Tags
A.L.Koster Gezicht op buitenplaatsen Sparenrust en Vlietzorg aan het Spaarne. Circa 1910
A.L.Koster. Huizen aan het Spaarne, circa 1915. November 2020 geveild via Catawiki
KUNSTSCHILDER LOUIS HARTZ (1869-1935)
De laatste 15 jaar van zijn leven was de op 17 oktober 1935 overleden kunstschilder Louis Jacob Hartz woonachtig in Heemstede op het adres Amaryllislaan 6, vlakbij de schilder-componist G.H.G. von Brucken Fock (wonende op nummer 14) en in de buurt van de destijds befaamde schilder van landschappen en bloembollenvelden A.L.Koster die vanaf 1924 tot zijn overlijden in 1937 in de Koediefslaan domicilie hield. Louis Hartz, van Joodse herkomst, is op 9 november 1869 geboren in de Amsterdamse jodenbuurt als zesde zoon (1) van een beursman en met verschillende familieleden in de diamanthandel. Hij was zoon van Jacob Abraham Hartz – commissionair in effecten -en Judic Aron de Haan. Als kind van vijf jaar schilderde hij al veldslagen, in een periode dat de verhalen over de Frans-Duitse oorlog naklonken. Op de lagere school toonde Hartz reeds aanleg voor de tekenkunst en op 17-jarige leeftijd deed hij eindexamen op de Rijksacademie van Beeldende Kunst, waar hij les kreeg van o.a. August Allébé. Het gaf hem recht gevende op deelname aan een wedstrijd om de Prix de Rome. Favoriete thema’s werden strandgezichten, landschappen, portretten en figuren, stillevens en bloemen.
Leerschool Louis Hartz is op 11 september 1869 midden in de Amsterdamse Jodenwijk, in de Sint Antoniebreestraat geboren in een gezin van uiteindelijk 7 kinderen. Behalve van Maurits van der Valk in de tekenschool op Felix Meritis ontving Hartz na de academie les in het atelier van zijn oudere neef Isaäc Meijer de Haan, destijds een gewaardeerd genreschilder en later in Hattem van de daar gevestigde landschapsschilder Jan Voerman sr. Nadat deze naar Frankrijk verhuisde verkreeg Hartz diens atelier in bruikleen. Ofschoon moeilijk in te delen – zelf meende hij tot geen specifieke kunstrichting te horen – behoren zijn techniek en picturale visie tot de Amsterdamse School, tot de ‘klassieke’ school van Breitner en Hartz’ vriend Israëls. Karakteristiek is het oprechte gevoel voor kleuren, warmer, nobeler en dieper dan het palet van de jonge Israëls en zeker rustiger. Zijn vaardigheid vond altijd de juiste vorm maar nooit werd die vorm geprononceerd ten koste van de rijpheid der kleuren. Louis Hartz maakte enkele studiereizen, naar Frankrijk, Spanje, Italië, Tunesië en Egypte.
Fragmentgenealogie voorgeslacht van Louis Jacob Hartz (1869-1935)
Hij huwde in 1898 in Amsterdam met een begaafd pianiste en muziekpedagoge Sara Rebecca (Bé) Isaacson (2), een nicht van de kunstschilder J.J.Isaacson. Zij was een klasgenote en levenslange vriendin van Willem Mengelberg. Samen met haar kreeg hij vijf kinderen, onder wie de tekenaar, letterontwerper en grafisch vormgever Sem Hartz. Na zijn trouwen vestigde de familie zich tot 1890 in de Watergraafsmeer, in die tijd nog een zelfstandige gemeente. Daar werden regelmatig middagbijeenkomsten georganiseerd met prominente kunstenaars uit zie dagen zoals Berlage, Mendes da Costa en Jessurun de Mesquita. Na Hattem en een korte periode in Wijk aan Zee, woonde en werkte Hartz in Leiden (van 1910-1916) en Katwijk (1916-1920). Vanuit Leiden bracht hij al de zomermaanden in Noordwijk en Katwijk door vanwege zijn belangstelling voor zee-, vissers- en strandgezichten. In Katwijk had Hartz een huis met atelier gekocht. Feitelijk leefde hij een enigszins teruggetrokken leven wars van tentoonstellingen, met uitzondering van zijn bijdragen aan ‘Arti et Amicitiae’ en daaraan is het te verklaren dat – afgezien van een expositie in 1911 in het Stedelijk Museum Amsterdam met M. van der Valk en S.Jesserun de Mesquita – zijn enige grote tentoonstelling – met 91 doeken – pas een jaar na zijn overlijden plaats had onder auspiciën van het tekencollege ‘Kunst Zij Ons Doel’ in het Frans Hals Museum. Een recensent schreef naar aanleiding hiervan: “Men zegt van Louis Hartz dat hij melancholisch was. Het is mogelijk. Maar nooit heeft deze melancholie de diepere vreugde kunnen verdrijven, die deze oprechte kunstenaar ons in zijn schilderijen als een stuk van zich zelf heeft nagelaten”. In 1920 verhuisde het gezin Hartz naar een nieuw gebouwde wijk, de Bloemenwijk ofwel ‘Eiland Rozenburg’, niet ver van het station Heemstede-Aerdenhout en waarbij de straten zijn vernoemd naar bloemen als een herinnering aan de bloembollenvelden van de Joh. Rosenkrantz en diens bloembollenbedrijf ‘Rozenburg’, in 1760 gesticht. Het was in de 19e eeuw een firma met Europese roem en werd na 1853 door Jacob Preijde, later aan de Kerklaan totdat 15 juni 1939 officieel een einde kwam aan de onderneming.
NOTEN
(1)Louis Hartz was een broer van Herman J.Hartz, Anton Hartz, Samuel Jacob Hartz, Mauritz Hartz, Sara Hartz en 2 anderen.
(2)De weduwe van Louis Hartz, Sara Rebecca (Bé) Isaäcson, is in 1939 uit Heemstede verhuisd naar de NederlandseAntillen en in 1947 op Curaçao overleden op 74-jarige leeftijd. Zij was geboren in 1874 in ‘s-Gravenhage. Tijdens haar Heemsteedse periode was zij secretaresse van De Nederlandse Toonkunstenaars Vereeniging, afdeling Haarlem. Uit het huwelijk met Louis Hartz zijn 5 kinderen geboren, onder wie de graficus Samuel Louis (Sem) Hartz.
Boerderij in het groen te Amsterdam; door Louis Hartz, 1896 (Joods Historisch Museum)
Meeste werk door brand en oorlog verloren Verscheidene straattaferelen, tot 1890 vervaardigd in de Amsterdamse Jodenbuurt, bevinden zich thans in Frankrijk en de Verenigde Staten. Ander werk in onder meer Boymans (Rotterdam), de Lakenhal (Leiden), Drents Museum (Assen), Joods Historisch Museum (Amsterdam) en het Frans Hals Museum in Haarlem. Verreweg het grootste deel van zijn oeuvre is verloren gegaan. Reeds woonachtig in Heemstede werd zijn verhuurde huis en atelier te Katwijk in 1920 door brand getroffen en gingen vele honderden schilderijen en tekeningen, waaronder ook veel met een Joodse thematiek, meer dan 30 jaar levenswerk in vlammen op. Toch wist hij zich van deze ramp te herstellen. In Haarlem was hij werkend lid van ‘Kunst Zij Ons Doel’. Van zijn nieuwe werk hadden kleine exposities plaats in de Lakenhal (Leiden), in Den Haag en in de Haarlemse kunstzaal Reeker. In 1939 zou een herdenkingsexpositie in het Stedelijk Museum van Amsterdam worden georganiseerd, maar kon ten gevolge van de omstandigheden in die onzekere tijd geen doorgang vinden. Bij het uitbreken van de oorlog zijn enkele honderden doeken door de Duitse bezetters meegenomen en nooit teruggekeerd.
