles te ondergaan. Nogmaals dank ook aan de vrienden. Treur niet om ons, Wil, wij houden ons wel sterk. Heel veel liefs voor allen. Jullie Lien en Andries.” Drie dagen duurt de reis en op 6 maart 1944 wordt door de nationaal-socialisten een eind aan hun beider leven gemaakt in Auschwitz. Zonen Leonard Andries Sternheim (geboren in 1926) en Paul Sternheim (geboren in 1924) zijn in 1944 in Auschwitz omgebracht.  In 1991 promoveerde Bertus Mulder uit Veenwouden op Andries Sternheim, vergeten theoretici van de Arbeidersbeweging.

(1) Piet Laroo deed verzetswerk tijdens de bezettingstijd onder de naam George Duller. Aan het eind van de oorlog. kwam hij om na een ongeluk op de Leidsegracht. Voor meer informatie over Andries Sternheim, zie mijn blog over Joodse oorlogsslachtoffers in Heemstede

Pagina uit oorlogsdagboek van Andries Sternheim uit 1943. Was bedoeld voor zijn 2 zonen die echter de oorlog niet overleefden (Joods Historisch Museum)
Pagina uit oorlogsdagboek van Andries Sternheim uit 1943. Was bedoeld voor zijn 2 zonen die echter de oorlog niet overleefden (Joods Historisch Museum)
Andries Sternheim met zijn echtgenote Gholina Sternheim-Cohen op een foto, gedateerd 24 juli 1938

(1) Zij dreven met Marinus Sas een boek- en kunsthandel annex leesbibliotheek ‘Boekenroode’op het adres Zandvoorselaan 147 in Heemstede. (2) Het dagrapport meldt op 6 januari 1944, dat op de Koediefslaan van de SD worden overgenomen voor transport naar Sipo Amsterdam: Andries Sternheim (1890) en Gholina Sternheim-Cohen (1898) uit Amsterdam. Mevrouw Anna Lucretia Edelman-Sas (1879), Koediefslaan 4, die de Joden verborgen hield is ook gearresteerd en later vrijgelaten. Deel 3, De Heemsteder, 31 mei 1995

Bertha en Carolina Wallage

Enige tijd geleden zijn bij het verwijderen van het behang in een huis aan de Achterweg in Heemstede twee stam- of abonnementskaarten van de NZHTM aangetroffen, met pasfoto en de namen van respectievelijk Bertha Wallage, geboren 13 november 1934 en Carolina Wallage, geboren 5 mei 1930. Uit onderzoek in het bevolkingsregister blijkt dat ze, afkomstig uit Coevorden, op 15 juni 1939 zijn ingeschreven op het adres Javalaan 59, nadat een broer Jacob Wallage reeds met zijn gezin in Heemstede woonachtig was (1). Niemand van deze familie heeft de holocaust overleefd. Pas op 18 januari 1943 zijn ze uitgeschreven, naar Amsterdam (Swammerdamstraat 15). Een buurvrouw uit de Javalaan heeft de familie Wallage daar nog bezocht en in zorgwekkende toestand aangetroffen. Op 11 mei 1943 zijn de ouders en twee dochters vanuit Westerbork op transport gesteld naar Sobibor, waar moeder en kinderen drie dagen later overleden. Vader Levie Wallage was met nog 79 mannen uitgezocht om in het nabijgelegen Dorohuzca werk voor de nazi’s te verrichten en stierf op 30 november van hetzelfde jaar, vermoedelijk aan uitputting. Op 16 augustus 1940 is in een politiedagrapport vermeld die op die dag een schaap is geslacht zonder vergunning. [ De heer A. Comper (*6-10-1906, destijds wonende Molenwerfslaan 56) deelde aan V..Klep mede dat het zou gaan om de heer Levie Wallage, geboren te Onstwedde op 26 mei 1900, wonende Javalaan 59. Hij was handelaar in klein vee, zoals geiten en schapen].

(1) Op 15 juni 1942 meldt het politiedagrapport dat op die datum Levie Wallage, Javalaan 59, is aangezegd, dat hij en zijn gezinsleden morgen 17 juni moeten vertrekken voor evacuatie naar Amsterdam.

Jodenmaatregelen

Oproeping om vóór 31 januari uit Heemstede naar Amsterdam te evacueren

Op 1 augustus 1942 stuurde de gevreesde SD-chef Willy Lages een brief naar de gemeente Heemstede met een overzicht van wat joden voor hun gedwongen verhuizing naar Amsterdam mochten meenemen. Daaronder 1 koffer of rugzak, 2 paar sokken, hemden en onderbroeken. Voorts 2 wollen dekens, 1 bord, een drinkbeker en 1 lepel (vanzelfsprekend geen vork of mes), alsmede een handdoek en toiletartikelen. Verder proviand voor drie dagen en voor deze tijd geldige distributiestamkaarten en schriftelijke gegevens omtrent vermogen, aandelen e.d. Het huis moest worden afgesloten en de sleutel in een bijgevoegde enveloppe aan de Duitse autoriteiten worden afgegeven. Eind augustus is een waarnemend NSB-burgemeester door de Commissaris der Provincie Noord-Holland land benoemd, die in mei 1943 na een spoedcursus voor burgemeesters te hebben gevolgd is geïnstalleerd. Deze burgemeester ontving ‘strikt geheim’ een brief, gedateerd 15 september 1942, van de (Nederlandse) Procureur-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam, in opdracht van de Sicherheitspolizei Zentralstelle für Judische Auswanderung. De brief bevatte adressen van buitenlandse joden die onverwijld gearresteerd moesten worden, ongeacht hun leeftijd. Bij een beroep op de gezondheidstoestand moest er ten aanzien van de arrestant enkel op gelet worden of deze vervoerd kon worden. “Met het arresteren moet begonnen worden op woensdag 16 september om 20.00 uur. (…) Met het oog op het eventueel uitlekken van het voornemen om tot arrestatie over te gaan, moge ik u er op wijzen dat het aanbeveling verdient het u onderhebbend personeel eerst op het laatste ogenblik de betreffende opdrachten te geven.” Ofschoon toen al de meeste joodse burgers naar Amsterdam waren overgebracht en vandaar naar doorgangskamp Westerbork dan wel waren ondergedoken begon de Jodenvervolging in alle hevigheid na 1 februari 1943 toen een NSB’er P.L.G. Kramer, zoon van een Haagse politiechef, als korpschef van de politie naar Heemstede kwam in de rang van opperluitenant Hij had ervaring opgedaan bij het 11e Bureau, Joodse Zaken, in Amsterdam, ‘in het bijzonder belast met alle zaken welke voortvloeien uit de Verordeningen de Joden betreffende’, waar het naar zijn zeggen hard toeging. Deze politiechef heeft uiteindelijk tientallen joden opgepakt in Amsterdam, Heemstede en Hilversum. Hiervoor is hij na de oorlog gestraft en thans leeft hij nog in Duitsland. De periode februari 1943 tot maart 1944 is zonder twijfel de donkerste bladzijde in de historie van Heemstede sedert 1573 in de Tachtigjarige Oorlog. Omdat deze politieman zijn werk nog beter wilde doen dan de Duitsers is hij door Willy Lages op het matje geroepen die ‘onvoorwaardelijke gehoorzaamheid’ eiste en vervolgens door de hoogste politiechef in ons land H. Rauter ontslagen. NSB-burgemeester Van Riesen die bij verschillende Jodenarrestaties aanwezig was kreeg een straf opgelegd van 12 jaar, maar is vanwege zijn slechte gezondheid al na een jaar vrijgelaten. Hij verdedigde zich voor de rechtbank dat hij “geen hekel had aan joden” en vooral meeging om de hardhandige korpschef te temperen, met andere woorden “slechts dingen gedaan had om erger te voorkomen”, hetgeen bij de rechter niet erg geloofwaardig overkwam. Zijn secretaresse heeft verklaard dat hij na afloop van zo’n aanhouding haar vol trots op het raadhuis mededeelde: “wij hebben weer een aantal joden gevangen” of woorden van die strekking. Zijn persoonlijk archief op het raadhuis liet hij bij nadering van de bevrijding vernietigen.

Overleven

In Heemstede met relatief veel grote huizen was een actieve L.O. (Landelijke Organisatie voor onderduikers), tot zijn dood geleid door Marinus Vaumont uit de Bachlaan. Deze verzetsorganisatie, opgericht door dominee F. Slomp en mevrouw Helena Kuipers-Rietberg heeft in Heemstede niet minder dan 1385 onderduikers verzorgd, zeemansvrouwen, joden en mannen die niet als dwangarbeider naar Duitsland wilden. Na de bevrijding zijn toch nog 140 ondergedoken of weggevoerde joden behouden in Heemstede teruggekeerd. Eén van hen, J. van Beem, nam na ruggespraak met een aantal van hen het initiatief tot plaatsing van de volgende advertentie in de regionale pers: “In overleg met vele andere lotgenoten stel ik er prijs op, ook namens hen, de Heemsteedsche bevolking in den breedsten zin hartgrondig dank te zeggen voor alle hulp en steun, die zij gedurende de zoo moeilijke jaren van Jodenvervolging op ondubbelzinnige wijze en in allerlei vorm heeft geboden. Deze hulp bepaalde zich niet alleen tot het verschaffen van onderduikmogelijkheden, het opbergen van goederen, maar er werden ook levensmiddelen en brandstof verstrekt aan geheele gezinnen, zoodat inderdaad mag worden gezegd, dat wij ons leven te danken hebben aan de hulp, welke ook in geestelijk opzicht haar werking had, die niet te vergeten is en niet vergeten zal worden” (Nieuwe Haarlemsche Courant, 5 juli 1945). Op de Joodse begraafplaats aan de Vijfhuizerweg is in 1951 een monument onthuld. Daarin zijn driehonderd namen van Joodse slachtoffers uit 1940-1945 gebeiteld, o.a. van Anne Frank. Behalve in Heemstede hebben ook veel joodse onderduikers in de Haarlemmermeer onderdak gevonden. De namen op dit monument zijn Joodse slachtoffers die in concentratiekampen zijn omgekomen en waarvan de graven onbekend zijn gebleven. In Heemstede is in mei 1995 voor het eerst een lijst gepubliceerd met omgekomen Joodse burgers uit deze gemeente. Deel 4, De Heemsteder, 7 juni 1995

LEESHA ROSE EN HAAR IN 1978 GEPUBLICEERDE LEVENSVERHAAL: ‘DE TULPEN ZIJN ROOD”,  IN EEN TIENTAL TALEN VERSCHENEN

Leesha Rose op een foto uit 2010 toen zij 88 jaar was in Jeruzalem waar zij het Nederlandse herdenkingskruis toont. Tot voor kort gaf zij rondleidingen in Yat Vashem tot zij in conflict kwam met orthodoxe Israëliërs die geen foto’s tentoongesteld willen zien van na de bevrijding in concentratiekampen door Britten en Amerikanen gemaakte foto’s van naakte lijken, terwijl zij meent dat deze vanwege de realiteit juist getoond dienen te worden en bovendien iedere sexuele connotatie ontbreekt.

In 1978 verscheen in de Verenigde Staten en Engeland het levensverhaal van Leesha Rose, geboren op 18 juli 1922 in Polen als Shava Bornstein, die onder haar schuilnaam Elisabeth Bos in 1943 en 1944 vanuit Heemstede verzetswerk heeft verricht. Het boek is intussen in veel talen verschenen, in ons land onder de titel ‘De Tulpen zijn Rood’ (1980). In het voorwoord bij de Nederlandse editie schrijft, C.B. Arriëns, toenmalig ambassadeur van Israël in Nederland, o.a.: “Leesha Rose heeft mij eens verteld dat zij mede tot het schrijven van ‘De Tulpen zijn Rood’ was gekomen, omdat zij in de loop der jaren nogal eens had horen betogen dat de Nederlanders hun reputatie de traditionele grote vrienden van het Joodse volk te zijn niet verdienden, omdat zij tijdens de oorlog lang niet genoeg voor de Joden in hun eigen land hadden gedaan. Zij wist dat dit verwijt in zijn algemeenheid niet opgaat, en zij hoopte dit aan de hand van haar eigen ervaringen duidelijk te kunnen maken.” Op de voorzijde van de omslag is het in Heemstede door de heer G.J. Kruiderink afgegeven vervalste persoonsbewijs afgedrukt, dat mede haar leven heeft gered (1)  Het boek is opgedragen aan haar vader, moeder en twee broers die allen omkwamen, alsmede aan haar vriend en mentor, de verzetsstrijder Frits van Kampenhout, die vijf maanden voor de bevrijding door de nazi’s werd opgepakt en in de Amersfoortse gevangenis is doodgemarteld. In 1947 trouwde zij in Canada met kapitein I. Rose, die zij in mei 1945 in Holland ontmoette.

Leesha Rose in Canada

Pas na meer dan en kwarteeuw was zij in staat haar herinneringen aan de oorlogsjaren op schrift te stellen, hetgeen in een sobere stijl, maar op authentieke en boeiende wijze is gebeurd. Sinds een aantal jaren is Leesha Rose als gids verbonden aan het Holocaust-museum Yad Vashem in Jerusalem, waar zij koningin Beatrix en prins Claus tijdens hun officieel bezoek aan Israël begeleidde. Toen de oorlog uitbrak was Rosa Bornstein 18 jaar, haar broers Paul en Jackie respectievelijk 16 en 4 jaar. Met de ouders vormden ze een gelukkige joodse familie. De Duitse invasie bracht echter angst, wanhoop en hoop op betere tijden. Vanaf april 1942 werkte Leesha als verpleegster in de Joodse Invalide, een hospitaal voor invalide en chronische zieke patiënten. Paul wordt op 18 mei 1943 via Westerbork gedeporteerd, terwijl Leesha’s vader, moeder en andere broer op 16 november van dat jaar volgen. Ook de zieken en het verplegend personeel in de Joodse Invalide ontlopen dat lot niet. Leesha weet uit handen van de Gestapo te ontvluchten, eenmaal uit de gereedstaande deportatietrein en eenmaal via het dak van de Hollandse Schouwburg, de laatste verblijfplaats van naar, schatting 50.000 joden. Onder de illegale naam Elisabeth Bos heeft zij zich bij het verzet aangesloten. In juni 1943 ontvangt zij een aanstelling als verpleegkundige in het Marishuis, Marisplein 3 te Heemstede, een rusthuis voor welgestelde oudere mensen. Leesha Rose schrijft:  “Toen ik er met Eddie -kontaktpersoon in het verzet- heenging en het voor het eerst zag was ik verrukt over de ligging en over de omgeving: door bomen overschaduwde, bochtige lanen, kleurrijke en mooie huizen en tuinen, parken, de vijver tegenover het huis en de windmolen die zich aftekende tegen de lucht. De goed verzorgde huizen werden omgeven door struiken en erachter lagen schaduwrijke tuinen. Hierdoor kon je niet gemakkelijk door priemende ogen opgemerkt worden bij het verzorgen van patiënten. Ik kookte en kweet me zo goed mogelijk van andere taken die ik op me genomen had. Ik werkte efficiënt, rustig en snel. Niemand in het huis wist iets van mijn dubbelleven -mijn kontakten en medewerking met de Ondergrondse. Tijdens de treinreis van Leiden naar Heemstede had Eddie gezegd dat ik belangrijke stukken zou moeten bezorgen en verzenden. (…) Deze werkmethode was opgezet door de aktieve zuster Johanna, de eigenares van het Marishuis, die nog een tehuis voor herstellenden bezat dat een kwartier van ons af lag. Deze energieke en onbevreesde dame was de enige die wist dat ik Joods was.

Elisabeth Bos (Leesha Rose) in haar Heemsteedse periode
Illustratie uit; Leesha Rose, de tulpen zijn rood.
Het vroegere Marishuis, Marisplein 3 (foto V.C.Klep)

Nadat ik in het huis was geplaatst hoorde ik via de Ondergrondse hoezeer zuster Johanna aktief betrokken was bij het onderduiken van mensen die moesten vluchten.” Met hulp van de illegaliteit is tevens het zestienjarige meisje Nora in het Marishuis ondergebracht als helpster”.

Het door de heer G.Kruiderink van de gemeente Heemstede verstrekte persoonsbewijs
Graf op de algemene begraafplaats van Gerhardus Johannes Kruiderink (1881-1971). Tevens familiegraf van Gerharda Volkers (1883-1970), Leendert Hartsuijker (1913-2001) en Fenny Gerhard Johanna Kruiderink (1914-2007)

Een verzetsleider in de regio Leiden en Oegstgeest was de reeds genoemde Reinier van Kampenhout, via wie Leesha Rose (Shawa Bornstein) als koerierster in het verzet kwam om uiteindelijk de verantwoording te krijgen over tientallen joodse onderduikers. Reinier was getrouwd “met een vrouw die goed voor me is”, maar raakte hopeloos verliefd op de donkerharige Leesha (Liesje?Elisabeth), hetgeen hem in ernstige gewetensnood bracht, zoals blijkt uit gepubliceerde brieven. “Het is zo moeilijk op het kruispunt van gevoel en verstand te staan” en hij verontschuldigt zich voor zijn liefdesbetuigingen tijdens wandelingen in de HaarIemmerhout. Hij deed ook verslag van zijn belevenissen in Heemstede: “Ik mag niet klagen dat het leven eentonig is. Na tevergeefs te hebben aangebeld bij Herik, liep ik naar de tramhalte op weg naar Heemstede. (,…) Ik nam mijn maandelijkse toewijzing bonkaarten voor mijn ‘patiënten’ mee (wat nog een heel pak was), ging naar de halte ‘lJzeren Brug’ en stapte daar op de tram. Na een paar minuten stopte deze. Vijftien Duitse soldaten haalden alle mannen uit de tram, er ontstond paniek. Toen ik uit de tram stapte dacht ik aan mijn gevaarlijke pakje met illegale bonkaarten … Plotseling maakte ik een snelle, handige beweging. Ik stapte aan de andere kant van de tram uit en ging doodstil tegen de tram staan. Een paar andere mannen stapten ook aan deze kant uit maar zij begonnen te rennen om te ontkomen aan de greep van de Moffen. Helaas begonnen de Moffen te schieten op het moment dat zij begonnen te rennen. De mannen gaven hun ontsnappingspoging op en kwamen terug (…). Alle mannen moesten hun persoonsbewijzen tonen en iedereen tussen de 18 en 50 jaar werd weggevoerd met uitzondering van N.S.B. leden.” Reinier van Kampenhout wist zich te redden door een hartaanval te simuleren.

Amerikaans-Engelse editie van Leesha Rose: The tulips are red.
Amerikaans-Engelse editie van Leesha Rose: The tulips are red. Op de ‘valse’ identiteitskaart de handtekening van J.Kruiderink
De Nederlandstalige editie van Leesha Rose: de tulpen zijn rood.
De Nederlandstalige editie van Leesha Rose: de tulpen zijn rood.
The tulips are red; by Leesha Rose
Tulips are red verscheen oktober 2012 ook in een Duitstalige uitgave: Tulpen sind rot.
Tulips are red verscheen oktober 2012 ook in een Duitstalige uitgave: Tulpen sind rot.
De hoogste Israëlische onderscheiding die Leesha Rose ontving

Arutz Sheva berichtte 9-02-2016: ‘HOLOCAUST RESISTANCE FIGHTER AND AUTHOR LEESHA ROSE PASSES AWAY: Author Leesha Rose, a teenaged Holocaust resistance fighting girl passed away in Jerusalem this week. Leesha Rose was known for her book entitled ‘The Tulips are Red'(Yad Vashem, Jerusalem, 1978), telling her story as a Jewish girl who joined the Duch Resistance during World War II. It also tells much about the hardships of Jewish ife in Holland under Nazi occupation from 1940 to 1945. A teenager when the war broke out, she later played an important role in the Resistance Movement. She was awarded the Resistance Medal by the Dutch Government in 1983, in recognition of her Resistance activities. A year later, she also received the Yad Vashem Medal in recognition her dedicated service. Leesha Rose, nee Bormnstein, was the widow of Rabbi Dr. Isaac B.Rose, who served as a Jewish chaplain for the Allied forces in the Canadian army. He later helped set up a Jewish center in Amsterdam that served Allied soldiers and Jewish survivors returning from the camps or from their hiding places during the war. The couple is survived by their son Dr. Yaacov Rose and daughter Rochelle Rose. Leesha Rose is buried in Jerusalem’s HarMenuchot’ (editor Hillel Fendel). 

(1) “Mevrouw Pond was getrouwd met Stein, hij was een jood en natuurlijk ondergedoken. Om moeilijkheden te voorkomen had hij zich laten scheiden. Om haar inkomen te kunnen houden, had zij tweemaal per jaar nodig een attestatie de vita (een bewijs van in leven zijn) van haar man. Zo kon zij toch een inkomen behouden. Ook dat bewijs verzorgde Kruiderink, tot na de oorlog. Op de avond van 20 november ’44 belde bij Kruiderink een meisje aan. Zij was 20 jaar, jodin en zat in grote moeilijkheden. Haar naam was Rosa Bornstein. Zij had een persoonsbewijs nodig en een functie om te kunnen leven. Kruiderink wist raad. Zij kreeg een persoonsbewijs op naam van Bos, Elisabeth, geboren te Amsterdam 18 juli 1922, en van beroep verpleegster. Voorts bracht hij haar in de avond van die dag naar het Marisplein. Daar was een verpleeghuis en daar werd zij aangenomen als verpleegster. Van van dit meisje heeft hij nimmer meer iets gehoord. Totdat de vriendin van zijn dochter, Grieske Swagerman, die na de oorlog naar Amerika was geëmigreerd, hem in een brief het volgende liet weten. In de plaats waar Grieke woonde, had een damescomité haar gevraagd iets te schrijven over de oorlog in Europa welke zij had meegemaakt. Om informatiemateriaal te verzamelen was zij naar de plaatselijke bibliotheek gegaan en daar vond zij het boek “The tulips are red”. Tot haar grote verwondeering kwam zij in dit boek de naam Kruiderink tegen en las zij het verhaal van Leesha Rose; de verpleegster Elisabeth Bos. Zij kon niet nalaten om Kruiderink dit per brief ijlings te berichte, Het boek is al in verschillende talen verkrijgbaar, ook in het Nederlands. Hier heeft het als titel “De tulpen zijn rood”. Kruiderink vond het bijzonder aardig van Grieke en heeft het boek natuurlijk zelf ook aangeschaft. Het is nog niet zo lang geleden dat notaris Voors het feit ophaalde, dat Kruiderink voor Naadje de Hoop (joodse vrouw) haar hulp en steun en toeverlaat was naar de mens gesproken. Hij hield haar in die bange dagen trouw op de hoogte als er enig gevaar te duchten was. (…)”  Aldus een citaat uit de oorlogsherinneringen van M.van Ravenstein, die in 1984 in boekvorm zijn verschenen onder de titel ‘Waarheen gaat….Gij?'”.

Herinneringen van Machiel van Raventein

Ravenstein 1

Vooromslag van boekuitgave door Machiel van Ravenstein: Waarheen gaat…Gij? 1984, waarin hij zijn verzetsactiviteiten, arrestatie, veroordeling en verblijf in diverse gevangenissen in Nederland en Duitsland beschrijft.

M. van Ravenstein, in het Duitse Langsdorf getekend door Toussaint. Hij werd 12 mei 1941 door Obersturmführer May van de Sicherheitsdienst in 1941 gearresteerd, gelijktijdig met zijn vriend Lambert van Wijk (die de oorlog niet overleefde), en kwam 1 januari 1943 vrij.
RavensteinRheinbach

Tekening van voorzijde cel 164 in Theinbach waar van Ravenstein vastzat. Na zijn arrestatie kwam hij 12 mei 1941 in strafgevangenis Oranje Hotel Scheveningen, is hij in september overgebracht naar de gevangenis Weteringschans te Amsterdam, kwam hij op 4 oktober voor het Kriegsgerecht, kwam hierna in een cel aan de Amstelveenseweg, vandaar naar de gevangenis aan de Pompstationsweg in Scheveningen, vervolgens naar Brauweiler en ten slotte belandend in een cel te Rheinbach.

Artikel van Alice Verwey uit de Heemsteedse Courant van 8 mei 1980

Deel 5, De Heemsteder, 14 juni 1995 In de vorige aflevering is over het levensverhaal van Leesha Rose geschreven, die onder schuilnaam Elisabeth Bos vanuit Heemstede verzetswerk deed.  Zij is als Chara Bornheim in Polen geboren en kwam als verpleegster in het Marishuis aan het Mariplein 3 in Heemstede te werken Ook Dolle Dinsdag wordt door in het boek ‘De tulpen zijn rood‘ beschreven. “Het was niet te geloven! Was het eindelijk voorbij? Tegen het middaguur ging als een lopend vuurtje het gerucht dat Rotterdam bevrijd was! Voor het eind van de middag zouden ze hier in Heemstede zijn! Dat was geweldig! Nora en ik oefenden ons schoolengels. Samen met honderden volwassenen en kinderen snelden we naar de grote weg (Herenweg) om de naderende geallieerde troepen op te wachten. Kinderen zongen. Nederlandse volksliedjes, sommige mensen zwaaiden met de Nederlandse vlag, anderen kwamen met bloemen om de geallieerden welkom te heten. (…) Al snel verscheen de Groene Politie en joeg de wachtende menigte uiteen. Onze teleurstelling en neerslachtigheid waren onbeschrijflijk! We hadden ons te vroeg verheugd! We renden vlug naar huis, weer bang voor de dodelijke bedreigingen van de Nazi’s”. Een bittere (honger)winter zou nog volgen. Honger leidde tot een bijna fatale ruzie met haar (Joodse) vriendin Nora. Omdat  ze geen bonnen vond in de tas van Leesha verscheurde ze in een opwelling van woede haar persoonsbewijs en gooide de stukken in de goot. “Mijn persoonsbewijs dat het kritisch onderzoek van de beruchte S.D., de inlichtingendienst van de Gestapo, had doorstaan – mijn paspoort naar de veiligheid – dreef door de riolen van Heemstede. Woedend trok ik mijn tasje uit haar handen en bedwong een driftige neiging om haar in het gezicht te slaan. Ik zei kil: ‘Schandelijk beest!’ Ik draaide me om en liep weg (…) Hoe kon iemand een ander zo kwetsen. En wat erger was, hoe kon de ene Jood die zich goed bewust moest zijn van de gevolgen van zo’n onverantwoordelijke daad dit de andere Jood aandoen?” Later Kreeg Nora spijt van haar ondoordachte daad. Frits schakelde zijn Ondergrondse kontakten in Heemstede in. Op het politiebureau werd Leesha geholpen door een meneer Veen. “Tot m’n grote verrassing kreeg ik al spoedig opdracht om naar meneer Geruiderik – de naam heeft ze niet goed kunnen lezen – bedoeld wordt Kruiderink. HK – op het Heemsteedse gemeentehuis te gaan om een nieuw, legaal persoonsbewijs te halen. Dit was bijna ongelooflijk! Dit betekende dat de Ondergrondse zelfs vertegenwoordigd was bij de officiële instanties en dat de mensen die er werkten er vlak onder de ogen van N.S.B.’ers en Duitsers hun illegale werk deden. Ik verbaasde me over de durf en de vindingrijkheid van ’t Verzet”. Een check in het bevolkingsregister van de gemeente Heemstede leert dat de namen van Elisabeth Bos (haar schuilnaam) en haar joodse collega, ingeschreven op 16 juni 1943 -zonder vermelding van datum vertrek en nieuwe woonplaats – vrijwel zeker door de heer J. Kruiderink zijn doorgestreept. Laatstgenoemde vertelde me dat hij nooit meer iets van joodse meisje had vernomen totdat haar boek in de Verenigde Staten verscheen en de naar Amerika geëmigreerde Griekse Swagerman, een vriendin van zijn dochter, het boek uit de plaatselijke openbare bibliotheek had geleend en hem hierop attent maakte. Wijlen de heer Kruiderink zou veel hebben kunnen vertellen. Gelukkig heeft de heer M. van Ravenstein in zijn publicatie ‘Waarheen gaat… Gij? (1984) enkele voorvallen geboekstaafd, zoals ten aanzien van mevrouw Pond die was gehuwd met de jood Stein voor wie Kruiderink een ‘attestatie de vita’ regelde, en Naadje de Hoop, die hij steeds op de hoogte hield als er gevaar dreigde. In de winter van 1944/1945 werden de rantsoenen steeds kleiner en was men genoodzaakt het Marishuis te sluiten en moesten de patiënten naar familieleden terugkeren. Korte tijd heeft men nog gebruik gemaakt van de Centrale Keuken. Het clubgebouw van de nabijgelegen Koninklijke Roei- en Zeilvereniging Het Spaarne werd als uitdeelpost gebruikt voor eten uit de Haarlemse gaarkeuken ten behoeve van de bewoners der Heemsteedse Schilderswijk. “Nora en ik sleepten iedere dag grote, zware gamellen met stamppot uit de centrale keuken, ook al liet het eten veel te wensen over. Ik sprak zuster Marie moed in en hielp haar het rusthuis draaiende te houden, vooral omdat ik er veilige dekking vond voor mijn ondergrondse werk. (…)  Na langdurige bezinning en overleg besloot zuster Marie het Marishuis een week na nieuwjaar te sluiten. (…) De beslissende faktor was het toenemende gevaar voor onze veiligheid door de onmiddellijke nabijheid van de V1 lanceerterreinen (in Vogelenzang, HK). (…) Het bewustzijn dat we elkaar zouden moeten verlaten maakte dat er in het Marishuis een gedrukte stemming heerste, bij de patiënten, zuster Marie, Nora en mijzelf. Met de wetenschap dat ze elkaar niet meer zouden zien raakten de patiënten hun gewone remmingen kwijt en ze gingen elkaar troosten. Ze vergaven en vergaten hun kleine ruzietjes, jaloezietjes en irritaties.”

Illustratie uit het boek ‘De tulpen zijn rood’ van Leesha Rose
Marisplein 3, waar Sak van den Boom met zijn gezin lange tijd woonde voor zijn verhuizing enkele jaren geleden naar een grachtenpand in Haarlem schreef me  in 2020: ‘Het is meermaals gebeurd dat het huis een toeristische attracties was en op de foto ging van mensen die het bezochten naar aanleiding van het boek’

Nora en Leesha verlieten het Marishuis met een fiets aan de hand en al hun bezittingen in een koffer liepen, vanzelfsprekend niet via de hoofdweg, van Heemstede naar Leiden. Eenmaal zijn ze aangehouden door een Nederlandse politieman; wellicht omdat Nora begon te huilen liet hij hen doorgaan. Dankzij Frits van Kampenhout kwam Leesha op een onderduikadres in Oegstgeest, vanwaar ze met geld dat werd verkregen dankzij kontaktpersonen bij het Nationale Steunfonds en met illegaal ontvangen levensmiddelenbonnen een aantal andere onderduikers heeft geholpen. Haar illegaal in Heemstede verkregen persoonsbewijs werd in Leiden door Duitse politieagenten gecontroleerd en redde nogmaals haar leven. Ergens tussen Amsterdam en Apeldoorn ontmoette Leesha in mei 1945 captain l.B. Rose van het Canadese bevrijdingsleger. Deel 6, De Heemsteder, 21 juni 1995 Leesha Rose kreeg nog grote schokken te verwerken, zoals het bericht van de dood van haar leidsman Reinier van Kampenhout. Via het Rode Kruis ontving zij de koele gegevens over de aankomstdatum in Westerbork, deportatie en overlijdensdatum in Auschwitz en Sobibor van haar moeder, vader en beide broers. “Voor ieder van hen drie regeltjes als grafschrift. Terwijl ik naar het papier keek welde in mij een golf van wilde haat op. De letters en cijfers ontstaken een vuur in mij dat me verteerde met een folterende pijn die ik nooit eerder had gevoeld.” Om voort te kunnen leven heeft Leesha Rose haar gevoelens van verdriet hermetisch als in een kluis opgesloten, nimmer pratend of lezend over de Holocaust. Eerst stortte zij zich op de studie medicijnen aan de Universiteit in Amsterdam. Tevens hielp ze Joodse ‘displaced persons’ de grens te passeren op weg naar Israël (toen nog Palestina). Om het pijnlijke verleden te verwerken werkte ze hard. “Mijn energie kende geen grenzen”. De studie en andere activiteiten gaf ze op om januari 1947 in Canada in het huwelijk te treden met lsaac B. Rose. Na 25 jaar begon zij te ontwaken en op aandringen van hun kinderen heeft ze haar levensverhaal op schrift gesteld, als ooggetuige en overlevende, mede omdat ondanks de overvloedige bewijslast sommigen de Holocaust als een bedenksel ontkennen. Haar nieuwe naam is die van haar man, maar Leesha herinnert aan de naam Elizabeth die ze in de oorlogsjaren als schuilnaam in Heemstede en Oegstgeest droeg. Leesha Rose woont nu in Israël waar zij rondleidingen verzorgt voor Yad Vashem. Medio februari 1995 kwam zij nogmaals wereldwijd in het nieuws omdat orthodox-joodse burgers de schokkende foto’s van naakte slachtoffers in de concentratiekampen willen doen verwijderen. Leesha Rose heeft zich tegen wil en dank in een verbitterde discussie gemengd en meent dat deze afbeeldingen niets met seks te maken hebben en ontering van de nagedachtenis der slachtoffers betekenen. “Als overlevende zou ik juist zeggen dat de hele wereld moet weten wat er is gebeurd. Kijk naar de stapels skeletten, allemaal naakt. Willen ze dat achter een gordijn verbergen? Willen ze het ontkennen? Daarmee bewijzen ze alleen maar een dienst aan mensen die zeggen dat er nooit vernietigingskampen hebben bestaan. Die kunnen dan zeggen: Yad Vashem heeft die foto’s weggehaald en daaruit blijkt dat de Duitsers nooit systematisch joden hebben vermoord. Hoe kunnen wij als joden dat doen? Dit zijn de originele foto’s en die moeten we laten zien.” (Haarlems Dagblad, 15 februari 1995).

