Tags
A.J.Schneiders, Bakenessergracht, Bill Clifford, Herman van Run, Jan Mul, Marius Beek, Michel van der Plas, Pim Fortuyn, Propria Cures, Rijnlandse Academie
TWEE VRIENDEN: OVER GODFRIED BOMANS EN HARRIE PRENEN; DOOR HERMAN VAN RUN
Op 13 juni 2012 overleed op 93-jarige leeftijd de journalist dr. Herman van Run. H.W.M. van Run is op 10 september 1918 geboren in Horssen, land van Maas en Waal. Hij studeerde rechten aan de katholieke universiteit van Nijmegen en leerde Godfried Bomans kennen. In 1942 is hij als gijzelaar gedetineerd geweest in kamp Haaren. In 1949 verhuisde Van Run naar Haarlem, vervolgens Overveen, gemeente Bloemendaal, en raakte bevriend met Bomans en Prenen. Zowel via wederzijdse bezoeken thuis als in de sociëteit Teisterbant en elders. Herman van Run werkte als journalist bij de Nieuwe Haarlemsche Courant en dagblad De Tijd, tot 1974 als laatste hoofdredacteur. Eerst als docent volgde in 1970 zijn benoeming tot waarnemend directeur van de School voor Journalistiek en van 1989 tot 1992 was hij bijzonder hoogleraar aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam waar hij persgeschiedenis doceerde. In 1977 werkte Herman van Run met Mies Bouhuys en Nico Scheepmaker mee aan het Boekenweekgeschenk: ‘Even geduld aub’. Op de radio was hij o.a. medepresentator van het programma Cursief. Voor de uitgave ‘Herinneringen aan Godfried Bomans’ (1972) zijn herinneringen gepubliceerd in diens bijdrage: ‘Van dichtbij gezien’ (p. 200-208). Op verzoek van het tijdschrift ‘Ons Bloemendaal’ schreef Herman van Run in 2002 onderstaande bijdrage over Bomans en Prenen.
Godfried Bomans en Harry Prenen op een tekening van Marius Beek)
“In de nanacht van 21 op 22 december 1971 krijg ik een schokkend telefoontje: Godfried Bomans is overleden. Zijn broer Jan vertelt het me met verstikte stem. Of ik naar Godfrieds huis wil komen. Daar aangekomen, Parkweg 10 in Bloemendaal, zie ik een briefje achter de knop van de huisbel: ‘Jongens niet bellen’. Hoe bizar dat zo’n detail je bijblijft. Het is een waarschuwing van een zorgverlener, gericht aan de ziekenbroeders die in aantocht zijn om de aan een hartaanval bezweken Godfried naar het mortuarium van ‘Joannes de Deo’ te brengen. Ze mogen niet bellen omdat Godfrieds vrouw, Pietsie, wil voorkomen dat het dochtertje Eva, nauwelijks tien jaar oud, wakker zou worden. Nog maar weinig uren is het dan geleden dat Godfried in het Dorpshuis aan de Donkerelaan een partij schaak heeft moeten onderbreken op de vaste avond aan de Bloemendaalse schaakclub, waarvan hij trouw lid is. Hij voelde zich niet goed, wilde naar huis. Medeleden van de club brachten hem naar zijn auto. Er ontstond geen algemene verontrusting, men schaakte door. Nadat hij – met moeite – thuis was gekomen, verslechterde zijn toestand zo hevig en zo snel dat medische hulp niet meer mocht baten. De lieveling van Nederland stierf, achtenvijftig jaar oud.
Als daags voor Kerstmis de uitvaart plaats vindt, lijkt half Nederland toegestroomd. In de kerk, waar men op elkaars tenen staat, houdt Godfrieds oudste en beste vriend Harry Prenen een indrukwekkende herdenkingsrede. Niemand was daarvoor zozeer de aangewezene. Beiden waren toen al meer dan tien jaar burger van Bloemendaal, beiden gekomen van Haarlem, waar ze elkaar hadden leren kennen op het Triniteitslyceum. Ze woonden dicht bij elkaar (Harry op Bispincklaan 58), zò dicht dat de kinderen Prenen ’s zondags makkelijk konden voorwenden naar de hoogmis te gaan, terwijl ze bij ‘oom’ Godfried gingen tafeltennissen. Godfried en Harry beleefden het Bloemendaalse burgerschap op verschillende manier, maar tevreden waren ze er allebei. Het gezin Prenen voelde zich in de Bispincklaan goed behuisd: de boeken allemaal plaatsbaar, ordelijk op witte planken, zoals me telkens opviel, en de achtertuin grenzend aan een verwilderd relict van het landgoed Sparrenheuvel, waar Harry vooral op warme dagen, maar dan nog altijd in vest, tekenend en aquarellerend kon worden aangetroffen.