Passie voor de zee, het strandleven en schelpenvissers
Schelpenvisser met kar aan het strand van de Noordzee, Louis Hartz
Voor 1920 heeft Hartz, gegrepen door de schoonheid van de zee, talrijke zeegezichten, schepenvissers en vissersvrouwen uit de dorpen aan de Noordzeekust vooral in Katwijk en Wijk aan Zee geschilderd. Verder stillevens en bloemstukjes. Na de ramp die zijn werk grotendeels vernietigde, heeft hij zich speciaal op het portretschilderen toegelegd, waardoor hij in ruimer kring bekend is geworden. Een aantal portretten van professoren, zoals van dr.J.J.Hartman, bevindt zich in de Leidse senaatskamer van de Rijksuniversiteit. Andere portretten zijn bekend van o.a. de Haarlemse schrijfster Geertruida Carelsen, de Leidse burgemeester jonkheer De Gijselaar, de Duitse schaker Emanuel Lasker en filosoof dr.J.D.Bierens de Haan. Artikelen over de kunstschilder en etser verschenen in onder andere ‘Elsevier’(1917) en ‘Op de Hoogte’(1924). Als zijn filosofie vertelde hij in laatstgenoemd tijdschrift in een gesprek met Edmond Visser: “Hoe dieper je kijk wordt wordt, hoe dieper je techniek, die een levend iets is en geen star recept. Essentieel is kunst en de verschillen zijn slechts microscopisch. Dat is als met de mensch in het algemeen: essentieel is hij hetzelfde was hij hetzelfde en zal hij toch hetzelfde zijn. Dezelfde hartstochten beheerschte de oude Grieken als den hedendaagschen mensch” (…) Een schilder is geen machine. Hij moet schilderen, wat hij niet kan nalaten te vertellen. Vertellen is geen goed woord want je moet geen verhaaltjes schilderen. Verhaaltjes behooren tot het gebied van de literatuur. Eigenlijk is wat dat betreft, het stilleven ideaal. Daarbij is alle actie uitgeschakeld. Au fond kun je in het meest eenvoudige stuk schilderwerk het Eeuwige uiten: in een blad, in een bloem”.
Louis Hartz: stilleven met kreeft en vaas
Hartz’ werk vraagt een aandachtige beschouwing want de beste kwaliteiten ervan liggen niet zo aan de oppervlakte. In de loop der jaren werden de kleuren dieper en warmer en men zal vooral door de blije kleurigheid worden getroffen. Zelfs de oudste werken die bewaard zijn gebleven hebben weinig of niets van hun kleurigheid ingeboet. Louis Hartz overleed op 17 oktober 1935 na enige tijd verpleegd te zijn in het Haarlemse Joles ziekenhuis en is op 22 oktober 1935 begraven op de Algemene Begraafplaats in Heemstede, locatie E-006F (2).
Bericht over begrafenis van Louis Hartz, uit Het Vaderland van 22-10-1935
Eerder was in 1928 zijn broer Herman Hartz overleden en in Heemstede begraven
Waarschuwing uit De Tijd van 6 juni 1936 en andere kranten waarin wordt gewezen op valse etsen uit het buitenland, ondertekend met Louis Hartz.
Zelfportret van Louis Hartz (Catawiki, april 2021)
Portret van Amy G.de Leeuw (schrijfster Geertruida Carelsen) 1843-1838; door Louis Hartz, 1932
Vissersvrouw; door Louis Hartz, Joods Historisch Museum
Schelpenvisser in Katijk, door Louis Hartz
Begin juni 1936 daarop kwam Louis Hartz nog een keer landelijk in het nieuws met het volgende bericht dat een waarschuwing inhield: “Het is ons gebleken, dat er in Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, kleuretsen verkocht worden op den naam Louis Hartz. Deze etsen worden uit het buitenland ingevoerd en zijn niet gemaakt door den te Heemstede overleden schilder Louis Hartz”. Schenking
In maart 1988 is een overzichtstentoonstelling met ruim 60 schilderijen georganiseerd in de gemeentelijke openbare bibliotheek Heemstede, die ook buiten de regio veel aandacht trok. Door zijn zoon, de graveur en vormgever Sem L.Hartz zijn bij die gelegenheid de volgende doeken van zijn vader geschonken, te weten: 1) een paneel met ’t Kolkje in Spaarndam. Olieverf op paneel. 20,8 cm. hoog x 32 cm breed. Niet gesigneerd/gemonogrammeerd, noch gedateerd. 2) een olieverfschilderij van een boerderij in omgeving Spaarnwoude. Olieverf op doek. Zonder lijst. 38 cm. hoog x 55 cm. breed. Gesigneerd links onder: Hartz. Niet gedateerd. Provenance: tot 1987 tijdelijk bij firma J.Enschedé & Zn.
===================================================
INTERMEZZO: A.L.Koster (1859-1937)
Ets van voorzijde Huis ten Bosch door A.L.Koster, circa 1890
Ets door A.L.Koster uit circa 1890 van achterzijde paleis Huis ten Bosch in Den Haag
A.L.Koster, olieverf van landschap in beeld (Catawiki, augustus 2021)
Een portret van de kunstschilder Anton L.Koster (1859-1937), een olieverf op linnen; 46 centimeter hoog en 26 centimeter breed. Gesigneerd met L.H., niet gedateerd, maar vervaardigd omstreeks 1923-1925 in de tijd dat beide kunstenaars in Heemstede woonachtig waren.
In het (foto)boek ‘Bloemen achter de duinen’, samengesteld door Herman van Amsterdam en Peter van der Voort (Rebo Productions, 1937) is het eerste deel gewijd aan foto’s van bloembollenvelden in de Bollenstreek en bevat het tweede deel schilderijen en aquarellen van bloeiende bollenvelden. Werken zijn opgenomen van Claude Monet (3), George Hitchkock (4), Joseph Raphael, Daniël Noteboom, Jean-Léon Gérome, Bernardus P.Vliegers (2), Vincent van Gogh, Gerrit W.Dijsselhof, een onbekende meester, Johan Jeuken, Adriaan C.van Noort (3), Floris Verster, Pieter Korsuize (3), Jan Toorop, Willem A.Wassenaar, Cees van der Berg, Jan S.Knikker jr., Wendelien Schönfeld (2), Hendrik Koster, Ferdinand Hart Nibbrig (3), Arend Jan van Driesten, Arnoud van Gilst (2), Gar Melchers, Marjolijn Juray (3), J.Pasman, Domien van Baalen (2), Frank S.Herrmann. Het ruimst vertegenwoordigd is Anton L. Koster met liefst 12 werken. Citaat: ‘Koster was het meest produktief als het om schilderijen van de Bollenstreek gaat en heeft in sommige van zijn werken de velden weergegeven zoals ze in werkelijkheid zijn (strak en in heldere kleurbanen) en andere keren weer gekozen voor een speelsere uitbeelding van al dat uitbundig gebloei’. De foto’s van Koster’s werken bekijkend moet vastgesteld worden dat bij de weergave van enkel bloembollenvelden zonder bijvoorbeeld een gebouw niet meer kan worden vastgesteld welk veld is afgebeeld. Bij sommige werken, o.a. van de Leidsevaart, Rijnsburg en Lisse is wèl de plaats te traceren, zoals het olieverfdoek ‘Rijnsburg’, in aanwezigheid in Teylers Museum, met op de achtergrond huizen en de kerktoren van die Zuidhollandse plaats.