Journalist Alfred Muller interviewde Leesha Rose in 2005 voor het Reformatorisch Dagblad en schreef dat bij de bevrijding na de eerste vreugde een enorm verdriet  van haar meester maakte om het verlies van haar ouders.  ‘Ze woont samen met haar man dr. Bert Rose op een flat in Jeruzalem, dat uitzicht biedt op het Israël Museum. Ze ontmoette hem tijdens de bevrijding. Op een weg hielden zij en een vriendin een auto aan, waarin hij zat. Hij was geestelijk verzorger voor de Joodse soldaten in het Canadese leger. Na de oorlog keerde hij terug naar Ottawa om te demobibliseren, maar ze bleven corresponderen. Op een dag kwam dat vreselijke moment. Als ze er weer aan denkt, trommelt ze met de vuisten op tafel. “Ik sloeg met mijn vuisten tegen de muur. Het deed pijn. Ik voelde de handen die mij van de muur aftrokken. Ik voelde dat al mijn ouders en broers niet mochten leven, ik ook geen recht op leven had. Ik had de neiging uit de wereld te stappen Het bericht kwam via het Internationale Rode Kruis. Voor elk slechts drie regels: datum van aankomst in Westerbork, datum van deportatie en naam van bestemmingskamp, en plaats van overlijden. Haar vader Yeshayahu Bornstein, haar moeder Chana (Hannah) en haar klein broertje Jackie werden in Auschwitz vermoord. Haar twee jaar jongere broer Paul werd van het leven beroofd in Sobibor. Maar tijd om te rouwen was er niet. Zij kwam via de joodse Brigade – de Joodse afdeling in het Britse leger – in contact met een man die haar vroeg te helpen bij de illegale emigratie naar Palestina. Zij moest Joden naar Antwerpen brengen. Van daar uit brachten anderen ze naar Marseille, waar ze op de boot gingen. Leesha kreeg van de Stichting 40-45 en de regering een beurs om medicijnen te studeren. Twee jaar later vertrok ze echter naar Canada, waar ze met Bert Rose trouwde. Ze waren in 1950 en 1951 anderhalf jaar in Israël, waar Bert Joodse filosofie studeerde en zij sociaal werk verrichtte onder nieuwe immigranten uit Jemen en Noord-Afrika. Daarna gingen ze terug naar Noord-Amerika.  “We woonden in Long Island. We hadden veel vrienden, maar geen familie. Ik ging niet zitten huilen, maar nodigde vrienden uit. Mensen die geen seider hadden konden bij ons terecht. Mijn zoon en dochter konden als ze wilden veel vrienden uitnodigen. Het huis stond open. Eén onderwerp was taboe; de Holocaust. Vijfentwintig jaar heeft ze niet kunnen praten. Ze wilde er geen boeken over lezen en er geen films over zien. “Ik geloof niet dat we konden rouwen” (…).’

Begon oktober 2013 bracht Harald van Perlstein uit Heemstede een bezoek aan de 9-jarige Leesha Rose in verzorgingshuis Beith Barth in Israël (foto Albert pappenheim)
Begin oktober 2013 bracht Harald van Perlstein uit Heemstede een bezoek aan de toen 91-jarige Leesha Rose in verzorgingshuis Beith Barth in Israël (foto Albert Pappenheim), Geboren in 1922 in Polen als Chawa Bornstein is zij in 2016 in Jeruzalem overleden
Leesha Rose tekent haar boek 'The tulips are red' (foto Albert Pappenheim)
Leesha Rose tekent haar boek ‘The tulips are red’ (foto Albert Pappenheim)

Als schenking ontving de Heemsteedse Bibliotheek de biografie van Tom Gehrels: ‘On the glossy sea’ (1988). De astronoom Tom Gehrels, geboren als zoon van een landbouwer in de Haarlemmermeer; heeft als wetenschappelijk onderzoeker, o.a. voor NASA, naam gemaakt en is hoogleraar in Tucson (USA) en Ahmedabad (India). Een deel van de bezettingstijd beleefde hij in zijn ouderlijk huis, Crayenestersingel 18 te Heemstede, waar hij o.a. Dolle Dinsdag meemaakte zoals hij in zijn boek beschrijft. In de 340 bladzijden tellende publicatie gaat hij in op het aangrijpende boek ‘The Tulips are Red’ van zijn vroegere plaatsgenote Leesha Rose, een verhaal van lijden, maar ook van strijd en verzet. In het hoofdstuk ‘Oorlog en Verzet’ noteert Gehrels: “Mijn ouders wilden niet in het gebied blijven dat door de Duitsers onder water zou kunnen worden gezet, gescheiden van hun twee zonen en boerderijen in het westen, daarom verhuisden we naar Heemstede, ten zuiden van Haarlem, waar ik de middelbare school vervolgde.” Over Tulips in Red en Leesha Rose: “Toen de Duitsers voor de derde maal joden oppakten, deed zich een geweldige ontsnapping voor die uit louter spanning in haar boek gelezen moet worden. Dit keer kwam zij in kontakt met de Nederlandse Ondergrondse en werkte enkele jaren samen, voornamelijk in Heemstede, onze gemeente. Het is een indrukwekkend verhaal van heldendom en lijden. Zij geeft complimenten aan de hulp die zij van niet-joodse Nederlanders ontving, maar dit blijkt al te edelmoedig, omdat we zoveel meer hadden kunnen doen: ik heb een gevoel van schuld en nalatigheid, maar wellicht hebben we ons door de Duitsers in de luren laten leggen aangezien zij het kwaad gaandeweg hebben weten op te voeren.” [Artikelenserie in 6 delen verschenen in mei-juni 1995 in weekblad ‘De Heemsteder’. Met dank aan Marloes van Buuren] Hans Krol

Februari 1943 in alle Nederlandse kranten gepubliceerde beschikking het verbod voor Joden te wonen in Haarlem en omgeving + Voorschoten en zich in Amsterdam te melden.
Februari 1943 in alle Nederlandse kranten gepubliceerde beschikking het verbod voor Joden te wonen in Haarlem en omgeving + Voorschoten en zich in Amsterdam te melden.

Hulp aan Joden: N.K.J. van Waas en echtgenote

N.K.J.van Waas, 11 januari 1945 overleden in concentratiekamp Neuengamme

Iemand die zich inzette voor Joodse medeburgers was de heer Nicolaas K.J.van Waas, evenals trouwens zijn echtgenote, mw. Wilhelmina Frederika van Waas-de Bock.

Deel van persoonsbewijs van mevrouw W.F.van Waas-de Bock

Hij is op 30 december 1866 in in Gouda geboren, was hoofdverpleger bij de Landmacht en vervolgens op het belastingkantoor te Haarlem. In Heemstede woonde hij op het adres Havenstraat 35. Hij hielp met zijn vrouw veel joden aan een veilig onderkomen. Regelmatig had men Joodse onderduikers in huis. Met sommigen kreeg men problemen, omdat men veeleisend was zoals extra eten wilde of een extra bed wanneer de vrouw onrein was. Van Waas was lid van een verzetsgroep en betrokken bij de verspreiding van illegale bladen. Mevrouw W.F.van Waas-de Bock werd op de Grote Markt in Haarlem met een joods meisje opgebracht en is in 1943 enige maanden in kamp Vught vastgehouden.

Archiefstuk betreffende mw. Van Waas-de Bock uit het Van Waas-archief

De heer van Waas is op 15 april 1944 op zijn onderduikadres door de SD gearresteerd en in kamp Amersfoort geïnterneerd. Vandaar is hij naar concentratiekamp Neuengamme overgebracht, waar hij op 11 januari, naar werd medegedeeld “aan hartzwakte” is overleden.

——————————————————————–

Johan Limpers (1915-1944) is op 2 augustus 1915 geboren in Heemstede (Oosterlaan) en was leerling van de Voorwegschool. Van 1923 tot 1928 woonde hij vervolgens in een pand van de door ‘Heemstede’s Belang’ gebouwde nieuwbouwhuizen: Bosboom Toussantlaan 37. Limpers was een veelbelovend beeldend kunstenaar, leerling van professor Bronner. In 1940 onderscheiden met de Prix de Rome voor de versierende en monumentale beeldhouwkunst. Bekend vanwege het beeldje ‘Eva’. Vanaf 1940 was hij actief in het kunstenaarsverzet en droeg bij aan het illegale blad ‘De Vrije Kunstenaar’. Hij verleende hulp aan Joodse onderduikers door hen te voorzien van onderduikadressen en verder vervalste hij persoonsbewijzen. Op 3 april 1944 is Limpers door de Sipo gearresteerd in Amsterdam. Als verzetsstrijder is Johan Limpers op 10 juni 1944, tezamen met andere legendarische figuren als Gerrit Jan van der Veen, Frits van Hall, Cor Teeseling en Anne op ’t Land door de Duitsers gefusilleerd in de duinen bij Overveen. Herbegraven op de Erebegraafplaats in Bloemendaal. In 1954 is in Haarlem naar hem vernoemd het Johan Limpersplantsoen Johan Limpersstraat en in 1988 een tehuis voor senioren, de Johan Limpershof. Ook in Amsterdam is een straat naar hem vernoemd.

Johan Limpers (1915-1944)
Graf van verzetsstrijder Johan Limpers op de Erebegraafplaats in Bloemendaal
Beeld van Eva in het Hofje van Oorschot te Haarlem [foto Christien]
Door Johan Limperrs in 1940 vervaardigd beeld en in 1969 aangekkocht ter herinnering aan deze beeldbouwer/verzetsman. Geplaatst in de Johan Limpersstraat te Amsterdam. Vooorgesteld is Kora, dochter van Zeus.
Door Johan Limpers in 1940 vervaardigd beeld en in 1969 aangekocht ter herinnering aan deze beeldbouwer en verzetsman. Geplaatst in de Johan Limpers- straat te Amsterdam. Vooorgesteld is Kora, dochter van Zeus.

De in Heemstede ondergedoken familie Barnstein

De heer I. C.Barnstein en zijn familie  tijdens de hongerwinter 1944  ondergedoken bij Frans Muriloff en Phyllis Lane, Roemer Visscherplein 15, Heemstede. Andere familieleden Barnstein kwamen om in de vernietigingskampen. Het In Memoriam (SDU, 1995) vermeldt 15 personen met de familienaam Barnstein, afkomstig uit Amsterdam en omgebracht in Auschwitz, Sobibor en Mauthausen. 

Het zagen van een boomstam door I.C. Barnstein. De houtblokken dienden tevens als ruilmiddel
De heer en mevrouw Barnstein in hun onderduikperiode met achter hen een nog in stukken  te verzagen boomstam
L.C.Barnstein en echtgenote met een voor brandstof te gebruiken omgezaagde boom
bewaard gebleven briefje met ruilmiddelen
vervolg lijstje ruilmiddelen

============

Marga Minco en ‘Het bittere kruid’; haar onderduikverblijf in Heemstede

Marga Minco en haar vriendin Tientje Louw op het vermoedelijk in 1946 gesloopte bruggetje  nabij haar onderduikadres, een voormalige blekerij, waar een pottenbakkerij de Haemstede genaamd ‘de Rommelpot’ van H.J.Koolhaas was gevestigd, voorjaar 1944. In augustus 1944 betrok zij met andere onderduikers (kunstenaars en studenten) een groot leegstaand pand in Amsterdam. Met een vals persoonsbewijs en gebleekte haren overleefde zij de oorlog en in augustus 1945 trad zij in het huwelijk met dichter en vertaler Bert Voeten. Marga Minco in 1920 in Ginniken geboren, is op 10 juli 2023 in Amsterdam overleden.

Citaat uit een artikel over ‘de Heemsteedse familie Van der Weiden'(in: Heerlijkheden, nummer 161, 2014, pagina 37-38: ‘(…) Vóor de Tweede Wereldoorlog was vanaf de Lindenlaan al een deel van de Vijfherenstraat aangelegd maar de weg liep dood op de wasserij. De straat moest worden doorverbonden met het Wiekenplein. Aan de verschillende bouwstijlen in de Vijfherenstraat is nog precies te zien waar de wasserij stond. Het bedrijf was door middel van een brug, lijkend op fe oorspronkelijke Res Novabrug met de Blekersvaart verbonden. Het bewijs hiervan is een foto van de cshrijfster Marga Minco die tijdens de oorlog ondergedoken heeft gezeten in een voormalige wasserij van Van der Weiden, waarin pottenbakkerij ‘De Rommelpot’ van keramisch kunstenaar H.J.Koolhaas was gevestigd. Zij schreef over die periode in haar boek ‘Het bittere kruid’. De voormalige wasserij en de brug werden direct na de Tweede  Wereldoorlog gesloopt. De heer Jan Beelen, voormalige wasserij-eigenaar en kenner van de wasserij- en Blekersvaarthistorie, was daar getuige van. Hij woont nog altijd aan de Blekersvaartweg.’ 

De laatste regels in Marga Minco’s boek: Het bittere kruid
bitterekruid

                                                           MARGA MINCO: HET BITTERE KRUID 

De schrijfster Marga Minco werd op 31 maart 1920 in Ginniken geboren, als dochter van orthodox-joodse ouders. Het gezin moest tijdens de oorlog naar Amsterdam verhuizen. Haar vader en moeder werden via Westerbork naar het vernietigingskamp Sobibor getransporteerd. Ook haar zuster en zwager, broer en schoonzuster werden weggevoerd. Marga Minco dook onder met een vals persoonsbewijs. Na een periode bij een daglonersgezin in Nieuw-Vennep (Haarlemmermeer) kwam zij op aanraden van een vriend terecht in Heemstede.  In ‘De Rommelpot’ – een voormalige wasserij van Van der Weiden bij de Blekersvaart waar een pottenbakkerij van Henk [Hans] Koolhaas (1) was gevestigd – bij een groep semi-artistieke mensen die van de oorlogstijd nog het beste trachtten te maken door intensief met elkaar om te gaan, te praten, te feesten zelfs. Haar latere echtgenoot, de schrijver Bert Voeten, die ze sinds 1938 uit Breda kende, voegde zich hier bij haar (2). Marga Minco schreef hierover in ‘Het bittere kruid’ dat in 1957 verscheen en sedertien meer dan dertig drukken beleefde en is vertaald en verfilmd. In dit boek schrijft ze:”Later, toen we in Heemstede langs een smalle vaart liepen, wees Wout naar een laag, oud huis. ‘Kijk’, zei hij, ‘hier is het. Je zult er volkomen veilig zijn.’ We gingen een bruggetje over met een ijzeren hek. Een lang blond meisje in een overall kwam ons tegemoet. Ik zei mijn naam, mijn nieuwe naam.” (1) In 1939 in Amsterdam door keramisch kunstenaar H.J.Koolhaas opgericht  ‘Potterie Haemstede’ genoemd – na de oorlog verhuisd naar Amsterdam. (2) In februari 1944 dook Bert Voeten onder in de pottenbakkerij van Koolhaas, waar Marga Minco al een schuilplaats had. Ze sloten er vriendschap met tekenares Tientje Louw die hier als pottenbakster werkte. In Heemstede schreef Voeten het poëtisch pamflet ‘Babylon herhaald’, een aanklacht tegen de jodenvervolging. Het verscheen illegaal in Den Bosch in 60 gestencilde exemplaren, van een omslag voorzien door Tientje Louw. In juli/augustus 1944 toen de situatie in Heemstede te gevaarlijk werd geacht zijn Marga Minco, Bert Voeten en Tientje Louw [later getrouwd met dichter Gerrit Kouwenaar] ondergedoken in een leegstaand huis aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam (informatie Piet Calis). In een gesprek met Elisabeth Lockhorn, gepubliceerd in OPZIJ-WAD-Mediabank (1-11-1998) vertelde Marga Minco onder meer:  “Louis van Gasteren woonde in het huis op de Kloveniersburgwal dat mijn laatste onderduikadres was. Een huis vol kunstenaars. De groep was een voortzetting van mijn onderduikadres in Heemstede. Daar heb ik Tientje ontmoet, Tientje Louw. In het laatste hoofdstuk van Het bittere kruid, net voor de epiloog, beschrijf ik hoe ik een bruggetje over ga en bij een oude boerderij arriveer. Een lang meisje met lange blonde haren komt me tegemoet, gekleed in een overall. Dat was Tientje. Ze werkte daar omdat ze pottenbakker wilde worden. Ze kon ook prachtig tekenen, is later naar Frankrijk gegaan, heeft lang voor Le Soir getekend. Ze hielp me zoals je een onderduiker helpt die berooit aankomt. Het was een nest van verzet. Er kwamen veel kunstenaars en studenten. Er werden verhalen verteld, er werd geschilderd, muziek gemaakt. Na al die jaren van angst, voelde het als een bevrijding. Ik heb Bert Voeten gebeld, die is gekomen en al gauw gebleven. Ik had een vervalst persoonsbewijs en was lichtblond in die tijd. Ik ging gewoon naar buiten, zelfs naar lezingen. Werpt een kritische blik op mij: ‘Jij, jij zou meteen zijn aangehouden met die donkere krullen. Ik was roekeloos, het kon me niets meer schelen toen iedereen weg was. Soms draaiden Duitse soldaten zich op straat lachend naar me om, maar ik zorgde er wel voor dat ze me niet te dichtbij kwamen en mijn scheiding konden zien. Toen de grond in Heemstede te heet onder de voeten werd, zijn we met z’n allen naar Amsterdam verhuisd naar de Kloveniersburgwal.’ Bert en ik woonden op de tweede verdieping. Op de bovenste etage zat Tientje met haar geregelde vrienden, later met Gerrit Kouwenaar met wie ze trouwde.(…)”

Portret van Marga Minco (foto Eddy Posthuma de Boer)
Portret van Marga Minco (foto Eddy Posthuma de Boer)

Potterij de Haemstede, soms ook aangeduid met potterie, waar keramische voorwerpen zijn gemaakt  heeft bestaan van 1939 tot 1976, De site Capriolus geeft o.a de Volgende informatie:  ‘Potterij “De Haemstede” is opgericht in Amsterdam in 1939 door H.J.Koolhaas (Hans – N.B. Marga Minco noemt hem Henk -), geboren in Bergen op Zoom in 1920 en in 1991 overleden in Maasbommel. Hij heeft in Amsterdam een opleiding gevolgd aan de Rietveldacademie. Van Amsterdam is het bedrijf verhuisd naar Heemstede, Haemstedeplein. Maar na enkele jaren weer opnieuw verhuisd naar Amsterdam, Duivendrechtsekade 29-30 (bij het Amstelstation) (…) ‘ .De opstallen zijn helaas eind jaren ’90 allemaal gesloopt. Ter plaatse staat een nieuw kantoorgebouw’. 

Etiket van potterij de Haemstede
Voorbeeld van ceramiek “Haemstede Handmade Holland””
Schrijven van Marga Minco, 31 juli 1980
Schrijven van Marga Minco, 31 juli 1980

.

Handschrift van Marga Minco
Handschrift van Marga Minco
Schrijven van Marga Minco, gedateerd 6 april 2008
2 ansichtkaarten met portret van Marga Minco
Marga Minco met geblondeerd op haar onderduikadres. omstreeks 1946 Letterkundig Museum, 1986.

Het was Udenaar Sieger Postuma die in 2003 de Israëlische Yad Vashem onderscheiding ontving. Tijdens de oorlog hielp hij Joodse mensen aan valse papieren. Als ambtenaar in het Friese Bergum was hij tijdens de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk voor het verstrekken van paspoorten. Op 15 oktober 1943 kreeg hij een seintje om een 23-jarige vrouw te helpen. Dat was Marga Minco. Zij zat op dat moment ondergedoken bij een pottenbakker in Heemstede en wilde verhuizen naar Amsterdam. ‘Ik heb haar toen aan valse papieren geholpen. Vanaf toen heette ze Fimkje Kooi. Ze blondeerde nog haar haren om niet op te vallen’ herinnert de verzetsman zich. Dertig jaar later kwam Postuma er door toeval achter dat hij in de oorlog de later bekend geworden schrijfster Marga Minco heeft geholpen. Onder het identiteitsbewijs staat zijn handtekening. Het was Marga Minco die de onderscheiding aanvroeg en zij was ook bij de uitreiking aanwezig. (De Gelderlander, 2 december 2003).

In juni 1944 verbleef Bert Voeten met Marga Minco in de potterij van Koolhaas Heemstede en schreef hij bovenstaand vers (Joods Historisch Museum)
Marga Minco op haar onderduikadres begin1943 bij Bert Voeten met wie zij na de Bevrijding zou trouwen (Literatuurmuseum)
Vooromslag van Bert Voeten’s gedicht ‘Babylon Herhaald’ (Joods Historisch Museum) 
Vooromslag van ‘Twee Werelden’ door Bert Voeten. Amsterdam, De Bezige Bij. Gedichten geschreven in 1946 en gepubkiceerd in 1947.

—————————————————————————————

De Patriot/2  en The (Dutch) Times (1) In Heemstede zijn tussen 1943 en 1945 niet minder dan 11 illegale bladen verschenen. Bij minstens twee daarvanwaren ook Joodse personen betrokken, te weten 1) De Patriot, verschenen tussen 1 augustus 1944 en 8 juni 1945. Dagelijks gestencild in een oplage van 30 tot in mei 1945: 6.200. Eind 1942 werd te Heemstede dit getypt buurtbad verspreid door J.J.Nieuwendijk (Raadhuisplein 21), H. de Beer en de medisch student L.A.Cats, een joods onderduiker ten huize van de heer en mevrouw Tol, Crayenestersingel 19. Deze familie heeft jaren lang vijf joodse onderduikers verborgen, maar was ook nog bereid het risico op zich te nemen in het huis de vrije zenders via de radio voor De Patriot te beluisteren. Verder werkten mee aan de vervaardiging, de heer N.K.J.van Waas, een ex-sergeant-majoor-hoofdverpleger en schrijver bij de Directe Belastingen in Haarlem, met zijn echtgenote en moeder. Hij is 15 april 1944 door de SD gearresteerd en vanuit kamp Amersfoort overgebracht naar Neuengamme, waar hij op 11 januari aan ‘hartzwakte’ is overleden. 2) The Dutch Times en The Times zijn twee namen voor één en dezelfde uitgave. Deze lokale uitgave van Vrij Nederland werd geredigeerd door H.M.Mos (Frederik van Eedenplein 12), A. Moorman (Vondelkade 7) en K. de Vries, een ondergedoken zakenman uit Amsterdam. Volgens mr.R.H.A.J.Everard werd dit illegale blad in Heemstede geredigeerd en van daaruit ook in Aerdenhout verspreid, dagelijks vanaf 18 oktober 1944 tot mei 1945. De oplage bedroeg circa 500. (1) Uitvoerige informatie in: De Ondergrondse Pers in Heemstede 1940-1945. Catalogus met toelichting. Gemeentelijke Openbare Bibliotheek Heemstede, 1985.

—————————————————————————————–

De jeugdjaren van Paul Oppenheimer in Heemstede

Vooromslag van het in 1991 verschenen en vele malen herdrukte boek door Paul Oppenheimer
Achteromslag van het boek geschreven door Paul Oppenheimer
Omgebrachte familieleden Oppenheimer. Appendix uit: From Belsen to Buckingham Palace.
Omgebrachte familieleden Oppenheimer. Appendix uit: From Belsen to Buckingham Palace.
Rudi en Paul Oppenheimer met hun fietsje voor het huis in de Jacob Vermeerstraat in Heemstede
Rudi en Paul Oppenheimer met hun fietsje voor het huis in de Johannes Vermeerstraat in Heemstede
Paul Oppenheimer
Paul Oppenheimer terug in Heemstede in 1970. Hier staat hij tweede van rechts tussen de vroegere schoolkameraden Bob Luif, Jurjen Camello en Jan ter Hagen. Ook op de foto: goede vriendin Ati von Glahn-Yzer en in het midden Pauls vrouw Corinne (foto MvdL, Haarlems Dagblad)

Mevrouw Ati von Glahn-Yzer deed in 2001 onderzoek naar de bewoners van de Johannes Vermeerstraat en omgeving in de jaren 1940-1945. Tenminste acht joodse medeburgers die in deze Heemsteedse straat in de Schilderswijk woonden zijn uiteindelijk omgekomen in de vernietigingskampen van Auschwitz, Mauthausen, Sobibor of Bergen-Belsen. In het Spaarnekwartier hebben zich na 1933 talrijke gevluchte Duitse Joden gevestigd.  De Johannes Vermeerstraat werd eind jaren 30 soms wel het Jeruzalemstraatje genoemd. Voor zover kon worden nagegaan overleefden minstens 8 joden wèl de oorlogsperiode, onder wie Richard Egon Culp en Hedwig Culp-Oswald (J. Vermeerstraat 7) evenals de broers Paul en Rudolf (Rudi) Oppenheimer en hun zuster Rachel Eve Dorothy Oppenheimer. [Paul Oppenheimer is 8 maart 2007 overleden met op 9 maart een uitvaartdienst in Birmingham, maar Rudi houdt anno 2015 zijn lezingen zonder ophouden]. Hun beide ouders kwamen om, te weten vader Johann (Hans) Felix Robert Oppenheimer (Bergen-Belsen, 20-3-1945) en moeder Friederike (Rita) Oppenheimer, geboren Fürst (Bergen-Belsen, 17-1-1945). Voornoemde Paul Oppenheimer, die het kamp Bergen-Belsen overleefde is na een wetenschappelijke carrrière in Groot-Brittannnië o.a. koninklijk onderscheiden.  Geboren op 20 september in Berlijn-Charlottenburg vluchtte zijn familie vanwege de nazi-bedreigingen naar het buitenland en heeft men van september 1936 tot oktober 1940 gewoond “in a rural and pleasant area of Heemstede”. In zijn in Engeland vooral onder scholieren populair geworden boek ‘From Belsen tot Buckingham Palace’, dat vele herdrukken beleefde, is een hoofdstuk aan deze periode gewijd, o.a. aan de twee jaar op de Bronsteeschool en vanaf 1938 de nieuwe Crayenesterschool. Gesproken wordt van “four of the happiest years of my life”.

Van Paul Oppenheimer bewaard gebleven schoolrapporten uit v.l.n.r. Berlijn, Heemstede (Bronsteeschool), London en Naarden.

Daar kwam verandering in toen de Duitsers Nederland bezetten. Zoals voor meer Joden gold verhuisde men in oktober naar Naarden in het Gooi (tot mei 1942) waarna een gedwongen verblijf naar Amsterdam volgde, daarna het doorgangskamp Westerbork en ten slotte van februari 1944 tot april 1945 het kamp Bergen-Belsen. Het Britse leger heeft daar op 15 april de overlevenden bevrijd. Paul Oppenheimer ontmoette ik tweemaal in Heemstede. Hij is maart 2007 in Birmingham, maar zijn echtgenote woont nog in Solihull, West Midlands. Het door hem nagelaten boek geeft een chrononologische levensbeschrijving te beginnen met Berlijn, vervolgend in Londen, Heemstede, Naarden, Amsterdam, Westerbork, Bergen-Belsen, Tröbitz, Leipzig, Maastricht [‘Un-welcome home’], Laren, Londen, Birmingham en ten slotte Solihull.

Borden voor Joden verboden waren geplaatst in Groenendaal en de Haarlemmerhout
Borden ‘Voor Joden verboden’ waren geplaatst in Groenendaal en de Haarlemmerhout
Moeder F.Oppenheimer-Fürst en haar drie kinderen Ruzzi, Eve en Paul Oppenheimer voor het huis in de Johannes Vermeerstraat 11 (1937)
Paul Oppenheimer (met bril) en Rudi Oppenheimer, beiden vooraan in het midden met studenten uit Warwick nabij Royal Leamington Spa op Holocaust-reis in 2001 bij hun bezoek aan de bewoners van Johannes Vermeerstraat 11 in Heemstede.
Paul Oppenheimer (met bril) en Rudi Oppenheimer, beiden vooraan in het midden met studenten uit Warwick nabij Royal Leamington Spa op Holocaust-reis in 2001 bij hun bezoek aan de bewoners van Johannes Vermeerstraat 11 in Heemstede.
Oppenheimer

                Paul Oppenheimer, 15 augustus 2005 voor de laatste maal terug in Heemstede

Paul Oppenheimer tijdens zijn laatste bezoek aan Heemstede in augustus 2005, hier gefotografeerd bij restaurant Groenendaal met Hans Krol (rechts).
Oud-Heemstedenaar Paul Oppenheimer bij zijn laatste bezoek aan Heemstede in augustus 2005, hier gefotografeerd bij restaurant Groenendaal met Hans Krol (rechts).
V.l.n.r. Eve, Paul en Rudi Oppenheimer. Paul Oppenheimer overleed 8 maart 2007. Daarmee zijn anno 2015 zijn zuster Eve en broer Rudi, allebei woonachtig in Engeland, de laatste overlevenden van de Duitse kampen, voordien woonachtig in Heemstede.
V.l.n.r. Eve, Paul en Rudi Oppenheimer. Paul Oppenheimer overleed 8 maart 2007. Daarmee zijn anno 2015 zijn zuster Eve en broer Rudi, allebei woonachtig in Engeland, de laatste overlevenden van de Duitse kampen [in dit geval Bergen Belsen], vroeger woonachtig in o.a. Heemstede, tegenwoordig in Engeland.

Rudi Oppenheimer die Bergen Belsen overleefde houdt in 2015 nog altijd lezingen op scholen in Engeland. Op onderstaande foto toont hij zijn bewaarde Jodenster (Express)

Rudi

————————————————————-

Voorbeeld van Joodse onderduikers die na de bevrijding opduikers genoemd werden. H.J.van Beem uit Heemstede (Paraat, 6 mei 1945).
Voorbeeld van Joodse onderduikers die na de bevrijding opduikers genoemd werden. H.J.van Beem uit Heemstede (Paraat, 6 mei 1945).

Tol
Eerbetoon aan de familie Tol, Crayenestersingel 19 Heemstede, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog vijf Joodse personen zaten ondergedoken (De Patriot, 9 juni 1945)
Stevens Family (Paulina Ledeboer-Stevens (1905-1996), Achterweg 9,  waar Joodse zusjes Catherien en Rita van der Heijden zaten ondergedoken

DE PATRIOT en de familie Tol-Bosse in de Crayenesterlaan 19

De Patriot – 2 was een ondergronds blad dat verscheen van 1 augustus 1944 tot 8 juni 1945. Gestencild nieuws. Oplage van 30 tot 6.200. in het RIOD bijna volledig aanwezig. In Heemstede-collectie van het Noord-Hollands Archief 1945: 23 januari, 5 februari, 15 maart, 13,14,16,19,20,26.27 april, 3,3.4.5 mei (extra editie), 9, 18, 27 juni 1945. Eind 1942 werd te Heemstede een getypt buurtblad verspreid door J.J.Nieuwendijk, Raadhuisplein 21, H.de Beer en e medisch studen L.A.Cats, een joodse onderduiker ten huize van de heer J.C.Tol, die was getrouwd met J.M.Bosse. [Cats studeerde in 1947 af als arts aan de universiteit van Amsterdam en trouwde met W.C.Tol]. Het echtpaar Tol heeft jaren lang vijf joodse onderduikers verborgen in hun woning, Crayenesterlaan 19 (1), maar was ook bereid het risico te nemen in het huis de vrije zenders via de radio voor de Patriot te beluisteren. Verder werkten mee aan de vervaardiging, de heer N.K.J. Waas, een ex-sergeant-majoor-hoofdverpleger en schrijver bij de directe belastingen in Haarlem,  met zijn echtgenote en dochter [ zie N.K.J.van Waas onder Joodse oorlogsslachtoffers].  De bedoeling van de uitgave van de Patriot was de verzetsgeest aan te wakkeren bij hen die niet naar de geallieerde zenders durfden te luisteren. Na de verplichte inlevering van de radiotoestellen werd de vraag naar exemplaren steeds groter. Het typen werd te tijdrovend, maar men  kreeg eind 1944 de beschikking over een stencilmachine. Toen werd de aanvankelijke titel ‘Berichtendienst van de BBC’, gewijzigd in de Patriot. De journalist Ben Korsten (Bronsteeweg 51) kwam nu in de redactie; in de loop van 1944 trad journalist David Koning (Herenweg 179) toe als mede-uitgever van een gelijknamig blad ook de Patriot geheten. Het laatste halfjaar van de oorlog bovendien L.Brinkmann. Het stencilen geschiedde eerst in melkerij Mariënbosch van de familie Warmerdam in Aerdenhout, later in een bollenschuur van Thoolen aan de Zandvoortselaan te Heemstede. Verder werden de stencils op een goed verborgen plaats bij bontweverij Van der Have en Van Dam (Jacobijnestraat 20 rood te Haarlem) vervaardigd.

(1) Voor 1933 woonde in  dit pand de journalist H.A.Lunshof, die als journalist bij ‘Het Volk’, daarna bij  ‘de Telegraaf’ en na de  Bevrijding als redacteur van Elseviers Weekblad naam maakte.

Hulp door C.T. (Cornelis Stam?) om Joden te helpen Joden met 3 maanden cel bestraft (Haarlemsche Courant, 24-11-1942)
patriot1
patriot2
vervolg De Patriot, door Kees Sipkes, 1991 / 1995. 

P.S. Het illegale blad ‘De Vrije Wereld’verscheen als wekelijke uitgave van ‘De Patriot’. In Haarlem/Nieuw Vennep, van oktober 1944 tot mei 1945, wekelijks in druk. In totaal 23 maal. Bevatte opinie-artikelen van o.a. David Koning, Ben Korsten, Hans Martinot en dr.E.van Hinte. Hoogste oplage: 5.700.  In 

exemplaren. In Heemstede-collectie NHA: 1944/1945, nummers 3,4,5,6,8,9,11,14,15,16,17,18,19,20,21, 

GEVALLEN IN RELATIE TOT DE ILLEGALE UITGAVE ‘DE PATRIOT’:

N.K.J.van Waas. Geboren op 30 december 1886in Goud, hoofdverpleger in het leger en vervolgens werkzaam op het belastingkantoor in Haarlem. Hij hielp met zijn echtgenote veel joden en was aan een verzetsgroep verbonden. Verspreider van ‘Vrij Nederland’, oprichter van  de ‘Berichtendienst van de BBC’en ‘De Patriot’. Zijn echtgenote mevrouw W.F.van Waas-de Bock, was eerder op de Grote Markt in Haarlem met een joods meisje opgebracht en is van 15 juni tot 22 december 1943 in het kamp Vught vastgehouden. De familie Van Waas in de Havenstraat stelde huis en radio ter beschikking voor het opvangen van berichten. De schrijfmachine voor het vervaardigen van de stencils, met behulp waarvan het nieuws vermenigvuldigd werd. Gedurende enkele weken heeft de illegale redactie van ‘De Patriot’ van hun gastvrijheid gebruik gemaakt, waarna deze in 1943 naar elders is verhuisd. De heer Van Waas is op 15 april 1944 door de SD gearresteerd. Op zijn woning in de Havenstraat moest vervolgens door de politie extra toezicht gehouden worden. Er was beslag gelegd door de Duitsers en zijn vrouw en dochter mochten niet in het huis komen. Vanuit het kamp in Amersfoort schreef N.van Waas: ‘Ik ben in de gelegenheid gesteld het een en ander mede te delen. Ik maak het elf heel goed. Ik ben als hoofdverpleger aangesteld in de ziekenbarak en heb weer schik in mijn werk. Van mijn bronchitis heb ik weinig last; eten kan ik volop en ik kom niets te kort. Ik heb het best, alleen dat wat ik graag zou willen heb ik niet, dat is mijn vrouw, die ik heel erg mis (…).  Per maand mocht 1 brief worden geschreven en ok 1 ontvangen. Later vond correspondentie met de gevangene plaats op reepjes witte textiel, zoals in de zoom van een kussensloop. Via Amersfoort is Van Waas naar het concentratiekamp Neuengamme overgebracht, waar hij op 11 januari 1945 aan ‘hartzwakte’ is overleden. Op 29 maart verzocht de SD aan de Heemsteedse politie om de familie hiervan in kennis te stelle met de mededeling dat een overlijdensakte kon worden aangevraagd bij kamp Neuegamme-afdeling 2. Voor N.K.J.van waas en J.H.Boeltjes, beiden werkzaam als belastingambtenaar, is na de bevrijding een gedenkplaat ontghuld in het  toenmalig kantoor aan het Klein Heiligland in Haarlem, In 1966 is in Heemstede een straat naar hem vernoemd in de Verzetswijk.