Maar groot was het huis niet en het gezin Prenen (echtgenote Gisela zong en de kinderen bespeelden instrumenten) was bang de buren door te veel muziekgerucht te mishagen. Dus werd de mogelijkheid om een groter, vrij gelegen, huis te betrekken aangegrepen toen in 1966 een groot pand op de hoek van de Elswoutlaan, naast het voormalige stalgebouw van ‘Elswoutshoek’ te koop kwam. Daar – kadastraal in Haarlem maar sociaal in Bloemendaal – heeft Harry, die van grote gebaren en grote ruimten hield, gelukkig geleefd en gewerkt tot zijn dood op 77-jarige leeftijd in 1992, zij het dat zijn laatste levensjaren overschaduwd werden door afneming van geestelijke en lichamelijke kracht. Maar ook toen bleef hij tevredenheid uitstralen, zoals iedereen weet die hem op warme dagen, alleen of met iemand die evenzeer zweeg, op de bank heeft zien zitten bij het kruispunt Elswoutslaan – Korte Zijlweg. En gelukkig maar dat de op Elswoutshoek wonende mevrouw Heertje bij haar begroeting van Harry voldoende luid sprak om voor hem verstaanbaar te zijn.
Over de Rijnlandse Academie, zie ook o.a.: 1) Louis Ferron, De keldergang der heren; geschiedenis van de Haarlemse sociëteit Teisterbant. Haarlem, de Haan, 1981, p. 29-33 en 2)Antoon Erftemeijer, Godfried Bomans. Frans Hals Museum, 2018, p.47-61.
Ofschoon één van de verschillen tussen het Bloemendaalse leven van Bomans en Prenen hierin bestond dat Bomans vaker niet thuis was dan Prenen, was ook hij – Bomans – hecht geworteld in zijn belegen huis met al die puntdaken en de ruime bostuin rondom. Ik herinner mij, dat hij, nooit helemaal tevreden met gegeven werkelijkheden, bij het bepalen van de grens tussen zijn terrein en dat van het aanpalende ‘Lindenheuvel’, markerende struiken ging planten even voorbij de kadastrale scheidingslijn – zich in de handen wrijvend over de terreinwinst. En toen hij meer ruimte wilde hebben voor stille afzondering – of om er met zijn dochtertje Eva te tafeltennissen – liet hij een bunkerachtig onderkomen bouwen, goeddeels verzonken in een glooiing van het terrein om het aan het zicht van bouw- en woningcontroleurs te onttrekken. Bovengronds beleefde hij aan een krakkemikkig prieel alles wat er maar aan te beleven viel. En bewonderaars die hem met een bezoek kwamen vereren, zette hij aan het werk in bos of tuin, zoals een landheer het zijn horigen zou doen. Hij liet zich graag diensten bewijzen door mensen aan wie hij de dienst bewees van te bestaan.
In de tuin van Parkweg 10 Bloemendaal is door de familie Schipper een sculptuur van Pa Pinkelman en Tante Pollewop geplaatst (Haarlems Dagblad, 29 mei 2000).
Maar het innigst vergroeid met zijn woonplek toonde hij zich in oudejaarsnachten. Dan trok de hele buurt naar zijn huis, mengden enkele vrienden met hun kinderen zich onder hen, werd er een tafel buiten gezet, schonk iemand (wegens de kou niet te drinken) rode wijn, hing Godfried een onderscheidingsteken om zijn hals (overgehouden van een carnavalsfeest), riep zich uit tot voorzitter van de buurtvereniging en verordonneerde dat hij dat zou blijven wanneer zijn vuurpijlen het hoogst zouden gaan. En jawel, ook als die zich na de ontbranding als een boemerang gedroegen, constateerde hij juichend dat ze het hoogst waren gestegen. In die tijd, in en rond de jaren zestig, was Harry leraar geschiedenis aan het Mendelcollege in Haarlem – en wát voor een leraar: vraag het aan willekeurig welke oud-leerling. Daarnaast aquarelleerde en tekende hij, schreef toneelrecensies, schreef gelegenheidsgedichten (o.a. als factor van de Haarlemse sociëteit ‘Trou moet Blijcken’) en hield voordrachten. Een alleskunner. Godfried schreef toen zijn fijn-geciseleerde, soms ophef makende, stukjes in ‘de Volkskrant’, trad op voor radio en televisie (‘Hou je aan je woord’, ‘Bomans in triplo’) en moest beleven dat zijn als sedert decenniën gebleken schrijftalent werd overstraald door de aanstekelijke geestigheid van zijn openbare optredens.