Selectie van werk A.L.Koster (schilder, tekenaar, graveur, illustrator): Haarlem, Heemstede, Bennebroek, Hillegom
A.L.Koster: Bloemenveld in Heemstede, 1916 (geveild Catawiki in 2016)
A.L.Koster: Hyacinthenkwekerij in Heemstede
Bollenveld met hooischelven omgeving Heemstede door A.L.Koster
Bollenveld bij Haarlem-Heemstede, 1936, A.L.Koster (Rijksmuseum Amsterdam)
Schilderij van Antonie Lodewijk Koster: bloembollenveld op de Glip (Simonis & Buunk), in verso is vermeld: DE GLIP BIJ HEEMSTEDE. (de-Maarschalk)
Tulpenkwekerij ‘Leeuwenstein’ in Hillegom. A.L.Koster, getiteld ‘werkende boeren op een bollenveld’. Oorspronkelijk in bezit van koningin-regentes Emma en via Wilhelmina in bezit gekomen van Juliana. In 2011 met o.a. 27 andere werken uit paleis Soestdijk geveild via het Notaris Fischerhuis, Sotheby’s-Amsterdam en voor een recordgedrag van 66.750 euro aangekocht door kunstbedrijf Simonis & Buunk in Ede, waarna is dit topwerk van Koster voor 88.000 euro werd aangeboden met als toeschrijving de kwekerij ‘Leeuwenstein’ in Hillegom. Bij dezelfde veiling is ook een aquarel van H.W.Mesdag: ‘Bomschuiten in de Branding’ door Simonis en Buunk in Ede aangekocht. Eerder is door Simonis en Buunk het schilderij van A.L.Koster verkocht: ‘Velden met hyacinten en rietschelven bij Heemstede’.
Aanvullende informatie: maart 2011 is bij Sotheby’s Amsterdam een collectie kunstvoorwerpen uit koninklijk bezit geveild voor een totaalbedrag van 6.985.659 euro. De auctie met kunst uit het bezit van Juliana had plaats in opdracht van van de erven: koningin Beatrix en de prinsessen Irene, Margriet en Christina. De helft van de opbrengst was bestemd voor goede doelen. Bovenstaand doek van A.L.Koster is verkocht onder de titel: ‘arbeiders aan het werk op een tulpenveld’. De geschatte waarde bedroeg 6.000 tot 7.000 euro. Dankzij meer dan 20 bieders is het schilderij afgeslagen voor 66.750 euro, een nieuw recordbedrag voor Koster. De toeschrijving aan ‘Leeuwenstein’ is van de Edese kunstfirma, die het doek dat vroeger hing in appartement 117 van paleis Soestdijk intussen heeft verkocht. Het schilderij was te zien op de tentoonstelling ‘Zo Hollands’ van 24 juni tot 11 september 2011 in het Frans Hals Museum/De Hallen in Haarlem.
A.L.Koster: Bloeiende tulpenvelden en vruchtbomen rond Haarlem (Simonis & Buunk)
Bloembollenvelden bij Haarlem
Bloembollenvelden aan de Dageraad bij Bennebroek door A.L.Koster
=========================================================
‘In het tehuis Ida te Haarlem is eind mei 1937 op 77-jarige leeftijd overleden de kunstschilder A.L.Koster. Begin twintigste eeuw heeft hij enkele jaren in her pand Koninginneweg 69 Haarlem gewoond. Vóór die tijd woonde hij in de Frans Halsstraat. Koster was op 8 augustus 1859 in Terneuzen geboren. Voordat hij naar Haarlem en ten slotte Heemstede verhuisde, heeft hij enkele jaren in Den Haag en Rijswijk gewoond en gewerkt. In Den Haag was hij leraar tekenen op de H.B.S.. Tussen 1902 en 1905 woonde hij aan de Koninginneweg. Daarna verhuisde hij naar Heemstede, waar hij lange tijd aan de Koediefslaan woonde. Zijn artistieke kwaliteiten hebben zich ontwikkeld aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag in samenwerking met schilders als H.W.Mesdag en G.Henkes, en volgde hij etslessen. In Nederland is hij bekend geworden als schilder van landschappen en vooral bloembollenvelden. Van de bloeiende bloembollenvelden maakte hij schetsen en tekeningen, die hij thuis in zijn atelier uitwerkte. Meer dan 25 jaar was hij voorzitter van het Tekencollege ‘Kunst Zij Ons Doel’. Na zijn aftreden werd hij daar erevoorzitter, en werkend lid van het Genootschap ‘Pulchri Studio’ in Den Haag. Ook was hij secretaris van het Fonds voor Nederlandse Beeldende Kunstenaars en hun Weduwen en Wezen (Stichting W.Oppenoorth). Hij overleed in Haarlem op 28 mei 1937 op 77-jarige leeftijd en werd begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Kleverlaan’. (Marcel Bulte, in boek ‘Koninginnebuurt, 2009). In 1936 was Koster nog geopereerd in het Joles ziekenhuis. November 1937 is een eretentoonstelling van zijn werk georganiseerd in het Frans Halsmuseum. Mevrouw Meeter-Negrijn die Koster de laatste jaren van zijn leven thuis verzorgde overleed zelf pas in 1951 op 86-jarige leeftijd en wwerd bedrageven in Heemstede. Zij was in Heemstede jarenlang presidente van de Vereniging voor Vrede. Vanwege zijn specialisatie in bloemen werd Anton Koster door zijn collega’s soms ‘Anton Tulp’ genoemd.
Herman Terhorst schreef over bovenstaand schilderij: ‘je ziet de arbeiders knielen over een bed violen. De bollenvelden en alles eromheen is weliswaar verdwenen ten gunste van een straat met woningen, maar het huisje van Beneductus de Spinoza staat gelukkig nog overeind en bevindt zich in goede conditie’.
A.L.Koster: Haarlem-Noord, nabij de Houtvaart ter hoogte van de Broekenboerderij bij de Vlaamse brug. Op de achtergrond de oude Bavokerk [Marcel Bulte en Wim Post: Bloeiende bedrijvigheid, 2002, pagina’s 70-71 en 115]
In het boek BLOEMEN ACHTER DE DUINEN (Rebo productions, 1987), door Herman van Amsterdam en Peter van der Voort is een deel gewijd aan SCHILDERIJEN met werken van buitenlandse en Nederlandse kunstenaars, zoals Claude Monet, George Hitschcock, Joseph Raphael, Daniël Noteboom, Jean-Léon Gérome, Bernardus P.Viegers, Vincent van Gogh, Gerrit W.Dijsselhof, Johan Jeuken, Adriaan C.van Noort, Floris Verster, Pieter Korsuize, Jan Toorop, Willem A.Wassenaar, Cees van den Berg, Jan S.Knikker jr., Wendelien Schönfeld, Ferdinand Hart Nibbrig, Arend Jan van Driesten, Arnoud van Gilst, Gari Melchers, Marjolijn Juray, J.Pasman, Domien van Baalen en Frank S.Herrmann Daarin zijn ook niet minder dan 12 reproducties van bloembollendoeken opgenomen door Anton Koster (1859-1931) over wie staat geschreven: ‘Het meest produktief als het om schilderijen in de Bollenstreek gaat, heeft in sommige van zijn werken de velden weergegeven zoals ze in werkelijkheid zijn (strak en in heldere kleurbanen) en andere keren weer gekozen voor een speelsere uitbeelding van dat uitbundig gebloei’. Onderstaand zijn de 12 schilderijen afgebeeld:
Boslandschap rond Haarlem door A.L.Koster (Frans Hals Museum)
De buitens Sparenrust (in 1960 afgebroken) en Vlietzorg (met links daarvan de Orangerie) aan het Spaarne door A.L.Koster, circa 1910
A.L.Koster Langs het Spaarne (‘de Kom’) in Haarlem, 1895. In bezit van Galerie Nieuw Schoten. Eerder verkocht deze galerie het doek van Koster: ‘De Hertenkamp in de Haarlemmerhout te Haarlem’, in 2011 ook geveild bij De Eland: De Zon: Loth Gijselman, Amsterdam
Gezicht met bedrijvigheid op het Spaarne nabij de Hoofdwacht door A.L.Koster
De Kloveniersschuttersdoelen in Haarlem door A.L.Koster, circa 1895
Groentenveiling op het Spaarne, hoek Koudenhorn. Tekening met krijt in kleuren door A.L.Koster uit 1925 (NHA)
A.L.Koster: tekening van bruggetje bij Hillegom, 1927 (NHA)
Teylers Museum beschikt over een grote collectie bloementekeningen van A.L.Koster: een selectie:
Tekeningen van A.L.Koster als illustraties in boeken:
Bovenstaande kasteeltekening is te vinden in het boek ‘In ’t Land van Geldern’ in serie wandelingen door Jacobus Craandijk, 1900. Bevat van A.L.Koster nog de volgende illustraties; titeltekening met kaart van Slichtenhorst; plattegrond der stad Gelder naar Slichtenhorst 1654; het raadhuis te Geldern; het slot te Geldern volgens Blaeu 1659; het slot Haag bij Geldern; bijgebouwen van het slot Haag; ’t huis Gessel; watermolen bij Wetten; voorgebouw van Golten; ’t slot Vlasrath; kerk te Straelen; het klooster Sandt; ’t huis Coul; Holtheide; voorgebouw van het huis Steeg; ’t huis Grootelaer; eik in ’t park bij Kriekenbeek; ingang van het voormalig klooster ‘s-Gravendaal; Kriekenbeek; ’t slot Wissen; grafsteden der graven en hertogen van Geldern te Gravendaal; vaandel met wapen van Schaesberg.