Gedenkplaat onthuld voor J.H.Boeltjes en N.K.J.van Waas  (Haarlem’s Dagblad, 4 maart 1946)

Andere gevallen van ‘De Patriot’: Joh. de Haas (geboren 19 april 1921), medewerker van het illegale blad werd hij in augustus 1944 onderweg bij een kontrole gearresteerd, toen hij voor  ‘De Patriot’op weg was naar Zwolle om  Ausweise’ te halen. Hij overleed 14 december 1944 in Neurengamme – Gerrit van der Hulst (geboren 6 juni 1897) als verpreider van ‘De Patriot ‘werd hij op 7 juli 1944 aangehouden en op 8 maart 1945 overleed hij in kamp Buchenwald; Op bijzonder tragische wijze kwam  Aad Dingemanse (Leo) om het leven. Na de bevrijding stierf hij als gevolg van het ontploffen vn een granaat; Ook verzetsstrijder Marinus Vaumont is bij “de Patriot ‘betrokken geweest. Hij werd dodelijk getroffen bij een overval op het Heemsteedse politiebureau ter bevrijding van opgepakte gevangenen.

===================

Gustav Wolf en Julie Amalie Wolf-Straus vermoord in Auschwitz

Julie Amalie Wolf-Strauss is geboren op 16 februari 1880 geboren in Frankfurt am Main. In 1906 is zij aldaar getrouwd met Gustav Wolf, op 25 februari 1873 geboren in Bickenbach. Vanuit Frankfurt am Main vestigde het echtpaar zich op 6 april 1939 in Heemstede op het adres Camplaan 26 bij het gezin van hun zoon (1). Daarna volgden nog twee adressen in Heemstede, achtereenvolgens Herenweg 158 en Lentelaan 8. Per 4 oktober 1940 zijn zij verhuisd naar Nijmegen. Hun huis werd op 20 april 1943 ontruimd. In het bevolkingsregister is per 19 december 1942 genoteerd “Vertrokken naar het buitenland” De heer Wolf en mevrouw Wolf-Strauss waren toen al op 27 november 1942 overleden in vernietigingskamp Auschwitz.

Gustav Wolf (1873-1943)
Julie Amalie Wolf-Strauss (1880-1943)

(1) Dat was Hans Gabriel Wolf (1906-1947), die gehuwd was met Hertha Martha Herkner, een niet-joodse vrouw. Dankzij dit gemengde huwelijk overleefde hij de oorlog. Bronnen: Oorlogsdoden Nijmegen 1940-1945 en Bevolkingsregister gemeente Heemstede.


W.H.M.Dirken, in 1900 geboren te Haarlem, woonde als kandidaat-notaris op het adres Frederik van Eedenplein 27. Hij is op 18 april 1944 in hechtenis genomen wegens hulp aan joodse onderduikers. Na zes weken verblijf in de gevangenis Weteringschans is hij doorgezonden naar verschillende kampen en op 28 april 1945 in kamp Ludwigslust overleden. Dirken liet een vrouw en twee zonen na. Zijn naam komt voor op het bevrijdings-/oorlogsmonument in Heemstede. 

——————————————————————————————

BIJLAGE 1 Het lot van mevrouw La Chapelle – Johanne Hedwig van Straaten Mevrouw Johanne Hedwig van Straaten is op 17 februari 1891 in ‘s-Gravenhage geboren. Zij trouwde in 1912 met Ph.C.la Chapelle.

Huwelijksadvertentie in Het Vaderland van 9 juli 1912

in 1924 werd het huwelijk ontbonden. Ondanks de echtscheiding hield zij de naam La Chapelle aan. In 1937 kocht zij het pand Binnenweg 91, tot dan eigendom van H.J.Pistorius die op dat adres een boek- en kunsthandel dreef. In Heemstede woonde zij aanvankelijk in de Antonis Duycklaan en in 1939 verhuisde ze naar Meindert Hobbemastraat 25. In 1939 heeft zij de naam van de boekenzaak gewijzigd in ‘Kennemerland’.

Advertentie van boekhandel Kennemerland in Heemstede uit 1939
Advertentie van boekhandel Kennemerland in Heemstede uit 1939

Soms komt ook de naam ‘Hedwig’ voor, haar voornaam. Mevrouw De la Chapelle-van Straaten was joods maar beleed het remonstrantse geloof. Op 17 oktober 1941 is zij in het Heemsteedse bevolkingsregister uitgeschreven en per 25 november van dat jaar is zij geregistreerd in ’s -Gravenhage waar zij oorspronkelijk vandaan kwam met als huisadres Frederikstraat 157. Op een onbekend tijdstip is zij via Westerbork op transport gesteld. Daar is ze, zoals blijkt uit een aantekening op de bevolkingskaart, overleden op 12 mei 1945 in Theresienstadt. Het in Tsjechoslowakije gelegen concentratiekamp was vier dagen eerder bevrijd door het Russische Rode Leger. Mevrouw van Straaten is waarschijnlijk overleden als gevolg van ontberingen en uitputting. Haar jongere zuster Marie Mathilde van Straaten, geboren in 1897, woonde van 1940 tot eind 1941 op de bovenverdieping van Binnenweg 91. Zij kwam om op 21 januari 1943 in vernietigingskamp Auschwitz. Hun namen zijn opgenomen in een ‘In Memoriam’ lijst, in 1995 in Heemstede samengesteld.

————————————

Bijlage 2 Een Joodse onderduiker in het verzet: Jacob Lopes de Leaô  Laguna 1901-1942) met 19 anderen op 11 mei 1942 gefusilleerd in concentratiekamp Sachsenhausen in Oranienburg, Duitsland

Jacob (Jaap) Lopes de Leaô de Laguna was een broer van Abraham (Ab) Lopes de Leao [1917-1941, die handelsreiziger was. Tijdens de bvezetting was hij was koerier van Koos Vorrink en werd tijdens de razzia’s in februari 1941 in Amsterdam gearresteerd en naar kamp Mauthausen in Oostenrijk overgebracht en aldaar op 25 juni 1941 omgekomen.  Zie onderstaand overlijdensadvertentie namens de familie. Ook hun ouders zijn omgekomen in Auschwitz, te weten Baruch Lopes de Leao (*1875 – 11 december 1942 Auschwitz) en Frederika Lopes de Leao-Crost (1875-11 december 1943 Auschwitz). Het was een socialistisch gezin dat in de Tolstraat en Smaragdstraat in Amsterdam woonde [informatie Joods Monument]. 

Jacob is geboren in Amsterdam op 21 oktober 1901, was van Portugees-Joodse afkomst en woonde in  Amsterdam, Noorder Amstellaan 111 hs. Hij is in 1927 getrouwd, uit  welk huwelijk 1 kind is geboren, Renée.  In 1941 is hij  ondergedoken in Heemstede op het adres Zandvoortselaan 177, waar in de oorlogsperiode een filiaal was gevestigd van bakkerij Franken en bovendien op een bovenetage mevrouw A.Verhoog-Helders woonde.

Het pand Zandvoortselaan 177 nabij station Heemstede-Aerdenhout, waar vandaag de dag een ijssalon is gevestigd (google)
winkels broodbakkerij Franken (Jaren 40)

Hij was bij de mobilisatie Reserve Kapitein Infanterie als ex-militair, fabrikant in Amsterdam en in het verzet lid van de O.D. [= Orde Dienst, een belangrijke illegale organisatie].  Hij werkte voor meerdere illegale inlichtingendiensten en geldt als mede-oprichter van Het Parool. Als zodanig stond hij in contact met o.a. mr. Maurits Kann (journalist bij ‘de Groene Amsterdammer’), Koos Vorrink, professor Mekel, professor Schoemaker (allebei hoogleraar in Delft), J.G.A. van Medenbach de Rooy en Broeder Joseph Klingen. Jacob Lopes de Leao maakte deel uit van de zogeheten ‘Naardense groep’ [ofwel ‘Bilthovense groep’ als woonplaats van Van Medenbach de Rooy] en werkte voornamelijk illegaal in regio het Gooi (1)  evenals in zijn tijdelijke woonplaats Heemstede en omgeving. Abraham Lopes de Leao (*6-2-1917 Amsterdam), een broer van Jacob, en eerste koerier is al tijdens de razzia’s in februari 1941 door Duitsers gearresteerd en 15 juni 1941 in Mauthausen overleden.

(1) Martinus Ziel heeft na de Bevrijding verklaard: ‘Jacob Lopes de Leao verzorgde berichten en maakte tekeningen van te bombarderen objecten die door hemzelf en bij mij werden gebracht. De tekeningen werden vervoklgens door Kuntz opgehaald. Van Medenbach de Rooij verzorgde de radio-verzending naar Engeland’Een of meerdere berichten naar Engeland veroorzaakte de brand op Soesterberg 19 april, toen een Duits munitiedepôt ontplofte’.  

Overlijdensadvertentie van de broer Ab. Lopes de Leao Laguna, Algemeen Handelsblad, 2 juli 1941

Jacob (Jaap) Lopes de Leao was van Portugees-Joodse afkomst en woonde te Heemstede, Zandvoortselaan 177. Hij was Reserve kapitein en als ex-militair lid van de O.D. Lopes was fabrikant in Amsterdam en leefde ondergedoken.  Hij is korte tijd na  Broeder Joseph, evenals Maurits Kann (uit Bussum) en Schuylenburg (voormalig Amsterdams politieagent) op 26 mei 1941 in  Heemstede [moet zijn Haarlem] (1) aangehouden aldus Otto Haubrock van de Sicherheitspolizei in Den Haag in een verklaring van 20 december 1947 [dossier Van der Waals] die bij de arrestatie aanwezig was. (1). Verraden door de achteraf beruchte Anton van der Waals, de V-mann van Schreieder [SS’er, Gestapo-chef, hoofd van de Duitse militaire inlichtingendienst]. Eerst was men in het Broederhuis aan de Herenweg geweest om Broeder Joseph te arresteren. Lopes is van andere arrestanten rond Broeder Joseph afgezonderd en is met 33 andere personen uit de zgn. Naardense verzetsgroep bij het Maastrichtse O.D.proces [afkorting van Orde Dienst, een verzetsorganisatie] voor Nederlandse ex-militairen berecht. Tot eind augustus 1941 bleef hij in gevangenis Oranjehotel in Scheveningen. Daarna is hij ongeveer drie maanden geïnterneerd geweest in kamp Amersfoort en vervolgens teruggekeerd naar Scheveningen. Met anderen naar kamp Sachsenhausen overgebracht is Jacob Lopes de Leao aldaar op 11 mei 1942 omgekomen. Korte tijd daarvoor was al mr. Maurits Kann op 29 maart 1942 in Sachsenhausen  gefusilleerd

(1) Bedoeld is  Haarlem.  Schreieder vertelde in een naoorlogs proces dat na de arrestatie van Broeder Jozef een klopjacht is gestart, want de leden van de groep waren niet langer op de afgesproken locatie in het Broederhuis. Uiteindelijk werden op het spoorwegstation in Haarlem de Joodse Maurits Kann en kapitein Lopes de Leao Laguna gepakt met wie Broeder Jozef een afspraak had De veertigjarige Lopes de Leao laguna, die volgens Schreieder behlave voor zijn werk voor ECH/3 ook een eigen verzetsgroep in het Gooi had is ten slotte afgevoerd naar kamp Sachsenhausen. 

M.de Keizer, schrijfster van een boek over Het Parool: ‘Verzetsblad in oorlogstijd’ schrijft daarentegen over arrestatie van Kann, Lopes de Laguna en “een koerier van Koos Vorrink” [= Schuijlenburg] “op het station in Haarlem”.  Van hen zijn er 24 gefusilleerd dan wel in een concentratiekamp omgekomen. In een boek van G.Poorter: Verzetspioniers. Deventer 1995, schrijft de auteur op basis van bestudering van processtukken over Jacob Lopes de Leao  (p.24,-26, 50, 80, 146) onder meer: “Geb. Amsterdam, 21 oktober 1901. Hij was aldaar fabrikant en woonachtig te Heemstede. Hij was reserve kapitein bij de infanterie en werd op 26 mei 1941 gearresteerd. Hij verzamelde berichten en maakte tekeningen van te bombarderen objecten. Petrus Josephus Maria Kuntz, sergeant bij de Luchtdoel Artillerie in zijn geboorteplaats Zaandam en gearresteerd op 28 maart 1941, transporteerde deze zaken naar J.G.A. van Medenbach de Rooy. Lopes de Leao Laguna had verbindingen met groep ‘Broeder Joseph’. In Bijlage IX, pagina’s  156-159 de 34 verzetslieden betrokken bij het O.D. proces in Maastricht, worden de uiteindelijk 24 gefusilleerde verzetslieden afzonderlijk beschreven. Behalve Jacob Lopes de Leao Laguna zijn dat Johan Bakker, Willem de Boer, ir.Berend ten Bosch, Jacob Johannes Hendricus Buikes, Wilhelmus Fredericus Burger, Antoine Pierre Marie Fauchey, Gerard Catharinus van Grootheest, Tijmen Bastiaan Huurman, Willem Christiaan Kroes, Petrus Josephus Albert Kroes, Petrus Josephus Maria Kuntz, Johan Alexander van Medenbach de Rooy, Johan Coenraad Meijer, Bernardus Marcus Miché, Arnoldus Maria Michels, Pieter Johannes Schuijl, Jacob Sickenga, Alex Klaas Smidt, Harmen Smink, Daniel Johan Smit, Nicolaas Johan van der Stad, Ludovicus Franciscus Verstrijden, Cornelis Johannes IJsbrand van ’t Woudt en Johan Jacob Zomer.

Jacob Lopes de Leao Laguna (foto Joods Monument)

Na de bevrijding deed N.J.Lopes de Leao [-Scheer], Zandvoortselaan 177 Aerdenhout (Heemstede) (1) een oproep naar het lot van Henry Salomon van Gelder (geboren 1906) en van Jacob Lopes de Leao, geboren in 1901 en op 26 mei tot eind augustus gevangen in Scheveningen. Bekend was op dat oment dat hij maart 1942 ter dood is veroordeeld wegens spionage.

(1) Mevrouw Neeltje Lopes de Leao -Scheer stond in 1944 als weduwe ingeschreven op het adres Noorder Stationsweg 7 in Bloemendaal . Na 1945 in Heemstede op het bekende adres Zandvoortselaan 177. De weduwe verklaarde destijds: ‘Jacob werd op 26 mei gearresteerd door de Duitsers in Haarlem of in de in de omgeving van Haarlem. Reeds lang leefde Jacob ondergedoken. Tot eind augustus 1941 verbleef hij in Scheveningen en ging vervolgens voor 3 maanden naar Amersfoort en daarna terug naar Scheveningen. Met 23 anderen werd hij waarschijnlijk in  Duitsland gefusilleerd. Lopes was de dag van zijn arrestatie in gezelschap van Mr.Kann uit Bussum en een jongere man’.   Mevrouw Lopes de Leao-Scheer  is blijkens een overlijdensbericht op 17 januari januari 1952 op 53-jarige leeftijd in Heemstede overleden. 

In het boek van Annette Oudejans ‘Een familie in het verzet; moed en verraad tijdens Tweede Wereldoorlog’  (Orlando, 2018) worden naast Broeder Josef Klingen de volgende 22 personen gerekend tot de leden van spionagegroep ECH/3: A.van Aggelen, A.A.van Amerongen, Johannes Bierhuys, A.J.Greidanus, Maurits Kann. Henk Klaver, Kees van Lent, Jan Oom, Simon Pijnenburg, Ton Preijde, prof. R.L.A.Schoemaker, Henk Schoenmaker, Lukas Schoonderbeek, Gerrit Schuijlenburg, Embertus Spreeuw, Alex Strijkers, Jan Tillema, Bernard Zegger, Wim Zietse. Ten slotte Jacob Lopes de Leao: ‘werd geboren in 1901. Hij werd op dezelfde opgepakt na Broeder Jozef. evenals Maurits Kann (1), gevolgd door Gerrit Schuylenburg (2).  Jacob maakte deel uit van een verzetsgroep die in het Gooi en in de omgeving van Heemstede actief was. Hij was Joods en is vervoerd naar Maastricht na een veroordeling wegens spionage’ overgebracht naar concentratiekamp Sachsenhausen in Oranienburg waar hij op 11 mei 1942 op 40-jarige leeftijd stierf’. 

Foto en bericht op site Oranjehotel (Nationaal Archief). Zat van 26 mei tot eind augustus 1941 gevangen in Scheveningen. Plaats onbekend moet zijn Oranienburg, kamp Sachsenhausen.

Bijlage 3 (1) ‘Maurits Kann werd in 1894 geboren in Den Haag. hij heeft verscheidene functies vervuld, van redacteur buitenland bij “De Telegraaf” tot directeur van de “Groene Amsterdammer”. Kann was de bedenker van de naam van de verzetskrant ‘Het Parool’. Kann werd zonder vorm van proces gevangengehouden. Begin september 1941 is hij overgebracht naar Amersfoort en vandaar evenals zijn mede-strijder Jacob Lopes de Leao naar het concentratiekamp Sachsenhausen in Oranienburg. Hij overleed onder erbarmelijke omstandigheden in het kamp op 27 of 29 maart 1942′. 

Portret van Maurits Kann (Oorlogsgravenstichting)
In Amsterdam is een straat naar Kann vernoemd. In een gevel van de villa Abba, Scheveningseweg 52 Den Haag is bovenstaande ‘eerste steen’  aangebracht 8 juli 1899 met de naam van Maurits Kann.

 (2) G.C. (Gerrit) Schuijlenburg is op 22 april 1912 geboren. Hij was voormalig inspecteur van politie in Amsterdam. Werd gearresteerd op 26 mei 1941 in Heemstede. Hij was bij de vergadering aanwezig geweest waarbij broeder Jozef werd gearresteerd. Is in eerste instantie vrijgesproken, zijn tweede vonnis is onduidelijk. Hij kwam op 7 augustus 1942 om in Dachau.

Vooromslag van ‘This cannot happen here; integration and Jewish resistance in the Netherlands 1940-1945’ Ben Braber. Amsterdam University Press, 2013. 
Ben Braber publiceerde in de Engelse taal een scriptie ‘This cannot happen here. Integration and Jewish Resistance in the Netherlands 1940-1945. Amsterdam, University Press, 213. [Studies of the NIOD Institute for War, Holocaust and Genocide] Bovenstaand wordt de Joodse verzetsman Jacob Lopes de Leao vermeld op pagina 98. Tevens op de pagina’s 93 en 94.
Monument bij Gedenkstätte + Museum in voormalig  concentratiekamp Sachsenhausen bij Oranienburg. Bij gebrek aan overgeleverde archieven is zelfs bij benadering niet te zeggen hoeveel mensen hier het leven hebben gelaten. De ramingen variëren van tussen de 30.000 en 60.000. Zeker is dat in de maand mei 1942 zo’n 100 Nederlandse verzetsstrijders zijn omgebracht. Alleen al op 1 dag, te weten 11 mei 1942, zijn hier 20 veelal communistisch georiënteerde verzetsmannen gefusilleerd. Hun namen zijn: Johan Bakker, Willem de Boer, Berend ten Bosch, Jacobus Hendrikus Buikes, Wilhelmus Fredericus Burger, Antoine Pierre Marie Fauchey, Gerard Catharinus van Grootheest, Tijmen Bastiaan Huurman, Willem Christiaan Albert Kroes, Petrus Josephus Maria Kuntz, Jacob Lopes de Leao, Johannes George Alexander van Medenbach de Rooy, Johan Coenraad Meijer, Bernardus Marcus Miché, Arnoldus Maria Michels, Pieter Johannes Schuijl, Jacob Sickenga, Alex Klaas Smidt, Harmen Smink, Daniël John Smit, Nicolaas Johan van der Stad, Ludovicus Franciscus Verstrijden, Cornelis Johannes IJsbrand van ’t Woudt en Johan Jacob Zomer.
Ofschoon niet officieel in Heemstede ingeschreven geweest bevindt zich toch een vermelding in het bevolkingsregister, waarin overigens niet alle gegevens lijken te kloppen. Op een vervolgblad is sprake van een kind: Renée Lopes de Leao, geboren 12 april 1931. Voorts de volgende aantekening betreffende Jacob Lopes de Leao: “Plaats van overlijden onbekend. Volgens opgave van het Feldgericht des kommandierenden Generals und Befehlhabers im Luftau Holland is betrokkene gefusilleerd.” In het archief van Heemstede zijn verder geen overlijdensstukken aanwezig.
Renée Lopes de Leao Laguna vermeld bij examens Christelijk Lyceum in de Haarlemsche Courant van 29 juni 1943

Leonard Baruch (23 oktober 1905 – 7 maart 1978)

Bijlage 4

Een joodse Haarlemmer/Heemstedenaar, geboren in Amsterdam, die de Tweede Wereldoorlog overleefde was Leonard Baruch. Dit in tegenstelling tot o.a. zijn vader Isaac Haim [omgekomen in Theresienstadt] en zuster Selly [28-2-1945 in onbekend kamp Midden-Europa overleden]  In 1932 heeft hij zich als apotheker in Heemstede gevestigd en opende aan de Zandvoortselaan 164 (later op nummer 162) de zogeheten – nog altijd bestaande ‘Aerdenhout Apotheek’ . Baruch overleed aldaar op 7 maart 1978. In zijn Haarlemse jeugd was Leonard een verwoed amateur-fotograaf. Zijn bewaard gebleven negatievencollectie is in 1992 is geschonken aan de Historische Werkgroep Haerlem.  De heren Marcel Bulte en Wim Post hebben hiervan een fotoboek samengesteld onder de  titel ‘Haarlem: Verdwenen Stadsbeelden; de Collectie-Baruch’ (Haarlem, Schuyt, 1993).

Schrijven van de burgemeester van Heemstede de dato 24 maart 1942 aan de heer H.Baruch, Zandvoortselaan 164.

———————————————————————————————

Bijlage 5 Familie Stopper

De familie Stopper, afkomstig uit Polen kwam via Bochum naar Amsterdam. Woonde tijdens de oorlog op het adres J.Perklaan 3. Op deze foto staat Osias/Isaac Stopper met familieleden o.a. broers en zwagers. Op 31 december V.O.W. Op 15 september 1935 teruggekeerd in Heemstede. Drie familieleden Stopper zijn omgekomen in Auschwitz en Sobibor (foto Yad Vashem)
De familie Stopper, afkomstig uit Solotwina in huwelijk, via huwelijk in Bochum naar Amsterdam verhuisd. Woonde tijdens de oorlog op het adres J.Perklaan 3. Op deze foto staan Osias/Isaac Stopper en een aantal familieleden, zoals vrouw, zoon en broers + zwagers. Op 31 december V.O.W. Op 15 september 1945 teruggekeerd in Heemstede. Drie familieleden Stopper zijn omgekomen in Auschwitz en Sobibor (foto Yad Vashem)

BIJLAGE 6 Eerbetoon familie Tol uit de Crayenesterlaan 19 Heemstede (J.C.Tol was assuradeur van beroep)

De Patriot, 9 juni 1945

Bijlage 7 Yad Vashem-onderscheiding postuum voor echtpaar Lugtigheid-Bijsterveld In mei 2008 zijn de heer Johannes Lugtigheid en mevrouw Elisabeth Lugtigheid-Bijsterveld postuum geëerd met een Yad Vashem onderscheiding. Ouderling Lugtigheid van de Nederlands Hervormde Kerk en zijn echtgenote lieten in april 1944 in hun Heemsteedse huis een Joods meisje Bep Gerritse onderduiken, die daarmee de oorlog overleefde. De heer Lugtigheid was glasschilder van beroep en woonde op het adres Rijnstraat 16. Behalve aan o.a. Godfried Bomans (postuum) en voorgesteld door Sara Teebooom aan Hendrikje van Daalen-Terpstra (postuum) is de Israëlische Yad Vashem onderscheiding ook toegekend aan Willemiena (Mien) Bouwman (1920 – 3 maart 2007 Bennebroek) vanwege haar hulp bij het onderbrengen van Joodse kinderen tijdens de bezettingsjaren. Zij was ook betrokken bij oprichting en verspreiding van het illegale blad Trouw, na de oorlog voortgezet als dagblad. De enige naoorlogse onderscheiding die zij ooit heeft aanvaard voor haar verzetswerk was: Yad Vashem. Voorts ontving ook Gezina van der Molen (1892- Aerdenhout 9 oktober 1978) deze onderscheiding postuum voor het onderbrengen van Joodse kinderen om deportatie te voorkomen. Haar schuilnaam was ‘Tante Lien’.  Zij redde kinderen uit het Joodse kinderhuis in de Plantage Middenlaan tegenover de Hollandse Schouwburg door hen onder te brengen bij allerlei onderduikadressen. Op 30 januari 1943 is in haar huis aan de Klapheklaan in Aerdenhout de toen illegale krant Trouw opgericht. Al drie weken later verscheen het eerste nummer. Dr. Gert van Klinken wijdde aan haar leven een uitvoerige levensbeschrijving: ‘Strijdbaar en Omstreden, een biografie van de calvinistische verzetsvrouw Gezina van der Moolen.’ Amsterdam, uitgave Boon, 2006. Naar Gezina van der Molen zijn straten vernoemd in Alphen aan den Rijn, Coevorden, Enschede, Pijnacker en Spijkenisse. Na de oorlog was Gezina van der Molen voorzitter van de Voogdijcommissie voor Oorlogspleegkinderen (OPK). Op basis van literatuurstudie en in de jaren 80 van de vorige eeuw gevoerde gesprekken met personen die als kind de Holocaust overleefden ben ik van mening dat zij achteraf gelijk heeft gekregen door joodse weeskinderen bij de oorspronkelijke (christelijke) pleegouders te laten blijven, destijds bevestigd door de directeur van het Bureau voor de Commissie voor Oorlogspleegkinderen. Intussen heeft het gemeentebestuur van Bloemendaal besloten een laan naar haar te vermelden in het plangebied Haringbuys nabij de plaats waar zij van 1930 tot 1978 heeft gewoond met haar levenspartner Mies Nolte, die ook actief in het verzet is geweest en bovendien eerste vrouwelijke wethouder van de gemeente Bloemendaal van 1953 tot 1966. Bij de postume toekenning aan Gesina Hermina Johanna van der Molen in 1998 van ‘The Righteous Among the Nations’ is door Yad Vashem de volgende motivatie gegeven: ‘Law student Gesina van der Molen, who was raised as a strictly religious Protestant, refused to sign a declaration that she was “Aryan” at the beginning of the war. Born in Baflo, Groningen, she was active in the Dutch Christian Women’s  Movement and later became a professor of international law. As one of the first editors of the underground newspaper Vrij Nederland, Gesina was arrested together with her friend on June 1942, in their house in Noordwijk, South Holland. The police appeared to be unaware of the extent of their involvement and the two women were released on July 25. In 1943, Gesina left the paper and set up a Protestant Resistance publication, Trouw. As a member of the Protestant Teachers College next door the Jewish crèche, which was opposite the Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. When Johan W.van Hulst, the director of the Teachers College, showed her how Jewish children could be smuggled out, she said, “Now I understand why God brought me here.” During the exam period, Gesina moved 12 children into hiding, using contacts at the newspaper and her colleague, Hester Baracs-van Lennep. She and her friend also sheltered children in need of a temporary refuge at a summer house in Vlodrop, Limburg. On October 29, 1998, Yad Vashem recognized Professor Gesina Hermina Johanna van der Molen as Righteous Among the Nations.’  Naar aanleiding van in Bloemendaal ontstane commotie over de benaming berichtte mw. Irena Steinfeldt, directeur van de afdeling der Rechtvaardigen bij Yad Vashem o.a. het volgende: ‘The story of Gezina van der Mollen touches on most complex and painful issues. The commission for the Designation of the Righteous was well aware of Mrs. van der Molen’s post war activity within the OPK, and this was discussed at length by the Commission’s  plenary in 1998. After a thorough debate the Commission decided to recognize Gezina van der Molen as Righteous Among the Nations for having risked her life to save Jewish children during the Holocaust. In this the Commission acted according to its Mandate – to evaluate rescue activities during the Holocaust and to determine if they fall within the Commission’s criteria.’

Heemsteedse Hendrikje van Daalen geëerd met Yad Vashem onderscheiding (Heemsteder, 14 november 2012)

Bijlage 8: GEZINA VAN DER MOLEN en NIES NOLTE

Mien Bouwman met in haar hand dagblad Trouw
Mien Bouwman met in haar hand dagblad Trouw

 

Gezina van der Moolen (1892-1978), verzetsstrijdster, journaliste en hoogleraar in het volkenrecht
Gezina van der Molen (1892-1978), verzetsstrijdster, journaliste en hoogleraar volkenrecht
P{rovisioneel straatnaambord: Gezine van der Molenlaan in Aerdenhout, gem. Bloemendaal (Bericht uit Heemsteedse Courant van 3 september 2015)
Provisioneel straatnaambord: Gezine van der Molenlaan in Aerdenhout, gem. Bloemendaal (Bericht uit de Buijze Pers van 3 september 2015)
Januari 2013 is op de gevel van het huis Klapheklaan 14 in Aerdenhout een plaquette aangebracht in herinnering aan bewoonster Gezina van der Molen die aan de basis stond van dagblad Trouw
Januari 2013 is op de gevel van het huis Klapheklaan 14 in Aerdenhout een door Frederick van de Bunt ontworpen plaquette aangebracht in herinnering aan bewoonster Gezina van der Molen die aan de basis stond van dagblad Trouw (foto gemeente Bloemendaal)
gezina

Opgenomen in de permanente tentoonstelling De vele gezichten van vrouwen in het verzet  (Noord-Hollands Archief, Janskerk, Haarlem)

Bovenstaande gedenkplaat is in opdracht van het Abraham Kuyperfonds ontworpen door de heer Frederick van de Bunt, tevens ontwerper van o.a de in 2013 geplaatste informatieve muurplaat bij de Joodse begraafplaats aan de Tetterodeweg in Overveen.

Verklaring Yad Vashem omtrent toekenning
Verklaring Yad Vashem omtrent toekenning ‘The Righteous Among the Nations’ aan Gesina van der Molen
Op deze plaats in Aerdenhout, nabij de Vogelwijk in Heemstede zal een laan worden vernoemd naar verzetsstrijdster Gezina van der Molen
Op deze plaats in Aerdenhout, nabij het Vogelpark in Heemstede zal een laan worden vernoemd naar verzetsstrijdster Gezina van der Molen (Google streetviews)
Molen
Graf van Gesina H.J.van der Molen. In: Hun laatste rustplaats, 1985.
Gezina van de Molen en Mies Nolte. Uit: Een formidabel vrouwenpaar; door Gert Jan van Setten, in: Ons Bloemendaal, voorjaar 2013.
vervolg van: een formidabel vrouwenpaar.
Slot van: Een formidabel vrouwenpaar: Gezina van der Molen en Mies Nolte. Ons Bloemendaal, voorjaar 2013.
Gesina van der Nolen nam op 25 mei 192 afscheid als hoogleraar Volkenrecht en Internationale Betrekkingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam Mr.L.J.van den Berg bood haar bij die gelegenheid een portret aan, geschilderd door Roeland Koning. In een interview met Joël Fishman gaf zij aan als voorzitter van de Commissie Oorlogspleegkinderen het vaak nog moeilijker had gehad dan tijdens de oorlog. Gepubliceerd in ‘Oorlogsdocumentatie ’40-’45, zevende jaar boek van het RIOD, 1966, p. 51-66.
Mies Nolte (1899-10986) was o.a. lerares en rectrix van  Sancta Maria en wethouder in de gemeente Bloemendaal van 1953-1966. (uit: ‘Vrouwen aan het Spaarne; door Jannie Poelstra. Haarlem, 1988, pagina 155)
Oud-wethouder Bloemendaal mevr. Nolte (86) overleden (Haarlems Dagblad, 14 maart 1986)

Manfred Pollatz en echtgenote Lili Pollatz-Engelsmann vluchtten uit Nazi-Duitsland en stichtten in een huis aan het Westerhoutpark in Haarlem een tehuis voor Joodse kinderen uit Duitsland en Oostenrijk. Aan hen is postuum in 2013 de Yad Vashem onderscheiding verleend
BILAGE 9 Manfred Pollatz en echtgenote Lili Pollatz-Engelsmann vluchtten uit Nazi-Duitsland en stichtten in een huis aan het Westerhoutpark in Haarlem een tehuis voor Joodse kinderen uit Duitsland en Oostenrijk. Aan hen is postuum in 2013 de Yad Vashem onderscheiding verleend

————————————————————————————————–

BIJLAGE 10 Vanuit de gemeente Bennebroek (maart 1942, Rijksstraatweg 1b) zijn zes personen uit één gezin, de familie Van der Molen, op één dag in het vernietigingskamp Auschwitz omgebracht, te weten: 1) Bennie van der Molen, geboren in Amsterdam, 5 februari 1896. Was van beroep autohandelaar. Overleden in Auschwitz, 28 januari 1944. Hij was gehuwd met: 2) Heintje van der Molen-Casseres, geb. Amsterdam, 20 februari 1904. Auschwitz, 28 januari 1944. Samen hadden zij vier kinderen, namelijk 2 zonen en 2 dochters: 3) Esther van der Molen, geb. Amsterdam 18 juli 1930. Auschwitz, 28 januari 1944 4) Sara van der Molen, geb. Amsterdam 4 juli 1933. Auschwitz, 28 januari 1944 5) Meijer van der Molen, geb. Bennebroek 11 maart 1837. Auschwitz, 28 januari 1944 6) David van der Molen, geb. Haarlem 26 februari 1937. Auschwitz, 28 januari 1944

======================================================


BIJLAGE 11 STICHTING JOODS MONUMENT HEEMSTEDE 18 september 2012 is via notaris mr.E.H.Huisman een stichting in het leven geroepen die streeft naar een gedenksteen aan de Vrijheidslaan met namen van de Joden die vanuit Heemstede zijn omgekomen in concentratiekampen of vermist als gevolg van vervolging tijdens de tweede wereldoorlog. Het bestuur bestaat uit mevrouw P.E.Koningsveld (voorzitter), H.B. van Perlstein (secretaris), D. Asser (penningmeester), W.A.de Wagt en J.L.P.M.Krol. Rabbijn S.Spiero van de Joodse gemeente Haarlem, Noord-Holland Noord-West, ontwerper Patrick van der Vegt en de heer Robert Groen (Joods monument Haarlem) zullen als adviseur optreden. Tot de eerste taken behoren overleg met de gemeente, een ontwerp van het monument, een begroting opstellen en fondsenwerving.