In ‘Van Dichtbij gezien'(Elsevier, 1972) schreef Herman van Run: ‘(… )Vorige zomer werd aan de rand van de Haarlemmerhout de villa ‘Boshof’, waarin hij als jongen gewoond had, afgebroken. Ook het tegelplateau zou door de bulldozers orden vergruizeld. Maar, gewaarschuwd door zijn broer Jan, was Godfried er tijdig bij. Het tableau werd met zorg uitgehakt en in de gevel van zijn Bloemendaalse huis ingemetseld. De bepaling van de preziese plaats kostte een uur. Niet omdat hij in dat opzicht zo’n perfectionist was, mar omdat een te hulp geroepen vriend zoveel tijd nodig had om hem van een faliekante plaatsing te weerhouden. Toen het tableau was aangebracht, groenglanzend in de gelige muur, was hij zo gelukkig als een kind. Pietsie was niet thuis. Het moest voor haar een verrassing zijn. Geen verrassing was het, dat Godfried het zoveelste teken gaf van zijn hang naar vroeger, toen de wereld volgens hem zoveel stiller en mooier was. (…)’
Aan beiden terugdenkend, kun je je afvragen wat hen au fond het meest met elkaar verbond. Ik denk: een gelijke geboeidheid door de wijde wereld van letteren, geschiedenis en kunst, gepaard aan gehechtheid aan de kleine wereld van Haarlem en omstreken. Wat ze óók gemeenschappelijk hadden was een vermogen om over alles wat hun creativiteit voortbracht een glans te leggen van speelsheid en elegantie. Vanaf hun middelbare school was dat al zo, te beginnen met de oprichting van het genootschap ‘Rijnlandsche Academie’ dat uit twee leden bestond een ‘algemeen voorzitter’ (Godfried natuurlijk) en een ‘algemeen secretaris’ (Harry).
Aan de rugzijde van bovenstaande pentekening van Harry Prenen staat vermeld: ‘G.B. en H.P. tijdens een Klein Genootschappelijke wandeling van de Rijnlandsche Academie, 1937’.
DE RIJNLANDSE ACADEMIE EN MOGELIJKE DEMPING VAN DE BAKENESSERGRACHT
Slot van een uitvoerig schrijven van de Rijnlandse Academie, opgericht om demping van de Bakenessergracht in Haarlem te voorkomen. Uit: Haarlem’s Dagblad van 8 juni 1937.
In 2006 publiceerde dr. Gerard Jaspers: ‘Godfried Bomans en Haarlem; een voordracht bij gelegenheid van het bezoek van de afdeling Leuven – Heverlee aan Haarlem op 21 oktober 2006. Het boekje bevat een hoofdstuk over de Rijnlandsche Academie: ‘Een aanzienllijk langer leven dan het twintigjarige Teisterbant zou de Rijnlandsche Acdemie beschoren zijn. Ik neem u mee naar het jaar 1937. Twee internationale problemen beheersen ook de Haarlemse politiek: de grote werklooheid van de crisisjaren en een sterke groei van het autoverkeer op wegen en straten die daar niet op berekend zijn. De Haarlemse wethouder wil twee vliegen in één klap slaan en met de demping van een van de mooiste grachten van de stad “werk verschaffen’ èn het verkeer vlotter laten verlopen. De mooie Bakenesser Gracht zal eraan moeten geloven. Een storm van verontwaardiging steekt op onder de burgerij. Tegenstanders van demping zijn, zoals gewoonlijk, mensen die niet op de stinkende gracht wonen. Het regent ingezonden brieven. Em dan verschijnt er een brief in het Haarlems Dagblad met tal van argumenten tegen de demping. Om deze verder kracht bij te zetten is de brief ondertekend met “Rijnlandsche Academie”. De krant noemt het buitenproportioneel lange stuk in zijn geheel op. De brief begint met: “Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft zijn bezwaren tegen demping laten varen, de Rijnlandsche Academie heeft ze nog steeds.”