Van A.L.Koster, in: De Aarde en haar Volken, 1901, nummer 14: ‘In de buurt van Nijmegen; Ravestein van den Singel gezien; het kasteel te Groesbeek naar een kaart van 15 november 1570; het meer bij Wychen; pont te Ravestein; nummer 15: ruïne van het kasteel te Batenburg; Hernen, achterzijde; ’t kasteel Hernen voorzijde; nummer 16: ruïne der kapel van St.Walrik; oude boerderij te Horssen; Afferden; kerk te Ewijk; het kasteel.
Illustraties van A.L.Koster in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift [EGM] 4 (1894) 7, p. 308, 310, 312, 315, 316 en passim; en Elsevoer’s Geïllustreerd Maandschrift 4 (1894) deel 8, p.514 etc. Voorts in EGM 1893/12/IX; 1895/4/IX; 1895/3/2x; 1895/6/IX; 1895/10/IX; 1895/11/IX; 1896/1/IX; 1897/4/IX; 1896/4/IX; 1896/10/IX; 1896/11/IX; 1897/4/IX; 1897/7/IX; 1898/3/IX; 1898/8/IX. [EGM, A.L.Koster, ‘Maastricht’, p. 215,396,397,398,400,401,402,403,404,405. EGM. ‘H.W.Jansen’, 1894, pagina 585; EGM J.Hoyinck van Papendrecht” , 1898, pagina 385]
Catalogi en secondaire literatuur A.L.Koster
-Noord-Hollands Archief, locatie Kleine Houtweg, bibliotheekcollectie Heemstede/regio, map in archiefdoos 171.
-Catalogus der tentoonstelling van schilderijen door A.L.Koster. Amsterdam, Buffa, 1901-1905 – 1901-1906.
-Catalogus van schilderijenm en tekeningen door A.N.Koning en A.L.Koster te Haarlem. Utrecht, Genootschap Kunstliefde, z.j.
-Tentoonstellingscatalogus. Amsterdam, 1888, catalogusnummer 134: Zomerdag aan de voet van ’t duin; 135: ’t zonnige huisje te Rijswijk.
-A.L.Koster. ‘H.W.Jansen’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 4 (1894), p.584-601,
-H.F.Boot, ‘Anton Louis Koster, kunstschilder, 1859-1937’. In Haerlem haarboek 1937, p.25.
-Gedenkboek uitgegeven door Kunst Zij Ons Doel. Haarlem, 1971.
-Michael Huig. De bloei van Haarlem. Kunstleven aan het begin van de twintigste eeuw. Bussum, Thoth, 2001.
Aart van der Kuijl. Kunst Zij Ons Doel, 175 jaar Wel & Wee van een Haarlemse Kunstenaarsvereniging. 1996
-Jaap Versteegh, ‘Een generatieconflict in woord en beeld. Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 1891-1900′. In: Kunstlicht 24 (2003), p.32.
-Jaap Versteegh, ‘Verandering tot die richting beteekent voor mij: zelfmoord’. De kentering in de eerste tien jaren van Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift’. In: De Boekenwereld 20 (2003-2004), p. 150.
KUNST ZIJ ONS DOEL-Haarlem:
Receptie in de zaal van het Waaggebouw ter gelegenheid van de zeventigste geboortedag van A.L.Koster, erevoorzitter van Kunst Zij Ons Doel. 8 augustus 1929
Bestuur van Kunst Zij Ons Doel (KZOD) in 1916 met van links naar rechts: Hendrik van Borssum Buisman, Post, Reinier Heiloo, Henri Boot, de zaalbediende staande, voorzitter A.L.Koster, secretaris Adriaan Miolée, Hendrik Jan Wesseling, Jan Wiegman en Herman Heuff. Zaalknecht was de heer Hessels
A.L.Koster, in zijn huis aan de Koediefslaan bladerend in een boek
Plaatsen waar A.L.Koster heeft gewoond of verbleven:
Portretfoto van A.L.Koster uit de tijd dat hij tekenleraar in Den Haag was
Terneuzen vanaf 1859
Pyreneeën (Zuid-Frankrijk, Noord-Spanje 1883-1884
Den Haag-Scheveningen 1880-1885
Rijswijk 1886-1890
Haarlem 1891-1895 Frans Halsstraat
Gaanderen (Doetinchem) 1898
‘s-Heerenbergh (Bergh) 1902
Haarlem 1902-1905 Koninginneweg (als eerste bewoner van een in 1900 gebouwd huis
Heemstede 1905-1924, Spruitenbosstraat 21 (1)
Heemstede 1924-1937, Koediefslaan 64 [zijn kunstbroeder en vriend Herman Heuff woonde op het adres Koediefslaan 69].