Bericht uit het Haarlems Dagblad van 10 oktober 2012

———————————————————————————– ——–

Rijmprent geschreven door A.G.A. van Rappard en in druk verschenen voor de jeugd van Heemstede, 5 mei 1960
Bevrijdingslied mei 1945 van Herman Divendal, geplaatst in de Katholieke Illustratie, juni 1946. Tevens verschenen als afzonderlijke rijmprent.
Bevrijdingslied mei 1945 van Herman Divendal, geplaatst in de Katholieke Illustratie, juni 1946. Tevens verschenen als afzonderlijke rijmprent.

Zie ook: Lijst van omgekomen Joodse burgers 1942-1945  https://ilibrariana.wordpress.com/2012/04/09/lijst-van-omgekomen-joodse-burgers-1942-1945/

BIJLAGE 12 BARNSTEIN

De heer en mevrouw Barnstein (Barnstijn), ondergedoken bij de familie Muriloff in Heemstede. Isidor Cohen Barnstein overleed op 69-jarige leeftijd, 23 januari 1947, in Utrecht.

BIJLAGE 13 TEN BOOM

Joodse onderduikers doen de afwas in het huis van de Haarlemse familie Ten Boom in de Barteljorisstraat. Van de familie Ten Boom, gedeporteerd naar Ravenbrück, overleefde enkel Corrie ten Boom de oorlog.
‘Verdwijnoefening’ in het huis van de familie Ten Boom. Haarlem, juli 1943, op een door Hans Poley vastgelegde foto.
corrie

Haarlem herdenkt Corrie ten Boom (Haarlems Weekblad 20 april 2021)

Tijdens de bezettingsjaren ondergedoken Joden in het Provinciaal Ziekenhuis Meerenberg in Bloemendaal boden in 1946 een herdenkingsplateau aan [Foto Noord-Hollands Archief]

BIJLAGE 14 PHILIP DIAS SANTILHANO, JOODS ONDERNEMER EN VERZETSMAN (1878-1962)

Philip Dias Santilhano is op 1 februari 1878 in Amsterdam op het adres Kerkstraat 389 geboren als zoon van Mozes Jacob Dias Santilhano (1851-1923) en, gehuwd 12-2-1874, met Mathilde van Ham (1848-1912) met 1 zuster en 3 broers (1). Hij is gehuwd met Alexandrina Frederico Peruzarro (geboren in Mogogosoia, een plaatsje in Zuid-Oost Roemenië , Walachije ), waar al in 1909 de zoon Willy Alexander is geboren, gevolgd door Christine (1914), Mathilde (1911), Charlotte (1915), Anton (1917), Alexandrine (1919). Na terugkeer in Nederland is hij als handelaar/zakenman actief geweest en in 1936 benoemd als directeur van het Kurhaus-Grand Hotel en Casino in Zandvoort. in Zandvoort Vanaf 1930 woonachtig in naar Aerdenhout Bellamylaan 5.  verhuisde hij in mei 1933 naar het pand Groenendaalkade 4 te Heemstede, 1 april 1936 vervolgens naar Heemsteedse Dreef 47. Ten slotte eind 1940 naar het herenhuis Albert Neuhuysstraat 4, waar van 1933 tot 1935 P.H.Lefebvre de eerste bewoner was en welk pand was gekocht van M.M.Schut. Met een onderduik-periode (1942-1945) in het Limburgse Heel is Philip 2 juni 1962 op 84-jarige leeftijd in Heemstede overleden, 2 broers en 1 zuster waren toen reeds overleden.

(1) te weten; Charlotte (1874-1933), (Lea *1874), Jacob (1876-1942), en Ferdinand (geboren en overleden in 1885) en Lodewijk Joseph (*1887) .

In 1994 slaagde Philip Dias Santilhano voor het examen van de 3 jarige tweede Hogere Burger School in Amsterdam (Algemeen Handelsblad, 1 juli 1894)
De Openbare Handelsschool aan de Marnixstraat in Amsterdam
In 1896 als geslaagde leerling van de Openbare Handelsschool (Algemeen Handelsblad, 3 juli 1896)
22 van de 47 geslaagde leerlingen in 1896, onder wie Philip Dias Santilhano, aan de Openbare Handelsschool in Amsterdam met voor zover bekend hun werkzaamheid in 1919 (Uit: Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der openbare handelsschool te Amsterdam).
Op 17 augustus 1903 stichten de broers Jacob en Philip Dias Santilhano in Amsterdam een vennootschap voor een elektro-technisch installatiebureau onder de naam ‘J.Dias Santilhano & Co.” (Algemeen Handelsblad, augustus 1903). Per 1 januari 1910 is deze zaak onder dezelfde naam door de oudere broer Jacob (1876-1942) voortgezet, maar toen zonder zijn broer Philip die in 1909 naar Roemenië was verhuisd, en toen met als nieuwe compagnon David da Silva
Briefkaart van J.Dias Santilhano, Singel 413, hoek Spui Amsterdam
Kaart van Electro Technisch Bureau J.Dias Santilhano
Jacob en Philip Dias Santilhano benoemd als nieuwe leden van de Algemeene Winkeliersvereeniging Amsterdam (De Courant, 10 juni 1904)
Philip Dias Santilhano is na zijn schoolopleiding aan de HBS (1891-1894) en openbare Handelsschool (1894-1896) met zijn broer Jacob in 1903 een elektrotechnisch installatiebureau gestart. Omstreeks 1906 is Philip als procuratiehouder als vertegenwoordiger van de Hollandse Petroleum Compagnie benoemd bij ‘Astra Romana’, een olieraffinaderij in Roemenië die nauw samenwerkte met Shell. Hij heeft zich omstreeks 1906 in Boekarest gevestigd waar hij in Bukarest zijn vrouw Alexandrina Federico  Peruzarro leerde kennen met wie hij in 1915 is getrouwd. Bovenstaand overzicht is afkomstig van ‘Hou en Trou’,van den Vereeniging Oud-leerlingen van de Openbare Handelsschool in Amsterdam,1925), ook als zodanig in een gedenkboek van de School, opgericht in 1869, in 1919 vermeld.
Het hoofdkantoor van de Astra Romana oliemaatschappij in Bukarest waar Philip Dias Santilhano in de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw werkzaam was namens Shell als procuratiehouder
Bovenstaand een kaart van de olievelden in en rond Ploestie. Deze zijn in het verleden belangrijk geweest voor zowel Standard Oil als voor de Koninklijke Hollandsche Petroleum Compagnie / Shell. Veel Nederlanders hebben in Roemenië gewerkt, belangrijkst als managers waren Dolph Kessler en Cornelis Marinus Pleyte. Philip Dias Santilhano werkte voornamelijk op het hoofdkantoor in de hoofdstad en hield zich met de financiën en organisatie bezig. In deel 1 van de ‘Geschiedenis van Koninklijke Shell’, 1899-1939, is op 120-121 o.a. vermeld: ‘ In november 1906 richtte de Koninklijke Geconsolideerde Hollandsche Petroleum Compagnie op om de aangekochte terreinen te beheren. Twee jaar later kocht de Groep een lokale raffinaderij met de naam Astra om die om te vormen tot een productiemaatschappij. In 1910 fuseerde Astra met de Regutal Roman, dat belangrijke productievelden maar vrijwel geen raffinagecapaciteit bezat, tot Astra Romana, die de grootste producent in Roemenië werd, met een ruwe-olieproductie die toenam van 85.000 ton in 1909 tot 520.000 ton in 1911. Dankzij de inspanningen van Pleyte werden de Roemeense activiteiten toonbeelden van efficëntie. Toen de altijd kritische directeur Henri Deterding in 1911 voor het eerst een bezoek bracht aan Roemenië wenste hij “dat alle medewerkers in Nederlands-Indië (…) een dag in Roemenië zouden doorbrengen, om te zien hoe de zaken hier worden aangepakt”. Volgens hem was de sleutel van het succes dat “de directeur en de hoofdingenieur de locaties regelmatig bezoeken en persoonlijk contact hebben met alle personeelsleden.”
Zicht op deel van olieraffinaderij en opslagtanks van AstraRomana in Ploesti, 1911-1912 (Uit: Geschiedenis van de Koninklijke Shell, deel1 , pagina 02/118
C. Dias Santilhano moet zijn Ph. Dias Santilhano (Algemeen Handelsblad, 5 juni 1919)
Foto uit 1929 van de Astra Romana olieraffinaderij in Ploesti. Van 1911 tot 1947 maakte Astra Romana deel uit van de Royal Dutch Shell.
(De Nieuwe Courant, 23 maart 1920)
Ph. Dias Santilhano als secretaris van het Algemeen Nederlandsch Verbond voor Handel en Industrie (Staatsalmanak van het Koninkrijk der Nederlanden, 1921)

Begin februari 1941 hebben zich de volgende Joodse personen met familienaam Dias Santilhano verplicht in het raadhuis van Heemstede 5 kinderen gemeld als half-arisch [Philip Dias Santilhano was voljoods, zijn vrouw Peruzarro arisch]  1) Alexandrina Dias Santilhano (geb. 19-9-1919), 2) Anton Dias Santilhano (*27-11-1917), 3) Charlotte Dias Santilhano (*22-12-1915), 4) Mathilde (Tilly) Santilhano (*15-4-1911) Als voljood Philip Dias Santilhano (*1-2-1878) Nota Bene.   Van twee andere kinderen is bericht dat dat zij 15 april naar Amsterdam waren uitgeschreven, te weten: Willy Alexander (*2 augustus 1909) en Christine (*12 april 1914), allebei ook geboren in Bukarest. 

Aankondiging verloving van Tilly Dias Santilhano (Albert Neuhuysstraat 4 Heemstede ) en L.R.J.Klijn (Anne van Burenlaan 50 Haarlem (De Tijd, 29 oktober 1943)
Overlijdensbericht van Mathilde Dias Santilhano, oudste dochter van wijlen Philip Dias Santilhano en weduwe van L.R.J.Klijn (Nieuwe Haarlemsche Courant,12-11-1964)

Blijkens politiedagrapporten gemeente Heemstede ontving Dias Santilhano op 1 augustus 1942 bericht van uitstel om naar Amsterdam te evacueren. Eind van dat jaar is hij ondergedoken naar een klooster, St. Josephsgesticht, in Heel, Limburg, waar hij zich aansloot bijeen verzetsgroep, die de illegale uitgave ‘Daalzichtse Berichtendienst’ verzorgde en van wie student en kloosterling Sylvester Berden de oorlog niet overleefde, op 7 november 1944 zonder vorm van proces is gefusilleeerd.

Foto uit 1944 van een verzetsgroep, bestaande uit 6 personen, bij klooster Huize St. Joseph in Heel (Limburg). Van links naar rechts rector Schaecken (van St. Joseph), kapelaan Mutsaers (St. Anna), Philip Dias Santilhano (Joodse onderduiker), pater Janssen Camiliaan uit Vaals, Silvester Berden en jongere broer Joost Berden. Silvester Berden, geboren in Den Haag en student in de rechten, is op 5 november 1944 gevangen genomen en op 7 november in een bos te Kessel geëxecuteerd.

In het blad ‘Rond de Toren’, 1989, schreef Chris Clout, afkomstig uit Heel (Limburg). ‘(…) Ook in ons huis [= klooster Huize St.Jozef] verbleven meerdere onderduikers die tussen de patiënten in de afdeling leefden en sliepen terwijl zij tevens voor kortere of langere tijd als hulpkrachten in de afdelingen dienst deden. Als voornaamste noemen wij: Dias Santilhano, een Jood uit Heemstede die de schuilnaam “van Welsen” had aangenomen en met een vals persoonbewijs hier de bevrijding heeft afgewacht’.  (…) Op 15 februari 1944 is het gehele huis omsingeld door een groep Duitsers onder leiding van kommandant Ströbel. Soldaten met geweer in de aanslag drongen het huis binnen. Bij alle buitendeuren stonden wachtposten, van kelder tot zolder patrouilleerden soldaten en op elk bordes in de trappenhuizen stond een soldaat. Het hele huis was in een mum van tijd bezet. Allen die nog op hun kamer waren mochten deze niet verlaten. Onder hen bevond zich ook de jood Dias Santilhano.’ In zijn notities schrijft Broeder Agnellus: ‘Op de kamer bevonden zich Sylvester Berden, Pater Janssen, dokter Emile Verstraelen, Arnold Verstraelen, Van Welsen en rector Schaecken. Deze laatste ging naar zijn kamer alsof er niets gebeurd was. Na de kortdurige, maar hevige beschietingen en na verzorging van enkele gewonde Duitsers, gingen de soldaten veder met het onderzoek. De rector was aanwezig bij het doorzoeken van zijn kamer, waar niets gevonden werd. Toen zij Berden’s kamer binnen gingen begaf Schaecken zich vlug naar beneden en deelde dit aan Berden mede. Hij vroeg Broeder Agnellus hem een schuilplaats aan te wijzen. In de afdeling blijven was te gevaarlijk omdat daar tussen de patiënten reeds een aantal onderduikers zaten, waaronder de jood Dias Santilhano (van Welsen).’ (…) ‘Op 6 november 1944 werden de paters Janssen en Hermans gearresteerd alsook dokter Verstraelen en zijn zoon Arnold. Ook de Jood Dias Santilhano ontsnapte aan hun aandacht en rector Schaecken was gevlucht. ‘ Een aantal personen onder wie Philip Dias Santilhano is via de Maas ontsnapt en elders ondergedoken, maar  Sylvester Berden werd gearresteerd en is op 7 november 1944 door de Duitsers stante pede gefusilleerd’. [zie verderop o.a. zijn bidprentje]. 

Bellamylaan

De villa Bellamylaan 5 in Aerdenhout waar het echtpaar Dias Santilhano-Peruzarro van 1930 [op 17 oktober van dat jaar ontving hij vergunning van de gemeente en garage aan het pand te bouwen] tot 1933 woonde, waarna in het pand Groenendaalkade 4 (1933-1936) Ten slotte is Dias Santilhano na Heemsteedse Dreef 47 per 23 april 1940 naar Albert Neuhuysstraat 4 Heemstede verhuisd waar hij na een onderbreking tijdens de Tweede Wereldoorlog (onderduikperiode na de Bevrijding in mei 1945 in zijn woning terugkeerde aldaar en aldaar op 2 juni 1962 is overleden.

Het huis aan de Bellamylaan in Bloemendaal

In maart 1933 vanuit Bloemendaal (Bellamylaan 5, villa ‘Alexandrina’) verhuisd naar de in 1930 door de bouwfirma Batavia gebouwde villa Groenendaalkade 4 in Heemstede. Vervolgens april 1936 naar het huis Heemsteedse Dreef 47 in Heemstede, waar al sinds 1938 zoon Willy Alexander Santilhano woonde, 2 augustus 1909 geboren in Boekarest en in 1934 verhuisd naar Amsterdam.  

(Eerste Heemsteedsche Courant, 27 mei 1933)
Uit: gegevens Joodse personen in de gemeente Heemstede.

Gegevens op gezinskaart Dias Santilhano, Heemstede, Noord-Hollands Archief: Philip Dias Santilhano (+ gezin) per 18-3-1933 naar Groenendaalkade 4 vanuit Bloemendaal en verhuisd per 1-4-1936 naar Heemsteedse Dreef 47; Willy Alexander (geb.1909) per 15-4-1934 naar Herengracht 102 Amsterdam. Hij was toen 25 jaar; Mathilde (geb.1911) per 17-1-1936 naar Metz (Frankrijk). Zij was toen 25 jaar; Christine (geb.1914) per 15-4-1935 naar Doelenstraat 15 Amsterdam. Zij was toen 21 jaar; Anton (geb.1917) per 18-8-1937 Vught C1. Burgerlijke staat G.D. = geen datum. Hij was toen 20 jaar. Studeerde in Delft.

Ir. Anton Dias Santilhano was getrouwd met een dochter van oorlogsslachtoffer Marinus Vaumont: Pien Vaumont (Adv. uit Algemeen Handelsblad van 15-2-1947)

Philip Dias Santilhano dook eind 1942 onder en nam de schuilnaam ‘Van Welschen’ aan. Op 1 augustus 1942 had de familie nog uitstel van evacuatie naar Amsterdam gekregen. Op 9 oktober 1942 is in het bevolkingsregister genoteerd: VOW [= Vertrokken Onbekend Waarheen]. Dat bleek een gesticht (klooster) te Heel in Midden- Limburg te zijn waar hij met een vals persoonsbewijs en zich met enkele priesters begevend in het verzet de Bevrijding heeft afgewacht. Hij sloot zich aan bij een verzetsgroep die een illegaal blad ‘Daalzichtse Berichten Dienst’ (D.B.D.) verzorgde. Bij een omsingeling van het klooster 5 november 1944 wisten o.a. rector Schaecken, Joost Berden en Philip Dias Santilhano ternauwernood te ontsnappen door de Maas over te zwemmen en elders onder te duiken. 7 november is Sylvester Berden op bevel van Ströbel en bevelhebber van de in Heel gelegerde parachutisten generaal-luitenant Rosenheim in Kessel-Eijk geëxecuteerd.  

Kaart van de Maas stromend langs Wessem, Panheel, Heel, Beegden en Horn in Limburg
Bidprentje oorlogsslachtoffer Sylvester Berden (7 november 1944 gefusilleerd)
santilhanoberden

D.B.D. = Daalzichtse Berichten Dienst in Heel (Limburg) S.E.J.M.M.Berden. Uit; De Ondergrondse Pers 1940-1945 Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, 1989 (2e druk), pagina 98

Portret op bidprentje Sylvester Berden
Uit:: C.M.A.Clout Mijn jeugd in midden-Limburg in crisis- en oorlogstijd; beeld van een dorpsgemeenschap (Heel) . 1989.

Op 23 april 1946 is Ph. Dias Santilhano wederom officieel in het bevolkingsregister van Heemstede geregistreerd op het adres Albert Neuhuysstraat 4 als directeur van een naamloze vennootschap, maar haad zich al in mei 1945 bij zijn vrouw en familie gevoegd die in huis waren blijven wonen. Aan de oorlogsperiode in Heel wijdde de heer Chris Clout uit Velserbroek  (in 2019 overleden) een publicatie. O.a. ‘Mijn jeugd in Midden-Limburg in crisis- en oorlogstijd; beeld van een dorpsgemeenschap‘[= Heel].  1989.

Uit dit huwelijk van Dias Santilhano en Alexandrina Peruzzao is in 1915 Charlotte Dias Santilano geboren. Die trouwde op 58 jarige leeftijd in Den Haag met Willem Paul de Kock (geboren in 1899 en in 1989 overleden). Onderstaand haar overlijdensbericht uit 1994 en dat van haar echtgenoot

Huwelijksaankondiging jhr.W.P.de Kock en Ch. Dias Santilhano  (De Telegraaf, 20-8-1974) 
Distributie stamkaart van Charlotte Dias Santilhano, geboren 1915 in Bukarest. Datering: 25 september 1939
Tweede distributie stamkaart van Charlotte Santilhano. Den Haag, Statenlaan 39 (Gelderlandcollectie, Vrijheidsmuseum)
Overlijdensbericht Charlotte Dias Santilhano, geboren Bukarest (De Telegraaf, 3-12-1994) Jonkheer Willem Paul de Kock is in 1989 op 90-jarige leeftijd overleden en woonde op het adres Statenlaan 39 in ‘s-Gravenhage
Jonkheer Willem Paul de Kock (1888-1989) overleden. Hij was eerder getrouwd in 1930 en hertrouwde in 1974 in Den Haag met Chrlotte Dias Santilhano (De Telegraaf, 9-6-1989)

Een zoon van Philip Dias Santilhano is Anton Dias Santihano, 27-11-1917 geboren in Boekarest, voor ingenieur gestudeerd in Delft en overleden 22-12-2012 te Utrecht op 85-jarige leeftijd. Hij was getrouwd met Geertruida Paulina (Pien) Vaumont, geboren 29-9-1918 in Haarlem, dochter van omgekomen verzetsman Vaumont. Zij is 18-6-2013 overleden in Utrecht op 94-jarige leeftijd (overlijdensadvertentie in Utrechts Nieuwsblad van 6-7-2013). Nog 3 kinderen van voornoemd echtpaar betreffen Willy Alexander, 2 augustus 1909 geboren in Bukarest, die midden jaren 70 van de vorige eeuw nog op het adres Irislaan 13 in Heemstede woonachtig was. Voorts Mathilde (Tilly), geboren 15 april 1911 in Bucarest en Alexandrina, geboren op 19 september 1919 in Bucarest.

==============================================

Philip Dias Santilhano als directeur van Kurhaus/Grand Hotel en Kurhaus Casino in Zandvoort (1936-1942)

Dr. T.G.van der Linden die de geschiedenis van het Kurhaus/Grand Hotel in Zandvoort beschrijft, bericht dat Philip Dias Santilhano van 1936 directeur was van deze onderneming, als opvolger van Karl Robert Wüst (tot 1942). Voor informatie over zijn Zandvoortse periode baseer ik mij op het archiefonderzoek verricht door voornoemde predikant dr.T.G.van der Linden, gepubliceerd in het boek ‘Ondernemers met lef; Joods Zandvoort 1881-1951′. Dias Santilhano komt daarin uitvoerig ter sprake, vooral op de pagina’s 91-100. Ook publiceerde de Zandvoortse predikant, met veel interesse voor de Joodse geschiedenis in de badplaats: ‘Joods Leven; een pioniersgeschiedenis

Uit: ‘Ondernemers met lef’, pagina 83

(…) Na de dood van Carl Eltzbacher werd Heinrich Kirchholtes bankier te Frankfurt en associé van het Bankhuis Gebroeders Suzbach, president-commissaris. Hij nam de sollicitatie van Philip Dias Santilhano in behandeling voor een vacante plek van directeur en voerde op 3 juli een gesprek met hem in Keulen. Daarna overlegde hij met de commissarissen. Santilhano werd aangenomen en mocht per 1 november 1936 beginnen als gevolmachtigd directeur met een salaris van 1.000 gulden per maand’. (pagina 84)

Over Philip Dias Santilhano als directeur van Kurhaus, Zandvoort (dr. T.G.van der Linden. Ondernemers met lef, pagina 85).
Over Philip Dias Santilhano als directeur van Kurhaus, Zandvoort (dr. T.G.van der Linden. Ondernemers met lef, pagina 85).
Een briefkaart van aandeelhouder en kinderarts dr. Max Otto Eltzbacher (1901- 971 overleden) aan Philip Dias Santilhano, Heemsteedse Dreef 47, Heemstede  (NHA)

‘(…) Na het dieptepunt in 1936 ging het Casino halverwege het badseizoen van 1937 weer open, toen Santilhano George Kiefer van Taverne Monopole bereid vond om de exploitatie  van het Casino erbij te nemen’. In 1938 is Kiefer als uitbater van het Casino opgevolgd door J.Penha, die samen met D.Hammelburg de exploitatie ter hand nam. In 1939 bleef het gebouw nog een keer een jaar dicht. De ZTM (Zandvoortse Terrein Maatschappij) had wel interesse, blijkens een brief van Santilhano aan 18 juni 1937, waarin hij schrift: “Inderdaad zien wij in het object veel perspectieven en lijkt ons een en ander een zeer mooie speculatie”. (…) Op 29 juli 1939 vond in het (lege) Kurhaus de laatste Algemene Aandeelhoudersvergadering vóór de oorlog plaats.  (…) Voorafgaand aan de vergadering had Kircholtes de boeken en administratie van Dias Santilhano gecontroleerd, die voor hem een kamer gereserveerd had in Hotel Américain. Santilhano hield kantoor in het Kurhaus, naast zijn papier en archieven thuis in Heemstede (…) Kiefer wist het verlies in 1937 te beperken tot slechts 26,94 gulden. De exploitatie over 1938 eindigde met een verlies van 3.258 gulden. Na acht jaar verliescijfers op rij werd de urgentie om eindelijk van het Casino af te komen sterk gevoeld. Het was een hoofdtaak van Santilhano om een geschikte koper te vinden. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan op de overvolle hotelmarkt van Zandvoort en in een tijd waarin er weinig geld beschikbaar was. Er werden met een Indiase geïnteresseerde en heer Pomper van Paviljoen Riche en de firma Boissevain gesprekken gevoerd die geen resultaat opleverden. Santilhano probeerde nog een ander idee uit: om een nieuwe Zandvoortse NV op te richten, waaronder het Casino, Gunthers van het Groot Badhuis voelde wel voor het idee. Hans Eltzbacher echter liet weten dat de verkoop van het gebouw niet de zaak was van de directeur, maar van de commissarissen. Complicerende factor was dat Santilhano provisie ontving bij de verkoop van het Casino. Dit werkte de schijn van persoonlijk belang, waardoor een koop door de firma Ludolf Marx uit Keulen werd afgekapt. Per saldo bleef de ZTM met het gebouw zitten’. Na de Duitse inval is het Kurhaus op last van de Rijkscommissaris der bezette Nederlandse gebieden gevorderd voor oorlogsdoeleinden, dat wil zeggen inkwartiering van Duitse soldaten van het 11e Totenkopf Infanterie Regiment’. (…) Kiefer kende behalve Santilhano ook Jules van Raalte goed, die eveneens joods was en secretaris van toneelvereniging Phoenix. Zij zaten immers in het bestuur van de VVV. Kiefer zag niet alleen Santilhano vertrekken, maar ook meubelmaker Bartels, Juul van Raalte met zijn zoons en vele andere joodse vrienden en bekenden in het dorp. In totaal telde de joodse bevolking in Zandvoort 550 personen, waaronder een groot aantal kinderen. Santilhano meldde op 25 september 1941 het joodse grondbezit van de ZTM aan bij de Duitse overheid. Eind 1940 , toen het Kurhaus bezet werd door SS-troepen, had hij de ZTM al moeten aanmelden als “Joodse onderneming”. In 1942 kwamen vrijwel alle gebouwen langs de boulevard op de nominatie voor de sloop te staan in verband met verdediging van de kustlijn. De boulevard werd tot oorlogsgebied verklaard, gevolgd door het strand. De propaganda draaide op volle toeren en beschuldigde de joden, die op 13 maart 1942 per trein uit Zandvoort werden gezet, als veroorzakers van het verval van de badplaats. De loftrompet werd gestoken op “de Duitse gasten” die de geschiedenis voor Zandvoort “tot zo grote bloei hadden gebracht’.  Santilhano bleef heel lang op zijn post. Hij correspondeerde zelfs nog een aantal keer met de onbetrouwbare zetbaas van het Casino, die zijn brieven met “Heil Hitler!’ ondertekende. Santilhano verkocht in augustus 1940 het zilver van het hotel. Hij durfde het niet aan op eigen houtje in de zomer van 1941 het Casino te verkopen aan Ivo Jacovelli, een ondernemer uit Bussum’. (pagina’s 91-92)

De afbraak van de boulevard in Zandvoort in 1943, dicht bij het Kurhaus. De bouwmaterialen zijn naar Duitsland afgevoerd. In totaal verdwenen zo’n 700 woningen en gebouwen. Op de noordboulevard bleef enkel het Casino (rechtmatig joods eigendom vanaf 1913) staan (collectie Zandvoorts museum)
Maquette te bouwen Kurhaus/hotel Zandvoort (De Prins, 1913)
Grand Hotel Kurhaus Zandvoort
Het eerste Kurhaus in Zandvoort heeft bestaan van 1881-1913. Bovenstaand een afbeelding van het tweede Kurhaus van 1913 geruïneerd tijdens WOII en het restant in 1946 opgeruimd
Fort voor de afbraak gemaakte foto van wat resteerde van het van binnen als gevolg van Duitse bezetting totaal uitgeleefde Kurhaus
Casino  Kurhaus Zandvoort
Luchtfoto van Zandvoort in 1940
Luchtfoto van Zandvoort na de Bevrijding in 1945, waarbij de gebouwen aan de boulevard nabij de Noordzee op bevel van de Duitse bezetters zijn gesloopt

In hoofdstuk 7: Vereffening en wederopbouw; het einde van de ZTM, 1945-1951  schrijft dr.TG.van der Linden ten slotte over Philip Dias Santilhano: ‘(…) ‘(…) Gouda (1) vroeg eind mei 1945 volmacht aan zijn zwager om handelend op te kunnen optreden als waarnemend directeur. Op 29 mei 1945 stapte hij op de fiets om Santilhano in Heemstede bezoeken en daarna door te fietsen naar Zandvoort (2). Santilhano had de “zware beproeving” van de oorlog overleefd door onder te duiken in een (Limburgs) klooster. Twee maal had hij oog in oog gestaan met de dood. Hij keerde niet terug als directeur . Hij was een een poosje ziek, werd geopereerd, knapte weer op en accepteerde een baan in het transport van Eindhoven. Hij diende Gouda van advies, en werkte vanuit het kantoor van de Zandvoortse Terrein Maatschappij op de Keizersgracht (3). Mevrouw Santilhano zorgde ervoor dat drie kisten en een ladekast met archiefstukken vanuit Heemstede naar Amsterdam werden gestuurd. Bij aankomst in Zandvoort stelde men vast dat het Kurhaus er in geruïneerde toestond nog stond, maar door de Duitsers als verdedigingswerk was gebruikt. De toestand van het gebouw was deplorabel en in 1946had sloop plaats. Uiteindelijk is ook het casino gesloopt.

(1) Pieter J.G.Gouda was van 1945 tot 1946 waarnemend directeur van het Kurhaus Hotel en Casino

(2) Hieruit blijkt dat Dias Santilhano direct na de Bevrijding naar Heemstede is teruggekeerd, ook al is zijn terugkeer bij de gemeente Heemstede pas in april 1946 geregistreerd.  

(3) De Zandvoortse Terrein Maatschappij (ZTM) beschikte over duingebieden in Zandvoort, welke (bouw)terreinen na de Tweede Wereldoorlog veelal aan de gemeente Zandvoort zijn verkocht.

Advertentie van de N.V. Zandvoortsche Terrein-Mij Zandvoort, in: gids Zandvoort als vacantieoord en woonplaats, door J.De Bruin. Uitgave van de VVV Zandvoort, 1935
(deel van artikel in de Nieuwe Haarlemsche Courant van 24-8-1949)
Voor- en achteromslag van ‘Ondernemers met lef; Joods Bad Zandvoort 1881-1951′ door dr. T.G.van der Linden. 2015. Het Haarlems Dagblad wijdde hieraan op 24 oktober 2015 2 pagina’s (8 en 9 regionaal) onder de titel: ‘Jodenvervolging betekende einde grandeur’.
In 2014 verscheen een tweede boel van dr.T.G.van der Linden: Joods Zandvoort; een pioniersgeschiedenis (1880-1943).

(1) Na Dias Santilhano (tot 1942) zijn nog directeur geweest: Pieter J.G.Gouda (waarnemend) van 1945-1946 en W.G.de Graaf (1947-1951).  

Santilhano had voorde oorlog een deel van de inventaris van het Kurhaus verkocht en een brandkast en andere spullen in Zandvoort in bewaring gegeven. Deze kwamen na de oorlog uit een pakhuis in Amsterdam tevoorschijn. Gouda stelde voor de spullen via veiling te verkopen om de deplorabele kaspositie van de NV te verbeteren. Ook ging hij met succes achter de rente aan, zijn enige bron van inkomsten, waarmee hij alle aanslagen, heffingen, belastingen kon betalen. De rente op het Grootboek bedroeg jaarlijks 11.742 gulden. ‘Zo goed had het Kurhaus nog noot gerendeerd (…)’. )Van der Linden, p/94-95)
T.G.van der Linden, pagina 96 Twee correcties: 1) Dina Cosman is in 1925 in Bussum getrouwd met de gelijknamige Philip Dias Santilhano, een neef, in 1882 geboren, 1967 overleden, en van beroep bankier en makelaar in effecten, 2) in 1933 is Dias Santilhano vanuit Aerdenhout naar het pand Groenendaalkade 4 verhuisd (tot 1936 toen hij naar Heemsteedse Dreef 47 verhuisde en ten slotte eind 1940 naar het pand Albert Neuhuysstraat 4 in Heemstede
Pand Groenendaalkade 4. Het heette aanvankelijk, mogelijk sinds Specht vanaf 1936 ‘Villa Ager’ en de familie Gohres heeft het in 1998 omgedoopt tot ‘Villa Flora’ vanwege de 3 Flora-tentoonstellingen in 1925, 1935 en 1953 gehouden aan de overkant
Kaart uit bevolkingsregister betreffende Philip Dias Santilhano en zin echtgenote Alexandrina Federico Peruzarro, geboren op 16 september 1890 in Mogosova, Roemenië’Huwelijk gesloten op 12 september 1945 
Vervolg kaart uit bevolkingsregister Heemstede met vermelding van 6 kinderen, allen geboren in Bukarest, Roemenië: Willy Alexander (*1909), Mathilde (*1911), Christine (*1914), Charlotte (*1915), Anton (*1917) en Alexandrina (*1919)
De villa Albert Neuhuysstraat 4 in de Schilderswijk te Heemstede waar Philip Dias Santilhano tot zijn overlijden in 1962 heeft gewoond en in november 2020 te koop stond
Overlijden van mw. A.F. Dias Santilhano-Peruzarro (71) (Haarlem’s Dagblad 17 februari 1962
Overlijdensbericht Philip Dias Santilhano (84) , (Haarlem’s Dagblad, 8 juni 1962)

Mozes Dias Santilhano (*26 april 1851) en Jacob Dias Santilhano (*24-9-1852) waren broers. De 2 telgen Philip waren neven. Hun vader was Jacob Dias Santilhano en hun moeder Lea Mendes Chunacurira. Mozes was getrouwd met Mathilde van Ham, en Jacob met Louise van Ham [twee zussen]. Ze kregen allebei een zoon Philip. Mozes: Philip (Zandvoort/Heemstede, geboren 1-2-1878 en Jacob: Philip (de latere bankier) geboren  op 5-1-1882. 

Familielid was de gelijknamige Philip Dias Santilhano, geboren 5 januari 1882 in Amsterdam en overleden 1 augustus 1967 in Kaapstad, Zuid-Afrika. Deze was een zoon van Jacob Dias Santilhano (medewerker aan financiële rubrieken in dagbladen en periodieken) en Louise van Ham. Hij trouwde`11 maart 1925 te Bussum  met Dina Cosman, die hem 4 kinderen schonk (James, *1926-?); Philip, 1927,ov.1984;  Frank, 1928, ov.2004;  en Olive (getrouwd met Hendrik Nieuwoudt, 1931-2016) In 1936 is deze Philip Dias Santilhano benoemd tot directeur van het Londense kantoor der Nederlandse Bank van Zuid-Afrika, later verhuisd naar Zuid-Afrika.

Van de in 1878 geboren Philip Dias Santilhano, in 1962 te Heemstede overleden is zijn in 1876 geboren broer Jacob in 1942 overleden. Diens echtgenote Anna Dias Santilhano-Dondorp pleegde vervolgens in september 1942 zelfmoord. Hun zoon Henriques, geboren in 1911 is 30 september 1942 vermoord in Auschwitz, tegelijk met diens in 1911 geboren echtgenote Estella Dias Santilhano-Bamberger. Op de site OORLOGSVERMISTEN staat verder vermeld: Alida Dias Santilhano *10 februari 1864, overleden 5 maart 1943 in Sobibor.