. De brief, die op de lezers grote indruk maakt, was afkomstig van de bekende Haarlemse geschiedenisleraar Harry Prenen [onder andere dichter van het kerstlied “Midden in de Winternacht”] én van zijn vriend Godfried Bomans. Het stuk werd integraal overgenomen door het socialistische dagblad “Het Volk”, dat erbij schreef dat het hier een genootschap betrof, bestaande uit honderden intellectuelen, die geregeld bijeenkwamen om brandende vraagstukken te bespreken. Bomans, die eerst wat huiverig tegenover deze farce had gestaan, vond deze reactie van “Het Volk’ zo schitterend dat hij zijn laatste centen bijeenschraapte en briefpapier liet drukken met in gotische letters het briefhoofd “Rijnlandsche Academie”. Bomans noemde zich Algemeen Voorzitter, Harry Prenen werd Algemeen Secretaris. Was men alleen, sprak men van een kleingenootschappelijke, waren zij samen, dan was het grootgenootschapelijke vergadering. Dit schertsgenootschap is nooit opgeheven of ontbonden. Pas met het overlijden van de Algemeen Secretaris in 1992 hield de Rijnlandsche Academie definitief op te bestaan. Helaas was toen de Algemeen Voorzitter reeds twintig jaar dood. Overigens bestaat de Bakenesser Gracht nog steeds. Minstens één keer heeft Godfried Bomans zich op zijn Voorzitterschap laten voorstaan (waarschijnlijk vaker). In de jaren vijftig bracht de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting een werkbezoek aan Haarlem. Het afsluitende banket vond plaats in het reeds genoemde, befaamde restaurant Brinkmann. Bomans, die er aan het biljarten was, zag allerlei lekkers vanuit de keuken aan zich voorbijtrekken. Zonder te aarzelen sloot hij zich bij het binnenkomende, doorluchtige gezelschap aan. Toen een oplettende ambtenaar hem naar zijn uitnodiging vroeg, antwoordde Bomans, die immers een meester in het improviseren was, zonder met de ogen te knipperen; “Ach ja, dat is nu bijzonder vervelend. Die heb ik niet disponibel. Professor Harry Prenen, de Algemeen Secretaris van onze Rijnlandsche Academie, vertoeft momenteel in het buitenland en de uitnodiging voor de President is klaarblijkelijk naar diens adres gestuurd in plaats van naar het college”. De minister die het gesprek had gehoord, draaide zich om en vroeg: “Bent U de president van de Rijnlandsche Academie? Aangenaam! Ik heb veel gehoord van deze nuttige instelling. Niets dan lof!” Waarop Bomans zich naar de uitgestalde spijzen spoedde.”
De Volkskrant, 24-6-1953)
ontwerp door Harry Prenen van een wapen voor de Rijnlandsche Academie
In voornoemd boek is een uitvoerig hoofdstuk opgenomen onder de titel: ‘De Rijnlandse Academie; een inspirerende vriedenclub, p. 47–61)
Al in 1900 kwam het gemeentebestuur van Haarlem met dempingsplannen van de Bakenessergracht en is bovenstaande spotprent vervaardigd [thans in provinciale atlas van het Noord-Hollands Archief]
Door de Avalon Pers in Woubrugge is een uitgave gedrukt,, gezet uit de Emergo: Pim Fortuyn over Harry Prenen. Onderstaand een scan
Wanneer ze samen door de Haarlemmer Hout liepen, heette dat een ‘grootgenootschappelijke wandeling’. En nog altijd is historisch niet vastgesteld of de Rijnlandsche Academie er inderdaad in geslaagd is door middel van een vlammend betoog, gericht aan het Haarlemse gemeentebestuur, de voorgenomen demping van de Bakenessergracht tegen te houden. In hun studententijd (Godfried studeerde rechten in Amsterdam en psychologie in Nijmegen, Harry geschiedenis in Amsterdam) is die exclusieve vriendenband gebleven, zoals in alle jaren daarna. In een aan Godfried gewijd herdenkingsartikel schreef Harry over hun beider veertigjarige vriendschap: ‘Ik had ook kritiek op hem en hij op mij’. Zelf weet ik hoe het Godfried soms hinderde dat Harry met te veel woorden verduidelijkte wat al duidelijk was of in zijn proza de kunst van het weglaten niet verstond. Op zijn beurt ergerde Harry zich, zoals hij in zijn herdenkingsartikel schreef, aan de willigheid die Godfried toonde ‘wanneer hij weer werd weggeroepen voor alles en nog wat, door uitgevers, televisiejongens en reclamemannen, de machtige rakkers van de publiciteit’.
Wat rest er in Bloemendaal nog van hen? De plekken waar ze met hun gezinnen hebben gewoond: Parkweg 10 en Elswoutlslaan 1, nu door andere families bewoond. In Thijsse’s Hof staat een door Mari Andriessen gemaakt beeldje van Godfrieds literaire schepping ‘Erik’.