Artikel: ‘Haarlemsche schilders van dezen tijd”: A.L.KOSTER door J.H.de Bois (H.D.14-5-1926)
‘Zooals er een Coster-legende bestaat, die vooral door diens bedillers in het Buitenland met voorliefde als zoodanig bestempeld wordt, zoo hebben wij ook een Koster-legende, die echter nimmer uit een vijandelijk kamp is komen overwaaien, eerder door een geestig vriend zijner jeugdjaren gepropageerd is. Er zou namelijk een moment in het leven van den populairsten onzer levende Haarlemsche schilders zijn geweest, waarop hij zich op een tweesprong op den levensweg geplaatst vond en de vraag zich zag voorgelegd: zal ik mijn verder leven met schilderen of met paardrijden vullen? Het is een legende en ge behoeft u dus , waarde lezer, niet te verontrusten bij het denkbeeld dat zelfs de mogelijkheid bestaan heeft dat onze langdurige voorzitter van Kunst zij ons Doel ooit als kunstrijder bij Schumann of Carré carrière heeft gemaakt zou hebben. De aardigheid viel zoo uit den mond van een confrère, die met Koster jong geweest in de Haagsche schildersfeer, zich herinnerde hoe de laatste een zwak voor paarden had, ze graag teekende en schilderde en misschien een Rosa Bonheur ter zijde gestreefd hebben als de eigenaard dier edele dieren wat begeeriger geweest waren naar zijn geschilderde portretten en zich niet met een foto hadden tevreden gesteld. Gelukkig maar weer voor de Kennemer hyacinthen en tulpen, die in dat geval misschien niet aan de beurt waren gekomen. Maar zoover zijn we nog niet; want al was het verleden jaar veertig jaar geleden dat de heer Koster naar Haarlem kwam, daarvoor had hij reeds een respectabelen arbeid achter den rug. Ik wil de spreekwoordelijke accuratesse van den heer Koster nu verder tot voorbeeld nemen en bij het begin beginnen. Dat is zonder twijfel zijn geboorte geweest: te Terneuzen aanschouwde hij in 1859 het levenslicht. Dat zoudt u niet zeggen als U zooals ik een paar weken geleden, hem voor U ziet gaan, met korte kordate haastpasjes en ge probeert hem in te halen zonder uw eigen waardigheid te grabbel te gooien. Niet Terneuzen bedoel ik, doch den leeftijd, die naar de zeventig tippelt, vermoedt ge niet bij den vief stappenden meneer voor U. Maar laten wij toch bij het begin blijven. Niet dagelijks had de Kunst de Terneuzenaar te pakken. Hoevelen heeft ze er nier door de eeuwen heen niet bij den neus gehad! Maar Koster zou eerst…ingenieur worden. Waarom dat plan verlaten is? Ik ben vergeten het hem te vragen. Maar wij kunnen ons dat wel voorstellen. De brug over den Moerdijk was net klaar: een Conrad kon daar roem en eere mee behalen, maar zulk een buitenkansje komt niet vaak voor. De Kunst trekt de jeugd met eerzucht en werklust te sterker aan naar mater ze guller met bekendheid en eerbewijs werkt. En dan: schilder worden in de jaren zeventig, welk een romantiek! Zoo zien wij den jongen Koster met zijn teekeningen zich opmaken om het oordeel in te winnen van hen die dan scherprechters zijn: Mesdag en Gerke Henkes. En ziet, zij zeiden dat het goed was en Koster bezocht de avond-tekenklas der Haagsche Akademie. Nu is de poort der Kunst geopend en de jonge schilder wordt in den Haagschen kring opgenomen. Met Van der Weele, Zilcken en de Zwart werkt hij veel op ’t kleine Loo, buiten Den Haag, dan door Van der Weele en diens jong gezin bewoond. En reeds in 1881, pas 22 jaar oud is hij lid van Pulchri. Hij is er een ernstig werker maar maakt ook al de pretjes van die gulden jaren mee: de kunstenaarsfeesten, met de beroemd gebleven tableaux vivants, de gezellige avonden in het oude Hofje van Nieuwkoop en nog zooveel meer, wat wij, armen, slechts van hooren zeggen kennen. Koster werkt intusschen ijverig verder: hij begint te etsen en die mooie serie prenten ontstaat, die men helaas niet vaak meer ziet: gezichten langs de Vliet van Den Haag naar Leiden. U voelt al lngzamerhand waar het heen moet: we zijn al onderweg naar Haarlem. En in het jaar ’85 komt het zover dat onze schilder zich hier vestigt. Hebben de bloemenvelden hem hierheen getrokken? Neen, die zijn pas langzamerhand in zijn werk een rol gaan spelen, net als op de planken: eerst een klein rolletje, later een hoofdrol. Die bollenvelden in bloei waren in de beeldende kunst nog geen belangrijk sujet geweest. Koster zag in de eerste jaren hier den Belg Courtens aan het werk, die er echt-luministische dingen van maakte. Hij heeft het toen op zijn maniet aangevat en…het heeft een reputatie gevormd. Nog altijd staat hij vrijwel zonder rivalen daar, als de bloemenveldenschilder par excellence. Hart Nibbrig heeft er in zijn jeugd wel eens heel mooie dingen van gemaakt, Dijsselhof op zijn wijze, in later leven, en alleen de Hagenaar Bleckmann doet zo nu en dan een worp in Koster’s tuintje. Jarenlang woonde in de buurt van Bergen een Amerikaan die hetzelfde veld bestreek: ik meen dat hij Hitschcock heette en in Egmond woonde, doch hij schilderde onze velden alleen voor en export: hij plantte er boerinnetjes in met Zeeuwsche kapjes op ’t hoofd; allerliefst, maar een tikje onwaar: Koster bleef altijd artist en gaf eerlijk wat hij zag. En men kent hem ook slechts half zoo men alleen zijn bloemenvelden kent. Bovendien bleef hij niet in Haarlem’s omgeving werken: uit Limburg en Maastricht, uit den Achterhoek en het land van ‘s-Heerenberg bracht hij zeer mooie studies mede naar huis. Zelfs de Pyreneeën werden in de jaren ’83 en ’84 door hem bezocht. Die groote reis ging aan de Haarlemsche jaren vooraf. Tegen verplaatsing heeft onze schilder dus nimmer opgezien. Maar hij is toch Haarlemmer geworden en gebleven en heeft zich dadelijk hier met de confraters één gevoeld en hun lief en leed met een sterk saamhorigheidsgevoel gedeeld. Dat hij in veertig jaar hier aardige figuren uit de Hollandsche kunst kon ontmoeten, wij behoeven maar enkele namen van de langrijksten te noemen om dat te bewijzen: hij vond hier Savrij Senior, Van Rappard, en ouden Scholten en (van de nog levenden) Graadt van Roggen en Veldheer, om van de Doelisten van het oogenblik niet te spreken. Koster heeft zich van den aanvang af voor Kunst zij ons Doel warm gemaakt: hij die in de Pulchri zooveel aardigs ondervonden had, kon weten wat het waard is, een goede kunstenaarsvereeniging te bezitten. Dat K.Z.O.D. geen Pulchri geworden is, het is Koster’s schuld niet. Met de zorg en nauwkeurigheid die hem kenmerken, heeft hij de geschiedenis van het Haarlemsche teekencollege te boek gesteld en daarmede een aardige en waarlijk interessante bijdrage geleverd tot de historie van het kunstleven in Nederland gedurende honderd jaar, en doorleefd buiten de beide centra Den Haag en Amsterdam. Locale historie, zoo ge wilt, doch daarom juist niet zonder belang. Drie en twintig jaar lang heeft Koster in zijn vereeniging den voorzittershamer gehanteerd. Moge de liefhebberij voor een dergelijke meer maatschappelijk getinte bezigheid bij artisten al een zeldzaamheid zijn, nog zeldzamer wordt het geval zoo al die bezigheden zoo voorbeeldig verricht worden. En zoo zal men Koster nimmer in zijn volle waarde kunnen zien dan wanneer wij een dier maatschappelijke fundaties binnen de sfeer eener portretschets trekken, zooals wij die hier als eenvoudige notitie aanbieden. Ik bedoel het “Fonds voor Nederlandsche Beeldende Kunstenaars en hunne Weduwen en Weezen.” Dit is een fonds, indertijd heel bescheiden opgericht, doch dat , doordat alleen de rente voor uitkeeringen aan hulpbehoevenden benut wordt, toch, zij het bescheiden