Nota Bene Met dank voor informatie over Philip Dias Santilhano aan (wijlen) Chris Clout in verband met de Limburgse onderduikperiode in Heel, Limburg en mw. Christiane Gohres vanwege familiegegevens woonhuizen in Heemstede.


In het Engelse boek ‘Things we could’nt say’ door Diet Eman (en James C. Schaap) komt ook Heemstede een aantal keren voor als onderduikadres van de schrijfster. Deze publicatie bevat de levensbeschrijving van een vrouw die met Hein Sietsma haar leven in de waagschaal stelde om honderden joodse medeburgers in de bezettingstijd te redden, wat haar verloofde met de dood moest bekopen. Ook in een Nederlandse vertaling verschenen: ‘Die hun leven niet liefhadden tot in de dood’ (Vaassen, Medema, 1995).

——————————————————————

BIJLAGE 15 In 2004 berichtte de heer Max Cohen uit Heemstede dat zijn moeder mevrouw Roosje Cohen-van Wesel en zuster Elly Cohen, oorspronkelijk wonende Houtplein 15 te Haarlem, vanaf augustus 1942 ondergedoken zaten bij de familie W.Willemse in de Johannes Vermeerstraat te Heemstede. “Daarbij is later als onderduiker gekomen, de heer L. Groen, naar ik meen een graanhandelaar en een zakenvriend van de heer Willemse. De koerier van deze meneer is in mei 1944 verraden, gevolgd en zo kwam de S.D. aan het adres. Een overval op 26 mei 1944 of kort daarna was het resultaat: behalve heer Groen, pakten ze meteen mijn moeder en zuster mee. En daarna werd de heer Willemse Sr. gearresteerd. Allen zijn niet meer teruggekomen.” Later voegde hij hieraan toe: “Nadat mijn moeder en zuster en Groen waren doorgestuurd naar Westerbork heb ik alles gedaan om te voorkomen dat ze naar Auschwitz zouden worden doorgezonden. Dat is een heel verhaal. Met Boort (industriediamant) af te geven in de Jan van Eijkstraat te Amsterdam zouden ze naar een kamp gaan, namelijk Celle. Dat is inderdaad gebeurd. Celle was het treinstation van het beruchte kamp Bergen-Belsen. Oorspronkelijk bedoeld als Austauschkamp, stierven de mensen daar achter elkaar door vlektyfus, waartegen niets werd gedaan. En zo zijn zij enkele weken voor de Engelsen kwamen gestorven, ongeveer dezelfde tijd en plaats als Anne Frank.” Mevrouw Roosje Cohen-van Wezel, geboren 19-19-1888 in Amsterdam overleed 23-11-1942 in Auschwitz. Haar dochter Elly Cohen is op 11-7-1921 geboren in Soerabaja en overleed 27-3-145 te Bergen-Belsen. Louis Groen, geboren op 10 maart 1881 in Haarlem overleed op 31 oktober 1941 in Auschwitz. Over W.N.Willemse sr. is o.a. het volgende bekend. Hij was meel-importeur van beroep en woonde op het adres Johannes Vermeerstraat 2. Aanvankelijk was hij vrijwel vanaf de oprichting lid van de NSB, in 1937-1038 zelfs Kringleider in Zandvoort (1). Hij brak echter met de beweging en liet in zijn huis tijdens de bezetting Joden onderduiken. Mogelijk door verraad van een NSB’er lekte dat uit en bij een inval werden zijn echtgenote en dochter op 26 mei gearresteerd. Terwille van hen meldde hij zich op 28 mei 1944 bij de SD. Via Amsterdam en kamp Vught kwam hij in kamp Sachsenhausen terecht waar Willemse Sr. op 24 oktober van dat jaar overleed. Eerder was zijn zijn gelijknamige zoon W.H.Willemse jr.(geboren in 1922) slachtoffer. Het schip ‘Farnsum’ waarop hij richting Canada voer in december 1940 werd door een Duitse onderzeeboot getorpedeerd, waarbij 12 personen omkwamen (2). Belde namen van vader en zoon komen voor op de plaquette van het Bevrijdingsmonument aan de Vrijheidsdreef en zij zijn tevens geregistreerd als oorlogsslachtoffer bij Oorlogsgravenstichting.   (1) In het boek van P.E.Hammann: De nationaal Socialistische Beweging in Haarlem en omgeving (1996) staat op pagina 38 vermeld: “Na het Spaarne kwam er in Haarlem-Zuid een tweede Kringhuis aan het Florapark. In één van de beide huizen was vanaf 1936 iedere woensdagavond een inlichtingendienst aanwezig om voorlichting te geven. Deze dienst bestond uit de heren Houtman, Willemse en Fortgens (NIOD, NSB-Archief. Doos 199, map c).” (2) In nummer 108 (april 2001) verscheen een artikel over de Schilderswijk in Heemstede in oorlogstijd, in het bijzonder ook over de Johannes Vermeerstraat en omgeving. Mevrouw Ati von Glahn-Yzer, die in die periode op het adres J. Vermeerstraat 3 woonde, schreef over Willemse: “Op nummer 2 kwam verdriet: vader en zoon Willemse waren voor de oorlog beiden lid van de N.S.B., maar probeerden het blijkbaar na de inval van de moffen te compenseren. Er waren onderduikers in huis. Willemse sr. werd verraden en opgepakt. Hij overleed in een concentratiekamp. Zoon Wim ging naar zeggen in het verzet, maar werd wel in een fout uniform in de straat gesignaleerd. Hij vond in december 1940 de dood, toen hij het schip waar hij op zat, werd getorpedeerd.” Van zijn hand wordt beschikt over de afdruk van een artikel: ‘De ondergang van het s.s.Alkmaar der K.N.S.M. februari 1940 [5 februari 1940]’.  Uit het dagboek van Wim Willemse, in leven assistent-machinist SS Farnsum der n.v. stoomvaartmaatschappij Oostzee.

BIJLAGE 16 JOODSE (MAMEN-)MOMENTEN VIJFHUIZEN – OVERVEEN – OUDERKERK – AMSTERDAM

Het Joodse monument op de Joodse begraafplaats in Vijfhuizen (foto Ben van Bohemen/NIOD) Het Joodse monument aan de Vijfhuizerweg op de begraafplaats ‘Gan-ha-Sjalom’ (Tuin van de Vrede; in 1931 door de Liberaal Joodse Gemeente in Nederland in gebruik genomen) naast de Algemene Begraafplaats is in 1951 onthuld door mevrouw Koster. Op de bovenzijde staat aan voor- en achterkant vermeld, respectievelijk in het Hebreeuws en Nederlands: “Moge God gedenken onze doden, de martelaren die stierven in de jaren der vervolging en wier graf niemand kent tot op deze dag” 1940-1945. Op zowel de voor- als achterzijde zijn elk circa 150 namen vermeld. Het aantal slachtoffers is veel groter omdat bij herhaling is gebeiteld “en familie”. [In 1770 is een Joodse begraafplaats in Haarlem gesticht aan het Bolwerk, welke in 1960 is geruimd, waarbij de stoffelijke resten werden bijgezet op de joodse begraafplaats aan de Amsterdamsestraat, welke na de Bevrijding weer in orde was gebracht, waarbij de meeste graven geïdentificeerd konden worden. Op deze begraafplaats aan de Amsterdamsevaart bevindt zich ook een gedenkteken ter herinnering aan de slachtoffers van WOII, tevens in Hebreeuws schrift.

Zo’n 300 namen staan gebeiteld op het monument dat mevrouw Koster in Hoofddorp (Vijfhuizen) onthulde ter nagedachtenis aan Joodse slachtoffers van de Duitse bezetting. In de Haarlemmermeer zaten tijdens de oorlog veel; Amsterdamse Joden ondergedoken (Katholieke Illustratie, 1951)
Over de Joodse begraafplaats aan de Tetterodeweg in Overveen, gemeente Bloemendaal, publiceerden dr. Jaap Meijer en mw. Jet Slagter in 1983 een boek ‘Versteend verleden’ (Serie Haarlemse miniaturen, deel 2). Oorspronkelijk in gebruik genomen als begraafplaats van de ‘Neie Kille’ van Amsterdam. Vanaf 1797 zijn hier ongeveer 120 grafzerken aangetroffen, waarbij 3 tussen 1940 en 1945 en 6 van 1948 tot 1981 geplaatst. Enkele prominente Joodse Nederlanders hier begraven zijn o.a. rabbijn Izaak Abraham Graanboom (rabbijn van de ‘Nije Kille’, Mozes Joles (winkelier uit de Kruisstraat die na zijn dood in 1927 zijn gehele vermogen naliet voor de oprichting van een Joodse ziekenhuis Haarlem, naast het St.Elisabeth’s Gasthuis het Joles ziekenhuis genoemd), A.C.Wertheim (bankier en filantroop) en mr.L.E.Visser (lid van de Hoge Raad). Voorts bevindt zich nog een kleine Joodse begraafplaats op het voormalig terrein van het Provinciaal Ziekenhuis aan de Brederodelaan in Santpoort-Zuid met drie zerken uit 1907.
Folder van de Stichting tot instandhouding van het Joodse begraafplaats in Overveen, 2018
Mr. L.E.Visser op een geschilderd portret van H.Kamerlingh Onnes. De Portugese Synagoge in Amsterdam is gelegen aan het Mr.Visserplein 3.
Links: grafsteen van mr.dr. Lodewijk Ernst Visser (1871-1942), in 1939 benoemd tot President van de Hoge Raad, en in november 1940 vanwege zijn jood-zijn door de Duitse bezetters afgezet. Hij bleef zich verzetten tegen de nazi’s en overleed op 17 februari 1942. Drie dagen later is hij in Overveen begraven. Zijn echtgenote mevrouw Cornelia Johanna Sara Visser-Wertheim, in 1874 in Amsterdam geboren, had in het najaar van 1942 plannen naar het neutrale Zwitserland te ontkomen. Zover is het niet gekomen. Na in december 1942 te zijn opgepakt en weer vrijgelaten is zij na in september 1943 in Westerbork te zijn gearriveerd aldaar op 20 maart 1944 overleden. Zoon Ernst Visser van het echtpaar Visser-Wertheim is in de zomer van 1942 opgepakt, omdat hij zonder verplichte ster zou hebben gelopen. Hij werd naar kamp Amersfoort overgebracht en vandaar naar Mauthausen gedeporteeerd waar Ernst Visser op 2 september 1942 is gefusilleerd [Vermeld op de grafsteen van zijn moeder].
Op de Joodse begraafplaats te Haarlem staat voor de Aula een klein monument: “Ter nagedachtenis van allen die in de Tweede Wereldoorlog aan de Joodse gemeenschap in Haarlem en daarbuiten werden ontrukt.”
Gedenksteen voor joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog op de joodse begraafplaats aan de Amsterdamsevaart in Haarlem (foto Noord-Hollands Archief)
Gedenksteen voor joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog op de joodse begraafplaats aan de Amsterdamsevaart in Haarlem (foto Noord-Hollands Archief)
De Joodse begraafplaats Beth Haim [Huis des Levens] in Ouderkerk aan de Amstel dateert uit 1614. In bijna vier eeuwen is deze begraafplaats met ongeveer 28.000 graven in oorspronkelijke staat gebleven. Op deze foto uit 2005 van Martin Alberts zien we een deel van de Portugees-Israelitsche begraafplaats Beth Haim. In 1714 is buiten de stad een grote Joodse begraafplaats in gebruik genomen op een stuk land tussen de huidige Zeeburgerdijk en het Nieuwe Diep. Uitgegroeid tot een van de grootste Joodse begraafplaatsen – met overwegend arme personen uit de Hoogduitse gemeenschap (1) – in West-Europa met uiteindelijk naar schatting 200.000 graven. Na opening van de begraafplaats in Diemen (2) sinds begin vorige eeuw steeds minder gebruikt en in 1942 gesloten. In 1956 is het oudste deel geruimd voor de aanleg van de Amsterdamsebrug en zijn de stoffelijke resten herbegraven in Diemen, waar ook de resterende grafzerken en plaats kregen. De Stichting Eerherstel Joodse Begraafplaats Zeeburg streeft sinds 2008 naar herstel van deze locatie, onder andere met behoud van de natuurwaarde (3).

(1) Zogeheten Asjekanische Joden, ter onderscheiding van Sefardische Joden, afkomstig uit Zuid-Europa, voornamelijk Spanje en Portugal. (2) Op de Joodse begrafplaats in Diemen, in 1914 in gebruik genomen, bevinden zich ook urnen van mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog te Westerbork zijn gecremeerd. (3) Over Joods begraven in Haarlem, zie o.a. – dr. M.Wolff: de geschiedenis der Joden te Haarlem. Deel 1 1600-1815 (Haarlem, 1917); deel 2 1815-1890 (Haarlem, 1919); – M.Pop en J.Temminck: Kleverlaan, de geschiedenis van een begraafplaats. Haarlem, 2002, blz. 12. Over de periode 1940-1945 in relatie tot Haarlem bestaan o.a. de volgende publicaties: 1) J.J.Temminck. Vertrokken Onbekend Waarheen; de Haarlemse joden in de Tweede Wereldoorlog. In: Haerlem jaarboek 1995. 1996, blz. 139-170; 2) Jozeph Michman, Hartog Beem en Dan Michman. Pinkas: Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland. Voor Haarlem [inclusief Bennebroek, Bloemendaal, Haarlemmermeer, Heemstede, Schoten, Spaarndam, Zandvoort], Amsterdam, 1992, blz. 403-408. Hierin staat vermeld dat aan de vooravond van de Duitse inval er ongeveer 1.800 joden in Haarlem woonden. Na het bevel tot vertrek uit de kustgebieden door de Duitse bezetter verlieten veel vluchtelingen Haarlem. Ruim 700 Haarlemse joden zijn in Duitse kampen omgekomen. Na de bevrijding is de niet meer te restaureren synagoge in de Lange Begijnestraat – daterend uit 1841 en die tot 1943 functioneerde – verkocht en gesloopt na een brand op 11 april 1953. In 1980 is ter herinnering aan de joodse oorlogsslachtoffers een gedenkplaat  aangebracht op de muur van het gebouw dat hier nu staat; 3) Wij gedenken; omgekomen – ondergedoken – de Haarlemse Joden 1940-1945. Haarlem, De Vrieseborch, 2004. Bevat een namenlijst en toelichting door S.Hartman en een hoofdstuk: ‘De jodenvervolging in Haarlem’ door J.C.van Veen.

Vanuit de Hollandsche Schouwburg, Plantage Middenlaan 24 in Amsterdam zijn duizenden Joden naar Westerbork en vandaar naar de vernietigingskampen gedeporteerd. Ter herdenking hiervan zijn 6.700 familienamen van weggevoerde personen op een wand in de gedenkruimte gegraveerd.
OLYMPUS DIGITAL CAMERA
Voorgevel van de Hollandsche Schouwburg, van 1892 tot 1942 theater en in 1942-1943 als verzamelplaats en doorgangsdepot door de Duitse bezetters gebruikt. De laatste verblijfplaats van naar schatting 50.000 Joden voor hun deportatie naar Westerbork en vervolgens overbrenging naar vernietigingskampen.

Mw. Paulina Ledeboer-Stevens (1905-1996) uit Heemstede die vier Joodse kinderen bij haar thuis onderdak gaf en welke daarmee de oorlog overleefden, te weten de ondergedoken zusjes Cathrien en Rita van der Heijden, Nunes Cardoza en Maya Bueno de Mesquita (Foto uit 1944, bron: Yad Vashem)

—————————————————————————————–

Ook de familie Steenbergen uit Heemstede, onder wie Egbert Steenbergen (1890-1964) en zijn echtgenote Aaltje (1891-1963) hebben hun huis opengesteld om Joden te laten onderduiken. Daaronder de families Polak en Van der Heijden, met dochters Cathrien en Rita van der Heijden. Na verraad door een landwachter zijn de kinderen overgebracht naar mw. Paulina Ledeboer-Stevens. [Foto van de familie Steenbergen; Yad Vashem].

————————————————————————————–

In het kwartaalblad van de Vereniging Oud Heemstede-Bennebroek, nummer 108, april 2001, publiceerde mevrouw Maud van Beek-Spruyt een bijdrage ‘Herinneringen aan de Johannes Vermeerstraat’.  Zij woonde eerst met haar ouders in Haarlem-Zuid en het gezin in oktober 1939 in de Johannes Vermeerstraat 35 te Heemstede komen wonen. Citaat: “Het werd oktober 1941. Een vriend van mij, Paul D, medisch student in Amsterdam, vroeg of er voor één of twee nachten een joods meisje kon komen slapen. Ze moest onderduiken, maar kon nog niet bij haar duikadres komen. Gastvrij als mijn moeder was, zei ik natuurlijk “ja”. Het pakte anders uit. Mijn moeder vond het veel te gevaarlijk, maar het hoefde helaas ook niet meer, want ze was al opgepakt. Toen heerste er toch wel grote woede in ons huis en vanaf dat moment is het bij ons begonnen. Eerst kwam er een oom van Paul D., een journalist uit Naarden. Kort daarna kwam mevrouw Jacobs, die niet lang bleef. Toen mevrouw R.F., een violiste en ten slotte Adriaan (schuilnaam) uit Amsterdam. In het najaar kwam Jetteke B., drie jaar oud. Hetteke kon in Haarlem onderduiken, maar toen ze daar aankwam durfden deze mensen haar niet op te nemen. Wij werden nu even “tijdelijk” adres. Moeder vond dit zo vreselijk en een klein zusje erbij kon nog wel. Ons huis nu toch wel echt vol. Jetteke is tot het eind van de oorlog gebleven. Ze heeft alle huiszoekingen bij ons overleefd! (…)”

Foto van de Johannes Vermeerstraat uit 1938

In 2012 schrijft mevrouw Jetteke Behr: “Ik was als klein joods meisje ruim een jaar ondergedoken bij de heer en mevrouw C.Spruijt-Scheltema, Johannes Vermeerstraat in Heemstede, onder de naam Jetteke Beerta. Dankzij hun onvoorstelbare moed – en die van hun inwonende volwassen kinderen – hebben tenminste één volwassene en ik de oorlog overleefd.”

==============

Wolff
Vooroorlogse foto van vooroorlogse familie De Jong uit Zwolle.  In het midden Sophia de Jong, geboren Wolff. Haar dochters Judith (‘Juul’),geboren de Jong Vos en Louise (‘Wies’) Israëls zijn links en rechts afgebeeld. Judith’s kinderen zijn Hans en Louk (staande links en rechts) en PHIA VOS (op de schoot van haar grootmoeder Sophia). Louise’s konderen zijn Loekie (vooraan helemaal links en Nico (vooraan helemaal rechts).  De grootouders van Phia:  Louis (Israels) de Jong en Sophia de Jong-Wolff zijn samen met hun dochter Louise (geboren in 1910) op 6 maart 1944 in Auschwitz vermoord. Kleindochter Phia Vos groeide op in Zwolle. Haar moeder heette Judith en ze had twee broers Hans En Loeki. Zij zat tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken in Heemstede, eerst bij de r.k. familie Cuypers, die zelf zes kinderen hadden en vervolgens bij Riek Berbers, de moeder van dr. Terruwe.  (Holocaust Museum)
Tol
Lof in de Patriot van 9 mei 1945 wegens hulp aan Joden voor de familie Tol, Crayenestersingel 19 Heemstede

——————————————————————————————–

Foto uit 1943 van Godfried Bomans genomen in zijn woning aan de Zonnelaan 17, met twee onderduikers. Links Jan ter Gouw (Lou Bauer) uit Hillegom en rechts de in 1933 uit Duitsland gevluchte Jood Hans Lichtenstein. Die was dirigent van een joods operettegezelschap (in 1940 door de nazi’s verboden). In 1987 is aan Godfried Bomans postuum de Yad Vashem-onderscheiding toegekend.

In zijn journalen en dagboeken noemt Godfried Bomans diverse keren Hans Lichtenstein. Voorts wijdde hij een column in De Volkskrant aan de ervaringen van de musicus in Palestina (18 oktober 1947), ook gepubliceerd in Godfried Bomans Werken, supplement op deel 5 (1998), p.21-22, die als volgt aanvangt: ‘De dirigent Hans Lichtenstein, die sinds 1930 in ons land woont, is zojuist na 15 maanden in Palestina te hebben doorgebracht, weer naar Nederland teruggekeerd. Gedurende de oorlogsjaren had ik gelegenheid om dezen bekwamen musicus, die in Haarlem zich bij een bevriende familie moest schuilhouden, nader te leren kennen. (…)’

Yad2

Yad Vashem prijs 1987 voor weduwe Mari Andriessen en weduwe Godfried Bomans (links Algemeen Dagblad, 10 april 1984, rechts Haarlems Dagblad, 10 april 1987)

Godfried Bomans is zowel in Yad Vashem (Jeruzalem) als in het Holocaust-museum te Washington (USA) vermeld. =======================================================

De Aerdenhout Apotheek van Leonard Baruch aan de Zandvoortselaan 164 later 162. Dankzij onderduik wisten hij en overleefde hij en zijn echtgenote de oorlogsperiode te overleven.
De Aerdenhout Apotheek van Leonard Baruch aan de Zandvoortselaan 164 later 162. Dankzij onderduik overleefde hij en zijn echtgenote de oorlogsperiode.

K.R.VAN STAAL

K.R.van Staal die het concentratiekamp Buchenwald overleefde schreef na zijn terugkeer een boekje met herinneringen: 'Terug uit de hel van Buchenwald' dat meteen een bestseller werd, vele herdrukken beleefde en met een half miljoen exemplaren het meest verkochte boek van 1945 in ons land werd. Bericht van zijn overlijden uit Het Vrije Volk van 14-3-1961
K.R.van Staal die het concentratiekamp Buchenwald overleefde schreef na zijn terugkeer een boekje met herinneringen: ‘Terug uit de hel van Buchenwald’ dat meteen een bestseller werd, vele herdrukken beleefde en met een half miljoen exemplaren het meest verkochte boek van 1945 in ons land werd. Bericht van zijn overlijden uit Het Vrije Volk van 14-3-1961
Vooromslag van het direct na de Bevrijding in mei 1945 eenvoudig uitgegeven boekje 'Terug uit de hel van Buchenwald' door K.R.van Staal.
Vooromslag van het direct na de Bevrijding in mei 1945 eenvoudig uitgegeven boekje ‘Terug uit de hel van Buchenwald’ door K.R.van Staal.
K.R.van Staal. Bandomslag van: ‘van Muzikant tot Reclameman’. Uitgave Boom-Ruygrok n.v. Haarlem., 1948. Een autiografisch verhaal met een voorwoord van jhr.fr.J.C.Mollerus uit Overveen. Herinneringen aan o.a. Amsterdam, zijn verhuizing naar Rotterdam waar hij gemeenteraadslid was en een reclame- en advertentiebureau oprichtte en als journalist werkzaam was, zijn verhuizing naar Gouda, waar hij als wethouder fungeerde en statenlid in Zuid-Holland werd. Ten slotte zijn verzetswerk en gevangenschap in Buchenwald en na terugkeer zijn werkzaamheden in de reclamewereld. Als directeur van drukkerij Boom Ruijgrok te Haarlem vestigde hij zich in Heemstede, Heemsteedse Dreef 182. Hij is in 1961 op 71-jarige leeftijd overleden en gecremeerd op Westerveld in Driehuis.
Illustratie K.R.van Staal na terugkeer uit concentratiekamp Buchenwald
Karel Rigard van Staal is na de Bevrijding in Heemstede gaan wonen. Overlijdensadvertentie uit Het Vrije Volk van 16-3-1961
Karel Rigard van Staal is na de Bevrijding een huis aan aan de Heemsteedse Dreef in Heemstede betrokken en werd hij directeur van de Haarlemse drukkerij Boom. In de naoorlogse periode heeft hij zich grote verdiensten verworven als voorzitter van de organisatie  EXPOGE (Ex- Politieke Gevangenen). Overlijdensadvertentie uit Het Vrije Volk van 16-3-1961

BIJLAGE 1: Lijst van Joodse Personen die zich ingevolge de verordening 6/1941 te Heemstede hebben aangemeld (24 februari 1941). Hiervoor moest 1 gulden legeskosten per persoon worden betaald. Zes personen konden vanwege onvermogen hieraan niet voldoen.

Brief over opgave ambtenaren enz. van joodschen bloede. Heemstede, 8 October 1040.
Aanmeldingsplichtcirculaire die alle personen uit Heemstede van gehele of gedeeltelijk joodse bloed in februari 1941 ontvingen van de gemeente.
Aanmeldingsplichtcirculaire die alle personen uit Heemstede van gehele of gedeeltelijk joodse bloed in februari 1941 ontvingen van de gemeente.
Pagina 1 [G1 = 2 Joodse grootouders; GII = 1 Joodse grootouder. Alle anderen ‘Volljude’].
Pagina 2 [G1= 2 Joodse grootouders; G11 = 1 Joodse grootouder, alle anderen: ‘Volljude’] .
Pagina 3 [G1= 2 Joodse grootouders; G11 = 1 Joodse grootouder; alle anderen ‘Volljude’].
Pagina 4.[G1 = 2 Joodse grootouders, G11 = 1 Joodse grootouder; alle anderen ‘Volljude’].
Pagina 5 [G1 = 2 Joodse grootouders, G11 = 1 Joodse grootouders; alle anderen ‘Volljude’] .
Pagina 6 [G1 = 2 Joodse grootouders; G11 = 1 Joodse grootouders; alle anderen ‘Volljude’].
J.van Beem uit Heemstede plaatste mede namens andere overlevende een dankbetuiging in de Nieuwe Haarlemsche Courant van 5 juli 1945 (M.Bulte en H.Krol. Heemstede 1940-1945, pagina 86) Zelf Jood is hij met zijn niet-Joodse vrouw en twee kinderen pas op 24 september 1943 uitgeschreven naar Amsterdam. Daar ondergedoken. Na de Bevrijding meldde hij zich weer present bij de burgerlijke stand in Heemstede

============================

BIJLAGE 1A: Familie POINTL

1 Augustus 1933 is Frans Pointl in Amsterdam geboren als zoon van Chris Pointl (1), cineast en kunstschilder (lid van KZOD), en de voljoodse moeder Rebecca van Dam, pianiste. Begin 1938 verhuisde het gezin naar Heemstede en in maart van dat jaar scheidde het echtpaar. Frans, vijf jaar, bij zijn moeder wonen, dr.P.Cuyperslaan 21a,  en kwam vervolgens in een kinderhuis Op een in de maand februari 1942 samengestelde meldingslijst voor Joden in Heemstede komen moeder en zoon voor. 6 mei moesten alle Joden met de Nederlandse nationaliteit naar Amsterdam worden ‘geëvacueerd”. Moeder en zoon zijn toen apart van elkaar ondergedoken, Frans bij de familie Besse-Koeter, Uitweg 22 in Krommenie. Beiden overleefden de oorlog Rebecca van Dam, geboren in 1899 overleed in 1953 en zoon stierf Frans in 2015. Vrijwel de gehele familie van zijn moeder overleefde de kampen niet. Frans Pointl is op latere leeftijd bekend geworden als literator. Veel van zijn boeken zijn autobiografisch  van aard, waarin ook Heemstede, o.a. Groenendaal, voorkomt. Vader Chris Pointl, geboren in Hallein, Oostenrijk, in 1889,  overleed in 1966 te Bloemendaal. Hij heeft enige naam gemaakt als filmer bij Multifilm. Hij komt voor op het librariana-blog: ‘Heemstede in film en televisie’.

Frans Pointl op 9-jarige leeftijd

(1) volgens een andere bron was hij de buitenechtelijke zoon van een onbekende vader

====================================================

Bijlage 2A: Het levensverhaal van dr. Oskar Moos die Theresienstadt overleefde In 1869 is Oskar Moos in Buchau (Duitse deelstaat Baden-Württenberg) geboren (1). Hij studeerde medicijnen aan de Universiteit van München en vestigde zich in 1894 als arts in Heilbronn. Op 25 juni 1896 trad hij aldaar in het huwelijk met Else Gutmann (op 26 januari 1876 in München geboren), met wie hij in 1956 in rusthuis ‘de Olijftak’ in Heemstede zijn zestig jarig huwelijksfeest zou vieren en 10 jaar later hun 70-jarige echtverbintenis. Het echtpaar kreeg twee zonen, geboren  in 1897 en 1900, die de oorlog niet hebben overleefd (2). Tot hun vriendenkring behoorden o.a. Albert Einstein en de naoorlogse Duitse bondpresident dr. Theodor Heuss.

Voormalige synagoge in Buchau
Joodse gedenksteen in Buchau

Vanwege de anti-joodse maatregelen in het Derde Rijk week de familie uit naar Nederland en vestigde men zich in Scheveningen. Via Westerbork, waar Oscar Moos als arts dienst deed, is het echtpaar in januari 1944 naar Theresienstadt overgebracht, waar na veel lijden in juni 1945 bevrijding door Russische troepen volgde. Dr. Oskar Moos en Else Moos-Gutmann gingen terug naar Nederland waar zij zich in Heemstede vestigden. Dr. Moos is kort na viering van zijn 70ste huwelijksfeest op 5 december 1966 in de Olijftak op 96-jarige leeftijd is overleden. De Duitse publiciste Charlotte Mayenberger wijdde een beknopte monografie aan Oskar Moos onder de titel ‘Von Buchau nach Theresienstadt’ (BC-Heft Biberach 2000/2). Op 6 juni 1956 wijdde het Haarlems Dagblad het volgende artikel aan het toen diamanten bruidspaar: Intussen ontving ik het artikel uit Biberach: ‘Von Buchau nach Theresienstadt. Dr. Oskar Moos (1869-1966). Daarin is het levensverhaal van Oskar Moos gepubliceerd door Charlotte Mayenberger, dat als volgt begint: “Vor einigen Wochen bekam ich zwei Berichte. Sie schildern die Lebensgeschichte von Dr. Oskar Moos der am 11. November 1869 in Buchau geboren wurde. Den ersten Bericht schrieb er als Tischrede zu seinem 70. Geburtstag, der er am 11. November 1939 in Hilligersberg in Holland feierte; es ist eine Erzählung von seinen Jugendjahren, seiner Ausbildung zum Artzt und der Zeit als Artzt in Heilbronn bis 1933. Den zweiten Bericht verfasste er 1946 zum Geburtstag seiner Frau am 26. Januar 1946. Darin berichtet er von seinen Erlebnissen von 1933 bis 1946. Bis zu seinem Tode am 5. Dezember 1966 lebte er anschliessend in Heemstede. Die Berichte haben mich sehr beeindruckt und deshalb habe ich mich dazu entschlossen, um die Erlaubnis zu Veröffentlichung zu bitten, die mir auch gewährt wurde. In den meisten Fällen werde ich Oskar Moos wörtlich zitieren.”

Links het woonhuis van de famile Moos in de Hofgartenstrasse te Buchau. Het gebouw rechts is de synagoge die 9 november 1938 in brand is gestoken.

Omdat de situatie voor joden in Duitsland steeds dreigender werd is Dr. Moos met zijn vrouw op 6 februari 1939 vanuit hun huis aan de Gustlofstrasse 53 in Heilbronn via Mannheim en Frankfurt naar Rotterdam-Hillegersberg gereisd waar zij de eerste weken bij hun al uitgeweken kinderen verbleven. Daarna verhuisde het echtpaar in april naar een pension in Scheveningen. Na 10 mei 1940 en de nazi-bezetting werd ook in Nederland de situatie voor joden steeds slechter. Men vond onderdak in Bilthoven en dr. Moos bezocht bijna dagelijks de universiteitsbibliotheek in Utrecht. In augustus 1943 moest men verplicht naar Amsterdam evacueren en vandaar is men naar Westerbork getransporteerd. De heer en mevrouw Moos en hun zoon Hans zijn vervolgens op 18 januari 1944 naar kamp Theresienstadt gedeporteerd, waar dr. Moos als arts werk kreeg in het ziekenhuis. De situatie was vooral in de winter 1944/1945 bijzonder slecht, maar dankzij zijn werk heeft hij (en zijn vrouw)  het kamp overleefd. Zoon Hans is naar een vernietigingskamp vervoerd en in februari 1945 vermoord. 10 mei 1945 kapituleerde Duitsland en 22 mei is Theresienstadt door Russische troepen bevrijd. Op 22 juni kon het paar met een militair vliegtuig naar Metz meevliegen en vandaar is men naar Eindhoven gereisd, en met een auto in Amsterdam gearriveerd. Citaat: Dann Frachtautofahrt nach Haarlem, wo wir gegen 10 Uhr nachts ankamen, liessen wir die Familie Stijger, bei der doch unsere Möbel und alles was zu unserer ehemaligen Einrichtung gehörte, untergebracht war, telefonisch von unserer bevorsthenden Ankunft verständigen. Nachts 11.30 Uhr brachte uns ein Auto direkt in die Stijger’sche Wohnung. Von Herrn und Frau Stijger wurden wir freundlich empfangen. Herr Stijger war ein Geschäftsfreund useres Kurt, hielt sehr viel von Kurt und Gerda. Beide waren auch einmal in Heilbronn bei uns zu Besuch.” Vandaar is het echtpaar eerst naar Den Haag teruggegaan. “Wir bekamen auf unser Ersuchen aber sofort die Genehmigung, in Heemstede unseren Wohnsitz zu nehmen. Wir fanden auch rasch ein gutes Logis. So leben wir jetzt im lieblichen Heemstede. Nicht nur bei Stijgers, sondern auch in Bilthoven haben wir viele Kostbarkeiten verloren. Man könnte fast einen Roman darüber schreiben. So bereiten wir jetzt mit aller Energie die Rückgabe unserer Sachen, ferner die Vergültung für die die durch das Bombardement von Rotterdam und durch das Naziregime uns und unsereren Söhnen zugefügten Schäden. (…)”

De heer en mevrouw woonden hun laatste levensjaren in verzorgingshuis De Olijftak aan de Heemsteedse Dreef
Advertentie 70 jarig huwelijksfeest echtpaar Moos-Gutmann (Nieuw Israëlitisch Weekblad, 10-6-1966)

(1) Twee broers overleefden de Tweede Wereldoorlog: 1) Paul Moos (1863-1952). Hij gaf veel muziekboeken uit en ontving in 1929 een eredoctoraat van de Universiteit Tübingen. In 1939 week hij uit naar België, waar Paul Moos op 27 februari 1952 overleed; 2 Rudolf Moos (1866-1951) leidde een kwart eeuw de door zijn vader opgerichte lederfirma. Hij vluchtte naar Engeland en stierf 9 oktober 1951 in Birmingham. (2) Hans Otto Hermann Moos, op 1 april 1897 geboren in Heilbronn is op 28 februari 1945 in Midden-Europa omgekomen; Kurt Moos, geboren op 29 maart 1900 in Heilbronnwürtl, week uit naar Hilligersberg (Rotterdam), is overleden op 31 december 1942 in Auschwitz. Diens echtgenote Gerda Moos-Stern, geboren in 1913 is 21 september 1942 in Deggendorf overleden. Het gezin heeft in 1942 geprobeerd naar het neutrale Zwitserland te vluchten, maar is in Noord-Frankrijk opgepakt. Eén dochter van dit echtpaar is aan een helpster in handen gegven, overleefde de oorlog en is in Frankrijk door pleegouders opgevoed.