Godfried en Harry rusten beiden in Bloemendaalse grond: Godfried op de begraafplaats aan de Dennenweg en Harry op het kerkhof naast de Overveense parochiekerk. Al wat overigens blijft, zijn naast de herinnering van zovelen, verspreide geschriften van Harry, aquarellen en prenten, en van Godfried het stralend monument van zeven delen ‘Werken’(vijfduizendzeshonderdzevenenzestig bladzijden). Wat ook blijft zijn woorden die ik eens over Harry las in een brief van Godfried: ‘Hij is toch mijn oudste en beste vriend’ en woorden die Harry in zijn ‘in memoriam Godfried’ schreef: ‘We bleven voor elkaar les compagnons de notre jeunesse tot het einde toe’.” Herman van Run in: Ons Bloemendaal, 26e jaargang, winter 2002.
Tekening van Harry Prenen uit 1951: erevoorzitter van Teisterbant Lodewijk van Deyssel biedt Bilderdijk het erediploma van de sociëteit aan.
Foto van de componisten bij Teisterbant bijeen met Jan Mul (uiterst links), Sas Bunge, Paul Christiaan van Westering, 2 onbekenden en helemaal rechts Wouter Paap
Het satirisch radioprogramma in 1971 gefotografeerd met v.l.n.r. Herman van Run, Netty Rosenfeld, Gerard Cox en Luc Lutz (foto NOB/AVAC). Veel teksten werden geleverd door Michel van der Plas
8 november 1979 bij de presentatie in Amsterdam van ‘Bomans was de naam’, v.l.n.r.: Bertus Aafjes, Michel van der Plas, Tony van Verre, Simon Carmiggelt
Artikel over rk kerkhof in Overveen, waar o.a. Harry Prenen, zijn ouders en zoon zijn begraven (Haarlems Dagblad, 15 april 2021)
In ‘Babyboomers; autobiografie van een generatie’ (Bruna, 1999) schetste (oud-)leerling Pim Fortuyn het volgende portret van leraar Harry Prenen als geschiedenisleraar op het Triniteitslyceum:’ Harry Prenen was minstens zo getalenteerd en een vriend van Bomans en onze geschiedenisleraar. Harry komt ook in een van de boeken van Bomans voor als een soort alter ego, een aangever, zijn secretaris. Een positie die door Harry nimmer is weersproken. maar groot onrecht doet aan zijn eigen talenten. Harry was in de eerste plaats een groot spreker en verteller. Zijn openbare toespraken waren juweeltjes van welsprekendheid en eruditie. Er kon geen gelegenheid op school voorbijgaan of Harry trad op als feestredenaar. Humor stond centraal, maar hij wilde ons ook op en speelse wijze laten delen in zijn fenomenale kennis van de geschiedenis en de literatuur. Harry las alles wat los en vast zat, had een enorme bibliotheek met unieke, veelal eerste uitgaven, en wist dat ook nog te plaatsen (…).’
P.S. Voor een achtergrondartikel over ‘Bomans en Herman van Run’, zie gelijknamig artikel van Edward Krabbendam op het internet.
In het Haarlems Dagblad van 23 oktober 2007 zei Michel over de onnavolgbare Godfried Bomans in een gesprek met journalist Gerard van Putten: “Echte vrienden waren ze niet, wel brachten Michel van der Plas en Godfried Bomans een grote wederzijdse genegenheid voor elkaar op. ‘Als er sprake is van echte vriendschap, vertrouw je elkaar van alles toe. Godfried was daarvoor een te grote eenling. Hoewel wij een niet geringe uitwisseling van ervaringen tot stand hebben gebracht voor ons boek ‘In de kou’, bestaande uit een reeks van intieme gesprekken over onze jeugd en onze roomse opvoeding. Het hele Rijke Roomsche Leven passeerde de revue. Maar er bleef altijd een zekere afstand. Als ik bij hem op bezoek ging in Bloemendaal, deed hij na mijn aanbellen de deur open en riep meteen op preektoon: ‘Jáááá, het is Pasen’. En zonder me te begroeten begon hij dan te preken als een priester-predikant. Hield hij zeker tien minuten vol. Dat was een vaste ceremonie. Ik denk dat hij, zo ons beiden wilde terugbrengen in het Rijke Roomsche Leven. Vervolgens zag hij er een mogelijkheid in om te schitteren. Dat deed hij. Hij had zich de finesses van de gewijde redenaars van vroeger tot zich genomen.”Dan was er nog zijn eeuwige behoefte om te clowneren. In het jaar dat wij die gesprekken voerden voor ‘In de kou’, presteerde Godfried het om voorafgaande aan die tweewekelijkse bezoeken aan mij altijd eerst ergens anders op deze laan aan te bellen. Om daar dan de vraag te stellen waar ik woonde. Hij was toen al een beroemd tv-persoonlijkheid. En vond het leuk herkend te worden en verwarring te zaaien. Bomans bij iemand op de stoep, dat was wat. En daar genoot hij van.’ ‘Tegen het eind van zijn leven had hij de gewoonte om naar een hem wildvreemde straat in de buurt te rijden. Dan zette hij de auto neer en belde ergens aan. De deur ging open en dan zag zo’n mevrouw of meneer zich oog in oog staan met Bomans. Ja, zei die dan zogenaamd verstrooid, ik ben hier toch bij Smit. Nee hoor, u bent hier bij Kernkamp. Hé, maar dit is toch de Piet Heinstraat 64. Daar woont toch Smit. Nee hoor, was het antwoord. Dan moest het al heel gek lopen, wilde Bomans niet uitgenodigd te worden om toch even binnen te komen. Nou, een glaasje zal er wel in blijven, zei Godfried dan. En zo liet hij zich tientallen keren uitgebreid fêteren’.” Een vergelijkbaar verhaal is van Kees Fens dat terwijl de redactie bij hem thuis in Zandvoort op Godfried Bomans wachtte bleek die achteraf bij een familie in de buurt een gezellige avond te hebben doorgebracht. Henricus Lucas (Harry) Prenen is op 24 maart 1915 in Schoten geboren [sinds 1927 gemeente Haarlem], woonde langdurig in Overveen in het grote huis Elswoutlaan 1 (gemeente Bloemendaal) en is 20 oktober 1992 te Haarlem overleden. Hij is begraven op het kerkhof van de Mariaparochie te Overveen. In 1942 studeerde hij af in de geschiedenis en letteren aan de gemeenteuniversiteit van Amsterdam. Prenen was geschiedenisleraar aan het Mendelcollege te Haarlem. Hij was historicus, dichter, tekenaar, illustrator, aquarellist, journalist en rederijker. Prenen werkte als journalist o.a. als redacteur bij Propria Cures, de Volkskrant, Elseviers Weekblad en de Nieuwe Linie. Op het Triniteitslyceum raakte hij bevriend met Godfried Bomans. In 1936 begonnen zij het schetsgenootschap de Rijnlandsche Academie met als doel voorgenomen demping door de gemeente van de Bakenessergracht te voorkomen. Van Bomans illustreerde hij o.a. Sprookjes en Memoires of Gedenkschriften van Mr.P.Bas.
Illustratie onder pseudoniem Gustave Hacqui = Harry Prenen bij verhaal ‘Een bekentenis’ van Godfried Bomans, in: ‘Thijm Almanak’ 1938.
Illusratie van Harry Prenen bij het sprookje ‘Het Lachkruid’ van Godfried Bomans. Pentekening uit 1946.
Illustratie van Harry Prenen bij ‘Pieter Bas’ van Godfried Bomans, vrij naar een motief van Rudolf Wilke. Pentekening uit 1936.
Foto van Harry Prenen in Overveen van achter zijn rug genomenIn
——————————————————————————————-
Tekening van H.Prenen door Eppo Doeve getekend in een boekje van Godfried Bomans: Korte aforismen, tijdens de begrafenisplechtigheid van Bomans op 24 december 1971.
Wim Helversteijn publiceerde in 1997 ‘Tussen Coulissen; vijftig jaar Haarlem in de krant’ met eerder in het Haarlems Dagblad verschenen columns van zijn hand. Haarlem, De Vrieseborch, 1997. Onderstaand een portret van Harry Prenen onder de titel: ‘Klassieke Haarlemmers’, p. 72-74
PIM FORTUYN (1948-2002) OVER GODFRIED BOMANS EN HARRY PRENEN, IN: BABYBOOMERS; AUTOBIOGRAFIE VAN EEN GENERATIE. BRUNA, 1999. Pim Fortuyn (geboren in Driehuis) volgde het Mendelcollege in Haarlem en vervolgens het Triniteitslyceum. ‘(…) Godfried Bomans was erelid van onze debatingclub, een lidmaatschap dat hij serieus nam. Eenmaal per jaar kwam de grote katholieke schrijver naar onze clubavond en dan zat het bomvol, de paters natuurlijk op de eerste rij en op het podium, achter een met groen kleed bedekte tafel, het bestuur met in hun midden de grote schrijver. Het programma was het normale programma, dat wil zeggen, een causerie door een van de leerlingen, een kritische recensie van een belangrijk boek door een andere leerling en een gedicht van een kunstzinnige leerling. Daarna kwam Bomans aan bod. Hij gaf zijn visie op de gebeurtenissen en stak daarin overvloeiend zelf een verhaal af. Bomans was een groot pedagoog: nooit werd iets afgekraakt en hij ging heel serieus in op het gebodene. Wel werd voorgedaan hoe het beter of anders kon en dat was lachen, gieren, brullen, want Bomans was