alweer, blijft groeien. Koster behoorde met Oppenoorth tot de oprichters en nog steeds met mannen als Wolbers (ook een oud-Haarlemmer) en Steelink tot de bestuurders. Als er mettertijd sprake van mocht zijn Koster te huldigen, – op zijn zeventigsten verjaardag bijvoorbeeld – zou dat zeker niet mooier kunnen gebeuren dan door een flinke duit in het zakje van dat humanitaire fonds te werpen. Dan zal hij vermoed ik, eerst recht het verheugd-verbaasde gezicht zetten dat onze teekenaar naar hem hierboven heeft toebedeeld. Eigenlijk is het nu jammer dat teekenaar en verslaggever hun tijd vooruitloopen en de aardigheid van de verrassing bederven. Maar aan de andere kant, als er een maecenas onder mijn lezers is, behoeft hij niet noodzakelijk drie jaar te wachten. De schets van Koster’s activiteit zou onvoltooid blijven als wij hem op deze plaats als collega-krantenschrijver herdachten. Voor Elzevier’s Maandschrift voor Woord en Beeld heeft hij opstellen gemaakt en van illustraties voorzien over Maastricht, over Geldern, over het land van Maas en Waal. En nog versch liggen in mijn geheugen de keurig gestyleerde brieven die hij in 1917 uit Kopenhagen aan het Handelsblad schreef over Kunst en Kunstenaars van het land waar hij vertoefde om een deel van Neerlands Kunst te introduceeren. Een deel…want Koster heeft een uitgesproken voorkuur: ’t is Haagsche school wat de klok slaat en daarbuiten is bij hem geen heil. Maar daar verzoenen wij ons mee: beter naar één kant, maar gaaf, dan naar alle zijden incompleet. En Koster is: “a perfect gentleman”.’ J.H.de Bois
- Portretvan A.L.Koster op circa 70jarige leeftijd
- A.L.Koster overleed in 1937 in huize Ida, Westerhoutpark Haarlem
- Vooringang Koediefslaan 64 Heemstede, waar Koster woonde van 1924 tot zijn overlijden in 1937, de laatste jaren van zijn leven verzorgd door de inwonende mevrouw C. Meeter-Negrijn
- (1) In 1903 is in het nieuwe Bosch en Vaartkwartier (toen nog gemeente Heemstede) een gevelwedstrijd uitgeschreven. Twintig jaar na deze wedstrijd, namelijk op 29 oktober 1922, heeft kunstschilder A.L.Koster, woonachtig Spruitenbosstraat 21, een brief gezonden naar de burgemeester van Heemstede jonkheer Van Doorn die met de afwikkeling van de zaak was belast. Hij had als een der eersten van de aangewezen percelen bebouwd en was benieuwd ho het nu met wedstrijd zat. Nadien zijn alle eigenaren van de zestig panden aangeschreven. In 1927 meldden zich uiteindelijk slechts 16 deelnemers, waarbij het om 28 woonhuizen ging. Als voorzitter van de jury werd de befaamde architect H.P.Berlage aangezocht met als leden de architecten H.van der Kloot Meyburg en B.Hoogstraten. Eersteprijswinnaar werd de eigenaar van het blok Oranjeplein 7-11 en de tweede prijs is gedeeld door de eigenaren van de panden Spruitenbosstraat 14 (met beeldhouwer Louis J.Vreugde als zowel eigenaar als ontwerper) en Oranjeplein 26 (met C.L.S.Kramer als eigenaar en W.Groenewegen als architect). De afwikkeling van de eerste prijs zou door allerlei conflicten met meerdere opeenvolgende eigenaars nog tien jaar duren tot 1937 toen na diverse juridische procedures voor de rechtbank uitgevochten in 1937 het Hof tot een beslissing kwam dat de eerste prijs door 2 personen moest worden gedeeld.
Bericht omtrent overlijden van kunstenaar A.L.Koster (Het Vaderland, 30 mei 1937)
Na zijn overlijden publiceerde kunstbroeder H.F.Boot de volgende necrologie gewijd aan Anton Louis Koster in Haerlem Jaarboek 1937 (1938, p.24-28). ‘Hij werd in het jaar 1859 in Terneuzen geboren. Daar zijn vader vele jaren referendaris bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken was, bracht hij zijn jeugd in Den Haag door. Op de Hogere Burgerschool viel zijn begaafdheid voor het tekenen op. Men raadpleegde de schilders H.W.Mesdag en G.Henkes, die hun fiat gaven dat Koster de vierde klasse der H.B.S. zou verwisselen met de eerste klasse der H.B.S. zou verwisselen met de eerste klasse der Teeken- en Schilderacademie. De Haagse schildersschool, zoals die zich in die tijd ontwikkelde tot een vrijere penseelstreek en een gullere kijk op de kleur, had hij direct in zijn omgeving. Vooral toen hij de academie verlaten had omstreeks 1880 en zijn studie op eigen gelegenheid begon, werd het schilderachtig genootschap Pulichri Studio een belangrijke aanraking voor hem. Aan vrolijkheid ontbrak het dar niet en het zullen wel de Zaterdagavondbijeenkomsten in het Hofje van Nieuwkoop geweest zijn en de glorieuze kunst- en feestavonden van dit gezelschap, waar Koster zich de grote gemakkelijkheid eigen maakte om met collega’s om te gaan. Met de groten dezer school deelde hij hun belangstelling voor de oud-Hollandse meesters. Een treffend bewijs hiervan is de knappe kopie, die hij schilderde naar het schilderij ‘de Steengroeve’ van de schilder Abr. Jansz. Begeyn in het Mauritshuis. Een samenwonen met Th.Zilcken bracht hem tot de etskunst. Hij maakte o.a. een serie van twaalf etsen met als onderwerp de trekvaart van Den Haag naar Delft, voordat deze ten behoeve van de vaartverbetering belangrijke wijzigingen onderging en daarmede merkwaardige gebouwen kwamen te vervallen. Deze serie, waarbij Johan Gram een beschrijvende tekst leverde, werd tot een blijvend geheel verzameld door de uitgave in 1892 bij de firma Mouton in Den Haag. Na zijn huwelijk met mejuffrouw B.E.Jongbloed vestigde Koster zich te Haarlem. Uit dit huwelijk werden twee zoons en een dochter geboren. Somtijds werkzaam te ’s Heerenberg, ook enige jaren met zijn gezin woonachtig te Ganderen bij Terborg, stammen uit die tijd de pentekeningen naar kastelen, oude steden en landschappen, welke men aantreft in de afleveringen van Elsevier’s Maandschrift met begeleidende tekst van Mr. E.van Thol Meiren. Pentekeningen van het eiland Walcheren en van de steden Middelburg en Vlissingen volgden, ingeleid door F.Nagtglas. In 1906 vestigde Koster zich weer te Haarlem, waar de schilderijen der bloembollenvelden ontstonden, waarbij hij er naar streefde de eentonigheid der uitgestrekte velden te vermijden en hij die punten koos waar de bloem zelf als decoratief onderdeel van de schilderachtige natuurpartij het beste uitkwam. Successen op binnen- en buitenlandse tentoonstellingen bleef niet uit. In 1916 ontving hij de gouden medaille, door Hare Majesteit de Koningin beschikbaar gesteld, op een schilderij, dat tentoongesteld was op ‘Art et Amicitiae’. Met de schilders N.Bastert en Edzard Koning organiseerde hij meermalen exposities in verschillende steden van het land. In het Regeringscomité werkte hij aan de inrichting van de Nederlandse afdeling der Biënnale te Venetië. Na reizen naar Denemarken en Noorwegen was hij medeoprichter van een Fonds voor weduwen en wezen van schilders, In 1895 werd hij gekozen tot voorzitter van het Tekencollge ‘Kunst zij ons Doel’en bleef dat omstreeks vijf jaar. In 1905 wederom in die functie bleef hij dit tot 1923. De bloei van deze vereniging had zijn grote belangstelling. In 1923 bood het genootschap hem het ere-voorzitterschap aan en als zodanig bleef hij nog vele jaren actief deelnemen aan het verenigingsleven. Tot zijn gezondheidstoestand hem dat niet meer toeliet en hij is verzorgd door de sinds 1924 inwonende weduwe mevrouw C.G.Meeter-Negrijn, Koediefslaan 64 in Heemstede, heeft hij het huis niet meer verlaten, maar bleven de vele vriendschappelijke betrekkingen tussen en de leden bestaan tot aan zijn dood, die op 26 mei van het jaar 1937 in een rusthuis te Haarlem volgde’.