Dr. O.Moos.Uit: Haaelem' s Dagblad, 26-6-1956
Receptie echtpaar Moos-Gutmann  Uit: Haarlem’ s Dagblad, 26-6-1956
Adv, 70 jarig huwelijk dr.O.Moos (Nieuw Israëlitisch Weekblad, 10-6-1966)
Adv, 70 jarig huwelijk dr.O.Moos (Nieuw Israëlitisch Weekblad, 10-6-1966)

=======================================================

BIJLAGE 3A: postume toekenning van een Yad Vashem onderscheiding in 2012

Bericht uit het Haarlems Dagblad van 13 november 2012 over de postume toekenning van een Yad Vashem onderscheiding aan mevrouw Hendrikje van Daalen-Terpstra [begraven in Heemstede op 28 augustus 1976] , die in de oorlogsperiode aan de jonge Sara Teeboom (76) onderdag verleende in haar woning aan de Esdoornlaan.
Hal van de Namen, Yad Vashem Jeruzalem. Voorts bevindt zich een Eremuur in de Tuin der Rechtvaardigen bij Yad Vashem met de namen van meer dan 26.000 mensen, waaronder ruim 3.400 Nederlanders.
Hal van de Namen, Yad Vashem Jeruzalem. Voorts bevindt zich een Eremuur in de Tuin der Rechtvaardigen bij Yad Vashem met de namen van meer dan 26.000 mensen, waaronder ruim 3.400 Nederlanders.

Op 12 november 2015 is door de ambassadeur van Israel de Yad Vashem onderscheiding postuum uitgereikt aan 1 Geert de Boer, 2. mw. Margaretha Hendrik de Boer-Niemöller, 3. Paul Christiaan van Westering en 4. mw. Johanna van Westering-van Scheeven.

Certificaat Yad Vashem: Geert de Boer en Margaretha Hendrika de Boer-Niemöller
Certificaat van eer van Yad Vashem voor Geert de Boer en Margaretha Hendrika de Boer-Niemöller
De heer Geert de Boer en mw. Margaretha Hendrika de Boer-Niemöller.
De heer Geert de Boer en mw. Margaretha Hendrika de Boer-Niemöller.

Het gezin de Boer woonde met hun dochters en zoon in Overveen op de Oranje Nassaulaan 67. Onder de schuilnaam Lodewijk Peereboom, een evacuee uit Rotterdam werd Levi [Loeki genoemd] Samson (Amsterdam, 13 september 1940) ondergebracht bij de familie de Boer en hun kinderen en overleefde daarmee de oorlog.

Het vervalste persoonsbewijs van Levi Samson onder schuilnaam Lodewijk Peereboom
Het vervalste persoonsbewijs van Levi Samson onder schuilnaam Lodewijk Peereboom

De heer Paul van Westering (geboren 1911) was inwoner van Overveen, musicus en componist van beroep (o.a. van liedjes ‘Dikkertje Dap’ en ‘Het Fluitketeltje’ met tekst van Annie M.G.Schmidt, en getrouwd met Johanna. De tiener HESTER WAAS (geboren 2 mei 1927in Zandvoort) kwam in huis bij de familie in Overveen waar ze bleef tot na de Duitse bezetting. Het huis diende ook als een tijdelijk onderkomen voor mensen die onderweg waren naar een veilige schuilplaats.

Paul en Johanna van Westering-van Schreeven
Paul en Johanna van Westering-van Schreeven. Paul van Westering zette zich na WO11 in voor de oecumene waarvoor hij kerkdiensten organiseerde in de Ned. Hervormde Kerk te Heemstede, samen met de R.K.Kerk en de Joodse gemeenschap. Hij schreef o.a. muziek voor orgel, film en opera.

=====================================================

BIJLAGE 3A : Synagoge Haarlem en rabbijn Simon Philip de Vries (1870-1944)

Links: synagoge van de Nederlands-Israëlitische Gemeente aan de Lange Begijnesteeg in Haarlem (1911). De synagoge werd in 1842 ingewijd. Tijdens WO II in beslag genomen en als pakhuis aangewend. De inboedel viel ten prooi aan diefstal en vernieling. In 1953 brandde het pand af. Na vanaf 1949 een bovenpand in het Kenaupark als synagoge fungeerde bevindt zich deze tegenwoordig in Heemstede
Links: synagoge van de Nederlands-Israëlitische Gemeente aan de Lange Begijnesteeg in Haarlem (1911). De Israëlitische Gemeente in Haarlem kocht in 1765 een huis op het Begijnhof en richtte dat in tot hulpsynagoge. Dit gebouw bleef in gebruik tot de synagoge in 1842 aan de Lange Begijnesteeg/hoek Wijde Appelaarsteeg werd ingewijd. Tijdens WO II in beslag genomen en als pakhuis aangewend. De inboedel viel ten prooi aan diefstal en vernieling. In 1953 brandde het pand af. Na vanaf 1949 een bovenpand in het Kenaupark als synagoge fungeerde bevindt zich deze tegenwoordig in Heemstede
Naast de Philharmonie aan de Begijnestraat in Haarlem treft men een huis aan op de hoek van de Appelaarstraat waar een gedenksteen gewijd aan o.a. de rabbijnen S.P.H.de Vries en Ph. Frank in gemetseld is.
Vooromslag van biografie over rabbijn Simon Philip de Vries Neede 1870 – Bergen-Belsen 1944; door E.Dasberg. Lochem, 1973
Portret van rabbijn S.Ph.de Vries in Westerboek 1943
In de bibliofiele dichtbundel ‘Heemtede en omtreken’ publiceerde Saul van Messel (pseudoniem van dr. Jaap Meijer) bovenstaand vers in herinnering naam rabbijn S.P.H.de Vries (Mercatorpers, 1986
De sjoel ofwel synagoge van Haarlem uit 1841, vergroot in 1896, naar een gravure van de Joodse tekenaar Jacobsen. De synagoge is na de oorlog door brand verwoest (N.H.A.)
Een voormalige kantoorvilla in de Lanckhorstlaan 42 fungeert nu als synagoge voor Joodse erediensten.
Een voormalige kantoorvilla in de Lanckhorstlaan 42 fungeert tegenwoordig als synagoge voor Joodse erediensten.

BIJLAGE 4A: aankondiging onthulling van Joods monument in Haarlem

Al in 1945 was bekend dat circa 700 Joodse Haarlemmers de oorlog niet hadden overleefd. Bericht uit: Haarlem's Dagblad van 5-9-1945
Al in 1945 was bekend dat ruim 700 Joodse Haarlemmers de oorlog niet hadden overleefd. Bericht uit: Haarlem’s Dagblad van 5-9-1945
Vooromslag van programma onthulling Joods Monument Haarlem
Inhoudelijk programma onthullingsplechtigheid 23 september 2012
Joods Monument: uit het Haarlems Dagblad van zaterdag 22 september 2012
(Haarlemse Hofjes, nummer 18, januari 2013)
(Haarlemse Hofjes, nummer 18, januari 2013)
In 'De canon van Haarlem' door Kim Bergshoeff (Amersfoort, BBNC uitgevers, 2013) is bij de 50 geselecteerde geschiedenisverhalen ook een bijdrage over het Joods monument op het Philip Frankplein opgenomen. Ter aanvulling bericht ik dat secretaris Sam Hartman zeker een kwarteeuw met het project van een Joods monument zich heeft ingezet. Op 4 maart 2009 op 83-jarige leeftijd overleden heeft hij de onthulling niet meer mogen beleven, maar verdient hij postuum alle eer.
In ‘De canon van Haarlem’ door Kim Bergshoeff (Amersfoort, BBNC uitgevers, 2013) is bij de 50 geselecteerde geschiedenisverhalen ook een bijdrage over het Joods monument op het Philip Frankplein opgenomen. Ter aanvulling bericht ik dat secretaris Sam Hartman zeker een kwarteeuw zich heeft ingezet voor een Joods monument in Haarlem. Op 4 maart 2009 op 83-jarige leeftijd overleden heeft hij de onthulling niet meer mogen beleven, maar verdient hij postuum alle eer.
Een overzicht van monumenten ter herinnering aan de Joodse slachtoffers bevindt zich in het boek: 'Sta een ogenblik stil...Momumentenboek 1940/1945 (1980). Op deze foto een beeld van een Joodse vrouw met haar kind op weg naar de vernietigingskampen door Mari Andriessen bevindt zich in het Volkspark te Enschedé
Een overzicht van monumenten ter herinnering aan de Joodse slachtoffers bevindt zich in het boek: ‘Sta een ogenblik stil…Monumentenboek 1940/1945 (1980). Op deze foto een beeld van een Joodse vrouw met haar kind op weg naar de vernietigingskampen, vervaardigd door Mari Andriessen,  bevindt zich in het Volkspark te Enschedé

—————–

Bijlage 5A: Van de ambtenaren bij de Provincie Noord-Holland in Haarlem werkzaam was Jacob Snijders (geb. 29-11-1887 in Enkhuizen) de enige ambtenaar van Joodse huize die naar een Duits vernietigingskamp werd afgevoerd en niet terugkeerde. Tevens het lot van Helena Snijders-Zwart en hun zoon Leo Snijders

Na de Bevrijding is een gedenksteen aangebracht in één der zijwanden van de entree van het griffiegebouw waarmee de herinnering aan Jacob Snijders levendig wordt gehouden.
Na de Bevrijding is een gedenksteen aangebracht in één der zijwanden van de entree van het griffiegebouw waarmee de herinnering aan Jacob Snijders, 31-8-1942 omgebracht in Auschwitz, levendig wordt gehouden. Ook zijn echtgenote Helena Snijders-Zwart en zoontje Leonard Arnold Jacques Snijders kwamen om. Bij de vernieuwing van het Provinciehuis in 2014 is de plaquette herplaatst
Leo Snijders (1927-1943) was leerling van het Stedelijk Gymnasium in Haarlem. Foto uit december 1939 (Noord-Hollands Archief)
Leo Snijders (1927-1943) was leerling van het Stedelijk Gymnasium in Haarlem. Foto uit december 1939 (Noord-Hollands Archief)
In het Noord-Hollands Archief bevindt zich een krantendagboek uit 1941-1942 van L.A.J. (Leo) Snijders uit haarlem
In het Noord-Hollands Archief bevindt zich een krantendagboek uit 1941-1942 van L.A.J. (Leo) Snijders uit Haarlem
Museum Haarlem, najaar 2020
Leo Snijders op tentoonstelling ‘Allemaal Haarlemmers” in Museum Haarlem, najaar 2020

Een artikel: ‘Het krantendagboek van een joodse gymnasiast’ verscheen in NHA nieuws, nummer 17, april 2003, blz. 22-28.

Klase 3 van het Joods Lyceum Haarlem, schooljaar 1941-1942. Zittende tweede van links: Leo Snijders.
De tweede klas van het Joods Lyceum Haarlem, schooljaar 1941-1942. Zittende tweede van links is Leo Snijders.

Bijlage 6A familie Ten Boom in de Barteljorisstraat 19, Haarlem, bijgenaamd de Béjé

In het bovenhuis van de familie Ten Boom, Barteljorisstaat 19 Haarlem, zijn veel (Joodse) onderduikers ondergebracht. Corrie ten Boom (1892-1983), na de Bevrijding geëmigreerd naar de Verenigde Staten kreeg internationale bekendheid als evangeliste en auteur, o.a. van het autobiografische boek 'De Schuilplaats'(1972). Op deze foto van personen die verborgen waren in de Béjé: in het midden verzetsman Hans Poley en 4 Joodse vrienden, onder wie rechts Mary van Italië en Eusie, die dankzij de familie Ten Boom de oorlog overleefden.
In het bovenhuis van de familie Ten Boom, Barteljorisstaat 19 Haarlem – op de begane grond was/is een horlogewinkel -, zijn veel (Joodse) onderduikers ondergebracht. Corrie ten Boom (1892-1983), is na de Bevrijding geëmigreerd naar de Verenigde Staten en kreeg internationale bekendheid als evangeliste en auteur, o.a. van het autobiografisch boek ‘De Schuilplaats'(1972). Op deze foto van personen die verborgen waren in de Béjé: in het midden verzetsman Hans Poley en 4 Joodse vrienden, onder wie rechts van Poley: Mary van Italië en Eusie, die dankzij de familie Ten Boom de oorlog overleefden.

=====================================================

Bijlage 7A G.L.Durlacher

De Joodse schrijver G.L.Durlacher (1928-1996) die Auschwitz overleefde en ik in de openbare bibliotheek van Heemstede enkele keren ontmoette, laat in het autobiografische titelverhaal ‘Quarantaine’ (1993) de ik-figuur die op de middelbare school zit en de stadsbibliotheek bezoekt het volgende zeggen: “Een kleine joodse man die de onderduik heeft overleefd, probeert daar weer orde op zaken te stellen. Ik ken hem van vroeger toen hij in onze huiskamer met mijn vader praatte. Zijn Duitse accent heeft hij nog steeds niet afgeleerd. Ik ontwijk zijn onhandige vragen, maar als hij vertelt dat de dochters van mijn moeders hartsvriendin die de oorlog hebben overleefd bij een familie in Heemstede ben ik een en al oor. Ook hun ouders zijn niet teruggekomen. In hetzelfde jaar als wij waren zij uit Duitsland gevlucht en in Rotterdam hebben wij elkaar weer gevonden. Ik wil ze weer zien, hun verhaal horen.”

=====================================================

Oroep in Haarlem’s Dagblad van 25 mei 1945
(Haarlem’s Dagblad, 31-5-1946)

BIJLAGE 8A NIEDERLÄNDISCHE GRUNDSTÜCKVERWALTUNG (NGV) en NEDERLANDS BEHEERS INSTITUUT (NBI)

De Niederländische Grundstückverwaltung  (NGV)- Nederlandse administratie omtrent onroerende  goederen was door de Duitse bezetters geregeld in het Verordeningen- blad voor het bezette Nederlandse gebied. Nummer 154, pagina 156 (Kon. Bibl.) . Het landelijk bureau van de NGV was gevestigd aan de Juliana van Stolberglaan 45 in ‘s-Gravenhage. Tot de ‘Verwalter’/beheerders in Haarlem en omgeving (Heemstede/Bloemendaal) behoorden: W.H.F.Bergman, R.Bootsma, Herbert Böttcher, H.R.C.Frauendorf, J.Klip-Geervliet, Johannes Knab en H.J.M.Tonino. Na de Bevrijding mei 1945 is de NGV ontbonden en daarvoor in de plaats door de Raad voor het Rechtsherstel:  het Nederlandsch Beheers Instituut (NBI)  in het leven geroepen. De archieven hiervan bevinden zich in het Nationaal Archief Den Haag

Joodsch vastgoed moet worden aangegeven, 16 augustus 1941
‘Het Joodsche grondbezit’ (1941)
Benoemde beheerders vijandelijk vermogen (Algemeen Handelsblad, 7-10-1940)
1945 Het Joodsche bezit in Haarlem
Bepalingen omtrent het joodse grondbezit (Haarlem’s Dagblad, 16-8-1941)
Vervolg bericht van 16 augustus 1941
Curt Frauendorf was leider van het Amsterdammer Messeamt, later teruggekeerd naar zijn geboortestad Leipzig  als directeur van het Leipziger Messeamt, publiceerde zelf anti-Russische artikelen in de Duitse pers (Bovenstaand foto is uit het Algemeen Handelsblad van 31 augustus 1940)
oproep2

Oproep van de nieuwe beheerders na de Bevrijding (Het Financieele Dagblad, 13-11-1945) [Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren op 10 mei 1940 de Rijksduitsers  Johannes W.H.Bergmann, geboren op 10-8-1891 te Leipzig, woonachtig Jacques Perklaan 6 Heemstede en  Richard Hans Curt Frauendorf, geboren 13-0-1901, in Leipzig, woonachtig Wagnerkade 49 Heemstede geïnterneerd] Over Curt Frauendorf zie o.a. ‘Fout volk’ Uitgeverij Loutje, 2023, pagina’s 28,47-51,229,250,270, 328,329; over Hildegard Frauendorf pagina’s 49,50 Over Johannes Daniel Knab, p.26,27,47,48,270.

Kurt Frauendorf als leider van het Messeamt te Amsterdam op de Leiziger Messe (Algemeen Handelsblad, 31 augustus 1940)
H.R.C.Frauendorf benoemd als beheerder van vijandelijk (lees Joods) vermogen (Opregte Haarlemsche Courant,7 oktober 1940)
Overlijdensbericht van Liselotte Frauendorf (Deutsche Zeitung in den NIederlanden, 6-12-1941)

BIJLAGE 9A: lijst van percelen in Heemstede in bezit van Joodse eigenaren die gedurende de Duitse bezetting in beslag zijn genomen.

Toelichting: onderstaand overzicht is in opdracht van het college van Burgemeester en Wethouders in januari 1953 opgesteld. De N.G.V. = Niederländische Grundstückverwaltung was tijdens de bezetting verantwoordelijk voor de onteigening van het Joodse onroerend goed-bezit. Zowel ten aanzien van de grond als de daarop bestaande bebouwing. Na de Bevrijding zijn op initiatief van de overheid door Rechtsherstel de rechten van particulieren en bedrijven onderzocht die tijdens de Duitse bezetting van eigendommen waren beroofd. Deze percelen gingen terug naar de oorspronkelijke eigenaren c.q. hun nazaten/erfgenamen.

Sectie B3651, Van Merlenlaan 38, stond aanvankelijk op naam van: Sabelson, Alfred, particulier te Amsterdam. In 1944 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan Haakman, Martinus Marius Antonius, dassenfabrikant te Amstelveen. In 1945 werd het verkocht aan Paulina Wilhelmina van der Horst, echtgenote van Carl August Paul Dütting (curatrice Wilhelmina F.M.van der Horst te Haarlem).

Sectie B5274, Herenweg 77a, stond aanvankelijk op naam van Frederik Emile Deen, zonder beroep te Heemstede. In 1945 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan N.V.Handelmaatschappij Hecht, gevestigd te Amsterdam. Vervolgens doorverkocht aan Boon, Jacob, fabrikant te Heemstede. Door Rechtsherstel is het thans in handen van: Deen, Johanna Paulina, weduwe van prof.dr. Richard Friedrich Wolffenstein.

Sectie A4746, Crayenestersingel 8, stond aanvankelijk op naam van Lehnhoff, Walter, zonder beroep, wonende te Amsterdam. In 1944 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan Renkema, Jacob Johan Anne Frederik, zonder beroep te Apeldoorn. Door rechtsherstel kwam het in 1949 weder in handen van Lehnhoff, Walter, voornoemd.

Sectie A4457, Jan van Goyenstraat 15, stond aanvankelijk op naam van: Van Praag, Simon Joseph, rustend geneesheer te Heemstede (1869-1943). Was tevens bewoond door zijn twee zusters Leentje van Praag (1868-1943) en Netje van Praag (1871-1943)  16-12-1942 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan Kroes, Evert Hubertus, oud gezagvoerder ter koopvaardij, wonende te Heemstede voor 8,500 gulden. Door Rechtsherstel  op naam gezet van: Van Praag, Simon Joseph voornoemd.

Na de Bevrijding  is het pand Jan van Goyenstraat 15 in bezit gekomen van H.M.Nieuwenhuizen (Touw, 23-12-1946)

Nota Bene S.J.van Praag  ‘rustend geneesheer in Heemstede’ bezat naast zijn woonpand Jan van Goyenstraat 15 in Heemtede nog 22 panden in Haarlem, te weten: 5 percelen aan aan de Van Sillemstraat 20, 22, 24, 26 en 38; 8 percelen aan de Borskistraat 5, 7, 9, 11, 13, 15, 17, 19; 5 percelen (erfpacht) aan de Byzantiumstraat 22, 24, 26, 28, 30 [niet vermeld in de Verkaufsbücher] en 2 percelen in de rechthuisstraat 30 en 31 [Bron: Overzicht bezittingen (27 maart 1946). Beheerder S.J. van Praag, toegang 2.0.0.16.11 (NBI), inv.. nr. 147968. 

Sectie A2897, Bronsteeweg 44 stond aanvankelijk op naam van: Van Hasselt, Abraham , fabrikant te Aerdenhout. In 1945 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan; Hagenaar, Catharina Leendert te Heemstede en in 1945 weder verkocht aan: Klok, Naatje, weduwe Engelbertus van Leuven, caféhoudster te Overveen.

Sectie A4630, Jan Miense Molenaerplein 12, stond aanvankelijk op naam van: Van Leer, David Julius te Scheveningen. In 1944 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan: Van Tol. Gerrit, koopman te Heemstede. Vervolgens in 1944 verkocht aan: Overbeek, Johannes, manufacturier te Ambt. Delden. In 1949 kwam het door Rechtsherstel in handen van: Bouter, Maria Geertruida, weduwe van D.J.van Leer, voornoemd te ‘s-Gravenhage.

Sectie A5168, Pieter de Hooghstraat 1, stond aanvankelijk op naam van: Hamburg Mr. Isidore Lodewijk en cons. te Heemstede. In 1944 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan: Van den Burg, Adrianus Jan, koopman te Heemstede. In 1948 kwam het door Rechtsherstel in handen van: Hamburg, Jacobus, procuratiehouder ener N.V. te Heemstede en cons.

Sectie A5134, Paulus Buyslaan 5, stond aanvankelijk op naam van: Van Leer, Theodora Francisca te Heemstede. In 1944 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan: N.V. Bouw- en Expoitatie Mij ‘Bon Ami’ gevestigd te Amsterdam. In 1944 werd het verkocht aan: Erfmann, Arita Cornelia echtgenote van Meijer, Arnoud, zonder beroep te Heemstede. Door Rechtsherstel kwam het in 1948 in handen van: Van Leer, Leon Kalme, koopman te New Jersey (USA).

Sectie B5613, Zandvoorter Allee 5, stond aanvankelijk op naam van: Cohen, Willem Leopold, agent buitenlandse huizen te Arnhem. In 1945 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan: Plas, Jan Reijer, grossier in boter en kaas te Haarlem. In 1951 werd het verkocht aan: Van Til, Gerardus Everardus, accountant te Heemstede.

Sectie A6080, Van der Spiegellaan 7, stond aanvankelijk op naam van: Van Blankenstein, David Henri, bureauchef te Amsterdam. In 1945 werd het verkocht aan: Kleyne Snuverink, Hendrik fabrieksschoorsteenbouwer te Heemstede. In 1948 kwam het door Rechtsherstel in handen van de oorspronkelijke eigenaar.

Sectie B4266, Warande, schuur en erf, gelegen achter het perceel Valkenburgerlaan 56, stond aanvankelijk op naam van: Lange Hartog, makelaar te Amsterdam. In 1944 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan N.V.Bouw en Exploitatie Mij ‘Bon Ami’ gevestigd te Velsen. In 1945 verkocht aan N.V. Handelmaatschappij ‘Univex’ te Amsterdam. Door Rechtsherstel op naam van: de Lange, Elias Johan (afwezig, bewindvoerder Huetinck, Arie te Amsterdam).

Idem Sectie B4267, Valkenburgerlaan 54/56/58;

Sectie B4268, Valkenburgerlaan 50/52;

Sectie B4269, Valkenburgerlaan 46/48;

Sectie B4270, Valkenburgerlaan 44;

Sectie B4271, Valkenburgerlaan 42;

Sectie B4272, Valkenburgerlaan 40;

Sectie 4273, Valkenburgerlaan 38;

Sectie B4274, Valkenburgerlaan 36;

Sectie B4275, Valkenburgerlaan 34;

Sectie B4276, Valkenburgerlaan 32.

Sectie B5345, Lentelaan 1/3, stond aanvankelijk op naam van:  De Lange Hartog (Hartog de Lange?) , makelaar te Amsterdam. (*) In 1942 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan N.V. ‘De Geruischlooze Weg’ te Heemstede. In 1949 verkocht aan Moerbeek, Johannes, wijnkoper te Haarlem.

(*) In 1943 omgekomen in Auschwitz?

Idem Sectie B5346, Valkenburgerlaan 69/71

Sectie B5348, Valkenburgerlaan 65/67;

Sectie B5349, Valkenburgerlaan 61/63;

Sectie B5350, Valkenburgerlaan 57/59;

Sectie B5351, Valkenburgerlaan 53/55;

Sectie B5352, Valkenburgerlaan 49/51;

Sectie B5353, Valkenburgerlaan 45/47;

Sectie B5354, Valkenburgerlaan 41/43;

Sectie B5355, Valkenburgerlaan 37/39.

Sectie A6535, Heemsteedse Dreef 241 stond aanvankelijk op naam van: Van Beem, Jonas Heiman, koopman te Heemstede. In 1943 werd het door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan: Burnotat, Francisca Erna, echtgenote van: Vreeswijk, Willem Lambertus te Amsterdam. In 1944 verkocht aan Hiddema, Abe, arts te Heemstede. Door Rechtsherstel thans op naam van Van Beem, Herman Jonas, koopman te Heemstede en cons.

Sectie A6968, Heemsteedse Dreef 72, stond aanvankelijk op naam van: Zendijk, Amon Mozes te Heemstede. In 1943 door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan Burnatot, Francsca, echtgenote van: Vreeswijk, Willem Lambertus. In 1949 door Rechtsherstel op nam van: Zendijk, Bertha Rosette, echtgenote van Gerzon, Ernst te Hattem.

Sectie A7524, Meindert Hobbemastraat 5, stond aanvankelijk op naam van Zendijk, Aron Mozes, koopman te Heemstede. In 1944 door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan Brink, Pieter, scheepagent te Heemstede. In 1949 door Rechtsherstel op naam van: Zendijk, Bertha Rosetta, echtenote van Gerzon, Ernst te Hattem.

Sectie A5740, Heemsteedse Dreef 125 stond aanvankelijk op naam van Zendijk, Amon Mozes, koopman te Heemstede. In 1944 door bemiddeling van N.G.V. verkocht aan Molenaar, Leendert, bouwkundige te Heemstede. In 1949 door Rechtsherstel op naam van: Zendijk, Bertha Rosette, echtgenote van Gerzon, Ernst te Hattem.

Sectie A6622, Johannes Vermeerstraat 20, stond aanvankelijk op naam van de firma Gebr. Buchsbaum te ‘s-Gravenhage. In 1944 verkocht door bemiddeling van de N.G.V. aan Pruijs, Pieter Pieterse bouwondernemer te Santpoort (Velsen). In 1945 door verkoop naar: Schoup Dr. Joan Gustave Henri, ambtenaar te ‘s-Gravenhage. In 1949 door Rechtsherstel op naam van: firma Gebr. Buchsbaum te ‘s-Gravenhage (Scheveningen).

Idem: Sectie A6623, Joh. Vermeerstraat 81;

Sectie A6624, Joh. Vermeerstraat 16;

Sectie A6625, Joh. Vermeerstraat 14;

Sectie A6626, Joh. Vermeerstraat 12-20 (Gebrs. Buchsbaum     1942 koper Pieter Pietserse Pruijs. Rechtsherstel 1948 )

Sectie A7442, Fr. Schubertlaan 71, stond aanvankelijk op naam van Zendijk, David Leon, fabrikant te Deventer. In 1944 door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan: Carolina Henriëtte Josephine Bakker, weduwe van Pieter Faber te Heemstede en cons. In 1950 door rechtsherstel op naam van: Zendijk, David Leon voornoemd.

Sectie A6890, Heemsteedse Dreef 112, stond aanvankelijk op naam van David Leon Zendijk, fabrikant te Deventer. In 1944 door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan Vens, Krijn, aannemer te Zaandam. In 1949 door Rechtsherstel op naam van D.L.Zendijk voornoemd.

Sectie A6284, Heemsteedse Dreef 179, stond aanvankelijk op naam van Zadok de Raaij, koopman te Haarlem. In 1944 door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan: Carolina Helena Swaving buiten gemeenschap van goederen gehuwd met Mr. Johan Alex Levert, directeur ener N.V. te Heemstede. In 1950 door Rechtsherstel op naam van Frieda Helena de Raaij, kantoorbediende te Heemstede.

Sectie B5336, Sectie B5337, Clivialaan 2325 en Sectie B5540, Clivialaan 5-13 stonden aanvankelijk op naam van Emanuel Lissauer, koopman te Amsterdam. In 1944 door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan Friedrich Karl Riedel, koopman te Aerdenhout en Willem Hagen, Koopman te Amsterdam. In 1944 werden Sectie B5336 (nr.27) en sectie B5337 (nr.23-25) gesteld op naam van W.Hagen voornoemd. Sectie B5540 werd gesplitst in Sectie B nr.6891 (nrs. 5 t/m11) en Sectie B nr. 6890 (nr.13). Sectie B6891 ging over op de naam van F.K.Riedel en Sectie B6891 op naam van W.Hagen voornoemd. Alle percelen  Rechtsherstel, in 1948 op naam van Jesaia Lissauer, koopman te Amsterdam.

Sectie A5756 en Sectie A5757, gelegen westelijk van perceel van Jac. van Ruysdaellaan 38 en Sectie A5759, Jac. van Ruysdaellaan 40 stonden aanvankelijk op naam van Lize Geertruida Gerzons b.g.v.g. gehuwd met Meier van Moppes, koopman te Amsterdam. In 1944 door bemiddeling van N.G.V. verkocht aan: Jan Marinus Poelman, adj. commies ter gemeentesecretarie Heemstede. In 1944 verkocht aan Dingenis Poelman, hotelhouder te Middelburg. In 1948 door Rechtsherstel op naam van L.G.Gerzons voornoemd.

Sectie B5821 Zandvoorter Allee en Sectie B5822 stonden op naam van Salomon Mozes Mossel, koopman te Amsterdam. In 1944 door middel van N.G.V. verkocht aan Pieter Langeveld aannemer te Haarlem. In 1949 door Rechtsherstel op naam van: S.M.Mossel voornoemd.

Sectie A7472, Joh. Wagenaarlaan 34 stond aanvankelijk op naam van: Margaretha de Groot b.g.v.g. gehuwd met Abraham van Beetz, bonthandelaar te Amsterdam. In 1944 door bemiddeling van de N.G.V. verkocht aan Carolina Henriëtte Josephine Bakker, weduwe van Pieter Faber, wonende te Heemstede en cons. In 1950 door Rechtsherstel op naam van Margaretha de Groot voornoemd.

BIJLAGE 10A. LANDGOED BOSBEEK, Glipper Dreef 209, Heemstede

Op basis van een op 11 augustus 1941 door de bezetter uitgevaardigde Verordening 154/1941 zijn regelingen getroffen voor joodse bezittingen. Onroerende goederen moesten worden aangemeld bij de Niederländische Grundstückverwaltung (NGV), die het beheer op zich nam. Bosbeek in Heemstede, Glipper Dreef 209, kwam per 6 augustus 1942 onder beheer van de NGV. Op 14 februari 1944 is het landgoed voor  135.000 gulden verkocht aan de Nazional Sozialistische Volkswohlfahrt eigener Verein (NSV) te Berlijn. Hiervan is ƒ 65.000,- aangewend ter besteding van een krediethypotheek ten behoeve van Trustenad te Amsterdam – een N.V. Trust & Administratie Maatschappij, in 1921 gesticht om de zakelijke belangen van Fritz Gutmann en zijn broers en zusters te behartigen. Na de Bevrijding zijn de erfgenamen van de omgekomen Gutmann, een zoon in Engeland woonachtig en een dochter in Florence  formeel na zeer veel problemen in het beheer van Huize Bosbeek hersteld. Kleinzoon Simon Gutmann referereert daaraan in zijn boek ‘The Orpheus Clock, in Nederlandse vertaling verschenen onder de titel ‘De wolven namen alles mee’ (Meulenhoff, 2015.) De Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel besloot in het vonnis van 7 januari 1950 dat de vorderingen van Gutmann en Trustenad, behoudens enkele ondergeschikte punten, toegewezen werden en herstelde daarmee de erven in de eigendomsrechten van Bosbeek. Voor derving en toegebrachte schade werd aan de partij Gutmann een bedrag van ƒ 19.669,48 toegekend. In voornoemd boek komen de problemen rond de verkoop van het landgoed Bosbeek aan de orde in o.a. hoofdstuk 9 en pagina 338. Over de jaren dat Frits Gutmann in het concentratiekamp verbleef casu quo was vermoord moest door de erven Gutmann evengoed onroerendgoed belasting worden betaald (!).

Vooromslag van de Nederlandse vertaling van het boek door Simon Goodman
Uit: Simon Goodman, De wolven namen alles mee. Meulenhoff, 2015, pagina 203
Simon Goodman, Vervolg pagina 204
Simon Goodman, vervolg verkoop Bosbeek, pagina 205. Correctie in vertaling ‘krankzinnigengesticht’ moet zijn rust- en verpleeghuis

Advertentie in het Algemeen Dagblad van 25 februari 1920

Op 20 december 1950 is Bosbeek vervolgens door de erfgenamen van Fritz Gutmann voor ongeveer 200.000 gulden verkocht aan de Sint Hiëronymus Aemilianus Stichting (Congregatie van de Zusters van de Voorzienigheid) in Amsterdam. Opmerkelijk is dat toen in 1951 na verhuizing vanuit Amsterdam de officiële opening van het zusterhuis Bosbeek plaatsvond onder leiding van rector-directeur mgr. J.J.A.Starrenburg daarover in zeker 10 kranten is bericht, nochtans zonder ook maar 1 woord te wijden aan het trieste lot van de laatste bewoners Gutmann. J.Starrenburg, in 1999 overleden en begraven op Bosbeek, werd postuum op verzoek van de bisschop van Haarlem mgr. J. Punt door het Vaticaan geëxcommuniceerd en uit zijn priesterambt gezet (zie rapport Deetman, 2011 en bericht in het Katholiek Nieuwsblad van 26 juli 2012).

Bijlage 11A Archiefinventaris Heemstede 1940-1945 in het Noord-Hollands Archief

Archiefinventaris Heemstede 1940-1945 (aanwezig in Noord-Hollands Archief Haarlem )
Vervolg archiefstukken 19401945 gemeente Heemstede in NHA. + 1816 = Stukken betreffende de inkwartiering van Duitse militairen 1940-1948 1 omslag.  Zie ook: 687; Stukken betreffende maatregelen in de Tweede Wereldoorlog ten opzichte van politiek delinguenten en Joden, 1941-1953.