een typetjesbouwer zonder weerga en een onnavolgbaar humorist. Als schrijver was hij zeer geslaagd, maar met hetzelfde gemak had hij een carrière als kleinkunstenaar kunnen kiezen, want hij was van het niveau van Wim Sonneveld. Moeiteloos combineerde hij beide vaardigheden. Hij was een woordkunstenaar aan wiens lippen wij hingen. Nog dagen daarna gingen bon-mots of een kernachtige uitdrukking van hem over de cour. Als je dan later leest hoe onzeker deze man man was en hoezeer hij twijfelde over zijn eigen talent, dan valt er een diepe droefheid over je. Hij was voor ons een der grootsten, zo niet de grootste, en zag zichzelf zo dikwijls als een der minst getalenteerden. Harry Prenen was minstens zo getalenteerd en een vriend van Bomans en onze geschiedenisleraar. Harry komt ook in een van de boeken van Bomans voor als een alter ego, een aangever, zijn secretaris. Een positie die door Harry nimmer is weersproken, maar groot onrecht doet aan zijn eigen talenten. Harry was in de eerste plaats een groot spreker en verteller. Zijn openbare toespraken waren juweeltjes van welsprekendheid en eruditie. Er kon geen gelegenheid op school voorbijgaan of Harry trad op als feestredenaar. Humor stond centraal, maar hij wilde ons ook op een speelse wijze laten delen in zijn fenomenale kennis van de geschiedenis en de literatuur. Harry las alles wat los en vast zat, had een enorme bibliotheek met unieke, veelal eerste uitgaven, en wist dat ook nog te plaatsen. Harry heeft ons letterlijk de vlucht van de Franse Koning geschetst, de sfeer en de landschappen en baseerde zich daarbij op de conservatieve historicus Carlyle, zijn grote voorbeeld. Die Franse revolutie was natuurlijk in de kern slecht en de koning van goede wil – na de Franse revolutie is het immers gedaan met de heerschappij van de rooms-katholieke Kerk in Frankrijk – maar het was ook heel spannend en interessant. Later heb ik mijn favoriete acteur, Marcello Mastroianni, de vlucht van de koning nog eens zien naspelen in de prachtige film La Nuit de Varennes en toch, het mooie spel van Mastroianni ten spijt, het was niet zo mooi als het uitgesmeerde individuele toneelstuk van Harry Prenen. Virtuoos speelde hij alle rollen in dit drama, van de koning tot Robbespierre, van comte de Mirabeau tot de opkomende Napoleon, een andere held van hem. Daarenboven kon Harry prachtig tekenen en heel mooie gedichten maken en aquarelleren. Harry zag zich als een negentiende eeuwse homo universalis en dat was hij ook, niet alleen voor ons, maar ook in werkelijkheid. Lang is hij vrijgezel, in zijn schitterende maatkostuums met onafscheidelijke sigaar op de fiets, met alpinopet en dikke jas, pas laat trouwt hij. Een zoon uit dat huwelijk is een verdienstelijk pianist en cabaretier geworden (1) Harry is als verteller mijn grote voorbeeld en heeft voor mij de studie van de geschiedenis tot een feest gemaakt.’ (1) Paul Prenen
Over Harry Prenen als tekenaar, zie uitvoerig artikel van Hans Christiaan de Vries, in: Godfried; periodiek van het Godfried Bomans Genootschap, jaargang 37, nummer 2, september 2015, p.80-89
In “Ons Bloemendaal’, winter 2002, p.26-29, publiceerde Herman van Run een artikel ‘Twee vrienden’.
Godfried Bomans en Harry Prenen (door laatstgenoemde in 1937 getekend)
Een maand na het overlijden van zijn Vriend Godfried Bomans maakte Harry Prenen het volgende vers: HET LAATSTE GESPREK
Dit was het schemeruur dat wij te samen zaten
bij ’t haardvuur en de kaars onder de spiegelglans
waarin wij tijd en tel en krijgsrumoer vergaten
met middenin tussen ons een schim: Moeder de Gans
Daarbuiten lag de tuin bevroren en verlaten:-
toen, dwars door het gesprek, zag zij opeens haar kans
en nam het woord in hem, – muziek achter het praten
alsof de toverfluit ons nodigde ten dans.
De kamer werd kristal zolang zij bezig was
en rakelde in het vuur. De wijn slonk in het glas.
Er viel een dunne schreeuw in ’t donker voor de kim,-
Hij wenkte mij nog na en sloot de voordeur weer.
De kaarsvlam is gedoofd. De spiegel klinkt niet meer.
Moeder de gans is weg. – Nu is hij zelf die schim.’