A.L.Koster is begraven op de begraafplaats Kleverlaan in Haarlem. [boek Kleverlaan; de geschiedenis van een begraafplaats, grafnummer 1210, pagina 113]. Uit het al in 1919 gebroken huwelijk is 1 zoon en 1 dochter geboren. Nadien verhuurde Koster kamers in het pand aan de Spruitenbosstraat aan mevrouw Meeter-Negrijn en haar dienstbode en na een onderbreking nam genoemde weduwe in 1922 weer haar intrek bij Koster en verhuisde zij in 1924 mee naar het huis in de Koediefslaan.
In bovengenoemd fotoboek: BLOEMEN ACHTER DE DUINEN, samengesteld door Herman van Amsterdam en Peter van der Voort (Sassenheim, Rebo Productions, 1987) zijn in het deel ‘SCHILDERIJEN’ de volgende werken (bloembollenvelden) van A.L.Koster opgenomen: 8. Pastel uit particuliere collectie; 12 Tulpenbelden, olieverf, particuliere collectie; 19 Arbeiders in het veld, ex-collectie kunsthandel Polak; 22 Pastel, particuliere collectie; 23 Aquarel, particuliere collectie: 26 Olieverf, particuliere collectie; 34 In volle bloei, particuliere collectie; 36 Olieverf, particuliere collectie; 38 Schuit met hyacinthbloemen, olieverf, particuliere collectie; 40 Tulpenvelden met bloeiende meidoorn, particuliere collectie; 42 Bloemen op vuilnishoop, particuliere collectie; 45 Rijnsburg, Teylersmuseum Haarlem
Een artikel over A.L.Koster is door Anja Kroon gepubliceerd in Heerlijkheden, 2011, nummer 150, p.7-12. Geschonken aan de Heemsteedse bibliotheek door de Haarlemse kunstverzamelaar D.Stigter bevinden zich drie gravures van A.L.Koster in bezit van de Historische Vereniging Heemstede Bennebroek, te weten: 1) ets: Huis aan het water, 7,5 cm. hoog en 12 cm. breed. Links onder in koper gegraveerd A.L.Koster. Ook persoonlijk gesigneerd + aquaforte. In passepartout; 2) Duinlandschap met wandelende persoon. 22,5 cm. x 15.2 cm. Niet gesigneerd. Op achterzijde gedateerd: 1891; 3) De landweg. 21,5 x 30,5 cm. Links onder gegraveerd A.L.Koster. Voorts ondertekend + aquaforte. Licht beschadigd aan randen. Circa 1894 vervaardigd voor portefeuille van de Nederlandse Etsclub als nummer 21. Documentatie In: Noord-Hollands Archief, locatie Kleine Houtweg, Heemstede/regiocollectie, map in archiefdoos 171
P.S. Van kunstverzamelaar D.Stigter ontving de bibliotheek Heemstede (thans in archief HVHB) drie kopergravures van A.L.Koster:
-ets Huis aan het water. 7.5cm. hoog en 12cm. breed. Links onder in koper gegraveerd: A.L.Koster. Ook persoonlijk gesigneerd + aquaforte, in passepartout;
-Duinlandschap met wandelende persoon. 22,5 x 15,2cm. Niet gesigneerd. Op de achterzijde gedateerd: 1891;
-De landweg. 21,5 x 30,5 cm. Links onder gegraveerd: A.L.Koster. Voorts ondertekend + aquaforte. Licht beschadigd aan randen. Circa 1894 vervaardigd voor portefeuille van de Nederlandse etsclub (nummer 21).
============VERVOLG LOUIS HARTZ============
In 2002 is werk van Louis Hartz tentoongesteld in het Noordbrabants Museum in Den Bosch tijdens de expositie ‘Liefde op het eerste gezicht’. Verder organiseerde kunsthandelaar Gertjan Keiser van galerie AmstelArt aan het Wilhelminaplein te Heemstede een tentoonstelling in het najaar van 2009 onder de titel: ‘Louis Hartz, schilder van het coloriet’ Bij besluit van 25 maart 1928 is in Haarlem een plein vernoemd naar Louis Hartz. Hij wordt vermeld in Scheen en andere encyclopedieën, evenals in het standaardwerk over moderne Haarlemse kunstenaars van Michael Huig: ‘De bloei van Haarlem; kunstleven aan het begin van de twintigste eeuw’. Bussum, uitgeverij Thoth, 2001, gelijktijdig verschenen met de expositie ‘De bloei van Haarlem’.
Noten
(1) Dankzij Het Joods Historisch Museum en Edmond Visser is het volgende overgeleverd: “Op 14 jarige leeftijd ging Louis Hartz naar de Academie voor Beeldende Kunst in Amsterdam. Hier kreeg hij onder andere les van August Allébé en Jan Voerman. Op 16-jarige leeftijd was Louis inmiddels toegekomen aan de klas voor naaktstudie. Allébé vond de jeugdige Hartz nog te jong voor die klas. Edmond Visser vertelde daar in 1925 in ‘De Vrijdagavond’ de volgende anekdote over: Allébé liet hem bij zich komen en zei: “Ja u bent wel wat jong voor die kas.” Geen antwoord. Een verlegen stilzwijgen. Ook professor Allébé wist zo gauw niet wat hij verder zou zeggen, redde zich uit de situatie: “Wilt u een sigaar?” En het antwoord was: “Professor, dank u, ik ben nog te jong om te roken.” Hartz werd uiteindelijk toch toegelaten tot de naaktklas”.
Rabbijn S.Ph.de Vries uit Haarlem met boek ; portret door Louis Hartz , 1935, (Joods Historisch Museum). Simon Philip de Vries is in 1870 geboren en op 24 maart 1944 vermoord in Bergen-Belsen
Portret van Martinus T.Houtsma door Louis Hartz (Utrecht, Universiteitsmuseum)
Professor J.J.Hartman; hoogleraar Latijn, door Louis Hartz, 1916 (Leiden)
Professor Leopold van Itallie, hoogleraar farmacie en toxicologie, Leiden; door Louis Hartz
J.H.Bierens de Haan (1866-1943), Universiteit van Amsterdam; door Louis Hartz
Professor H.Y.Groenenwegen (1861-1930); door Louis Hartz, 1925 (Universiteit Amsterdam)
Portret van pianiste en componiste Henriëtte Bosmans, door Louis Hartz, circa 1930-1935
(2) In nieuwsblad ‘Het Vaderland’ stond op 22 oktober 1935 het volgende bericht over de begrafenis: “Op de algemeene begraafplaats te Heemstede is hedenmorgen onder zeer veel belangstelling het stoffelijk overschot van den schilder Louis Hartz teraardebesteld. Aanwezig waren o.a. de heer H.Boot en J.Wiegman, namens het teekencollege Kunst zij ons Doel te Haarlem, de heer G.D.Gratama, directeur van het Frans Hals Museum te Haarlem, prof.L.van Itallie, de beeldhouwer Mendes da Costa, dr.W.B.Smit, directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst te Haarlem, de heer C.C.van Hees, oud-directeur van den Stadsschouwburg te Haarlem, en mr.L.G.van Dam. In de aula sprak de heer H.Boot, voorzitter van het teekencollege Kunst zij ons Doel te Haarlem. Louis Hartz was iemand met groote energie en een wijzen verstandigen geest. Zijn groote begaafdheid stelde hem in staat een der beste portretschilders van ons land te worden. Namens Kunst zij ons Doel bracht spreker een laatsten eerbiedigen groet aan het medelid, dat alom bemind en geacht was. Hierna had de teraardebestelling plaats. De echtgenoote van den ontslapenen sprak enkele woorden van dank.”