BIJLAGE 12A.   Door Duitse bezetters gemaakte inventarisatie van bij gedeporteerde Joden in Heemstede in beslag genomen eigendommen met waardebepaling. Goederen van waarde (veelal meubilair, een fiets etc.) naar Duitsland getransporteerd. Informatie NIOD, Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg. Inventaris: Hausraterfassung.  41 a Haarlemmermeer – HeemstedeELSE RACHEL LANDSBERGER, Alberdingk Thijmlaan 67. Geboren 15 oktober 1891 in Beuthen, afkomstig uit Amsterdam, weduwe van Ernst Rosenstein. 1 dochter. Opgemaakt 30 mei 1942. Waarde ƒ 1.400,- [Teruggekeerd in Heemstede: 28 augustus 1948: J. Perklaan 6] – REBECCA VAN DAM, dr. P.Cuyperslaan 21a. Geboren op 23-8-1889 in Amsterdam.  Sinds 1938 gescheiden van Christian Pointl. Moeder van Frans Pointl. Opgemaakt 10 april 1942. Geen waarde toegekend (meubels behoren aan ex-man). – BURECH/BARUCH HOFFMANN, Glipperweg 61c. Geboren 10 april 1911 in Kalusz (Polen). Ongehuwd. Magazijnbediende. Opgemaakt 29-5-1942. Waarde ƒ 30,-. [Op 2 oktober 1942 uitgeschreven naar Amsterdam. Op 31 maart 1944 omgekomen in Auschwitz] – ALEXANDER HEGT, Havenstraat 40. Geboren 9 juli 1879 in Amsterdam. Getrouwd met Diena Katz (geb. 31-8-1871). Opgemaakt 8 april 1942. Waarde ƒ 110,-. [In bevolkingsregister vermeld: vanuit Postlaan 4 op 19 mei 1942 uitgeschreven naar Amsterdam. Zowel Alexander Hegt als zijn echtgenote Diena Hegt-Katz zijn op 28 mei 1943 omgebracht in Sobibor] – NANETTE RACHEL RODRIQUES PEREIRA, Herenweg 77d. Geboren 8 juni 1883 in Amsterdam. Weduwe. Opgemaakt 9 april 1942. Geen waarde toegekend. [Na de oorlog in Heemstede teruggekeerd]. – PHILIP SALOMON KLIJN, Landzichtlaan 6. Geboren 5-2-1875 Amersfoort. Opgemaakt op 29 mei 1942. “Naar het buitenland afgevoerd”. Waarde ƒ 349,50. Vorig adres Javalaan 22, Heemstede van 30 mei 1940 tot 27 mei 1941. [Op 24 november 1942 uitgeschreven naar het buitenland. Op 17 september 1942 omgekomen in Auschwitz. Tegelijk met zijn echtgenote Rosetje Klijn-Troostwijk] – W. ANDRIES, Landzichtlaan 51. Opgemaakt 9 april 1942. Geen meubels, enkel kleding. Geen waarde toegekend. [Vermoedelijk is bedoeld Louis Andries, geboren 11 februari 1873 in Amsterdam. Verbleef in een een pension Landzichtlaan 51 en enkele andere adressen (Bosboom Toussaintlaan 64). Is op 18 januari 1943 naar Amsterdam uitgeschreven. Op 26 maart 1943 omgebracht in Sobibor]. – BERNHARD MORITZ SCHUSTER, Narcissenlaan 16. Geboren 13-11-1888 in Frankfurt am Main, afkomstig uit Amsterdam. Opgemaakt 30 mei 1942. Waarde ƒ 218,-.  Voorts: 5 personen Narcissenlaan 7. Opgemaakt 9 april 1942. Waarde ƒ 213,-. [B.M. Schuster is tegelijk met zijn echtgenote Rosa Schuster-Monachimoff op 13 augustus 1942 omgekomen in Auschwitz. Voorts: Klaus M. Schuster, geboren 14 mei 1931 in Amsterdam, omgekomen 19-11-1943 en Werner A.Schuster, geboren 10-1-1933 in Amsterdam overleden op 19-11-1943 in Auschwitz. Nota Bene: Robert Hermann Seelenfreund, geboren 18 januari 1935 in Leipzig, woonde sinds 20 oktober 1939 op het adres Narcissenlaan 16, is 12 januari 1942 uitgeschreven naar Amsterdam en 23 juli 1943 omgebracht in Sobibor]. – SIEGFRIED CHARLES BERTUS STöDEL, Overboschlaan 77. Geboren 8-12-1915 Arnhem. Opgemaakt 13-4-1942. Waarde ƒ 40,-. [In het bevolkingsregister m.i.v. 28 oktober 1940 ingeschreven op het adres Pieter de Hooghstraat 24. S.Ch.B.Stödel is op een onbekende dag in augustus 1943 gestorven in Lublin]. – KATE HENDRIX, Oosterlaan 5. Opgemaakt 10 april 1942. Geen waarde toegekend. [Zij was verpleegster en is op 18 januari 1943 uitgeschreven naar Amsterdam. Zij overleefde de oorlog. Dochter van Alexander Hendrix en Johanna Hendrix-Elias, van 17 mei 1940 tot 10 augustus 1940 woonachtig geweest op het adres Cloosterlaan 10.  Haar vader Alexander Jacobus Hendrix, 20-10-1867 geboren in Amsterdam, verhuisde mei 1940 vanuit Haarlem naar Heemstede (Cloosterlaan 10). Na 10 augustus ondergedoken? Hij  is op 9 januari 1944 in kamp Westerbork gekomen en aldaar overleden, op 13 januari gecremeerd, urn met as later Joodse begraafplaats Muiderberg bijgezet]. – MAURITS THEODORUS VAN LEER, Postlaan 6. Geboren 31-12-1863 in Assen. Gehuwd met Marianne Godschalk (geb. 26-11-1874 in Assen) Geboren 7 april 1942. Opgemaakt 7-4-1942. Waarde ƒ 623,-. [op 15 november 1942 uitgeschreven naar Amsterdam. Maurits Th. van Leer, zijn vrouw Marianne van Leer-Godschalk en zijn zuster Theodora Francisca van Leer (geboren 20 juli 1873 in Assen) zijn allen op 30 april 1943 omgebracht in Sobibor]. – SOPHIA KANTEMAN, Rhododendronplein 6. Geboren 11-3-1875 Hengelo. Weduwe van Louis Jacobson, 1 kind inwonend. Opgemaakt 9 april 1942. Waarde 90 gulden. [Inwonende dochter betrof Flora Anna Jacobson. Moeder en dochter zijn op 9 augustus 1933 ingeschreven op het adres Rhododendronplein 6 en op 18 januari 1943 uitgeschreven naar Amsterdam. Sophia Jacobson-Kanteman is op 5 maart 1943 omgekomen in Sobibor. Haar dochter overleefde de oorlog]. – BARRY ALFRED SPANJAARD, Timorstraat 31. Geboren op 16 augustus 1929 in New York.  Opgemaakt 9 april 1942. Geen waarde toegekend. [Op 18 januari 1943 uitgeschreven naar Amsterdam. Overleefde de oorlog]. – FINA ROTHSTEIN, Johannes Vermeerstraat 32. Geboren 21-8-1894 in Birlobrszeg (Polen), afkomstig uit Amsterdam. Ongehuwd en inwonend. Opgemaakt 11 april 1942. Waarde ƒ 135,- [In het bevolkingsregister Heemstede op 20 februari 1934  geregistreerd op het adres Meer en Boslaan 40. Op 18 juli 1942 uitgeschreven naar Amsterdam.  Overleden op 28 januari 1944 in Auschwitz].

=====================================================

BIJLAGE 13A  Archiefstukken betreffende Joodse maatregelen in archief gemeentepolitie (dagrapporten) Heemstede 1940-1945 / 1938-1940: – Het Duitse Generalkonsulat vraagt op 30 november 1938 of Otto Frank, geboren op 3 juli 1894 te Duisburg-Meiderich op 8 mei 1938 van Heemstede naar Amsterdam is verhuisd. Dossier vreemdelingen  – Zirkular des Generals-Sekretars Stellenvertretend Haupt des Justizministerium nummer 22830 de dato 1 september 1940 inzake de evacuatie van Joden uit het kunstgebied; – Opgave van niet-arische vreemdelingen, die in Nederland zijn gekomen tussen 1 juli 1933 en 1 maart 1938. 1941 – I.Polak, Hendrik Peeperkornstraat 29, verzoekt op 19 april 1941 om zijn radio te mogen behouden. Zijn vrouw is vol Arisch (740/41) – Bewegingsvrijheid Joden (AZ 1878/41) 1942 – Schrijven inzake inleveren van rijwielen door Joden (1462/42) – Beschikkingen ‘Optreden Joden in het openbaar'(AZ 46/42) – Bericht over een Nederlandse dienstbode werkzaam bij Joodse familie terwijl dat is verboden (AZ 245/41) – Voor de café’s worden 10 bordjes ‘Verboden voor Joden’ bijbesteld. – Instructie ‘Verboden voor Joden’ (AZ 374/42) – Correspondentie over de verhuizing van J.Koe (AZ 329/42) – Opvrage eigendommen van mevrouw S.Frederiks-Frenkel. Informatie verstrekken aan de Joodse Raad, Spaarnelaan 25 te Haarlem (AZ 708 en 948/42) – Bekendmaking over het betreden van het kunstgebied en het dragen van de David-ster (AZ 963/42) – Opgave van goederen en voorwerpen welke Joden mogen meenemen (AZ 1779/42) – Geheim stuk over maatregelen tegen Joden de dato 15-09-1942 (AZ 2153/42) 1943 – Klacht inzake niet dragen van een ster (AZ 1/43) – Briefje over zoekraken persoonsbewijs van Guttmann (Bosbeek) en kontakten met inbrekers (AZ 111-43) – Bericht dat mevrouw Venlet-Koe, Dreef 164, geen ster zou dragen (AZ 241/43) – Stukken van Volkshuisvesting te Amsterdam (AZ 479 en 853/43) – Bestrijden van het vluchten van Joden (AZ 1806/43) – Bepaalde Joden zijn vrijgesteld van het dragen van de Davidster (AZ 2305/43) – Een verloren persoonsbewijs wordt aangetroffen bij een Jood. De gegevens zijn gedeeltelijk vervalst (2815/43) – Liquidatie Van Duijn in de Haarlemmermeer. Proces-verbaal 2516-43 1944 en 1945 geen specifieke documentatie. Nota Bene. In de raadsnotulen van de gemeente van 1940 tot 1945 wordt met geen woord over het lot van de Joodse medeburgers gerept.

BIJLAGE 14:A Protest in Amsterdam tegen de jodenvervolging in februari 1941

Na de dood van collaborateur H.E.Koot op 14 februari 1941 organiseerden de Duitse bezteers razzia's op Joodse burgers op 22 en 23 februari. Dat was aanleiding voor de Februaristaking 1941. Blad 1 van een illegaal verspreid blad waarin wordt opgeroepen tot protest
Na de dood van collaborateur H.E.Koot op 14 februari 1941 organiseerden de Duitse beztetters razzia’s op Joodse burgers op 22 en 23 februari. Dat was aanleiding voor de Februaristaking 1941. Blad 1 van een illegaal verspreid blad waarin wordt opgeroepen tot protest
Achterzijde van het in Amsterdam verspreide pamflet om te protesteren tegen de razzia's op Joden
Achterzijde van het in Amsterdam verspreide pamflet om te protesteren tegen de razzia’s op Joden op 22 februari 1941. Het gevolg was de februaristaking van 25-26 februari.

BIJLAGE 15A: het na-oorlogse lot van Herman Leefsma uit Gorredijk, de enige persoon die 6 concentratiekampen overleefde

Column van René Diekstra uit het Haarlems Dagblad van 13 mei 2013
Column van René Diekstra uit het Haarlems Dagblad van 13 mei 2013
Buchenwald was het laatste kamp waar Herman Leefsma gevangen zat en in april 1945 werd bevrijd.Op deze foto ligt op de onderste laag van de britsen. De eerste van de vier personen (helemaal links, vooraan dus) is Herman Leefsma. Hij emigreerde naar de V.S. en is in 2002 overleden.
Buchenwald was het laatste kamp waar Herman Leefsma gevangen zat en in april 1945 werd bevrijd. Op deze foto ligt hij op de onderste laag van de britsen. De eerste van de vier personen (helemaal links, vooraan dus) is Herman Leefsma. Hij emigreerde naar de V.S. en is in 2002 overleden.

BIJLAGE 16A: Duits Joodse reisfotografen Kurt en Margot Lubinski, in 1933 naar Heemstede uitgeweken en in 1937 tijdig vertrokken naar Engeland en vandaar geëmigeerd naar de Verenigde Staten

De Duitse emigrantenfotograaf en Journalist Kurt Lubinski (Berlijn 1899 – New York 1969) vervulde een pioniersrol in het nieuwe genre van de reisfotografie. Als fotograaf werkte hij nauw samen met zijn echtgenote Margot. De links-liberale Lubinski kwam uit een intellectueel joods gezin. Rond 1930 werkte hij voor het fameuze Berlijnse krantenconcern Ullstein Verlag en als fotojournalist trok hij de wereld door. Zijn reportages verschenen in gerenommeerde Duitse tijdschriften en kranten. Zijn humanistische foto’s tonen authentieke maar ook kwetsbare volkeren en culturen. Met vrouw en zoon vluchtte Lubinski in 1933 voor het opkomende nationaal-socialisme naar het neutrale en veilig geachte Nederland. Hij woonde in Heemstede. Lubinski werkte voor de populaire geïllustreerde tijdschriften van de Haarlemse uitgeverij Spaarnestad. In 1927 reisde hij naar Abessinië en het jaar daarop voor ongeveer 6 maanden met zijn echtgenote naar de Sovjet-Unie, o.a. dwars door Siberië, door hen “een onherbergzaam oord van politieke bannelingen” genoemd. Reizen volgden naar onder meer Amerika (1929), Noord-Afrika (1930, gevolgd door West- en Zuid-Afrika), de Balkan en Turkijke (1932). Eind 1937 weken de Lubinski’s  uit naar Engeland en in 1943 vertrokken ze naar de Verenigde Staten. Kurt Lubinski – intussen gepromoveerd – veranderde zijn voornaam in Curtis en woonde aan de statige Amsterdam Avenue in New York. Zijn carrière als fotograaf was echter voorbij. Hij raakte in de vergetelheid. Hij deelt zijn lot met een hele generatie kunstenaars en fotografen die door de oorlog haar opdrachtgevers, archieven en publiek kwijtraakte. Lubinski’s vintageprints zijn een aantal jaren geleden weer opgedoken bij het Ullstein Verlag en het Spaarnestad Fotoarchief in Haarlem. Louis Zweers stelde in 2009 een boek samen onder de titel: ‘Kurt Lubinski (1899-1969); fotograaf in exil’. Uitgegeven bij de Walburg Pers. In deze uitgave benadrukte Louis Zweers vooral werk van Lubinski’s  reizen door Europa, Turkije, Amerika, de Sovjet Unie en Afrika. Bovendien had in 2009 van 7 maart tot 8 juni een overzichtstentoonstelling plaats in het Joods Historisch Museum.

Het echtpaar Lubinski in goede tijden. Later (1937) is de echtscheiding voltrokken. Uit hun huwelijk is 1 zoon geboren. (Wikipedia). Meer dan 500 foto’s, meest in het buitenland gemaakt, bevinden zich in het Spaarnestad fotoarchief (Nationaal Archief Den Haag).
Vooromslag van het in 2009 uitgeven boek over Kurt Lubinski
Vooromslag van het in 2009 uitgeven boek over Kurt Lubinski. Bevat naast veel foto’s o.a. hoofdstukken Berlijn, Oost Afrika (1927), Sovjet-Unie (1928), Verenigde Staten (1929), Noord-Afrika en Europa (1930-931), Turkije (1932), Ontmoeting met Trotski (1932), Gastvrij Holland (1933-1937), in welke periode hij fotografeerde voor de tijdschriften ‘Het Leven’ en ‘de Katholieke illustratie’, Safehaven Londen (1937-1943), Standplaats New York (1943-1969).
Achterflap van Louis Zweers. Kurt Lubinski; fotograaf in exil

Kurt Lubinski is 19 oktober 1899 in Berlijn geboren. Hij trouwde aldaar in 1927 met Margot Lewin-Richter (geb. 17 maart 1906 in Berlijn-Wilmersdorf). Op 22 november 1931 is hun enige kind geboren, een zoon: Peter Thomas. Als beroep gaf Kurt Lubinski op: foto-journalist. Was voornamelijk reisfotograaf. Op 30 augustus 1933 is het gezin na een kort verblijf in Haarlem te Heemstede ingeschreven in het bevolkingsregister op het adres Clivialaan 14 in de Bloemenwijk nabij het station.

(De Eerste Heemsteedsche Courant, 15-9-1933)
Zicht op de Clivialaan in Heemstede (NHA)
Advertentie van Kurt & Margot Lubinski, Clivialaan 14 Heemstede
Advertentie van Kurt & Margot Lubinski, Clivialaan 14 Heemstede

Op 4 februari 1937 is de familie uitgeschreven met als nieuwe bestemming Londen. Van daaruit zond hij aanvankelijk zijn beelden met bijgaande teksten door naar o.a. de Katholieke Illustratie en Panorama. Aanvankelijk vooral in Duitse boeken en bladen publiceerde Lubinski al voor zijn komst naar Heemstede ook in Nederlandse tijdschriften. In 1943 is Kurt Lubinski met echtgenote en zoon in New York aangekomen. Hij promoveerde aan de New York University en begin jaren vijftig ontvingen zij het Amerikaanse staatsburgerschap. Aan zijn loopbaan als fotograaf was toen al een einde gekomen.

Een van de eerste foto’s in Nederland gemaakt door Kurt Lubinski: een aardappelveiling in Bovenkarspel (Katholieke Illustratie, 2-8-1933), Spaarnestad fotoarchief)
Handelaren op de aardappelveiling, Bovenkarspel, 1933 (in Katholieke Illustratie, 2 augustus 1933, collectie Spaarnestad Photo Haarlem), pagina 65in  boek van Louis Zweers.
Vrouw op het strand in Biarritz, Frankrijk door Kurt Lubinski, gepubliceerd in Het Leven (Spaarnestad Photo)
Vrouw op het strand in Biarritz, Frankrijk door Kurt Lubinski, gepubliceerd in Het Leven (Spaarnestad Photo)
M.Moussault-Veegens over Margot Lubinski in De Telegraaf van 5-9-1935
Margot Lubinski, wandelend in Berlijn, 13 mei 1928 (collectie Spaarnestad)
Kurt Lubinski in Kazachstan, 1928, (collectie Spaarnestad
Uit: Louis Zweers. Kurt Lubinski. fotograaf in exil
Advertentie lezing met lichtbeelden van een reis door van Kurt Lubinski Siberië in de Nieuwe Tilburgsche Courant van 15 februari 1937

Tussen 1920 en 19140 zijn bijna 30 publicaties met fotoreportages gepubliceerd van Kurt Lubinski, met vaak ook foto’s van zijn vrouw Margot Lubinski.

In 1929 verscheen van Kurt Lubinski (pas getrouwd met Margot Lewin-Richter (ook fotograaf): ‘Hochzeitsreise nach Abessinien’.

In 1935 verscheen van zijn hand het boek ‘Abessinië; land en volk’ bij uitgeverij Andries Blitz. In 1938 gaf Hodder and Stougton in Engeland uit: ‘This is our world’.

Vooromslag van 'Abessinië, land en volk' door Kurt Lubinski
Vooromslag van ‘Abessinië, land en volk’ door Kurt Lubinski (uitgeverij Andries Blitz)
(Texelsche Courant, 4-1-1936)
Stofomslag boek Kurt Lubinski over Abessinië Land en Volk (Hans Oldewarris)
Over ‘Abessinië. Land en volk’, (Provinciale Geldersche Courant, 5-9-1935)
Vervolg (Prov.Geldersche Courant, 5-9-1935)
(Haarlem’s Dagblad, 25-9-1935)
In het Duits verschenen boek over Abessinië, dat in 1935 in het Nederlands werd vertaald en toen door Blitz uitgegeven
Engelstalige editie over Abessinië; ‘This is our world’, 1938
Artikel van Harm Botman en Jaaps Sluis over foto's van Kurt en Margot Lubinski in het Soaarnestad-fotoarchief
Artikel van Harm Botman en Jaaps Sluis over foto’s van Kurt en Margot Lubinski in het Spaarnestad-fotoarchief
Gastvrij Holland 1933-1938. uit Louis Zweers. Kurt Lubinski, pagina 17
Vervolg van: Gastvrij Holland 1933-1937 (Louis Zweers. Kurt Lubinski, pagina 18)

=======================

Bijlage 17A: Jo Huijboom-Dob redde het leven van twee jongens Max en Eddy Cohen

Yad
Rouwadvertentie Jo Huijboom-Dob (Haarlems Dagblad, 9 augustus 2017)
Yad1
Necrologie Jo Huijboom-Dob (Haarlems Dagblad van 19 augustus 2017)

BIJLAGE 18A: BEP GERRITSE UIT AMSTERDAM ZAT IN 1944 ONDERGEDOKEN IN HEEMSTEDE (zie ook : Traces of War)

Bep Rie Gerritse (4 mei 1938 geboren in Amsterdam),  na haar huwelijk Bep Gomperts-Gerritse, Joods en uit Amsterdam heeft haar oorlogsbelevenissen gepubliceerd op de site ‘Geheugen van Pan Zuid /Amsterdam) Zij is 4 mei 1938 geboren. Allereerst woonde ze met haar ouders in de Mesdagstraat, later verhuisde men naar Den Haag bij een familie in de Schilderswijk. Vanwege de verplichte  ‘evacuatie’ moest het gezin terug naar Amsterdam. Citaat: ‘In april 1944 kwam ik in Heemstede bij een kinderloos echtpaar. De dag dat ik in Heemstede aankwam vertelde ik dat ik op 4 mei 6 jaar zou worden en dat ik dan naar school kon. Ik dacht dat je op de dag dat je 6 werd meteen naar school mocht. Gelukkig kon ik na de grote vakantie toch wel een beetje naar school en ontmoette een vriendje dat in de Waterleidingduinen woonde. Zijn vader was daar de chef, zoals dat toen genoemd werd. Cor, mijn vriendje, moest als we naar school gingen altijd langs het huis waar ik “woonde” en kwam me ophalen en terugbrengen van en naar school. Zodoende ging ik ook wel eens bij hem spelen. Toen dan ook mijn pleegouders een Duitse piloot geïnterneerd kregen moest ik verdwijnen en vroeg mijn pleegmoeder aan Cor’s moeder of ik daar een tijdje kon logeren. Ook heb ik in die tijd nog wel eens in de Haarlemmermeer vertoefd, maar daar weet ik echt niet veel van te vertellen, dan dat ze daar een grote herdershond hadden waar ik panisch voor was’ . Haar moeder overleefde de oorlog in tegenstelling tot haar vader die in Auschwitz is omgebracht. Rie Gomperts- Gerritse schrijft verder: ‘Ik heb Cor via het televisieprogramma “Memories” weer ontmoet. Hij vertelde me dat ik meerdere malen bij ze heb gelogeerd, want mijn pleegouders kregen die piloot een paar keer op bezoek. Ik was Cor totaal uit het oog verloren. “Memories” heeft hem voor me gevonden en het weerzien was fantastisch. Ik moest ieder jaar aan hem denken, want wij waren een dag na elkaar geboren. Hij op 5 mei 1938 en ik op 4 mei 1938. Ik vond het toch altijd wel heel bijzonder dat je elkaar totaal niet meer zie, maar toch steeds aan iemand denkt, vanwege de speciale verjaardag. De bevrijding was aangebroken. Mijn moeder had toen we uit elkaar gingen tegen me gezegd dat, zodra de oorlog afgelopen zou zijn, ze me weer zou komen ophalen. Dat was niet zo’n slimme opmerking, want ze wist eigenlijk ook niet of ze zou overleven. Mijn moeder is opgepakt en via het Oranje hotel in Scheveningen in Westerbork aangekomen. Daar zag ze tijdens het luchten ook haar zusje Bertje weer. Ze arriveerden eind september 1944 in Westerbork. Het laatste transport naar het oosten was vertrokken, zodat ze beiden de oorlog in Westerbork hebben uitgezeten. Zodra ze kon is ze me in Heemstede komen opzoeken, maar ze kon we toen niet meenemen, want ze wilde niet terug naar de Pythagorasstraat omdat daar te veel gebeurd was. Ze heeft me op een gegeven moment opgehaald uit Heemstede en we zijn bij mijn tante Bert en oom Henk in de P.L.Takstraat ingetrokken. Daar kwam de hele ondergrondse cel uit de Lekstraat nog steeds bij elkaar. Eind 1945 ben ik met de organisatie “Redt het kind’ naar Denemarken gegaan (..) In de tussentijd heeft mijn moeder een flat weten te krijgen op de Stadionweg 298/1. En zo woonden we in de Stadionbuurt.’ Nadien emigreerde  mevrouw Bep Gomperts-Gerritse naar Australië, waar ze sindsdien werkzaam is als vrijwilligster voor het Holocaust Museum in Melbourne. 

Bep Gerritse met haar moeder en het echtpaar uit Heemstede waar zij zat ondergedoken op een foto na de Bevrijding in Amsterdam genomen.
Bep Gerritse met poppenwagen in de Stadionweg Amsterdam-Z.

BIJLAGE 19A: W.J.BAAS, hoofd van het Distributiekantoor aan de Valkenburgerlaan 18/20, volgde zijn Joodse vrouw in 1943 naar Amsterdam.

Ambtenaar Willem Jurriaan Baas, geboren in 1908,  kreeg per 1 april 1943 ontslag, omdat zijn echtgenote ‘van joodsche bloede’ was. Uit: Heemstede 1940-1945; een gemeente in bezettingstijd. Haarlem, De Vrieseborch, 1995, pagina 80.
Verklaring W.JBaas

Sinds april 1939 woonde de familie Baas-Bas en 2 kinderen op het adres Voorweg 11 in Heemstede. Juni 1941 moest W.J.Baas zich melden omdat zijn vrouw joods was. Zij heette Sophie Bas, geboren 25 december 1908 en staat genoteerd met J = voljood. Haar zoon Abraham H. Baas, geboren 22 juli 1931 en Chaje [Sonja] S. Baas, geboren 4 mei 1935, ook met GII – 1 joodse grootouder. Het gezin is in 1943 naar Amsterdam verhuisd en heeft de oorlog overleefd, in tegenstelling tot de hele familie van Sophie Bas, op 1 broer na die gemengd was getrouwd.  [in het naslagwerk In Memoriam komen liefst 50 namen met de familienaam Bas voor]. De zoon Ab  moest plotseling de Voorwegschool verlaten.  Hij schrijft: ‘Ik ben eerst nog gebleven op de Voorwegschool, wonende bij Jan de Groot (1)  tot mijn ouders een woning kregen toegewezen op de Transvaalkade in Amsterdam. Mijn ouders zijn gegaan op 13 april 1943 naar een huurappartement (een paar kamers) in een woning aan de Nicolaas Maesstraat 103hs in Amsterdam, Mijn ouders kregen op 7 januari 1944 een benedenwoning aan de Transvaalkade 122 hs in Amsterdam toegewezen en toen konden mijn zus en ik ook naar Amsterdam. Deze woning was vrijgekomen door het afvoeren naar Westerbork van de joodse bewoners. Voordat de Duitse bezetter de laatste bewoners in 1943 bij een razzia bijeen dreef en afvoerde naar vernietigingskampen, waren de inwoners van deze buurt overwegend joods’.   De zus Sonja had tijdelijk onderdak gekregen bij de heer G.A. Arnold in de Jacob van Campenstraat. Hij was hoofd van het distributiekantoor aan de Van Merlenlaan.  en chef van W.J.Baas. Na de Bevrijding keerde men in Heemstede terug, komende van het adres Transvaalkade 122h. in Amsterdam. Het nieuwe adres werd Troelstralaan 72 op de Glip. Vanwege het noodgedwongen en spoedshalve vertrek in 1943 was meubilair bij de buren opgeslagen, maar dat was in 1945 verdwenen. In 1974 heeft de heer W.J.Baas een aantal oorlogsherinneringen op papier gezet. Diens zoon Ab Baas, nu 88 jaar, is momenteel bezig zijn persoonlijke herinneringen aan die periode op te schrijven. Zijn zuster Sonja is 6 oktober 2012 overleden.

De tweede klas van de Voorwegschool op 3 februari 1943 met vooraan rechts gezeten Sonja Baas
Vers van de heer G.J.Arnold, geschreven in het poëziealbum van Sonja Baas op 18 mei 1943

(1) ‘Jan de Groot woonde aan de  Voorweg 10 met zijn moeder en zuster, zijn vader zat op de grote vaart en kon niet meer thuis komen bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog. (…) Op 3 mei 1943 vond er een luchtgevecht plaats waarbij een Engelse bommenwerper werd neergeschoten waarvan de brokstukken in het bos achter “Het huis te Bennebroek’ terecht kwamen. Dat luchtgevecht en het neerhalen van de bommenwerper hebben Jan de Groot en ik gezien van uit hun achtertuin aan de Voorweg’  (Ab H.Baas).

Opening van plaatselijk bureau Ned. Volksdienst (werd bijkantoor van de Distributiedienst, met hoofdbureau in ‘de Meerlhorst’, Van Merlenlaan 2  Heemstede onder leiding van ambtenaar G.J.Arnold) (Haarlemsche Courant, 3 juli 1942)
Vervolg opening kantoor aan de Valkenburgerlaan (Haarlemsche Courant, 3 juli 1942)
Bewijs van ontvangst voor de ingediende Verklaring door Sophie Bas voor de vaststelling van een gemengd huwelijk
Ondertekende brieven gemeente  Heemstede door  NSB-burgemeester Van Riesen, gedateerd 4 en 9 februari 1943.
Telgen familienaam Bas, meest omgekomen in Auschwitz en Sobibor (In Memoriam. ‘s-Gravenhage, SDU, 1995, pagina 34, kolom 2).
In een door Guus Luijters samengesteld in memoriam met de transportlijsten en namen van 17.964 door de Duitse nazi’s vermoorde kinderen (tot en met 17 jaar), uitgegeven in 2012 zijn er 12 met familienaam Bas. Van slechts 1 is een foto gevonden Salomon Alexander (Sally),geboren  6-1-1933 in Amsterdam en overleden 4-6-1943 in Sobibor,  opgenomen in een In Memoriam Addendum,  met 700 nagekomen foto’s, verschenen in 2012.
De Voorwegschool in de Tweede Wereldoorlog; door mej.An.M.Jellema, die hier van 1937 tot 1978 onderwijzeres was.
De leerkrachten van de Voorwegschool in deze periode , zittend van links naar rechts: mej.M.Boudewijn, T.Stavenga, A.C.Thürkow (hoofd van de school, van 1929-1954 die in het nabijgelegen schoolmeestershuis op de hoek van het Wilhelminaplein woonde), mej.M.C.Drijkoningen. Staand:B.W.E.Veurman en A.C.Boekwijt.
Klassefoto van de Voorwegschool uit 1942.Op de bovenste rij tweede van links staat Jaap van Wijngaarden uit de Haarlemmermeer die omkwam op 28 maart 1944 toen ’s middags 4 uur Duitse luchtdoelgranaten insloegen bij het perceel Cruquiusweg 174. Ook Loesje Beers, die niet op de foto voorkomt, liet daarbij het leven. Voorts nog een inwoner uit de Haarlemmermeer, mevrouw Helena Elisabeth Muller-Altevischer, Kruisweg 1278,  Drie personen, twee uit Heemstede en 1 uit de Haarlemmermeer raakten ernstig gewond en 2 paarden zijn ter plaatse afgemaakt.
Dankbetuiging voor medeleven van de familie in verband met overlijden Loesje Beers (Haarlemsche Courant, 18 april 1944)

Bijlage 20A: In 1941 was Bertie Visser uit Heemstede, Kerklaan 111a, leerlinge van de Montessori-afdeling van het Kennemerlyceum in Overveen. Dankzij onderduik overleefde zij de oorlog. Haar vader, Asser Visser geb.31-12-1898 in Deventer, was getrouwd met Elvira Ossedrijver (*12 oktober 1902 Sittard)  had in Heemstede een technische handelsonderneming.  Bertie Esther is 12 maart 1929 geboren in Deventer en Ennie Elvire 14 december 1926 in Decenter. De familie heeft zich op 22 november 1939 in Heemstede gevestigd en is 12 oktober 1942 uitgeschreven ‘naar de Joodse wijk’ in Amsterdam.  

Overzicht Joodse leerlingen op het Kennemerlyceum, 12 september 1941. (uit: Guido van Rijn, 100 jaar Kennemerluceum, de geschiedenis van een bijzondere school, 2020, pagina 72).

Bijlage 21A: Herinneringen van de gezusters Sluiter aan de Componistenwijk in Heemstede

Mevrouw Geertruij Kossak-Sluiter, geboren in november 1937 woonde tot haar 24ste jaar op de Mozartkade 1 in Heemstede en verhuisde naar Linz in Oostenrijk. Zij schreef 18 februari 2020; ‘Een paar huizen verder in de Johannes Verhulstlaan 42 woonde de familie E.D.des Bouvrie, bloemist van beroep. Hun zoon Evert was 2 of 3 jaar ouder dan ik en ik kwam daar als kind vaak aan huis omdat Evert en ik veel met elkaar speelden. Ik kan me herinneren dat de familie des Bouvrie een Joodse onderduiker in huis had, ik heb hem daar minstens één keer gezien en ik geloof dat we hem “oom Jacques” noemden, Verder herinner ik mij dat mevrouw des Bouvrie haar zoon Evert en   mij een keer met illegale verzetskrantjes over ‘de kwakel’ over het Heemsteeds Kanaal naar de Indische buurt gestuurd heeft, waar we de krantjes bij iemand af moesten leveren. Het was in de winter en we hadden de blaadjes onder onze Winterjasjes verstopt. Ik denk dat ik toen een jaar of zes geweest ben. Evert des Bouvrie is een paar jaar geleden overleden’. Een zuster, Saskia Sluiter, tegenwoordig woonachtig in Velsen, voegt daaraan toe: “Oom Jacques’ zwom tijdens zijn onderduik bij de familie Des Bouvrie dagelijks een tukje in het water van de Zandvaart achter het huis. Op een kwade dag liep hij daar de ziekte van Weil op. Hoe dat is afgelopen weet ik niet. Ik neem aan dat de Des Bouvries een betrouwbare arts hebben gehad. De familie heeft met de zieke Jacques een flink probleem gehad’. (…)

Op de oosthoek van de Johannes Verhulstlaan en de Van Breelaan woonde de familie Van den Berg: oom Joop en tante Hetty. Meneer van de Berg was niet joods, zijn vrouw wel, en zeer zichtbaar. Ze hadden twee dochters: Lidy en Petra. In de tweede helft van de oorlog werd ook dit gezin verplaatst naar Amsterdam. Ze woonden daar op een bovenverdieping met twee kamers. Mevrouw Des Bouvrie heeft haar zoon Evert en mijn zuster Truus een keer meegenomen om in Amsterdam bij de familie op bezoek te gaan. In het eigen huis van de familie van de Berg kwam een NSB’er wonen. Na de oorlog hebben Joop, Hetty en de kinderen hun huis weer kunnen betrekken.’ In bevolkingsregister is het volgende vermeld: Hester de Vries is geboren op 21 november 1909 in Haarlem. Zij was Joods en dochter van Abraham Jacob de Vries en Isaakje Johanna Esther Drukker. Zij is gehuwd met Jacob van den Berg (*8 december 1896 Haarlem). met vermelding in 1943:”arisch”. Op 1 december 1932 zijn zij komen wonen op het adres Johannes Verhulstlaan 23, op 10 april 1942 naar Amsterdam verhuisd en op 18 juni 1945 in Heemstede teruggekeerd. Mw. Van den Berg-de Vries woonde begin jaren 80 in het huis Joh. Verhulstlaan 27 en is 1 dag nadat  zij naar de Heemhaven was gebracht, aldaar overleden.