==========================================================
Hieronder: pastiche van Sigmund Peter de Wit (De Volkskrant, 22 januari 2016). Het lied ‘Midden in de winternacht’ is van Harry Prenen (1943), getoonzet door componist Jan Mul:
.PROPRIA CURES EN GODFRIED BOMANS + HARRY PRENEN ALS REDACTEUREN
Godfried Bomans deed in 1933 eindexamen gymnasium A aan het r.k. Triniteitslyceum in Haarlem (getuigschrift 5 juli 1933). In september liet hij zich inschrijven als rechtenstudent aan de Universiteit in Amsterdam. Hij is spoorstudent vanuit Berkenrode Heemstede, maar betrok in 1937 een kamer aan de Huidenstraat 25 te Amsterdam bij de weduwe Kling. Daarvoor had hij al op 4 juli 1936 het kandidaats rechten behaald. 1 februari 1939 is hij plotseling naar Nijmegen vertrokken om daar wijsbegeerte en psychologie (bij o.a. professor Rutten – die hem zal adviseren in plaats van psycholoog: schrijver te worden). Harry Prenen (1915-1992) maakt zijn studie geschiedenis en letteren aan de UvA in 1942 af. Bomans was formeel redacteur van 8 oktober 1938 tot 11 maart 1939 en H.L.Prenen van mei 1940 tot 26 oktober 1940, toen de gehele redactie aftrad.
In oktober 1938 deed Godfried Bomans als vertegenwoordiger van de r.k.sociëteit Thomas als redacteur van PC zijn entree, die hij ‘Verantwoording’ noemt, welke de opmerking bevat ‘Ik kan niet ernstig blijven. Dat zal ook mijn redacteurschap kenmerken. Wat ik geven wil is een weinig vreugde, voor zover de nijpende tijden het toelaten’ . Bomans redacteurschap zal van korte duur zijn omdat hij februari/maart naar Nijmegen verhuist, maar ook van daaruit zal hij nog tot 1941 bijdragen aan PC leveren.
Eind jaren 30 is de meest levendige periode van Propria Cures wat literaire bijdragen betreft, te danken aan het kolderproza van Godfried Bomans, evenals aan gedichten en poëzie vertalingen van Harry Prenen.Als oud-redacteur is van Bomans o.a. het verhaal ‘De herbergier van Pidalgo’ opgenomen en in 1940 het verhaal ‘Het doosje en de bananenschil’ dat in 5 afleveringen is verschenen.
In latere jaren (tussen 1955-1960) moet oud-redacteur Godfried Bomans het ontgelden bij serieuze journalisten als Piet Borst en later Rinus Ferdinandusse en Joop van Tijn. In 1961 is Bomans verscheidene malen doelwit van Richter Roegholt.Harry Prenen publiceerde in zijn korte periode als redacteur o.a. een ‘klinkdicht’ bij het huwelijk van Pieter Clausen. Eind oktober 1940 trad de toenmalige redactie van PC volledig af, bestaande uit Huib van Krimpen, Hans Grond, Lieneke Frerichs, Pie Smeets, Carl Brüsewitz en Harry Prenen’ . Lucas Ligtenberg en Bob Polak schrijven:’Opzeggingen zijn niet van invloed geweest zegt de redactie maar wel de bemoeienissen van een zekere Willem Zwikker. In het nummer staan zes uitlui’s, een bericht van Clausen dat PC met een nieuwe redactie doorgaat en een sonnet van Harry Prenen getiteld”Immortelle”, gewijd aan Zwikker (26 oktober 1940)’ .
=========
Vervolg Herman van Run: Bomans’speelzucht. Een anekdote over Godfried Bomans als bibliotheekbestuurder (r.k.bibliotheekHaarlem).[De weduwe Ida,2003]
=============================================================================
23-25 november 2022 wordt bij Bubb Kuyper Veilinghuis in Haarlem werk van Godfried Bomans en Harry Prenen, fkomstig uitde nalatenschap van de weduwes. O.a. de volgende werken:
Pingback: GODFRIED BOMANS (1913-1971) GEFOTOGRAFEERD (1) | Librariana
Leon Nederstigt. gezegd:
Heerlijk om te lezen, zelfs in een slapeloze nacht om 05.00 uur!
hubert vaessen gezegd:
heb zijn boek ” beminde gelovigen ” uit 1970 wat ik ga lezen, ben zelf uit 1951 en herinner mij bomans omdat die in de jaren zestig vaker op de televisie kwam
René Speur gezegd:
Het is nu mei 2021. Ik heb het ogenboek (het origineel) nog even uit de kast gehaald en met plezier (ik ben inmiddels 75 en niet seniel denk ik) herlezen.