(3) In genoemde publicatie worden behalve Louis Hartz de volgende kunstenaars en kunstnijveraars genoemd, die ook in Heemstede woonachtig waren: Agnes Bijvoet, Louis Boermeester, Anna Jacoba Bosscha, G.H.G.von Brucken Fock, Jo Daemen, H.A.van den Eijnde, Dirk Harting, Herman Heuff, A.L.Koster, Herman Kruyder, Jo Kruyder-Bouman, Jacobus le Nobel, Jan Le Nobel, Nico Schrier, Frans Vos, Herman Vreedenburgh, Mathé van der Weiden, Jan Wiegman en Dik Johan Wolbers. Hans Krol
Louis Hartz. Parkgezicht. Olieverfdoek uit 1907
Louis Hartz: Centraal Station Gezicht op Westerdoksdijk in Amsterdam (Amsterdam Museum)
SAMUEL LOUIS (SEM) HARTZ (1912-1995), grafisch kunstenaar en zoon van Louis Hartz
Op bovenstaande foto van de zesde klas Voorwegschool in 1923 zien we van links naar rechts: Sem Hartz, Dik Zuidhof, onbekend, Anton Duiveman, Gré de Jong, Bernard Cliteur, Marijke van Doorn (dochter van burgemeester), Tinus Slinger, Ali Wildeboer, Hugo Sauman, Trees Stijnhof, Willem Eveleens, Frans Kleibrink, Hansje Harting (vooraan, dochter van kunstenaar Dirk Harting), Piet Visser, Peter Woudenberg, onbekend.
Zoon Louis (Oela) Hartz, geboren in 1916
Oela(h) Hartz (1916-1965)
Bovenstaande foto toont de zesde klas van de nieuwe ‘Dreefschool’ najaar 1929 – toen het schoolgebouw aan de Heemsteedse Dreef nog werd gebouwd – en is genomen in de tuin van de villa ‘Djokjakarta’ aan de Kerklaan. De leerlingen kwamen veelal van de vijfde klas van de Voorwegschool. Bovenste rij zien we van links naar rechts: G.S.Hackenberg, Lizzie Sara Maij (de latere schrijfster), onbekend, Coba Zieren, Corry Molenaar, onbekend, onbekend, (hoofd)meester D.Kikkert, Carla v.d.Sluis, Corry Stefels, onbekend, Sjaantje Kolk, onbekend, Jopie Eggers, Catotje Verburg. Middelste rij: Henk den Belder, Jaap Fontein, Piet van Veen, Jaap v.d.Laag, Evert Slijper, Jan Hellings, Han Bakker, Wim van Breda, Simon Hellings, Tonny Dallemagne. Voorste rij: George Simons, Jan Uvenhoven, Rob Tonus, V.d.Pols, Jilles Schelling, Louis (‘Oela’) Hartz, Wim Verspoor, George Leih, Henk Leloux.
APPENDIX: TEKENINGEN VAN LOUIS HARTZ IN BEZIT VAN TEYLERS MUSEUM HAARLEM, allen uit 1935
Louis Hartz: zeegezicht
Louis Hartz: watergezicht met twee schepen
Louis Hartz: schelpenvisser met paard en wagen
Louis Hartz: gezicht op zee met wolkbreuk
Louis Hartz: schelpenvisser aan zee met paard en wagen
Louis Hartz: aan de vloedlijn met 2 personen en 2 boten, 1935
Tekening van een in 1935 overleden Louis Hartz, vervaardigd door zijn zoon Sem Hartz
Zie ook: Louis Hartz, een bijna vergeten kunstschilder, door Marc de Bruijn, in: HeerlijkHeden,nummer 191, winter 2022, p.16-20.
Onderstaand enkele tekeningen uit een schetsboek via een handelaar verworven afkomstig uit de nalatenschap van S.L.Hartz, in particuliere collectie, gedateerd 1931. Mogelijk getekend door diens vader Louis Hartz, ofschoon vooralsnog niet uitgesloten kan worden dat de schetsjes van Sem Hartz zelf aanwezig zijn. De jongeman (met geliefde aangeduid als “Het joodsche Bruidje”) lijkt vrij zeker Samuel Louis Hartz.
“De Arnolfini’s” , 22-1931 [een mogelijk verwijzing naar Giovanni Arnolfini en dien echtgenote, in 1434 samen geportretterd door Jan van Eyck]
===========
=========
Aatje gezegd:
Ik heb een krijttekening van louis Hartz
Mary Eggermont-Molenaar gezegd:
Zeven van Hartzs schilderwerken bevonden zich ooit in de William Van Horne collectie te Montreal, zie:
Mary E.M.
Calgary
GertJan Keizer gezegd:
Mooi dit artikel over Louis Hartz. Ik wist niet dat hij bevriend was met Anton Koster die op de Koediefslaan woonde. Is bij u bekend met wie Anton Koster gehuwd was?
Hans Krol gezegd:
Gertjan, Anton Koster is in 1890 getrouwd met Bastiana Jongbloed. Drie jaar later i hun enige dochter in Haarlem geboren. Met vriendelijke groet, Hans Krol
Kees van der Veen gezegd:
Recent heb ik in een kringloopwinkel een stilleven (olieverf op doek, afbeelding bloemen in vaas) van Louis Hartz gekocht.
Schilderij dateert uit 1916 en linksonder in het werk voluit gesigneerd en voorzien van de toevoeging voor “vriend Hans” (tenminste dat is wat ik er uit op maak.
Wie was deze vriend Hans?
Alvast dank voor uw reactie.
Met vriendelijke groet, Kees.
Hans Krol gezegd:
Mogelijk een kunstbroeder, maar welke kan ik op dit moment niet zeggen. Indien gewenst en de mogelijkheid bestaat een scan te sturen kan ik de afbeelding op de Louis Hartz-site plaatsen. Mvg. jlpmkrol@tiscali.nl
Loek Kemming gezegd:
Anton Koster heeft enige jaren in het Gelders Gaanderen en ‘s-Heerenberg doorgebracht. Kent iemand misschien werk dat hij in die plaatsen vervaardigd heeft?
Hans Krol gezegd:
In 2017 verscheen een boek bij museum De Zwarte Tulp in Lisse gewijd aan ‘Anton L. Koster 1859-1937; schilder van bloembollenvelden’. Daarin is op p.27 en 28 een hoofdstuk gewijd aan de Achterhoek (Gaanderen, kasteel van ‘s-Heerenberg) en zijn de volgende drie illustraties van Koster opgenomen: 1) tekening van kasteel Keppel; 2) pentekening van het Montferland bij ‘s-Heerenberg; 3) pentekening van de Waterstraat te Doetinchem.
Loek Kemming gezegd:
Dank je wel, Hans. Ik ga het boek aanschaffen.
Henny Berendsen gezegd:
Beste Loek, Hij heeft in de Achterhoek veel meer werk geproduceerd o.a. in Terborg en Megchelen resp. Huis Wisch en de Zwanenburg. Het boek AL Koster de bloembollenschilder is helaas antiquarisch ook niet meer te verkrijgen.
Koster heeft ook enkele jaren in de rentmeesterwoning nabij huis Bergh in ‘s Heerenberg gewoont.