BIJLAGE 22A: Toelichting bij enkele foto’s van Joodse onderduik en verraad bij de familie van Johannes Boogaard in de Haarlemmermeer

Het huis van de familie Boogaard in Nieuw Vennep (Haarlemmermeer)
Joodse kinderen, ondergedoken in en rond de boerderij van de boeren familie Boogaard in de Haarlemmermeer

Toelichting: op 6 oktober 1943 is een wachtmeester van de politie in Heemstede door het verzet geliquideerd. Beknopt weergeven was de toedracht van deze liquidatie als volgt. Bij de Cruquiusbrug op de grens van Heemstede en Haarlemmermeer werd een man aangehouden, die clandestien vlees vervoerde. Hij werd door drie controleurs van de Crisis Controle Dienst naar het politiebureau in Heemstede gebracht en ofschoon het vlees van zijn vader afkomstig was verklaarde de man dat het om een slachting bij boer Bogaard in de Haarlemmermeer (Nieuw Vennep) kwam. Met de hoofdcontroleur en een politieman uit Heemstede, die voordien bij de politie in de Haarlemmermeer had gewerkt, begaf men zich vervolgens naar het adres Sloterweg 1252 (thans Rijnlanderweg). Onderweg werden ze ingehaald door de politieauto van de gemeente Heemstede, waarbij de opperluitenant Piet Kramer beval dat de door hem meegebrachte agent P.van Duyn moest meerijden, daar er waarschijnlijk joden in de te bezoeken boerderij zouden zijn verborgen. De boerderij van Johannes [Hannes] Bogaard werd geheel doorzocht, maar zelfs in de geheime bergplaats zijn geen onderduikers gevonden. Van Duyn is toen alleen naar buiten gegaan en – vermoedelijk omdat hij onderduikers ontdekte in de boomgaard achter de boerderij – door een niet-joodse onderduiker Kees met één gericht schot doodgeschoten. Deze liquidatie vond plaats met een geleende revolver van C. van Stam, commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in de Haarlemmermeer. Ruim twintig onderduikers vluchtten op ongeveer vijftig meter afstand het veld in, waarop door de andere politieman nog is geschoten, maar niemand werd geraakt. De hoofdcontroleur heeft in de dichtsbijzijnde boerderij telefonisch om medische hulp en politieassistentie verzocht. Tevens is aangedrongen op versterking van de Duitse politie. Ook de burgemeester en opperluitenant uit Heemstede hebben zich onmiddellijk naar de boerderij van Boogaard begeven. Omstreeks vier uur ’s middags verschenen tussen de 300 en 400 man Ordnungspolizei (vanwege hun groene uniform ook Grüne Polizei genoemd), Sicherheitspolizei uit Amsterdam en Nederlandse politie, die uiteindelijk 34 joodse onderduikers oppakten, verstopt in het bouwland, onder draineerbuizen, in hooibergen e.d. Deze zijn afgevoerd en voor zover bekend allemaal in Duitse concentratiekampen omgekomen. De 78-jarige Joh. Boogaard, vader van Johannes Boogaard, een oom en een zoon ondergingen eenzelfde lot. Als door een godswonder zijn door zoon Willem Bogaard 22 joodse kinderen gered, die zich in het koude water van sloten verborgen hielden en ondanks de ingezette speurhonden niet zijn opgemerkt. Johannes Boogaard, bekend als ‘Oom Hannes’ heeft na de oorlog uitvoerig verslag gedaan van zijn activiteiten. Eén citaat daaruit: “(…) Ook heb ik diezelfde tijd nog 2 oude mensen uit het invalidehuis in Arnhem gehaald en bij mijn broer ondergebracht en nog een meisje ook uit Arnhem en in Heemstede onder gebracht en nog 2 oude mensen uit Amsterdam, ik heb toen nog hele jonge mensen weggehaald die pas gehuwd waren en de vrouw nog een baby verwachtte.” Een uitvoerig proces-verbaal met feitenverslag van de gebeurtenissen op 6 oktober is opgesteld door opperwachtmeester van politie A.Velema [Div. 2516-43]. De boerderij van de Boogaards lag in de uitgestrektheid van de Haarlemmermeer onder Nieuw Vennep. De familie beleed het gereformeerde geloof. In die tijd was moeder Teuntje (die 12 kinderen had gebaard) al overleden en werd al ‘Opa Hannes’ genoemd, ter onderscheiding van zijn zoon die men ‘Oom Hannes’ noemde.  Die woonde schuin aan de overzijde in een dubbel daglonershuisje met zijn struise vrouw Klaasje en hun dertien kinderen. Opa Hannes zei altijd “De joden zijn het uitverkoren volk Gods”. En zijn ongetrouwde zonen Teunis en Willem, die beiden op een zondagsschool stonden zeiden steevast: “De Duitsers horen hier niet”.

Enkel Joodse kinderen gefotografeerd
Willem Bogaard, zijn echtgenote en 4 ondergedoken Joodse kinderen
Ondergedoken bij de boerderij van Johannes Boogaard in de Haarlemmermeer
Opa Boogaard met een aantal onderduikers. Helemaal links Louis Busnach (Karel) en zijn vrouw Dina). Op de dag van het drama was opa Johannes Boogaard en het echtpaar niet aanwezig en ontkwam zo aan arrestatie
Links Louis Busnach (schuilnaam Karel van Dijk) en rechts Dina van Bienen (zich noemende Jo van Dijk) met haar zoontje Jopie. Deze Amsterdamse Joden  waren sinds het voorjaar 1943 ondergedoken bij de familie Bogaard. Tijdens de inval van 6 oktober 1943 waren ze niet op de boerderij aanwezig, hetzelfde gold voor Jan de Geer uit Wormerveer die ondergedoken zat omdat hij niet in Duitsland wilde werken voor boodschappen in Hoofddorp was. Zo ontkwamen zij aan het drama en vonden een nieuw onderduik adres uitvoeriger beschreven door Frans Out in zijn boek ‘Hillegom ’40-’45 (1987, p.58-59).
Een groep onderduikers op de boerderij van de familie Bogaard
Een groep onderduikers op de boerderij van de familie Bogaard
Vier leden uit het gezin Mogendorff, afkomstig uit Arnhem en sinds 1940 woonachtig in Heemstede doken onder in de Haarlemmermeer bij boer Johannes Bogaard nadat ze verlicht waren zich in Amsterdam te vestigen. Op 11 november 1942 zijn ze opgepakt. De vader Salomon (Sally) Mogendorff is op 13 december 1942 in Auschwitz vermoord, de moeder, Grietje Mogendoff-Meijer,  en beide kinderen Bernard en Sara volgden dat lot op 26 februari 1943.
Verborgen en op 6 oktober 1943 ontdekte Joden op de boerderij van Johannes Bogaard
In afwachting van een tragisch lot
Door de SD ontdekte ondergedoken Joden, in afwachting van  transport naar Duitsland
Een provisorische schuilplaats door middel van draineerbuizen
Willem en Teun Bogaard, zonen van Johannes Bogaard, hier met 2 Joodse kinderen die rond de boerderij een schuilplaats hadden.
Op 6 oktober 1943 zijn o.a. in het hooi in totaal 34 Joodse onderduikers rond de boerderij van Bogaard ontdekt en opgepakt
Ontdekte en gearresteerde Joodse onderduikers nabij de boerderij van Boogaard
Johannes Bogaard sr. die op 15 februari 1944 op 79-jarige leeftijd omkwam in het Duitse concentratiekamp Sachsenhausen.
Johannes Bogaard (1891-1974) die van talrijke Joodse medeburgers, vooral kinderen, het leven redde. Op het moment van de inval op 6 oktober 1943 zat hij zelf elders ondergedoken.
Maquette in verzetsboerderij van Bogaard onthuld. Uit: Haarlems Dagblad van 7-10-1999
Maquette in verzetsboerderij van Bogaard onthuld. Uit: Haarlems Dagblad van 7-10-1999
Over Jan van Bragt en en de onderduik bij boer Hannes Boogaard. (Fout volk, 2023, pagina 178)
Professor Arnold Heertje zat als kind ondergedoken in de Boogaard boerderij en zou het op prijs stellen indien deze ‘Jodenboerderij’ in Nieuw Vennep een herdenkingsmuseum wordt. (Haarlems Dagblad, 30 november 2017)
(‘Een monument voor moeder Metje’, Haarlems Dagblad, 11 april 2018)
rijn1
‘Onderduikhuis (Boogaard) toch te duur’ door Paul van der Kooij (Haarlems Dagblad, 13 februari 2018)
rijn2.jpg
vervolg ‘Onderduikdres toch te duur’ (Haarlems Dagblad, 3 februari 2018)

BIJLAGE 23A: Liquidatie politieman P. van Duyn door het verzet

Een door de Duitse politie genomen foto van de neergeschoten wachtmeester. In een opiniërend stuk werd in het Haarlems Dagblad gesproken van een barbaarse daad zonder enige verwijzing naar de gevangenneming en deportatie van Joodse onderduikers.

NSB-burgemeester van Riesen, die in verhoren zijn rol steeds bagatelliseerde heeft over de dood van politieman Van Duijn en het oppakken van ondergedoken joden in 1946 het volgende verklaard: ‘Op een morgen hoorde ik van [politieluitenant] Kramer dat van Duijn doodgeschoten was in de Haarlemmermeer, bij de opsporing van clandestien vleesch. Kramer en ik gingen per auto erheen, en na inlichtingen gevraagd te hebben aan de Haarlemmermeersche politie, kwamen wij op een erf aan, waar de Politie van de Haarlemmermeer druk in actie was, waar we de agent Velema aantroffen en waar we van Duijn doodgeschoten vonden. Velema gaf een verslag dat er Joden op het erf verborgen waren geweest en wees ons op de verblijfplaats ervan aan vertelde dat een gedeelte ervan de Haarlemmermeer in gevlucht waren. Inmiddels was er een groep Grüne Polizei aangekomen, o.a. met honden en die spoorden daar toen ik aanwezig was een groot aantal Joden op, die onder drainagebuizen en hooibergen verstopt waren geworden. Ik schatte het aantal op ongeveer 20 personen (Joden). Later zijn nog circa 10 door de Grüne Polizei die door het bouwland heentrok aangehouden. De politie van Haarlemmermeer was al aanwezig voor onze komst.’

Duin1.jpg
Wachtmeester P,van Duyn overleden (Haarlem’s Dagblad, 7 oktober 1943)
Overlijdensadvertenties P.van Duijn/Duyn [ontvangen via Eric Wilderom]

Eén dag na het gebeurde rond de boerderij van Bogaard, namelijk op 7 oktober 1943, stond in de (gecensureerde) pers al een bericht over het overlijden van wachtmeester P.van Duyn, zonder enige toelichting over aanleiding en omstandigheden waaronder de liquidatie plaatsvond: “In den morgen van 6 October werd het Heemsteedsche politiecorps opgeschrikt door de treurige mededeling dat een harer beste corpsleden, wachtmeester P.van Duyn, in den ouderdom van 29 jaar door een noodlottig ongeval uit het leven is weggerukt. Wachtmeester Van Duyn stond niet alleen bij zijn corpschef doch ook bij zijn collega’s en velen in de gemeente als een plichtsgetrouw, rechtvaardig en idealistisch politieman bekend. Hij is heengegaan, zoals hij altijd was n.l. monter, opgewekt en enthousiast in zijn dienst. Hij was niet alleen een goed politieman, doch ook een faire sportmakker. Als bestuurslid van de Heemsteedsche politiesportvereeniging wist hij door zijn persoonlijken inzet de Vereeniging op te voeren, zodat deze overal een goeden naam wist te verkrijgen. Zelf was hij een bekwaam sportfiguur en velen zullen hem ook in deze hoedanigheid op de politiesportvelden missen. In hem verliest het corps een van zijn beste leden, die ls een lichtend voorbeeld voor vele anderen gesteld kan worden. De heer Van Duyn begon zijn politieloopbaan te Katwijk, waar hij van 1934 tot 1937 tijdelijk agent was. Op 8 november 1937 volgde zijn aanstelling als agent van politie te Heemstede.”

Begrafenisstoet P.van Duyn op weg naar raadhuis en vervolgens begraafplaats Heemstede
Duin3
Achter de lijkwagen een stoet Duitsers en Nederlanders voorafgaande aan de begrafenis op de Algemene Begraafplaats
Duin2
De begrafenisstoet stopte even voor het politiebureau. Bij de ingang staat politieluitenant Piet Kramer
Enorme bloemenkransen vanuit het politiebureau
Landwachters in uniform met bloemenkransen begeleiden de stoet op weg naar de algemene begraafplaats in Heemsrtede
Begrafenis met korpseer vanaf het politiebureau via het raadhuis naar de algemene begraafplaats voor politieagent P.van Duyn in 1943
Begrafenis met korpseer vanaf het politiebureau via het raadhuis naar de algemene begraafplaats voor politieagent P.van Duyn in 1943
Begrafenis op 11 oktober 1943 met korps- en SS-eer voor een omgekomen wachtmeester. De kleine man in het midden in zwart NSB-uniform is burgemeester Van Riesen. Daarnaast P.Kramer en daaromheen veel Duitse officieren
Verslag van begrafenis P. van Duyn in het Haarlems Dagblad van 12 oktober 1943.
Bericht van begrafenis P.van Duyn in het politievakblad van oktober 1943
Vroegere grafsteen P.van Duijn (1912-1943)

===============================================================

Bijlage 24A Verzet op Meer en Bosch en familie Ledeboer

Ledeboer1
portret van dr.B.Ch.Ledeboer, directeur van Meer en Bosch Heemstede

In het boek ‘Op leven en dood; kroniek van oorlog en bezetting 1940-1945’, samengesteld door dr.F.A.de Graaff (Rotterdam, Brusse, 1946) staat over het instituut Meer en Bosch geschreven: ‘“Meer en Bosch’. de bekende inrichting voor lijders aan vallende ziekte in Heemstede is ook een slachtoffer der omstandigheden geworden. Voor de oorlog werden twee N.S.B.verplegers ontslagen onder toekenning van een ruim wachtgeld en pensioen. Ze tekenden een verklaring, dat ze heen verdere aanspraken deden gelden. Ze eisten echter weer een – hogere – functie. De autoriteiten van de nieuwe tijd steunden hen natuurlijk. Het bestuur weigerde en trad af, het personeel nam ontslag, alle patiënten werden naar familieleden toegestuurd. Dr.Ledeboer, de geneesheer-directeur en de bestuursleden ds.Van Dijk en ds. Waardenburg werden gevangen genomen. Een bestuur van N.S.B.’ers werd benoemd, waarbij de nieuwbakken voorzitter van de Amsterdamse Kamer van Koophandel. de Kock van Leeuwen, de kiesheid had in het nieuwe bestuur de plaats van zijn moeder, die in het oude bestuur zitting had, te gaan zitten’.  

In 1985 publiceerde mevrouw Mimi Vonk-Herwegh een artikel over het verzet op Meer en Bosch in bezettingstijd. Daarvoor had zij o.a. een interview met de weduwe van dr. Ledeboer, directeur-geneesheer van het instituut. Citaat: ‘Mevrouw Ledeboer woont nu nog in het huis op de Zandvoorter Allee, waar zij en haar man introkken in 1942 (in 1944 scheidden ze). Het huis was leeg, er hadden Joden in gewoond die waren weggevoerd (en nooit zijn teruggekeerd). Ze had joodse kinderen in huis.

Ledeboer2
mevrouw P.M.J.Ledeboer-Stevens

Ook zij zegt relativerend: “Maar het heeft me aan niets ontbroken. Dat komt doordat ik de Haarlemmermeerse verzetsstrijder J.Bogaard onderdak heb verleend toen de grond te heet werd onder zijn voeten. Bogaard heeft 65 joden geholpen, waaronder 16 kinderen. Hij is doorgereisd naar Friesland, broeder Geurink heeft hem naar de trein gebracht. Toen Bogaard wegging, hij wist van de pleegkinderen, zei hij: “Het zal u aan niets ontbreken”. Dat was ook zo. De Haarlemmermeerse boeren hebben ons voorzien van voedsel, de hele oorlog door.”Na de oorlog kreeg zij – en postuum de heer Bogaard – in Israël de hoge onderscheiding Yad-Vashem (‘hand-reddend’) uitgereikt.’ 

Bijlage 25A: verzetsfamilie Karel en Go Dulk

Dulk
Een verzetsman die tijdens WOII in Heemstede veel Joden heeft geholpen bij het vinden van onderduikadressen – naar zijn zeggen zo’n 65 – was de heer Karel Dulk, eigenaar van een loodgietersbedrijf (Heemsteedse Courant 5 augustus 1993).

============================================================

Bijlage 26A: Proces Bijzonder Gerechtshof korpschef Heemstede P.L.G.Kramer

Kramer1
15 jaar geëist tegen voormalig korpschef. luitenant P.Kramer (36). Bericht uit Nieuwe Haarlemsse Courant van 16 april 1948
Kramer2
Proces tegen P.L.G.Kramer. Uit: Haarlem’s Dagblad 17 april 1948 (1)
Kramer3.jpg
Vervolg van artikel proces P.Kramer. Uiteindelijk is de gewezen politiechef al na enkele jaren vrijgelaten en naar Duitsland verhuisd, waar hij huwde met een Duitse vrouw en is overleden. Zelf meende  hij tijdens het proces als achteraf een te formeel politieman te zijn geweest, die uitvoerde wat hem van hogerhand werd opgedragen. (Haarlems Dagblad 17 april 1948)

=====================

Bijlage 27A Voorstel gedenkplaat Heemsteedse Joden door F.van Einthoven

Einthoven
Het was de heer F.Einthoven die al in 1995 – toen nog vergeefs – pleitte voor een Joods monument in Heemstede

Bijlage 28A |Joods Namenmonument Bloemendaal 12 april 2018 onthuld

Joods monument Bloemendaal
Joods namenmonument Bloemendaal, `12 april 2018 onthuld, ontworpen door Patrick van der Vegt, die eerder de Joodse namenmonumenten in Haarlem en Heemstede ontwierp (foto Patrick van der Vegt)

=====

Bijlage 29A: Katja Happe, Veel valse hoop; de Jodenvervolging in 1940-1945 in Nederland

De Duitse historica Katja Happe publiceerde een standaardwerk, getiteld ‘Veel valse hoop, de Jodenvervolging in 1940-1945 Nederland’. Uitgegeven bij Atlas Contact in 2018.
Achteromslag van het boek ‘Veel valse hoop’, door Katja Happe, waarin zij de Nederlandse Jodenvervolging in internationaal (Duits) perspectief beschrijft.

Bijlage 30A: Rob Bakker, Boekhouders van de Holocaust, Nederlandse ambtenaren en de collaboratie

Door Rob Bakker geschreven boek; ‘Boekhouders van de Holocaust; Nederlandse ambtenaren en de collaboratie’. Uitgeverij Verbum. In geen West-Europees  land is het percentage omgebrachte joden zo hoog geweest als in Nederland, namelijk 73%. Ter vergelijking: Frankrijk 25%, België 32%, Luxemburg 33% en Noorwegen 42%. Aan het NIOD is voorts in 2020 opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar het functioneren van gemeentelijke bestuurders en ambtenaren tijdens de Tweede Wereldoorlog.

==============

Manschappen van Organisation Todt op een bank uitrustend voor hun onderkomen in de Bronsteeschool

Bijlage 31A BOB CALISCH, een Heemsteedse Seyffardt-gijzelaar. 

Op 9 februari zijn in Heemstede op verzoek van de Sipo Den Haag 12 personen gearresteerd. Acht personen bleken niet thuis, althans spoorloos. De gearresteerden waren vin ieder geval Fokke en Gerrit Dijkstra, Johan van Meekeren, Johan en Wilhelmus Meijer Jan Plomp en Ton Smit. ’s Nachts is G.J.S.van Wijk (geboren 31-8-1900) van zijn bed gelicht op de Laan van Rosenburg 9. Hij was van beroep grossier in carboleum en teerproducten. Aangehouden zijn o.a. Bob (Robert Oscar) en Bert Calisch, wonende aan de Bronsteeweg. Anja Kroon schrijft; ‘De joodse Marcellus Frederik Calisch, de niet-joodse Cornelia Meulemans en hun drie zoons Freddy, Bob en Bert, woonden voor de oorlog al vele jaren in Heemstede. In 1908 overleed Marcel, exporteur van beroep. op 60-jarige leeftijd. Achteraf gezien was dat misschien een geluk bij een ongeluk. Door zijn overlijden werden de jongens tijdens de oorlog niet meer als half-joods geregistreerd. Moeder en de twee jongste zoons verhuisden na het overlijden naar Spoorplein 7  in Heemstede. (…) Het huis aan het Spoorplein werd gevorderd voor een gezin uit Zandvoort dat daar weg moest. Mevrouw Calisch vond kamers op de Bronsteeweg 90 waar twee weken later de onvoorziene arrestatie van Bob en Bert plaatsvond’.  

Huizen aan de Bronsteeweg nabij  de Adriaan Pauwlaan gezien in noordelijke richting, 1941 in Heemstede (Oorlogsbronnen)

Reden van deze aanhoudingen waren een represaille voor de aanslag door het verzet 5 februari 1944 op de gehate collaborateur luitenant-generaal Hendrik Seyffardt (1872-1943) die de dag daarop overleed én op de aanslag op de echtgenote van mr.Hermannus Reydon. Hijzelf, een overtuigd nationaal-socialist, was 23 augustus 1943 na opgelopen verwondingen na een een aanslag op zijn leven overleden.

De begrafenis van Seyffardt in Den Haag

De gearresteerden zijn overgebracht naar kamp Vught. Bob Calisch is in Duitsland tewerkgesteld na de bevrijding op 7 juni 1945 teruggekeerd in Heemstede. Op 22 januari 2019 overleed hij in het ouderlijk huis Spoorplein 7 en hebben drie Noorse neven bij de ontruiming drie plakboeken met oorlogsherinneringen geschonken aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD). te Amsterdam. De talrijke brieven, foto’s en aantekeningen schetsen een beeld van een bevoorrechte gijzelaar en dwangarbeider. 

Artikel ‘Bevoorrechte gijzelaar uit Heemstede’ in: Haarlems Dagblad van 30 april 2020. Anja  Kroon publiceerde een uitvoeriger artikel, onder de titel: ‘Bob Calisch, een Heemsteedse Seyffardtgijzelaar’ in Heerlijkheden, voorjaar 2020, nummer 184, pp. 21-27.
Portrettekening Bob Calisch doormedegijzelaar L.Schiphorst, kamp Vught 10-3-1943 (Historische Vereniging Heemstede Bennebroek, origineel in NIOD, Herengracht 380 Amsterdam)
Portretfoto van Robert Oscar (Bob) Calisch (NIOD)
Bob Calisch als tewerkgestelde in het Zuidduitse St. Blasien (NIOD)

Telgen uit het Joodse geslacht Calisch die als gevolg van de Holocaust zijn omgekomen: – Rika Calisch-Stoppelaar. * 3-8-1883 Wildervanck, ov. 9-7-1943 Sobibor; – Sophia Marianne Calisch-Coheno *26-7-1868 Weesp ov. 21-9-1942 Auschwitz; – Rachel Mahlman-Calisch *22-2-1856 Amsterdam ov. 21-9-1942 Auschwitz; – Céline Hamburger-Calisch *9-2-1903 Amsterdam ov. 30-9-1942 Auschwitz *(Stolperstein voor pand Rubensstraat 56 rood Amsterdam).

Voorts uit HAARLEM, vermeld op Joods Monument Haarlem, de volgende vier familieleden, woonachtig op het adres Johan van Vlietstraat 81 Haarlem: – Nanette Calisch * 26-7-1860 Weesp ov. 21-9-1942 Auschwitz; – Jeanette Erwteman-Calisch  *13-1-1860 Weesp ov. 19-2-1943 Auschwitz; – Suzanne Margadant-Calisch * 26-5-1866 Weest ov 21-9-1942 Auschwitz; Peter Diederich Margadent (echtgenoot van Suzanne Calisch) * 25-2-1871 Rotterdam ov. 31-8-1942 AuschOp het adres Leidsveaartweg 123, Heemstede,  woonde in 1940 de familie Strijbis-Molenaar. Een relatie met de uit Opava/Troppau (Tsjechië) op 28 januari 1914 geboren Francisca Grün – na haar huwelijk met Max Falk, als Falk-Grün aangeduid, is niet ge vonden. Wèl is bekend dat MAX FALK, geboren in Sankt Tönis op 23 februari 1908 op 19 maart 1945 is omgekomen in het Duitse concentratiekamp Langenstein (een ‘Aussenlager’ van KZ Buchenwald. Voorts dat FRANZISKA FALK-GRÜN, tegelijk met de op 28 maart 1943 geboren Zoon ROBERT FALK, op 6 oktober 1944 is vermoord in Auschwitz. 

==========

Bijlage 32A DE BELEVENISSEN EN OVERLEVING VAN ROB GOLDSTEEN EN ZIJN OUDERS

Rob Goldsteen is op 3 november 1937  in Amsterdam in de Eendrachtstraat 30hs. in de Rivierenbuurt geboren als zoon van Robert Max Goldsteen, van beroep handelsagent, (1905-1987) en Hetty Knap (1910-1966). 

Huwelijkadvertentie in De Telegraaf van 15-11-1936

In 1939 verhuisde de familie naar het adres Leidsevaartweg 132 in Heemstede. (1)

Leidsevaartweg 123, Heemstede (google)

Op 5 februari  1943 is de Joodse familie als gevolg van door de bezetters genomen maatregelen gedwongen om de kuststreek te verlaten en is het gezin Goldsteen verhuisd naar Amsterdam om in te trekken bij de grootouders van moeders kant, Salomon Levi Knap (1881-1945) (2) en Mathilda de Groot (1888-1970) in het pand Minervalaan 84. Over zijn gedwongen verhuizing vanuit Heemstede naar Amsterdam noteerde hij in ‘Het oorlogsverhaal van Rob Goldsteen’:Ik herinner mij van deze tijd niet veel, behalve dat ik met een buurmeisje speelde van mijn leeftijd. Dat ik een zandbak had, en dat we een hond hadden, een Groenendaler, die Juki werd genoemd. Wat ik me herinner is dat er begin 1943 twee mannen in de hal van ons huis stonden. Ik zat op de trap en kon dus zien wat er gebeurde. Ik zag dat mijn moeder, die toen thuis was, erg van streek raakte. Het bleek dat het twee NSB-ers waren die opdracht gaven om binnen 48 uur Heemstede te verlaten, en naar Amsterdam te gaan. We moesten zelf maar voor onderdak zorgen. Ons huis was in beslag genomen. Daar kwam het op neer. Ik had toen geen benul dat dit met ons Joods zijn te maken had. Het werd de Duitsers ook niet moeilijk gemaakt. In elke gemeente in Nederland stond bij de inschrijving in de burgerlijke stand vermeld welk ras en geloof je had. Bij onze naam stond joods, ondanks dat mijn ouders niets met het geloof te maken hadden. Ze moesten dus redden wat er te redden was, want je kon geen meubilair meeslepen. Het meeste werd ondergebracht bij buren en vrienden. Dingen zoals speelgoed, bestek, servies, glaswerk , en waarschijnlijk ook persoonlijke dingen al kleren, schoenen etc. (…)’. (3)

(1). op een lijst van Joodse personen conform verordening 6/1941, zijn de volgende 3 familieleden Goldsteen in het bevolkingsregister van de gemeente Heemstede geregisteerd: 1) Paul Goldsteen, geboren 5-01-1905, 2) Marianne Goldsteen, geboren 26-11-1874, 3)   Robert Max Goldsteen, geboren 3-11-1937; 4) HesterT.Knap, geboren 20-3-1910 [was getrouwd met Paul Goldsteen].

(2) Salomon Levi Knap is in 1881 in Kralingen geboren en op 17 februari 1945 vermoord in Bergen-Belsen.

(3) Na vertrek in 1943 naar Amsterdam etc. is de familie Strijbis-Molenaar in het huis aan de Leidsevaartweg Heemstede komen wonen.

Fotoportret van een jonge Rob Goldsteen

Bij een razzia op 20 juni 1943 is deze familie met een razzia opgepakt, vermoedelijk verraden door een Duitse familie die in de Minervalaan woonde. Afgevoerd naar Westerbork is dit gezin Goldsteen uiteindelijk in Theresienstadt terecht gekomen en vandaar februari 1945 naar Zwitserland overgebracht en heeft men de Holocaust aldus overleefd. In ‘De Nieuwe Amsterdammer’ van 15-7-1945 is de  naam van Robert Goldsteen geregisteerd als zijnde teruggekeerd uit Theresienstadt.  Na de Bevrijding is Rob Goldsteen o.a. stadsdeelraad wethouder geweest in Amsterdam-Noord. 

Op vm. binnenvaartschi p ‘Kromwijk’ als monument, links wethouder van Economische Zaken in Amsterdam-Noord Rob Goldsteen (De Telegraaf, 6 april 1992)
Stichting Oorlogsverhalen onder redactie van Stef Vossen:: Rob Goldsteen.
Leidsevaartweg123 Heemstede (google)

=====

Bijlage 33A FOTOBOEKEN VAN JULIE BLIK AFKOMSTIG UIT HEEMSTEDE / verzetsman Willy Hijmans (1921-2018)

Julie Blik (Uit: Fotoschatten uit eigen collectie. Amsterdam, Joods Museum, 2022).
Leny Boeken-Velleman (1922-2012), overlevende van de Holocaust. Gefotografeerd door Julie Blik (Uit: Fotoschatten uit eigen collectie van het Joods Museum).
Van fotografe Julie Blik (Johan Wagenaarlaan Heemstede) verschenen al eerder ‘100 face stories’ en ‘Joodse artsen 1940-1945′. Thans publiceerde Lecturis een nieuw fotoboek met teksten van Els Quaegebeur: ’75 face stories; Nederlandse Joden 75 jaar na de bevrijding’. Het bevat en voorwoord van Eddo Verdoner, voorzitter Centraal Joods overleg. Personen van verschillende leeftijden vertellen iets over hun persoonlijke ervaringen. Het boek bevat portretten van een aantal bekende personen, zoals van Lodewijk Asscher, Esther Voet, Jaap Cohen,Isa Hoes, Lenny Kuhr e.a. Verder foto’s met toelichtingen van o.a. Alexander Sternfeld uit Haarlem, opgegroeid in Heemstede (op Hageveld summa cum laude geslaagd), van Moos de Winter (zoon van Leon de Winter en Jessica Durlacher) en van Yehudis Spiero, middelste van zeven kinderen aan de rabbijn.
Lokale presentatie fotoboek 75 Facestories (de Heemsteder, 6 mei 2020)
Pagina Julie Blik fotografie. Uit; HIK (Heemstede In kaart, 15 maart 2019, pagina 19)

VERZETSMAN WILLY HIJMANS (1921-2018)

Portret van Willy Hijmans door Julie Blik. Uit: Joodse artsen 1940-1945. Woonachtig in Aerdenhout zat Hijmans tijdens de Tweede Oorlog in het ondergronds  verzet en betrokken bij de Dutch-Paris ontsnappingslijn. Na de oorlog  was hij o.a. hoogleraar geneeskunde in Brussel en Leiden Na zijn emeritaat jarenlang actief lid van Probusclub Kennemerland
Artikel over Willy Hijmans ‘Ik heb te weinig kunnen doen’ (Haarlems Dagblad, 1 april 2010)
Rouwbericht dr. Willy Hijmans (1921-2018) op 96-jarige leeftijd overleden
An in 1942 wist men in Nederland dat joodse mensen in Duitse concentratiekampen werden vermoord. (Uit dagboek Etty Hillesum, citaat gepubliceerd in de Volkskrant van 29 juni 2020)

BIJLAGE 34A OVERZICHT VAN BEROEPEN JOODSE INWONERS DIE ZICH VANAF 1922 tot 1939 in Heemstede hebben gevestigd:

zonder beroep, renteniers, gepensioneerden en onvermeld 117; koopman 26; handelsagent/vertegenwoordiger 10, dienstbode/huishoudster 7; verpleger (m/v) 6; leraar 4; kantinedame 3; colporteur 3; bankbediende 3; makelaar 3; bankiers 2 (F.B.E.Gutmann en W.H.Specht); naaister/coupeuse, kunstschilder, werktuigkundige, econoom, procuratiehouder, preekstalmeester, tandarts, atelierchef, filmregisseur, commissionair, bioloog, fabrieksarbeider, redacteur filmjournaal Polygoon, accountant, assistent universiteit Amsterdam, verzekeringsinspecteur, arts, keukenknecht, regenjassenplakker, gezelschapsdame, veehandelaar elk 1 x

Voorts Directeur damesmodemagazijn (A.Funke), kapokfabrikant (C.E.van Gelder), fabrikant (P.Hermann), fabrikant van mantels (E.Kaufmann) en directeur margarinefabriek (S.de Kadt).

Bijlage 35A Onderzoek naar onteigend Joods Vastgoed en Rechtsherstel in Haarlem en Zuid-Kennemerland

Onderzoek naar onteigend Joods vastgoed in Haarlem (Haarlems Dagblad, 3 maart 2021)

Onderzoek door Nijmeegse onderzoekers in opdracht van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Uithoorn, Velsen en Zandvoort (Haarlems Dagblad, 11 juni 2022)
(Haarlems Dagblad, 10 februari 2022)
Vooromslag rapport onteigening en rechtsherstel Joods vastgoed in o.a. Heemstede, Bloemendaal, Zandvoort en Velsen (Haarlems Dagblad, 2 juli 2023)
Gemeenten kochten in oorlog geen Joods vastgoed. Onderzoek herstelbetalingen na de oorlog. (Haarlems Dagblad, 2 juni 2023)

======

Vooromslag van bestseller, in vele talen vertaald, door Antonio Iturbe De bibliothecaresse van Auschwitz. 2012
Achteromslag van boek ‘De bibliothecaresse van Auschwitz’
Albert Manguel, i zijn ‘De bibliotheek bij nacht’ over de roman, gebaseerd op herinneringen van overlevenden , met name van Dita Dorachova (geboren in Praag, 1929), van de Spanjaard Antonio Iturbe: ‘De bibliothecaresse van Auschwitz’
Herdenking slachtoffers Sjoa bij Joods namenmonument Heemstede (Heemsteder, 7 mei 2024)